Weinig van het
oude idealisme
terug te vinden
Controle op opsporings -remsIratie
Aasvisje
uitgooien
om een
snoekbaar;
te vangen.
i vis
I sport
Bescherming tegen oneigenlijk gebruik een goede zaak
FRED VELTMAN
Zeerecht-conferentie in slop
Leraren
ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1977
DEN HAAG - Het is hoogst twijfe
lachtig of veel mensen gebruik
zullen maken van het recht dat ze
sinds een paar dagen hebben om
inzage te krijgen in hun eigen
persoonsgegevens, die liggen op
geslagen in het registratiesysteem
van de centrale recherche infor
matiedienst.
Door
Godfried Heiwig
Begin deze week publiceerde minis
ter Van Agt (justitie) een regeling
die dit geautomatiseerde opspo
ringsregister moet beschermen
tegen mensen, die niets te maken
hebben met persoonsgegevens
van anderen.
Op zichzelf niets nieuws, want het
kabinet besloot in 1975 dat de
overheid zelf zou beginnen haar
geautomatiseerde systemen
waarin persoonlijke gegevens
~van haar onderdanen liggen op
geslagen, wettelijk te beschermen.
Daarmee loopt de overheid dan
vooruit op een toekomstige wet op
de privacy die ook tal van parti
culiere instellingen, zoals banken
en verzekeringsmaatschappijen
gebiedt voorzichtig om te sprin
gen met gegeveiis van klanten.
In de nieuwe regeling wordt - voor
het eerst openbaar - nauwkeurig
omschreven wie in het systeem
mag worden „opgeborgen". Dat
zijn bijvoorbeeld mensen die
worden gezocht door de politie
omdat ze van een overtreding of
misdrijf worden verdach t of om
dat ze voor een onderzoek erg be
langrijk zijn, bijvoorbeeld als ge
tuige.
Ook weggelopen minderjarigen,
vermisten, vaders die niet aan
hun alimentatie-verplichtingen
voldoen, deserteurs, automobilis
ten wier rijbewijs is afgenomen,
vreemdelingen die zijn uitgewe
zen of hier maar beperkte tijd
mogen blijven, zij kunnen er ze
ker van zijn dat ze in het geheu-
'Van de gezochten mogen trouwens
alleen gegevens worden opgesla
gen die rechtstreeks verband
houden met de opsporing. Een
voorbeeld: iemand wordt gezocht
wegens moord. In de computer
mogen dan alleen de volgende fei
ten worden gestopt: dat het gaat
om Jan Pietersen, geboren in
Eindhoven op die en die datum,
wonende in die straat, dat hij
door de politie in Eindhoven
wordt gezocht in verband met de
moord op Nelleke Arendsen, op-
die en die dag in die straat.
Er mag dus niet worden vermeld
dat Jan Pietersen lid is van de
Communistische Partij Neder
land of vijf jaar geleden ook al
eens is veroordeeld wegens in
braak.
Wie mogen nu in de computergege
vens grasduinen? Dat zijn na
tuurlijk in de eerste plaats politie
en andere opsporingsambtena
ren, maar ook bijvoorbeeld Jan
Pietersen die weet of vermoedt
dat hij in het register voorkomt.
En daar zit hem nu net de kneep.
Stel dat Jan Pietersen zijn gegevens
op waarheid wil controleren en
wil kijken of „ze" toch niet stie-
kum hebben geschreven dat hij lid
is van de CPN, dan moet hij een
schriftelijk verzoek indienen bij
het hoofd van de centrale recher
che informatiedienst. Als die ak
koord gaat, krijgt Jan op vertoon
van zijn legitimatiebewijs alles te
horen van een ambtena&r die zijn
dossier heeft opgezocht.
Merkt Jan dat bepaalde dingen
over hem niet kloppen, kan hij
aandringen op verandering of
vernietiging
Maar of het zover komt is nog maar
helemaal de vraagImmershet is
nauwelijks voor te stellen dat Jan
komt informeren of zijn gegevens
wel kloppen. Die maakt zich wel
ergens anders druk over, name
lijk over de vraag hoe hij uit han
den van de politie blijft.
Wie geeft hem de garantie dat hij
niet alsnog in zijn kraag wordt
Goede zaak
De „regeling bescherming persoon
lijke levenssfeer registratiesys
teem gesignaleerde personen",
zoals het stuk officieel heet, in ie
der geval niet. Dat de overheid
haar burgers wil beschermen te
gen oneigenlijk gebruik door an
deren van hun persoonlijke gege
vens en die burgers het recht geeft
om dit te controleren is een goede
zaak. Dat die controle in dit geval
weinig voorstelt, doet daar overi
gens weer in niet geringe mate
afbreuk aan, maar dat lijkt met
deze materie onvermijdelijk.
Lage Rijndijk 36-40
Lelden, tel. 122293
HET AANGEWEZEN
ADRES VOOR AL
UW HENGELSPORT
Wie de al wat oudere hengelsport-
boeken erop naslaat kan vaak le
zen, dat de snoekbaars alleen te
vinden is in helder water, dat bo
vendien een forse diepte heeft. In
middels heeft de snoekbaars het
werkterrein flink uitgebreid. Met
name door de steeds verdere achte
ruitgang van de snoekstand heeft
de snoekbaars die opengevallen
plaatsen ingenomen. En dat zijn
plaatsen waar hij een jaar of tien
geleden nog niet te bekennen was.
Ik doel daarbij op ondiepe polder
sloten en weteringen. Snoekbaars
kan nu gevangen worden in sloo
tjes waar nauwelijks één meter wa
ter staat. Dat ook grote consequen
ties gehad voor de wijze waarop de
snoekbaars bevist wordt. De mee
ste hengelaars waren gewoon om
snoekbaars te bevissen met een
schuifdobber, of zonder dobber
maar met behulp van een schui-
flood. Nu kan het allemaal veel sub
tieler. De toch altijd nog wat fors uit
de kluiten gewassen schuifpen kan
vervangen worden door een ge
woon pennetje, dat bovendien na
uwkeurig kan worden uitgelood.
Vooral dat uitloden kan van belang
zijn wanneer de snoekbaars traag
aast (en dat wil nog wel eens voor
komen).
Bij de minste geringste weerstand
die hij in dat geval voelt wordt het
aas losgelaten.
Natuurlijk is het vissen met vaste
pen alleen mogelijk wanneer de
diepte niet al te groot is. Voor het
vissen in putten of afgravingen'
kunnen de beproefde viswijzen
worden uitgeoefend. Een manier
waarmee over het algemeen de
beste resultaten worden bereikt is
met behulp van een minuscuul
loodje onderop de lijn en een klein
visje. Het aas wordt uitgegooid en
wanneer het de bodem heeft be
reikt weer met kleine rukjes terug-
gevist. Dit vissen „op het handje"
heeft het voordeel, dat een aanbeet
van de snoekbaars direct kan wor
den gevoeld. Dan bestaan er twee
methoden, die elk vurige aanhan
gers hebben. Er zijn er die dan on
middellijk vast slaan, in de hoop
dat de snoekbaars het visje nog in
de bek heeft. Anderen geven direct
lijn toe en wachten af tot het aas
visje door de snoekbaars wordt
meegenomen. De eerste manier
heeft het risico dat wordt misgesla
gen, bij de tweede wijze kan het ge
beuren dat de snoekbaars het aas
toch weer loslaat, omdat hij weers
tand voelt.
Persoonlijk ben ik voor het vissen
op grote diepte nog altijd een lief
hebber van het gebruik van een
schuifdobber. Toegegeven: het ri
sico dat de snoekbaars het aas los
laat omdat hij weerstand voelt is
groter, maar daar staat tegenover
dat de bewegingen van de pen een
stukje visueel genot verschaffen,
dat ik niet graag zou missen.
Overbodig
Vissen met erg dikke lijnen op
snoekbaars is een overbodige zaak.
Tenminste als de slip van de molen
goed staat afgesteld en er gebruik
wordt gemaakt van een soepele
hengel Want de eerste ontsnap
pingspogingen na het vastslaan zijn
van de snoekbaars ongemeen fel.
Hij bonkt als het ware tegen de bo
dem en houdt dat meestal een tijdje
vol. Eenmaal moegestreden blijft
de vis vaak roerloos aan de opper
vlakte liggen en kan gemakkelijk
worden geschept.
Als de moeizame onderhandelingen in New York tenslotte toch een nieuw
zeerecht opleveren, is daarin ongetwijfeld weinig terug te vinden van idea
listische denkbeelden. Toch vierde het idealisme hoogtij toen de zeerecht
conferentie van de Verenigde Naties enkele jaren geleden begon. Het resul
taat kan echter niets anders zijn dan een aarzelend compromis over nieuwe
spelregels voor het gebruik van de zee.
Iets is echter beter dan niets, want
het alternatief is een vrije jacht op
het „gemeenschappelijk erfdeel
van de mensheid", zoals de zee en
de daarin verborgen rijkdommen
wel poëtisch worden genoemd. Die
jacht is eigenlijk al in volle gang:
talloze landen hebben niet afge
wacht, maar namen zelf al hun
maatregelen in de vorm van eco
nomische zones.
"Ingepast"
Al deze eenzijdig genomen beslis
singen zullen dus ook nog eens „in
gepast" moeten worden, wat niet
zonder problemen zal gaan. Onder
handelaars bij de zeerechtconfe
rentie - waarvan onlangs een
nieuwe ronde werd beëindigd -
verwachten daarom dat een ver
drag nog minstens anderhalf jaar
zal vergen. En, als het er eenmaal is,
zal het nog jaren duren voor het
door voldoende landen is bekrach
tigd om geldig te zijn.
Het overleg inzake dat zeerecht
heeft van begin af aan gekampt met
het probleem dat er geen ontwerp
regeling was. Het resultaat was, dat
tot nu toe nog niet meer kon wor
den bereikt dan de zoveelste, steeds
weer aangepaste, informele tekst
die niemand aan iets bindt.
En de teksten waarover men het
wel eens is geworden blinken niet
uit door eenduidigheid.. Vandaar
dat ook Nederland groot belang
hecht aan het vastleggen van de
wijze waarop geschillen moeten
worden beslecht. De vaagheden
van de teksten zullen ongetwijfeld
tot verschillen in interpretatie lei
den en daarmee tot geschillen.
De Nederlandse onderhandelaars
bij de VN in New York juichen niet
over wat er tot nu toe is bereikt. Ze
hadden bijvoorbeeld de economi
sche zone van 20
mijl, die vele landen alvast hebben
ingevoerd, graag kleiner en minder
exclusief aan de kuststaten toebe
deeld gezien.
Daarbij komt dat de kuststaten
over hun zone in het nieuwe recht
uitgebreide bevoegdheden zullen
krijgen, zonder dat die scherp zijn
geformuleerd. Een rijke bron voor
geschillen.
De discussie over regels voor het
internationale zeegebied buiten de
zones en de daaronderliggende
diepzeebodem liep zo hoog op, dat
de Amerikaanse delegatie dreigde
op te stappen, al werd* dat in de
wandelgangen wel met een korrel
tje zout genuttigd.
Wie moet de diepzeebodem gaan
exploiteren, dat is het probleem.
Bij tijd en wijle komen er verhalen
los dat de rijkdommen daar voor
het opscheppen liggen. Anderen
kenschetsen dat als Indianenverha
len, maar een grote economische
belangstelling is zeker op zijn
plaats. En de belangen die daarmee
gemoeid zijn rechtvaardigen een
goede reglementering.
Als de zeeën inderdaad het gemee
nschappelijke erfdeel zijn van de
mensheid, ligt supra-nationale ex
ploitatie voor de hand. Maar alleen
de hoogontwikkelde landen heb
ben de technische kennis en mid
delen om die rijkdommen boven
water te brengen. Men is er nog niet
uit, maar de gedachten gaan uit
naar verdeling van de diepzeebo
dem tussen een internationaal or
gaan en particuliere- of staatsbe
drijven.
Wat bij de ontwikkelingslanden de
vrees opriep, dat de grote Westerse
bedrijven met de aantrekkelijkste
stukken zeebodem zouden gaan
strijken, en dat de „diepzeeautori
teit" met de rest zou blijven zitten.
Van Amerikaanse kant kwam
daarop het voorstel dat bedrijven
twee stukken zeebodem zouden
mogen kiezen, echter zonder te we
ten welk van de twee ze toegewezen
zouden krijgen. Met hun technolo
gie en gedreven door commercieel
belang zouden ze echt wel twee
goede stukken aanwijzen, waarvan
er dan een naar het bedrijf en een
naar het internationaal orgaan-
zou gaan.
De tekst zoals die nu ter discussie
ligt, gaf echter volgens de Ameri
kaanse onderhandelaars te weinig
garanties voor het „particulier in
itiatief' en zij dreigden met op
stappen.
Ook moet nog worden opgelost hoe
het internationaal orgaan, tenslotte
een administratief lichaam, aan de
financiën en de technische kennis
moet komen om zeebodemschat
ten te exploiteren. Waarschijnlijk
zal het eén kwestie van machtigin
gen aan ondernemingen en zoge
naamde .joint ventures" worden,
maar voorlopig noemden de Ame
rikanen het huidige ontwerp „geen
basis voor verder onderhandelen"
Twee gedeelten
De regeling inzake wetenschappe
lijk onderzoek in economische zo
nes is ook een typisch voorbeeld
van hinken op twee gedachten. Ne
derland had een scheiding willen
aanbrengen tussen zuiver wetens
chappelijk en economisch gericht
onderzoek, alleen met toestem-,
ming van de kuststaat. De Neder
landse delegatie heeft dat er niet
doorgekregen. Nu denkt de confe
rentie aan een tussenformule: voor
elk onderzoek is toestemming no
dig, maar als een kuststaat daar niet
binnen een bepaalde tijd tegen pro
testeert, wordt die geacht toe
stemming te verlenen.
In maart volgend jaar komt de zee
rechtconferentie weer bijeen. De
bedoeling is dat een uiteindelijk
verdrag in Caracas getekend zal
worden, de plaats van de allereerste
zitting in 1974. Maar staatssecreta
ris Kooymans van buitenlandse
zaken zegt: „Voor volgend jaar
hoeven we in Caracas nog geen ho
tel af te huren".
Deze 87 cm lange
en 13 pond zware
snoekbaars werd
in de Vinkeveens
plassen gevanger
Het spreekwoord „een spiering uitgooien om een kabel
jauw te vangen" is dacht ik een genoegzaam bekende
zaak. Met een kleine variant is dat spreekwoord ook voor
de binnenvisserij bruikbaar te maken: een aasvisje uit
gooien om een snoekbaars te vangen.
Het klinkt simpel; er hoeft maar
iets uitgegooid te worden en er
wordt een groot exemplaar mee ge
vangen. Dat de praktijk vaak an
ders is hebben al vele sportvissers
kunnen ondervinden.
Want vissen met levend aas lijkt
eenvoudig, maar is dat beslist niet.
Tenminste wanneer u niet vist op
een uiterst passieve wijze. Zo in de
trant van: daar ligt mijn aasvisje in
het water en nou wacht ik maar rus
tig af tot er een knappe snoek of
snoekbaars langs komt zwemmen.
Dan geef ik hem nog rustig even de
tijd om het aas in te slikken en ver
volgens heb ik de lijn alleen maar
binnen te draaien.
Het is een manier van vissen, maar
niet één die mij bijzonder aan
spreekt. In de eerste plaats beleef je
aan de vangst - als dat al lukt - erg
weinig plezier, en in de tweede
plaats is het risico niet denkbeel
dig, dat de haak diep in de bek van
de vis zit, zodat er enkele operatieve
ingrepen moeten worden verricht,
om de haak te verwijderen. Nee,
dan zijn er andere methoden die de
hengelaar veel meer plezier kunnen
schenken.
Actief vissen op snoekbaars. En als
ik actief schrijf, dan bedoel ik aar-
mee, dat niet lijdzaam wordt afge
wacht of het een roofvis behaagt
om het aas te nemen, maar dan is
het de bedoeling dat de visser het
lot in eigen hand neemt. Hij pro
beert door een aantrekkelijke pre
sentatie van het aas de vis tot bijten
te verleiden. En als die vis heeft
toegehapt wordt gelijk geslagen en
gedrild om te voorkomen, dat de vis
onnodig wordt beschadigd.
Snoekbaars is bij uitstek een vis óm
actief op te jagen. Als het aasvisje
doodstil op de bodem ligt, is hij
vaak niet bereid zich enige inspan
ning te getroosten om dat hapje te
bemachtigen. Wordt het aasvisje
geactiveerd door met de hengeltop
kleine rukbeweginkjes te maken,,
dan voelt de roofvis zich geprik
keld, uitgedaagd.
Vadertje „glasoog", een zeer toe
passelijke naam die de snoekbaars
werd toebedeeld door hengelpro-
fessor Jan Schreiner, moet subtiel
worden bevist. De vis is schuw van
aard. Het beste laat hij zich over het
algemeen verschalken met kleine
aasvisjes. Visjes van slechts enkele
centimeters groot. Uit ervaring is
gebleken dat het weinig uitmaakt
of die visjes levend dan wel dood
zijn.
Het vissen op snoekbaars heeft in
de loop der jaren een heel duide
lijke ontwikkeling doorgemaakt.
Onder 'de titel „Genoeg weerklank
voor lerarenprotest?" verscheen in
de krant van 12 augustus een artikel
van Uw medewerker Co Caljouw.
De heer Caljouw is blijkbaar niet zo
goed geinformeerd: vandaar de
volgende rechtzettingen en aanvul
lingen.
De heer Caljouw hekelt de mili
tante uitspraken van NGL-
voorzitter Roefs (NGL is Ned. Ge
nootschap van Leraren). Hij denkt1
dat Roefs het had over de verlaging
van de aanvangssalarissen van
academici. De directe aanleiding
tot de boosheid van Roefs was ech
ter iets heel anders: minister Van
Kemenade had zojuist een verla
ging van leraarssalarissen in het al
gemeen aangekondigd (dus ook die
van de „zittende" leraren en de „la
gere graders"); daarmee zou dan de
dreigende werkloosheid bestreden
moeten worden. Deze zelfde minis
ter werkt op dezelfde tijd aan een
miljarden verslindende onderwijs
hervorming die ongetwijfeld de le-
raarstaak zal verzwaren zonder dat
Nu die maatregel waar de heer
Caljouw het over had, de verlaging
van de beginsalarissen van de aca
demici in overheidsdienst, waartoe
ook de eerstegraadsleraren beho
ren. Het NGL verzet zich daar zeer
uitdrukkelijk niet tegen; wél tegen
de dubbele verlaging bij de aanko
mende eerstegraadsleraren. Mis
schien was een extra-verlaging
voor leraren-academici redelijk en
nodig; dan had daarover met de or
ganisaties overlegd moeten wor
den. Maar er is helemaal niet over
legd: midden in de vakantie is de
maatregel er in een paar dagen
doorgejaagd, en overleg werd ver
vangen door overrompeling in ijl
tempo;
Dat maakte de heer Roefs,boos; zou
één andere vakbondsleider zoiets
nemen? De verschuiving van 1 au
gustus naar 1 oktober was dan ook
geen concessie in onderhandelin
gen, maar het herstellen van een ju
ridische fout: de benoemings
overeenkomsten per 1 augustus (op
het oude salaris) waren al gesloten
en de naleving daarvan kon ge
woon via de rechter worden afge
dwongen.
De heer Caljouw geeft een op
somming van de inderdaad goede
aanvangssalarissen. Hij had er toch
wel bij moeten zeggen dat slechts
15% van de betrokkenen werkelijk
dat salaris geniet. Het is gebleken
dat 85% de eerste jaren een deelbe
trekking neemt; een volledige
weektaak is dan nog gewoon te
zwaar. Om die reden was tot dusver
het beginsalaris van de academicus
in het onderwijs iets hoger; nu
raakt de leraar in het nadeel bij zijn
collega-ambtenaar, of hij zal het
toch met een volledige weektaak
moeten proberen en dat schaadt de
werkgelegenheid.
De schets die de heer Caljouw
van de leraarscarrière geeft is gro
tendeels niet terzake, maar ik heb
er wel begrip voor: zoiets ontbreekt
nooit in een artikel dat stemming
wil maken tegen de leraren en hun
organisatie. Het doet het ook altijd
goed, het beeld van de leraar die
geniet van zijn lange vakantie. Als
hij die onderbreekt voor een pe
riode van werken, geeft hij weke
lijks 26 lessen van 45 a 50 minuten,
waar een gewoon mens minstens 40
uur moet zwoegen. Daarbij geniet
hij een goed salaris, dat hij nog eens
flink vehoogt door lessen aan een
avondschool; bovendien leveren
overuren hem nog eens een aan
zienlijk extra inkomen op. En na dit
goede toeven in onderwijsland kan
hij zich verheugen in een vorstelijk
welvaartsvast pensioen.
Waarachtig een paradijselijk leven.
Gek eigenlijk dat zo weinigen het
Lezers
schrijven
uithouden. Laat de heer Caljouw op
een paar willekeurige scholen eens
zoeken naar zestigers onder de lera
ren. Hij zal er heel weinig vinden:
de rest is al dood, of afgekeurd, of
heeft tijdig het heerlijke leraarsbe-
staan ingeruild voor een andere
werkkring. Laat hij ook eens zoe
ken naar leraren boven de 55; hij zal
vrijwel niemand vinden die niet op
doktersattest vermindering van
zijn lessenaantal heeft gekregen.
Dit zou er op kunnen wijzen dat het
leraarsbestaan behalve para
dijselijk ook slopend is. Het beeld
dat de heer Caljouw oproept klopt
dan ook niet.
De volle weektaak van de leraar,
ook de eerstegrader, omvat 29 les
sen van 50 minuten (en niet 26 van
45 min.) plus de daaruit voort
vloeiende werkzaamheden. De
heer Caljouw verwart de „volledige
weektaak" met de z.g. „volledige
betrekking"; daarin zijn 3 lessen
vervangen door naar eigen inzicht
te besteden „taakuren". Maar in die
positie verkeert slechts een min
derheid van de eerstegraders Ook
29 lessen lijkt voor de buitenstaan
der weinig, maar nergens in West-
Europa is de leraar met zoveel les
sen belast; in de meeste landen ge
eft hij 20 a 24 lessen (van meestal 45
minuten).
De leraarstaak omvat namelijk, be
halve lesgeven (inspannend werk!),
ook intensieve lesvoorbereidingen,
tijdrovende correcties, vergaderin
gen besprekingen in het vakteam,
hulp aan individuele leerlingen,
contacten met ouders, surveillan
ces en vele andere zaken; boven
dien moet de leraar zijn vakken is
op peil houden. De totale werktijd
van leraren veschilt sterk van vak
tot vak. Mijn eigen werkweek over
schrijdt ver de 40 uur en benadert
bij pieken (schoolonderzoeken e.a.)
het dubbele. Dat is niet erg, want
het wordt gecompenseerd door in
derdaad verrukkelijke lange va
kanties. Maar ook dit is een kant
van het leraarsbestaan.
Van avondscholen weet ik niets;
wel weet ik dat Caljouws voorstel
ling van de overuren er goed naast
is. Overuren mogen terecht slechts
gegeven als anders in die lessen
niet voorzien kan worden; men kan
moeilijk een leraar voor 2 restlessen
aanstellen en soms is er ook voor
meer lessen geen leraar te vinden.
Eén overuur wordt in veel gevallen
helemaal niet betaald; een even
tueel 2e en 3e overuur wel (als ge
wone lessen), maar meer dan drie
overuren worden niet betaald. Als
ik noodgedwongen 2 wekelijkse
overuren zou aanvaarden, zou mij
dat maandeljjks 12 a 14 uur extra
werk bezorgen en het „niet onaan
zienlijke extraatje", waar de heer
Caljouw het over heeft, zou dan
netto ongeveer f 5 per gewerkt uur
bedragen! Daarmee is niet gezegd
dat het salaris niet goed is, maar de
heer Caljouw moet de leraar niet
voorstellen als een naar extra's
graaiende schraper.
Tenslotte nog dit. De' heer Cal
jouw noemt met instemming de ac
tie van leraren uit Venray van twee
jaar geleden, die een discussie wil
den beginnen over een financiële
bijdrage van leraarszijde om de
kwalitiet van het onderwijs in stand
te houden; een klein percentage
van de leraren heeft het stuk gete
kend. Zelf heb ik ook getekend en
ik heb zelfs de actie aan mijn school
vertegenwoordigd. Nog steeds sta
ik achter die handtekening, maar
anders dan de heer Caljouw wel
licht denkt, bedoelde ik die niet als
een uitnodiging aan de heer Van
Kemenade tot een overrompelende
overval op de leraarssalarissen om
daarmee wellicht zijn politieke
plannen te financieren. Ik bedoelde
een aanzet tot een gesprek; daaraan
is het artikel van de heer Caljouw
geen goede bijdrage.
E. HORLINGS
Prinses Irenelaan 4,
OEGSTGEEST.