Belangstelling voor Europa gering
DE VAD
MOETEN
WE ZELF
BETALEN
DONDERDAG 28 JULI 1977
In deze tijd van het jaar zijn er in Leiden weer talloze,
veelal jonge mensen koortsachtig op zoek naar een woon
ruimte. Vaak komen ze net van school, staan onderaan op
de maatschappelijke ladder en worden daarom veron
dersteld met het minste genoegen te nemen. Zij komen
daarbij voor grote problemen te staan, omdat het aanbod
te gering en de gevraagde huur veelal te hoog is.
Vyf jaar geleden betrok ik een ka-
mer in Leiden en trachtte via een
procedure tegen de eigenaar de
huurprijs redelijk te maken. Pas
onlangs kwam de bindende uit
spraak van de kantonrechter,
waaruit bleek dat mijn huur des
tijds inderdaad te hoog was. (In
middels was ze redelijk geworden,
omdat ik door de jaren heen elke
huurverhoging geweigerd heb).
Noch ik, nóch iemand anders zal
van deze uitspraak nog enig profijt
hebben, want ik ben nu verhuisd en
aan de volgende huurder wordt
gewoon weer te veel gevraagd. Die
kan dan van voren af aan beginnen
met het procederen.
Woekerwinsten
Door een groeiend aantal huiseige
naren in Leiden worden woeker
winsten gemaakt op leefruimtes,
die minder dan een minimum bie
den aan het zogenaamde "woonge
not": te kleine of te donkere ka
mers, waar het lekt, tocht, stinkt,
niet warm te stoken is en waar men
bovendien nog voortdurend be
dreigd wordt door onredelijke ei
sen tot huurverhoging, of, bij wei
gering hiervan, door pesterijen van
de verhuurder.
Weliswaar geeft de wet de huurder
bepaalde rechten, maar in de prak
tijk blijkt het voor deze nauwelijks
haalbaar om zijn recht ook te ver
krijgen op een wettige manier.
Ten eerste neemt de te volgen pro
cedure door ambtelijke rompslomp
een ontstellend lange tijd in beslag.
De meeste kamerbewoners verhui
zen, vooral als gevolg van hun on
aanvaardbare woonsituatie, liefst
zo snel mogelijk naar een iets min
der akelig hok: dan vervalt hun
procedure en mag het volgende
slachtoffer weer van voren af aan
beginnen.
Ten tweede worden huisjesmelkers
bijzonder agressief als hun huur
ders voor hun rechten opkomen. Ze
gaan er dan vaak toe over het
woongenot door diverse onwettige
activiteiten grondig te verpesten.
De huurders staan machteloos: de
politie blijkt niet zo snel bereid
hulp te bieden. Aanklachten willen
nogal eens in de doofpot ver
dwijnen of leiden eerst na een jaar
tot een rechtszaak. In de tussen
tijd zijn de huurders blootgesteld
aan steeds grovere represaillemaat
regelen van de verhuurder, als ze
zich niet al hebben laten wegpesten
tenminste.
Voorts kunnen minderjarigen niet
zelfstandig procederen terwijl een
aanzienlijk deel van de toestro
mende woningzoekenden nog geen
21 is.
Ook hebben de meeste jóngeren die
net van school komen, weinig idee
van wat huurbescherming inhoudt,
wat hun rechten en plichten zijn en
hoe de mogelijkheden liggen om
hun woonsituatie acceptabel te
maken. (Gelukkig voorziet wat dit
betreft de Wetswinkel in Leiden in
een behoefte. Van alle instellingen
die ik bij mijn eigen woonproble
men heb meegemaakt, is dit de
enige die betrouwbaar is en naar
behoren functioneert). Dat vergt
veel tijd en energie, die moeilijk
opgebracht zal kunnen worden
door mensen die hele dagen wer
ken of studeren.
Tenslotte: wanneer een huurder
bereid is zijn problemen wettig op
te lossen, is veelal het eerste dat hij
als advies te pruimen krijgt: zoek
maar een andere woonruimte! Zelf
ondervond ik dit bij de Huuradvie
scommissie, de politie, de advo
caat, hetgeen wel iets zegt over de
heersende mentaliteit: als jongere
zonder gevestigde maatschappe
lijke positie kun je geen aanspraak
maken op wat voor de rest van de
bevolking de minimale wooneisen
zijn.
En, wat nog ernstiger is, men ac
cepteert hiermee het feit dat kapi-
taalbezittende lieden geld kunnen
slaan uit de woningnood; men ver
groot zo zelfs de populariteit ervan:
dat gaat goed, denken de huisba
zen, ik koop er maar een pandje bij.
Ik zal nu in het kort, met weglating
van nog vele hemeltergende voor
vallen, het verloop beschrijven van
de strijd om tot een wettige vast
stelling van een redelijke huurprijs
te komen, waarbij ik zelf vijf jaar
lang betrokken was.
In oktober '72 huurde ik een klein
en donker kamertje in het parid
Schoolsteeg 4A in Leiden, dat door
de toenmalige eigenaar van een
pakhuis omgebouwd was tot een
soort studentenhuis, dat overigens
veel weg bleef hebben van een
pakhuis.
De verbouwing was niet op tijd ge
reed en is dat heden ten dage nóg
niet. Wél werden wij als huurders
verondersteld de mondeling over
eengekomen huur (in mijn geval
f100 per maand inclusief gas en
elektra) volledig te betalen, on
danks de gebreken van het huis:
douche en w.c.'s werden pas in de
cember '73 van een ontluchting
voorzien in twee kamers groeide
de schimmel op de muren, vele be
loofde voorzieningen werden nooit
aangebracht.
In mijn kamer heeft het drie ja?tr
lang gelekt (ondanks mijn her
haalde verzoeken dit te verhelpen),
het stonk er naar de* wc, waarmee
mijn kamer via een gat in de vloer in
verbinding stond, het tochtte er
voortdurend. Voorts voldoet het
huis nog altijd niet aan de brandvei
ligheidsvoorschriften.
Wij weigerden terecht telkenmale
huurverhoging te betalen en de
problemen met de eigenaar waren
dan ook met gering.
Met alle acht bewoners vroegen wij
tenslotte in september '74 een huu
radvies aan, dat pas juli '75 (TIEN
maanden later) uitkwam: gemid
deld zouden de kamers maar de
helft mogen opbrengen van wat we
er toen voor betaalden. Helaas is
zo'n advies niet bindend en omdat
de verhuurder niet akkoord ging,
waren wij gedwongen de kanton
rechter om een vaststelling van de
huurprijs te verzoeken. Dat deden
wij 1 oktober '75, pas 1 juni '77
(TWINTIG maanden later) stelde
de Leidse kantonrechter een "rede
lijke" huurprijs vast.
Er waren toen nog maar twee van
de oorspronkelijke acht proceder
ende huurders over, de rest had
inmiddels elders zijn heil gezocht.
Wel waren er in de loop van de pro
cedure weer nieuwe bijgekomen,
waarvan er bij de uitspraak ook nog
twee over waren. Voor hun moes
ten destijds weer nieuwe huurad
viezen aangevraagd worden, want
die staan merkwaardigerwijs op
naam van de huurder en niet op de
betreffende woonruimte, in tegen
stelling tot wat de huuradvie
scommissie ons tot driemaal toe
verzekerd had.
Terwijl op de oude adviezen dus al
leen maar de naam veranderd
hoefde te worden, vertelde de
den op zouden moeten wachten.
Wij schakelden een advocaat in en
toen kon het opeens in 3 weken. Dat
vonden wij wel vreemd toen.
Dat de verdere procedure zoveel
tijd nam was zeker enerzijds te
wijten aan het weinig accurate op
treden van onze advocaat, in wie
wij argeloos ons vertrouwen ge
steld hadden, de grootste vertra
ging evenwel (het waarom begrijp
ik nu nóg niet) werd veroorzaakt
door de verkoop van het huis aan
een nieuwe eigenaar. Deze heer
maakte het nog bonter dan de vori
ge. In totaal hebben wij viermaal
een aanklacht bij de politie tegen
hem moeten indienen, omdat wij
vonden dat hij zich aan onze eige
ndommen vergreep, huisvrede
breuk pleegde, doorlopend bedrei
gingen uitte.
Een tekenend voorbeeld: indien
wij niet op bepaalde onredelijke
,voorstellen van hem wilden ingaan,
dan zou hij op één vrijkomende
kamer van 15 vierkante meter 4 of 5
Marokkanen zetten! Eenmaal trok
hij zelfs een mes, naar huisgenoten
mij geschokt vertelden. Alleen dit
laatste leidde pas een jaar na de
aanklacht tot een strafzaak tegen
hem.
Omdat wij de huur inclusief gas en
elektra betaalden, kon hij ons ook
uitstekend dwarszitten door voort
durend de c.v. belachelijk laag af te
stellen. Wij stonden bijna machte
loos, politie noch advocaat konden
hierin veel voor ons doen, en de
procedure duurde maar voort.
Overigens bezit do huiseigenaar
ook nu nog de mogelijkheid om
met de c.v. te manipuleren.
De Leid se kantonrechter heeft vóór
de uitspraak ook nog het huis be
zichtigd. Dat ging als volgt: hij keek
losjes wat rond en moest door ons
uitdrukkelijk op de gebreken ge
wezen worden. Ik zou meer ver
trouwen hebben in de redelijkheid
-van een beslissing, wanneer een
rechter zijn oordeel zou baseren op
adviezen van ter zake deskundigen,
zoals bijvoorbeeld Bouw- en Wo
ningtoezicht.
Ook aan de functie van de Huurad
viescommissie ben ik gaan twijfe
len, want uiteindelijk behelsde de
uitspraak: dat de huur voor de pro-
cederenden bleef wat ze op dat
moment was (en dat was hoger dan
het advies; bovendien bleven twee
identieke kamers een verschillende
huur opbrengen, hetgeen deze be
slissing wel iets van willekeur ge
eft); dat de eigenaar binnen één
maand alle gebreken in huis moest
verhelpen (dat gebeurde uiterst ge
brekkig en in ruim twéé maanden
tijd, onder grote narigheid voor
ons) en dat de eerstvolgende huur
verhoging pas in '78 geëist zou mo
gen worden (de eigenaar eiste die
direct na de uitspraak).
Al met al betekent dit dat ik jaren
lang teveel betaald heb, maar het
teveel betaalde krijg ik niet meer
terug. Daarbij heb ik vijfjaar lang
dreigementen, pesterijen en vernie
lingen moeten verduren, de schade
wordt niet vergoed.
Nu ik vertrek, wordt aan de nieuwe
'huurder voor mijn kamertje f200
per maand, exclusief gas en elektra,
gevraagd
ANNET HILTERMANN
Meningen op
deze pagina
weergegeven zijn
voor rekening
van de auteurs
Hazerswoudenaar ziet doctoraal-scriptie bekroond:
99
99
HAZERSWOUDE - "Ik wist niets
van de Europese politiek af. Het
was bepaald geen onderwerp
waarvoor ik in mijn studie be
langstelling had. Eigenlijk
dacht ik zelfs: Europese poli
tiek, dat is landbouwbeleid".
Aan het woord is de 31-jarige poli
ticoloog Jan Boehmer uit Ha-
zerswoude, die onlangs een prijs
van 1000 gulden kreeg toege
kend voor de beste doctoraals
criptie over internationale za
ken. Onderwerp van de scriptie
was „het Nederlandse beleid
met betrekking tot de Europese
samenwerking" in de jaren
1971-1975.
Het was de eerste maal dat het Ne
derlandse Genootschap voor In
ternationale Zaken een derge
lijke prijs beschikbaar stelde.
De studententijd van Jan Boeh
mer is bepaald niet zo gladjes
verlopen als deze bekroning
wellicht zou doen vermoeden.
Al in 1965 begon hij zijn studie
aan de Vrije Universiteit in Am
sterdam. Na het behalen van zijn
kandidaats in '69 ging hij door
met politieke wetenschappen
aan de universiteit van Leiden.
Om één en ander financieel te
kunnen bolwerken had hij rege
lmatig baantjes naast zijn stu-
Jan Boehmer
.vrij cynisch
die, onder meer bij Schick, de
se eermesje fabrikant.
„We'werkten daar met een hele
boel studenten. Honderddui
zenden scheermesjes zijn daar
door mijn handen gegaan. En
tussendoor voerden we met el
kaar „vlijmscherpe" discus
sies".
In 1971 nam Boehmer een baan
aan bij de Pedagogische Acade
mie in Rotterdam als leraar
maatschappijleer om zodoende
een wat vastere financiële basis
te hebben. "In het begin was ik
van plan om niet langer dan een
jaar bij het onderwijs te blijven.
Je blijft er zo gauw stil staan, je
wordt een lesboer. Maar ik ben
er tot 1976 gebleven. Het onder
wijs is een vak waar je van gaat
houden".
De rol van docent verdrong echter
hoe langer hoe meer die van stu
dent. De studie raakte op de ach
tergrond. Tot er in 1975 een brief
van de inspecteur kwam dat hij
nu maar eens haast moest ma
ken met afstuderen, omdat hij
anders bij de Academie zou
moeten vertrekken.
Fred van Staden, wetenschappe
lijk hoofdmedewerker aan de
Leidse universiteit en tevens
trimpartner van Boehmer deed
hem het idee voor zijn scriptie
aan de hand. Hoewel hij niets
van het onderwerp afwist werd
hij gepakt door de bewering van
Van Staden dat het Nederlandse
beleid ten aanzien van Europa
erg interessant was. Hij onder
streept deze mening nu van har
te.
"De Nederlandse rol met betrek
king tot Europa is erg boeiend.
Eigenlijk is het merkwaardig
dat de belangstelling in Neder
land voor Europa zo gering is.
Ook van politicologische kant
wordt er maar bitter weinig aan
Europa gedaan".
"Nederland heeft in Europa de
naam van een land dat heel ver
wil gaan met de Europese inte
gratie. De Nederlandse regering
verkondigt dat zij meer wil dan
een losse samenwerking tussen
de staten. Als een regering een
dergelijk standpunt verdedigt
zou je verwachten dat de bevol
king er achter staat, dat er in
Nederland een grote, federalis
tische beweging is. Maar Europa
ontmoet nauwelijks belangstel
ling in Nederland".
"Ik hang de stelling aan dat de Ne
derlandse regering een vér
gaande Europese integratie
slechts voorstaat, omdat men
toch zeker weet dat een derge
lijke samenwerking niet gerea
liseerd zal worden.
In feite wil men het helemaal niet.
De noodzaak van integratie
wordt met de mond beleden
maar nauwelijks in daden om
gezet".
"Een voorbeeld: in 1950 was de
kans aanwezig om heel ver te
gaan. Frankrijk wilde bepaalde
bevoegdheden aan Brussel
overdragen. Dit kwam Neder
land echter niet zo goed uit om-
d?' de Nederlandse politiek op
dc moment gericht was op lage
lonen en prijzen en op een goed
kope export. In feite hield onder
meer Nederland op dat moment
een verdergaande Europese sa
menwerking tegen".
Het Nederlandse beleid ten aan
zien van Europa, heeft Boehmer
niet meer losgelaten. In mei 1976
heeft hij een aanstelling aan de
universiteit van Leiden geac
cepteerd, waardoor hij in staat
werd gesteld om te promoveren.
Drie hoofdstukken van zijn
proefschrift zijn inmiddels af.
Uit de bekroning van zijn scriptie
vloeit voort dat hem in de Inter
nationale Spectator ruimte ter
beschikking zal worden gesteld
om iets te publiceren. "Mis
schien wordt dat een verhaal
over de verkiezingen voor het
Europese parlement".
Met deze verkiezingen houdt hij
zich ook bezig in een werkgroep
van D'66. "Ik weet niet wat dat
worden moet. Eigenlijk sta ik
vrij cynisch ten aanzien van Eu
ropa".
INGRID CRAMER
99.
99
Driejaar lang wordt er nu „gezeurd" over de Vermogensaanwasde-
ling. Drie jaar geleden heeft premier Den Uyl de toezegging aan de
werknemers gedaan, dat zij via een wettelijke regeling zouden delen
in de zogenaamde superwinsten, die in het bedrijfsleven werden ge
maakt dankzij het feit dat de vakbeweging indertijd heeft toegezegd
matiging bij de looneisen te zullen betrachten,
vastliep en dat de belangrijkste taak van de heer Albeda was dit di-
lemma uit de weg te ruimen. Het is bijna onbegrijpelijk, omdat in de
driejaar dat de VAD onderwerp van discussie is de omstandigheden
ingrijpend veranderd zijn.
De vakbeweging heeft niet veel matiging betracht met haar loonei
sen, van superwinsten in het bedrijfsleven is helemaal geen sprake.
De investeringen in het bedrijfsleven zijn scherp teruggelopen, het
aantal bedrijfssluitingen neemt nog steeds toe. De werkgelegenheid
loopt zienderogen terug. In feite is iedereen het erover eens, dat dit
komt omdat de winsten in het bedrijfsleven tot beneden een aan
vaardbaar minimum zijn gedaald.
Erfenis
Toch blijft de VAD in Den Haag alles beheersen. Iemand zei mij
'onlangs: „Het lijkt erop of er gekibbeld wordt over een erfenis,
zonder dat er iets te verteren is en zonder dat er iemand overleden is".
Een juiste constatering.
Na "het vastlopen van de formatiepogingen van de heer Den Uyl is
een grappig feit bekendgeworden. Uit de onderhandelingen over
een te vormen regering is namelijk naar buiten bekend geworden
waar de honderden miljoenen guldens die voor de Vermogehsaan-
wasdeling nodig zijn vandaan moeten komen. Notabene uit het
aardgas. Het aardgas, dat zonder noemenswaardige kosten uit de
Nederlandse bodem komt en waarvoor u en ik maandelijks een hoge
energierekening gepresenteerd krijgen.
Dat aardgas is onze nationale rijkdom, maar regelmatig kan iedere
Nederlandse consument constateren dat hij voor die nationale rijk
dom duur moet betalen. Vroeger, toen we gas kregen dat uit geïm
porteerde kolen werd gemaakt, betaalden we voor onze huishoude
lijke en industriële energie een fractie van wat we er tegenwoordig
voor moeten neertellen.
Het is algemeen bekend dat de staat der Nederlanden in feite de
is die profijt trekt van het aardgas. Het leeuwendeel van de aardga
sinkomsten vloeit in de schatkist. Die aardgasinkomsten zijn afkom
stig van hetgeen we als Nederlanders betalen en van wat de gasex-
port oplevert.
Het is niet bekend welk bedrag de staat der Nederlanden in concreto
uit het aardgas ontvangt, maar zeker is dat het jaarlijks meer dan 10
miljard gulden is. Die miljarden betalen we met elkaar en het is
vooral daaraan te danken dat de Nederlandse overheid veel meer
geld kan uitgeven dan anders het geval was.
Gasunie
De gaswinning wordt vooral verzorgd door de NAM en DSM, de
vroegere staatsmijnen. De NAM is een particuliere onderneming,
waarvan de aandelen voor de helft in het bezit zijn van Shell Neder
land en voor de andere helft van Esso Holding. DSM is een over
heidsbedrijf. NAM en DSM hebben samen met de Nederlandse rege
ring in 1963 de Nederlandse Gasunie opgericht, en aan dit bedrijf is
de distributie en verkoop van het in ons land gewonnen aardgas
opgedragen.
De aandelen van de Gasunie zijn in het bezit van de staat (10 procent)
DSM (40 procent), Esso (25 procent) en Shell (25 procent). Waaruit
blijkt dat direct en indirect de staat der Nederlanden de helft van de
aandelen Gasunie heeft.
De inkomsten van de staat uit ons aardgas komen in de eerste plaats
uit zeer hoge royalties. Dat zijn de bedragen, die de producenten van
aardgas moeten betalen voor iedere kubieke meter aardgas die ze uit
de grond tappen. Ondanks deze hoge royalties maken de producen
ten van aardgas toch nog aanzienlijke winsten.
Dat is geen wonder, want de kosten om de gasbronnen op te sporen
en deze bronnen open te leggen zijn al in het begin van de jaren zestig
gemaakt. Die kosten zijn allang afgeschreven. Wanneer de bron
eenmaal in produktie is, behoeft men maar weinig meer aan kosten
te maken om het gas uit de grond te laten stromen. Vandaar een
relatief hoge winst en daarvan moet bijna de helft als vennoot
schapsbelasting aan de staat worden afgedragen.
Aardgas
Het geproduceerde aardgas moet ingevolge wettelijke verplichtin
gen geleverd worden aan de Gasunie. Om het aardgas kwijt te kun
nen heeft de Gasunie indertijd grote leidingnetten in de Nederlandse
bodem gelegd. Via die leidingen wordt het aardgas afgeleverd aan de
gemeentelijke energiebedrijven en aan grote Nederlandse onder
nemingen.
Doordat de kosten van dit distributienet ook vele jaren geleden zijn
gemaakt, zijn deze voor een belangrijk deel eveneens afgeschreven.
Daardoor maakt ook de Gasunie grote winsten. De staat der Neder
landen krijgt via vennootschapsbelasting de helft van die winsten.
Doordat de helft van de aandelen van de Gasunie in haar handen is,
komt ook de rest van de winst voor een belangrijk deel aan de staat.
Ook in de volgende schakel van de aardgasafzet kan de overheid
weer haar hand ophouden. De gemeentelijke energiebedrijven
brengen het aardgas bij u en bij mij in huis. Ze maken daarop ook
weer winst en ook dat is een door de gemeenschap aan de gemee
nschap betaalde winst. Is het duidelijk dat er in de gehele aardgaske
ten nogal wat winstbronnen liggen?
Dan is het tevens duidelijk waar de VAD straks vandaan komt. Het
aardgas wordt een solide VAD-bron, want er wordt voortdurend
meer aardgas gebruikt en om die groeiende gasstroom te verzorgen
wordt - dat is het merkwaardige - vrijwel geen arbeid verricht. Aard
gas is een van de weinige produkten die zonder dat er arbeid aan ten
grondslag wordt gelegd beschikbaar komt. Het opsporen, in produk
tie brengen en distribueren van aardgas is uitzonderlijk kapitaal
intensief.
Lachertje
Dit wetende wordt het verband met de VAD helemaal een lachertje.
Immers, de regering heeft indertijd gesteld dat er een vermoge-
nsaanwasdeling nodig was„omdat overwinst in het bedrijfsleven
het resultaat is van de gezamenlijke inbreng van kapitaal en arbeid".
De gehele Nederlandse bevolking zou in zogenaamde overwinsten
moeten delen, omdat die overwinsten mede ontstaan doordat er
arbeid wordt verricht.
De grap blijkt nu, dat de VAD straks vrijwel geheel moet worden
opgebracht door een vrijwel arbeidsloze activiteit. Juist het ontbre
ken van de factor arbeid maakt de aardgaswinning en - distributie zo
lucratief. Immers, door voortdurend en sterk stijgende loonkosten
zijn de winsten overal in het bedrijfsleven zo sterk onder druk geko
men, dat er van overwinst helemaal geen sprake meer is. Daarom
zullen zeker de arbeidsintensieve bedrijven in het geheel geen-
VAD betalen.
Last
Waar zijn we met de VAD nu in feite mee bezig? Met het leggen van
een nieuwe last op onze nationale welvaartsbron, die aardgas heet.
Een last, die uiteindelijk door onszelf moet worden betaald. Via
ingewikkelde schijven wordt een deel van wat we voor onze energie
neertellen in een potje gestopt. Uit dat potje krijgen we misschien in
de toekomst nog eens een paar gulden.
Het geld dat ons dan toekomt moet echter wel minstens vijfjaar in
het VAD-potje blijven zitten. In die tijd kan het door de inflatie
lekker minder waard worden.
P. LICHTHART
Annet Hiltermann voor het pand Schoolsteeg 4a: "Verbouwing nu nóg niet klaar