Eskimo's voeren verloren strijd tegen de olie CBR BESTAAT VIJFTIG JAAR Als er een olielekkage dan kan het eskimo-volk wel [npakken ZATEl.DAC. 2/ AUGUSTUS 19', Onder auspiciën van de Broederschap van Eski mo's hebben vertegenwoordigers van de Eski mobevolking van Canada, Groenland en Alaska kort geleden hun eerste internationale conferen tie gehouden, waarop zij aan hun respectieve re geringen forse eisen hebben gesteld: ze maken aanspraak op land, vragen om bescherming van het milieu en eisen terugtrekking van alle mili taire vestigingen uit hun gebied. Een Eskimogezin in feeste lijk kostuum. Hun dage lijkse leven is niet zo feeste lijk, het is een hard ge vecht om hun rechten. Op die vergadering werd ook beslo- ten tot het instellen van een perma nente internationale commissie - de „Inuit Circumpolar Assembly" - Idie er op toe moet zien dat de rege ringen aan die eisen tegemoet ko- men. „Inuit" betekent „Het Volk" j en dat is de naam, die de Eskimo's I zichzelf geven. En ze zijn helemaal niet blij als buitenstaanders hen a- nders noemen. Deze opwelling van verontwaardi ging onder de Eskimo's heeft vele oorzaken. Gedeeltelijk vloeit zij voort uit de houding die de autori teiten in de loop der jaren tegen over de Eskimo's hebben aange nomen en die volgens hun leiders het midden houdt tussen verwaar lozing en minachting. Maar hun voornaamste zorg is op het ogenblik de dreiging dat ande ren in en rond het Noord- Amerikaanse Poolgebied de ruwe bodemschatten zu,llen gaan exploiteren. Neem het Noord-Westelijk territo rium bijvoorbeeld. Dit alleen maakt veertig procent van het Ca nadese vasteland uit - ongeveer 1.3 miljard vierkante mijl waarin heel Europa zou worden opgeslokt als het door een wonder daarheen zou worden verplaatst - er wonen ech ter maar 42.000 mensen. Olie zoeken De meedogenloze wijze waarop de westerse landen na de oliecrisis van 1973 naar olie zijn gaan zoeken heeft multinationale ontginnings maatschappijen op kostbare ver kenningstochten naar alle kanten van de wereld gestuurd, dus ook naar deze ijswoestijn die tot dan toe werd beschouwd als een onmoge lijke energiebron. Voor het einde van deze eeuw zal Canada een ernstig gebrek aan energie hebben: er kan maar tot in de jaren tachtig voldoende aardgas worden gewonnen, vooropgesteld nog dat de reserves tot aan de rand van het beschavingsgebied volle dig worden geëxploiteerd. Dat brengt twee vragen met zich mee. In de eerste plaats: in hoeverre en op welke manier zullen de Es kimo's profijt trekken van de ex ploitatie van deze bronnen? En ten tweede: hoe kan aardgas en olie worden weggehaald uit gebieden meteen zo verschrikkelijk klimaat, terreinen waarvan de meeste hoog boven Alaska liggen? Door David Haworth Het zijn milieu-technisch bijzonder kwetsbare delen van de wereld omdat het hele jaar de ondergrond er bevroren blijft. De wielen van tractoren hebben in de zomer een werking die jaren kan doorduren. Het gebroken oppervlak begint te smelten en als dat smelt wordt een gewoon spoor een scheur en zo'n scheur wordt vastgezet in het win- terijs, dat acht maanden per jaar kan blijven liggen. De Eskimo's zijn al lange tijd bang voor veel grotere rampen, zoals de explosie in de oliepijpleiding dwars door Alaska. De schade die ontstaat door derge lijke ongelukken kan voor het Ca nadese poolgebied van blijvende aard zijn. Of zoals een van de Eski- tmoleiders het zei: „Als er een grote olielekkage komt, kan het Eskimo volk wel inpakken. Er zal niets voor ons overblijven. Er zal geen vis meer zijn om de zeehonden te voe den en er zullen geen zeehonden meer zijn om de ijsberen tot voeds el te dienen..." „Bodemkrabbers" De oliemaatschappijen hebben in het verleden altijd als antwoord ge geven dat het haast onmogelijk is dat er zo'n ongeluk gebeurt en ze haalden dan het lage aantal onge lukken aan dat met soortgelijke leidingen gebeurt zoals in de Golf van Mexico. Deskundigen, die de Eskimo's van advies dienen - en die komen er genoeg van de universi teiten en uit de grotere Canadese steden - wijzen er echter op dat pas in de jaren zeventig zeldzame ver schijnselen als de „zeebodemkrab bers" werden ontdekt: ijsbergen, grote klompen ijs die afbreken van het noordelijke pakijs, en wel tien meter diep door de zeebodem scheuren. Het is duidelijk dat er onmogelijk een oliepijpleiding kan worden aangelegd die dergelijk geweld kan weerstaan. In elk geval zal het een groot deel van het jaar onmogelijk zijn een op deze manier veroor zaakte breuk met menselijke kracht te dichten of een spuitende oliebron af te stoppen. De Canadese premier Pierre Tru- deau heeft zelf uitgebreid de ver schrikkelijke gevolgen van een dergelijk ongeluk in het noorden uiteengezet. „Het pakijs van de Noordpool is wel het belangrijkste deel van het •aardoppervlak genoemd", zo zei hij onlangs, „want het heeft de tempe ratuur van het noordelijk halfrond onder zijn controle. Het is van le vensbelang voor het mensdom dat het voortdurend in ongeschonden vorm voortbestaat, maar de ern- .stigste dreiging voor liet Noord- poolgebied op het ogenblik is de dreiging van een grote hoeveelheid losgeslagen olie. Die zou zich on middellijk enige meters dik onder het ijs verspreiden. Het zou in feite over een gebied van duizenden vierkante kilometers de allereerste voedingsbronnen vernietigen voor de Eskimo's en de vleesetende wilde dieren." Bezorgd Als de Canadese premier al zo ern stig bezorgd is over zo'n vooruit zicht is het begrijpelijk dat de angst waar de Eskimo's mee leven veel groter is. Maar de druk op het Westen om an dere energievoorraden te vinden dan die welke het Midden-Oosten heeft te bieden is zo groot, dat de Eskimo's niet optimistisch hoeven te zijn. Te laat De Canadezen zijn niet minder ver kwistend in hun energieverbruik dan de Amerikanen en het is duide lijk genoeg dat ze aardgas en olie uit het gebied van de Poolzee nodig hebben, maar deze noodzaak moet op een of andere manier worden ge rijmd met een „ordelijke ontwikke ling" van het noorden en wel een, die volledig rekening houdt met- de belangen der Eskimo's. Er zijn een groot aantal tegenstrij dige beschouwingen over het ant woord op de vraag of dit mogelijk is en ze worden kennelijk ingegeven door eigenbelang. Op het eerste ge zicht zou je zeggen dat dit streven nooit kan worden waargemaakt. De behoefte aan olie is te sterk in te genstrijd met de scherpe resoluties die zijn aangenomen op de confe rentie van de Eskimo's, resoluties die in feite vragen om volledig be heer over de Canadese toendra en het Poolgebied. En hoe rechtvaardig de zaak ook is die de Eskimo's nu bepleiten, het vermoeden blijft dat ze te laat naar voren is gebracht om het gevaar te keren dat hen bedreigt. „De wachttijden voor een rij-examen kunnen straks best oplopen tot vijf maanden in bepaalde gebieden. Dat zal me niets verbazen, want de mensen die nu geen examen kunnen doen omdat ze met vakantie zijn, moeten daarna toch weer .in het normale schema worden geschoven. Het klinkt gek, maar wij - en dus ook de kandidaten - zijn de dupe geworden van deze service aan de aanvragers. Daarnaast zitten we met de vakanties van horecabedrijven die wij als oproepplaats gebruiken. We moeten deze dienstverlening misschien wel beperken, al zal dat ons moeilijk vallen". Door Godfried Heiwig Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen bestaat 1 september vijftig jaar, en ook voorlichter H. W. M. Fokkink zou liever met prettiger berichten deze mijlpaal willen herdenken. De realiteit gebiedt hem echter tot sombere geluiden die - misschien nog beter dan gejubel - de stormachtige ontwikkeling schetsen van wat gerust Neerlands grootste exameninstituut mag worden genoemd. Sinds 1927 heeft het CBR ruim 17 miljoen examens afgenomen. De kandidaat die tegenwoordig met tientallen anderen nerveus zit te wachten öp het moment dat hij wordt afgeroepen voor de vuurproef in het blik, zal zich daarom nauwelijks een voorstelling kunnen maken van de gemoedelijkheid waarmee examens in de eerste jaren van het CBR werden afgenomen. Examen was toen trouwens een groot woord. Je maakte een proefrit. Tenminste als je pech had, want het was nog niet eens verplicht. Als je je rijbewijs wilde halen, mocht je gewoon iemand uitkiezen van wie je wist dat hij „adviseur" van het CBR was. Dus ging je - als het even kon - naar een familielid of een kennis, want dan was succes verzekerd. Kwaliteitseisen voor de adviseur en kandidaat waren er niet, dus er werd wat aangerommeld in die dagen. Wat gaf het ook, van drukke wegen was in de verste verte geen sprake, zodat een blind paard nauwelijks schade kon aanrichten. En zo gebeurde het herhaaldelijk dat adviseur Jansen hoorde dat iemand zo aardig kon rijden en hem zonder proefrit voordroeg voor een rijbewijs. Voor de kandidaat een makkie, maar ook voor de adviseur, die per kandidaat twee gulden verdiende en zelf helemaal geen auto hoefde te kunnen rijden. Van een adviseur in Sas van Gent werd verteld dat hij proefritten afnam nadat hij 20 tot 30 glazen bier had gedronken. De goede man werd geen strobreed in de weg gelegd, want - redeneerde het CBR - „Dat zegt niet zoveel, want de bevolking aldaar drinkt over het algemeen zeer veel alcoholische dranken". Een klacht over de proefritten in Sliedrecht was van algemenere aard. De ritten zouden slechts bestaan uit het rijden van 100 meter. Niets van deze toestanden is meer terug te vinden in het CBR anno 1977, een professionele organisatie met 500 examinatoren in vaste en part-time dienst, die per jaar 800.000 aanvragen binnenkrijgt en per computer verwerkt. Maar ondanks alle perfectie is het volk blijven kankeren. Het zijn de lange wachttijden die al jaren een grote bron van ergernis zijn voor de toekomstige blije rijders. Waarom nemen ze daar toch niet gewoon meer examinatoren aan, vragen ze zich af. „Makkelijker gezegd dan gedaan", zegt de heer Fokkink. „Het aannemen en opleiden van examinatoren duurt al een jaar. We liggen dus telkens achter. De selectie is bovendien zeer streng. Van de 1800 gegadigden hebben we er vorig jaar maar 60 kunnen aannemen!" Na een uitgebreid informatief gesprek, een psychologisch onderzoek, een examen verkeerswetgeving van 2V2 uur, een rijproef van anderhalf uur maakt de kandidaat-examinator 200 examens mee met een geroutineerde collega. Dan moet hij 100 examens zelf afnemen, nog steeds in aanwezigheid van die mentor. Als hij dat allemaal goed heeft gedaan en nog eens met succes 10 examens heeft afgenomen, mag hij zich examinator noemen. Fokkink: „Natuurlijk probeer je je personeelsbestand af te stemmen op de prognoses van de bevolkingsgroei, die uitwijzen dat er minder kinderen worden geboren. Maar we hebben gemerkt dat dat voor ons geen graadmeter is. De laatste tijd hebben er twee grote verschuivingen plaatsgevonden. Meer vrouwen willen het rijbewijs halen dan vroeger en men gaat op steeds jongere leeftijd lessen. Het is een onderdeel van de opvoeding geworden. Men geneert zich om te zeggen dat hij niet kan autorijden. Onze pogingen om de wachttijden te bekorten worden steeds weer doorkruist door de cijfers". Slechte voorbereiding De lange wachttijden worden uiteraard ook veroorzaakt door de vele herexamens. Slechts een op de vier kandidaten krijgt bij de eerste keer al het roze linnen. Fokkink: „De aanstaande automobilist komt dikwijls slecht voorbereid op het examen. Men wil te vroeg examen doen. Een eerlijke rijschoolhouder die zijn leerling erop wijst dat hij nog lang niet aan het examen toe is en voorstelt om nog maar even te -wachten met de aanvraag, krijgt vaak het verwijt dat het hem toch alleen maar om het geld te doen is. Dat geeft moeilijkheden zolang rij-instructeurs zakenman en tegelijkertijd leraar zijn". Slechte kandidaten komen maar al te vaak van slechte rijscholen, is de ervaring van Fokkink. „Een paar jaar geleden ben ik eens bij het examen van rij-instructeurs geweest. Ik was bang voor de kennis van de kandidaten, toen ik zag hoeveel instructeurs hun vak niet verstaan". Het CBR verwacht dan ook een verbetering op dit punt door de nieuwe wettelijke eisen waaraan rij-instructeurs sinds 1 juli moeten voldoen en die de beunhazen de pas hebben afgesneden. „De rij-instructeur van nu moet een goede vakman zijn, ook in het overdragen van kennis. Er is geen plaats meer voor de melkboer die - om zijn autokosten te drukken - gaat bijverdienen door les te geven, zonder dat hij de vereiste diploma's heeft". Het eens zo keuterige proefrittenstelsel heeft plaats gemaakt voor het zwaarste rij-examen van Europa. Dat is ook wel nodig gezien het intensieve verkeer in ons kleine landje. „De kandidaat moet beslagen ten ijs komen", zegt Fokkink. Sommigen die, niet gehinderd door enige verkeerskennis, op het examen verschijnen en zakken, willen nog wel eens de schuld op de examinatoren schuiven. „Bij het minste geringste laten ze je al zakken", heet het dan. Inspecteur E. J. van der Werff, die met zeven anderen alle examinatoren in de gaten houdt, moet er hartelijk om lachen. „Wij willen niets liever dan dat iedereen de eerste keer slaagt. Maar je moet nu eenmaal eisen stellen. Daar mogen we niet soepel in zijn. Je wordt echt niet voor een kleinigheidje gepakt, en ook een ingreep hoeft niet fataal te zijn. We waarschuwen een kandidaat zelfs wel eens voor bepaalde foutjes, zonder ze te noteren. Maar we mogen dat niet te veel doen, dan wordt het lesgeven. Bij grote fouten, zoals niet in de spiegels kijken, kan je natuurlijk niet meer waarschuwen. En ik begrijp best de teleurstelling van iemand die dacht dat het goed ging, omdat hij 'onderweg niets hoorde van de examinator, en toch gezakt is". Al liggen de criteria vast, toch hebben de examinatoren altijd nog ruimte voor persoonlijke interpretaties. Hoe beperk je noü de willekeur? Van der Werff: „Allereerst door de strenge sollicitatie, waarbij ook de omgang met mensen scherp wordt geobserveerd. Verder rijden de inspecteurs regelmatig mee en wisselen we ervaringen uit. Natuurlijk gebeurt het wel eens dat een examinator slecht gehumeurd is. Dat een kandidaat daar nerveus van wordt, is heel vervelend, maar je ontkomt er niet aan". Steeds meer mensen, ook uit het westen, die het lange wachten hier moe zijn, lessen in West-Duitsland en doen daar rij-examen. Ze krijgen makkelijk een verblijfsvergunning, en als ze eenmaal zijn geslaagd, krijgen ze in ons land automatisch een Nederlands rijbewijs voor hun Duitse rijbewijs. Fokkink: „Ze maken misbruik van de wet die alleen bedoeld is voor buitenlanders die zich hier vestigen. Er is helaas niets tegen te doen. Men moet zich echter niet verkijken op de zogenaamde voordelen die dit zou hebben. De wachttijden zijn er misschien iets korter, maar je leeit er wel andere gedrags- en verkeersregels dan bij ons. Men vergeet ook vaak dat je in Duitsland minstens 14 lessen moet hebben genomen om examen te mogen doen. En als je daar voor je theorie bent gezakt, mag je geen praktijk doen en ben je je geld kwijt. „Ach, de hele opleiding en de mentaliteit is nog te veel gericht op het behalen van het papiertje en niet om een goede verkeersdeelnemer te worden. We onderzoeken met de rijschoolhouders de mogelijkheid om in de toekomst ,verplicht te stellen dat men eerst voor zijn theorie slaagt voordat men les neemt. We kunnen ze ervan proberen te overtuigen dat dat het beste voor de kandidaat is, maar machtsmiddelen hebben we niet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 19