Wilbert Witteman: "berekende" overstap naar RCL Raboen. De Jong en De Groot: Wij eisen inzet VOOR SPEL 5?ÏT7# VRIJDAG 26 AUGUSTUS 1977 SPORT SPORT SPORT SPORT SPORT SPORT RIJNSBURG - Pas twee maanden is Atte Bouma in Rijnsburg, maar nu al lijkt het erop, dat een af scheid van Rijnsburg hem moei lijk zal vallen. Zo goed heeft hij het in het bloemendorp naar zijn zin. Een maand of vijf geleden, toen een aantal bestuursleden van Rijnsburgse Boys hem bena- derde voor een éénjarig contract, had hij nog nooit van het dorp gehoord, laat staan van de voet balclub. Desondanks tekende Atte Bouma. Met vrouw Petra en zijn drie kinderen verhuisde hij van het afgelegen oosten naar het drukke westen. Dicht bij het vuur, want na Rijnsburgse Boys (en een eventueel kampioens chap) wil Atte Bouma nog hoge rop. Hij maakt er nooit een ge heim van, dat zijn doel een train ersfunctie in het betaalde voetbal Door Walter Oomen Aangekomen in Rijnsburg greep hij meteen de eerste de beste ge legenheid aan om het dorp, de inwoners en de omgeving beter te leren kennen. Hij oriënteerde zich in de bloemenhandel, knoopte gesprekken aan met de bevolking en "beklom" met zijn fiets de vele duintoppen aan de kust. Een kleine maand geleden, toen hij de eerste trainingen met de selec tie achter de rug had, was zijn en thousiasme nog groter. Na die paar trainingen had hij het al ge- zien. "Zoveel talent heb ik nog nooit bij elkaar gehad. Ongeloof lijk". Nu aan de vooravond van het nieuwe voetbalseizoen moet hij zijn definitieve opstelling op pa pier hebben. Een reeks van oe fenpartijen en experimenten wa ren nodig om op iedere plek in het elftal de sterkste speler te kunnen neerzetten. Een aantal gevestigde namen zal daarvoor uit het basisteam moeten ver dwijnen, onbekende spelers ko men voor hen in de plaats. "Ik moet keihard zijn", verklaart Atte Bouma. "Het bestuur, de supporters en het dorp willen de komende jaren resultaten zien. Daarvoor nemen ze tenslotte een full-time trainer en timmeren ze ook op andere fronten aan de weg. Rijnsburgse Boys is een prestatieclub geworden en de beste prestaties kunnen slechts met de beste spelers behaald worden". De vraag "We hebben de mogelijkheden om de eerste klasse te halen. De or ganisatie van de club is uitste kend, de accommodatie is goed en, belangrijker natuurlijk, het materiaal is aanwezig. Of het al lemaal lukt is natuurlijk de vraag. Er kunnen zich in de loop van een competitie allerlei complicaties voordoen, technisch, taktisch, mentaal, fysiek en conditioneel.' Daar moeten we op voorbereid zijn. We moeten bovendien ook onze te genstanders niet onderschatten. Katwijk, Ter Leede, Marken, Vo- lendam en SV '35 zijn clubs, die het ons knap moeilijk kunnen maken. Maar als alles meezit geef ik Rijnsburgse Boys een goede kans. Ikzelf zal me in ieder geval tot het uiterste inspannen. Ik weet dat de jongens dat ook zul len doen". Afgezien van het feit, dat wellicht sterkere opponenten Rijns- burgse Boys kunnen afremmen, zullen ook de mindere goden' proberen juist tegen de Bouma- ploeg tot het uiterste te gaan. Bouma: "De naam van de vereni ging schijnt op sommige clubs te werken als een rode lap op een stier. Bovendien, in alle onbescheiden heid, zal mijn naam aan de tegen stander ook wel een extra portie inzet ontlokken. Er wordt dan niet meer tegen de spelers van Rijnsburgse Boys gevoetbald, maar tegen de naam van de club. Dat is jammer, maar het kan niet anders". Eind september hoopt Atte Bouma in het bezit van het A-trainersdiploma te zijn. Begin juni zakte hij voor twee examens, die hij de volgende maand over moet doen. Een teleurstelling, want met de opgedane ervaring bij Heerenveen, SC Cambuur en zondag eersteklasser CEC uit Emmen had hij verwacht, dat het totale examenpakket in juni geen Trainer Atte Bouma: „Rijnsburgse Boys heeft mogelijk heden om hoog te eindigen onoverkomelijke zaak voor hem zou zijn. Het pakte echter allemaal anders uit. Bouma weigert verder op die zaak in te gaan. "Daar is al genoeg over geschreven. Ik zal voor die twee examens hard werken en vertrouwen op mijn ervaring. Als je al tien jaar in het vak zit moet het toch wel te halen zijn". Die A-licentie en de door hem ver wachte prestaties van Rijns burgse Boys moeten de basis vormen voor een eventuele te rugkeer naar het betaalde voet bal, ofschoon zijn lust met prof voetballers te werken geleidelijk aan lijkt weg te ebben. "Ik heb het het afgelopen seizoen bij CEC goed naar mijn zin gehad. Nu bij Rijnsburgse Boys* meer. Als het zo doorgaat blijft ik waarschijnlijk heel mijn leven bij een amateurclub. Toch kreeg ik een paar maanden geleden koude rillingen, toen er bij AZ '67 een vacature vrij kwam, doordat Hans Kraay zijn taak als oefen- meester neerlegde. Wat had ik bij die club graag aan de slag gewild. Uitstekende organi satie, vakbekwame bestuursle den en daarnaast nog Europa-cup voetbal. Ik had Rijnsburgse Boys echter al toegezegd, dat ik zou komen. Daar heb ik me aan ge houden". Even later trekt Atte Bouma zich in zijn "torenkamer" ("De draaitrap geeft me die indruk") terug om een horoscoop van een vriend uit te werken. Bouma en zijn hobby. "Ach, het is algemeen bij de men sen bekend, dat ik aan astrologie doe. Maar het wordt teveel opge blazen, er wordt allerlei nonsens over geschreven. Horoscoop Met deze horoscoop ben ik bijvoor beeld een paar dagen bezig. Als hij volledig is, bestaat hij uit twin tig velletjes. Dat is wel eventjes wat anders. En het gebruik ervan tijdens mijn werk, ach... Ik weet van de spelers niet eens wanneer ze jarig zijn, laat staan dat ik hun horoscoop zou kennen". LEIDEN - Nu al bestaat er tussen de drie oefenmeesters van de Leidse vertegenwoordigers in de zondag tweede klasse een gezonde rivaliteit, waarbij vooral de trainers van LFC en LDWS, Melbi Raboen en Leo de Jong zich moeten bedwingen om elkaar in al hun enthousiasme niet reeds voor de aanvang van de competitie in de haren te vliegen. Even dreigde tijdens een gesprek de sfeer van "ouwe jongens kren- tebrood" om te slaan naar een ander uiterste. Lugdunum- trainer Ruud de Groot hield zich afzijdig, gedachtig de woorden van Raboen: "Ik bekijk nooit een tegenstander, ik kijk alleen naar de oefenmeester, dat zegt me ge noeg over het team". Later werd schoorvoetend afgesproken dat de drie heren elkaar het komend voetbaljaar zouden helpen door elkaar elke week informatie over een tegenstander door te bellen. Als drie vrienden gingen ze dan ook uiteindelijk uit elkaar. Door Walter Oomen De tweede klasse brengt voor ieder van de drie trainers, iets nieuws en onbekends met zich mee. Ruud de Groot heeft zijn voetbal carrière bij RCL beëindigd en begint aan zijn eerste seizoen als oefenmeester, evenals Leo de Jong, die voorheen jeugd- en hulptrainer bij LDWS was. Voor Melbi Raboen is de tweede klasse geen onbekend terrein. Eerder trainde hij LDWS al in die afdeling. Gedrieën zorgen ze voor een openhartig gesprek. Over hun ploegen, over hun mogelijk heden en over de kansen. De Groot: "Voor de clubs is het na tuurlijk erg aantrekkelijk om met twee stadsgenoten in een klasse te spelen. Een derby heeft altijd iets aparts. Al geloof ik niet zo in een grote toeloop van het pu bliek. De mensen schijnen zich tegenwoordig elders te verma ken. We moeten wel proberen dat publiek weer naar ons toe te lok ken door het spel aantrekkelijk te maken. Ik vind dat we borg moe ten staan voor goed voetbal". Raboen: "Ik ben het met Ruud eens dat we het voetbal aantrekkelijk moeten maken, maar laten we niet vergeten dat je daar twee ploegen voor nodig hebt. Daar naast is de aantrekkelijkheid en de komst van het publiek natuur lijk ook afhankelijk van de plaats die de ploegen op de ranglijst in nemen. Ik weet alleen nog niet of mijn team dat mentaal allemaal wel aankan. Ruud en Leo hebben het wat dat betreft wat makkelij ker. Lugdunum en LDWS zijn echte karakterploegen". De Groot: "Daar ben ik het maar gedeeltelijk mee eens. Je hebt de beste voetballers van Leiden in je elftal lopen. Je hebt een bijzonder getalenteerd team. Het lijkt me voor jou niet moeilijk te worden in het komend seizoen". Raboen: "Op het eerste gezicht. Maar je moet niet vergeten, dat er in mijn elftal acht specifieke middenvelders rondlopen. Vijf daarvan moet ik omscholen. Ik heb geen uitgebalanceerd team". De Groot: "Nou dat blijkt van wel. Per slot van rekening ben jij vorig jaar met je ploeg kampioen ge worden". Raboen "Dat is waar. Maar de be doeling is om de tegenstander het spel te laten maken. Dat kunnen mijn spelers nog niet zo goed. Ik kan nog geen bepaalde lijn door voeren. Ik heb veel mogelijkhe den met de jongens, maar je moet ze weten uit te buiten". De Jong: „Mijn team moet het in derdaad van karakter hebben. Ondanks het vertrek van Cees de Roode, het voorbeeld van een ka raktervoetballer, is mijn team er niet op achteruit gegaan. Dat heb ik in de aanloop van het seizoen wel gemerkt." De Groot „Ik heb geloof ik ook de beschikking over een karakterploeg Ik geloof na melijk, dat een trainer toch na drukkelijk zijn eigen „ik" op.zijn ploeg stempelt. Ik ben nooit een jongen geweest met veel techniek, ik moet het al tijd van inzet hebben. Bovendien met techniek en talent alleen redt niemand het. Ik eis inzet van mijn spelers. Verdommen ze het, dan liggen ze er bij mij uit". Raboen: „Spelers die kwaliteiten hebben, moeten daar geen mis bruik van maken. Ze moeten wil len, want als ze willen kunnen ze alles. Als een speler in het eerste wil spelen, dan solliciteert hij bij mij. Ik kan dan als enige eis stel len, dat hij zich volledig inzet. Ik vind het helemaal niet erg om te verliezen, maar dan wel met eer". De Jong: „Ik ben het met Melbi eens, dat je een vent, die het ver tikt om drie meter extra te lopen, meteen aan de kant moet zetten. Zo'n vent kan de gehele sfeer ver zieken. En als je hem dan hand haaft, verlies je vijf man". „Wat dat betreft ben ik blij dat Cees de Roode bij ons komt spelen", aldus Raboen. „Die kan het goede voorbeeld geven en wil zich ook ondergeschikt maken aan het elftal". De Groot: en De Jong: „Als we jou nou zo horen, dan moet je volgens ons het komend seizoen kam pioen worden. Je hebt alles in je elftal rondlopen: techniek, ka rakter. Je hebt de mogelijkheden er voor". Raboen: „Vergis je niet. Wij spelen nu met de druk dat we ons waar moeten maken. Mijn tegenstanders hoef je niet meer voor LFC op te peppen of te motiveren, wel andersom. Ik zit te springen om spelers die gaan schelden als ze een doelpunt om de oren krijgen". En over hun verwachtingen: De Jong: „Dit seizoen wordt moeilij-' ker dan het vorige. Ik ga in elk geval proberen om LDWS in de tweede klasse te houden". De Groot: „Ik probeer zo hoog mo gelijk te eindigen met Lugdu num. In onze klasse springt al leen DHC eruit, verder zijn er al- lpen gelijkwaardige ploegen, daar moeten we gebruik van ma ken". Raboen: tenslotte: „Ik wil presta ties leveren. Ik ga uit van een middenmootpositie. Komen we hoger, dan hebben we onze klasse bewezen, komen we lager, dan heb ik gefaald." Toen alles nog koek en ei was. Ruud de Groot, Melbi Raboen en Leo de Jong (v.l.n.r.) bij één van de nieuws spuiende telexen op onze krant: „Alle drie iets hieuws OEGSTGEEST - Broedertwist is er niet te verwachten. De verstokte clubman Jos Witte- man gaf zijn jongere broers zelfs gr,oot gelijk dat ze de overstap van UDO naar RCL wilden maken, ook al werd daardoor een familie- samenwerking van vijf jaar verbroken. Hogerop Eenentwintigjarige Wilbert legt uit waarom Jos zelf niet naar RCL ging en motiveert zijn eigen clubwisseling. "Hij is al 28 jaar, afgekeurd voor voetbal en bovendien een UDO-er in hart en nieren. Dat laatste jaar wilde hij graag bij zijn oude club volmaken. Wij niet. Dick had het er al eerder minder naar zijn zijn, ik wil gewoon hogerop. Met UDO zie ik dat niet meer gebeuren. Vorig seizoen had den we toch een goed team, maar er lukte niets. Nu ook Maniputty en De Vreede nog gestopt zijn, zullen ze het zelfs in de vierde klasse nog moei lijk krijgen. Ik zie ze er in elk geval niet zo snel uitkomen, daarom ga ik weg. Als het goed gaat blijf je hopen dat je met je eigen club hoge rop kunt komen. Zeker als je daar a l zeven jaar voor speelt wacht je lang voor je de stap maakt. Dan moet er iets defi nitiefs gebeuren. Dat is ge beurd". Dus het schip zinkt; de kapitein blijft, maar de bemanning springt overboord. Wilbert erkent: "Ergens voel ik dat inderdaad ook zo en ik vind het ook erg rot, maar ik zag echt geen mogelijkheden meer met de ploeg die er nu is. Ik wilde voor mezelf boven dien wel eens in de eerste klasse voetballen. Zo hoog heb ik nog nooit gespeeld. De trainer heeft ook gezegd dgt ik een kans zal krijgen als ik goed draai en ik ga ook louter om in het eerste te voetballen" Het is een instelling die je steeds vaker tegenkomt bij talent volle amateurvoetballers. Clubliefde lijkt een woord dat al jaren uit de vocabulaire is geschrapt, "namen en klas sen" trekken aan. Wilbert geeft het alweer toe. "Al leen daarop ga ik af bij RCL. Daarop en op het feit dat het lekker dichtbij is. Bovendien lijkt het me niet zo'n team waarin je je maar moeilijk aan kunt passen. Er zijn veel spelers van buitenaf geko- Daarbij heb ik de keuze bewust gemaakt. Ik had bijvoorbeeld ook naar UVS of Noordwijk kunnen gaan. Maar bij UVS is het aantal trainingen te hoog 7iu ik naar de sportaca- demie wil en bij Noordwijk loopt al de beste amateur linksbuiten van deze regio. Zeer goede voetballer die Bo- gers. RCL heeft geen voor hoede en dan vooral geen vleugelspelers. Daar maak ik dus de meeste kans". Een rationele verhuizing dus, van de linkse as van UDO zoals Dick en Wilbert Witte man zowel sportief als poli tiek gekwalificeerd kunnen worden. Wilbert: "Ja, want ik doe het niet voor de club RCL. Clu bliefde had ik min of meer wel voor UDO, vooral in de jeugd. Later is dat afgezwakt, ik ge- Grens Met RCL heb ik nog helemaal geen banden, misschien komt dat nog. Ik weet in elk geval nu al dat de wedstrijden die we gaan spelen aantrekkelijk kunnen worden Je loopt im mers gelijk tegen de top te voetballen? Dan kun je einde lijk ook eens ontdekken hoever je bent, hoe sterk je eigenlijk speelt. Kijk, in de derde klasse ging het allemaal best aardig,maar je weet nooit waar je grens ligt. Het ging altijd erg gemakke lijk, nu zal het veel moeilijker worden tegen ploegen als IJs- selmeervogels en Noordwijk. Toch wil ik proberen me waar te maken. Lukt dat niet,dan ga ik terug". PAUL DE TOMBE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 17