De kleine man staat bij mij in het werk voorop vtslöD Ihldtf dkiihsi SCHELCK LATEMSE MEESTER VAN DE OUDE STEMPEL PAGINA 16 EXTRA ZATERDAG 23 JULI 1977 „De kleine man staat bij mij in het werk voorop. De man, die zich het gezag, de leiding, de dictatuur moet laten welge vallen. Die geen weerwoord heeft, op zijn hoogst wat miezerig verzet in het donker. Die voor mensonwaardige dingen wordt gebruikt, en zich dat ook morrend laat welgevallen. En als ie al in opstand komt, dan hooguit langs de weg van het,lijdelijk verzet. Die kapitein, dat is de Hitlerfi- guur die ze misbruikt. Je vindt dat gege ven ook in de maatschappij overal terug. Het morren haalt echter niks uit. De mensen laten zich koesthouden met din gen: bont, ijskasten, auto's waaraan de kapiteins nog flink verdienen ook". Bij Jan Sanders, illustrator wonend aan het Noorderpad in de Zuidoost- Beemster is de appel niet ver van de stam gevallen: „Thuis waren we geestdriftig volgelin gen van Troelstra en Domela Nieuwen- huis. Maar ik geloof dat al die strijd in de kern weinig uitgehaald heeft. De mensen koesteren de verkeerde idealen. Ze zijn uit hun ellende opgeheven en zelfs tot welstand gekomen. Ze hebben hun din gen die ze zo nodig moesten hebben. En wat zie je nou? Ze kijken niet verder dan dat. En nog steeds worden ze gedomi neerd. Nee, in de diepte ben ik helemaal niet zo'n optimist, ik zie het maar donkertjes in. We schreeuwen om de vrijheid, maar eigenlijk kunnen we die niet aan. Als hongerlijders in de wereld bovenkomen doen ze meermalen hetzelfde als eerst hun onderdrukkers. Het zit gewoon in de mens. Het ouwe idee dat als je de mate riële omstandigheden verandert je daarmee ook de mens verandert, klopt niet. En het enige wat je dan op de been houdt is je relativeringsvermogen, je zin voor het komische, misschien juist wel temidden van de ellende. Humor Humor, een groot geschenk in het leven, ontstaat op het contactpunt tussen wer kelijkheid en ideaal. Zei Bomans dat niet? De mislukking is daarbij het aan grijpingspunt. Denk maar eens waarom of beter wanneer we lachen. Om die mis lukkingen. Wie mooi wil lopen en dan struikelt is lachwekkend. Als een kunst rijder in een prachtige zwier uitglijdt, lachen we. Het conflict tussen de hoogste kringen en de laagstgeplaatsten levert komische situaties op. Daarbij teken ik het liefst de mensen zoals ik ze in details zie. Met hun hebbelijkheden, hun wra tjes. hun neuzen, hun eigen keuze van kleding. Daar heb ik in dit vak oog voor gekregen. Een mooi mens is nooit boeiend: waarom tekent een Rembrandt rattenvangers en bedelaars?" Nee, Jans Sanders tekent geen mooie mensen, misschien met uitzondering van sommige modellen op de Rietveldaca demie in Amsterdam, waar hij nu al zo'n vijf jaar leraar portret- en figuurtekenen is. Maar ook dan idealiseert hij niet. Het blijven uiterst herkenbare mensen metal hun bijzonderheden, knappe schetsen van de werkelijkheid, geen Apollo's en Venussen. Dat vrije werk 'van portretten en naaktfiguren is naar zijn eigen getui genis zijn liefste bezigheid, maar een die niet onderdoet voor zijn andere hobby, waarin hij zich helemaal kan inleven en uitleven. Waardoor Jan Sanders allengs een begrip is geworden. Tot ver over de grenzen. Als de luimige bedenker van het komische tafereel, de meester voor al ook van het detaiL Grotesk Wie een tafereel van Jari Sanders in een oogopslag beoordeelt, doet de man, zijn werk, zijn intenties, eigenlijk groot on recht. En mist daardoor veel. Het detail ontgaat hem, de mislukking, het grotes ke. Zo'n tafereel, daar moet je een kwar tier naar kijken, dat is allesbehalve een straf! Steeds ontdek je dan nieuwe de tailgrapjes, kleine regievondsten en soms zelfs pas na enig gestudeer de hoofdgrap waarom het beeld is opge bouwd. „Een prachtplaats voor mijn platen vind ik dan ook altijd nog het huuske, de wc, waar tot mijn vreugde vaak mijn kalen ders een plaats hebben gevonden. Ik vind het een ereplaats. Immers pas daar gunnen velen zich de tijd even te relaxen. Ook het feit dat kinderen zich erg in mijn tekeningen verdiepen, doet me goed. Door Bert Evenhuis Kinderen, met hun rijke fantasie, hun ongebreidelde beleveniswereld! Ik heb dan ook veel lol juist in dit werk waar ik me helemaal in kan leggen. Zo zelfs dat ik wel eens de werkelijkheid vergat en blij mag zijn dat mijn vrouw het zakelijk element mede behartigt. Want het leveh is wel wat duurder geworden en ook mijn prijzen moeten zich dan aanpassen". Het tekent en siert de man dat hij daarbij niet rept van zijn zeer gestegen „markt waarde", al geeft hij desgevraagd graag toe dat zijn wereldwijde erkenning hem niet is ontgaan. „Ieder mens streeft toch naar een stukje erkenning. Ik heb er lang voor gevoch ten, het is niet bepaald snel gegaan. Mis schien zit ik nu wat in de lift omdat de tijden spitser toelopen; de tegenstellin gen zijn duidelijker dan ooit en in die conflictstof ligt veel materiaal voor mij opgetast. Wie alleen maar de grappen uit mijn tekeningen haalt, ziet toch aan de achtergrond voorbij. Die is sombertjes. Maar al te veel en al te vaak kan ik er geen nadruk op leggen, dan schiet ik aan mijn doel voorbij. En het moet ook nog ver koopbaar blijven!" Betrekkelijk Sanders is nu 58. Zijn levensdoel lijkt be reikt. Erkenning als kunstenaar, een re delijke boterham, een fijn huis in het groen van de Beemster, rust, gezondheid voor hemzelf, zijn vrouw en beide zoons. Ruim dertig jaar lang tekende hij de mensen om hem heen, de malle situaties uit het leven of uit zijn fantasie, al dan niet met een wat donkere achtergrond. Zijn groot waarnemingsvermogen blijkt ook uit zijn verknochtheid aan en suc cessen in het toneelspel, als regisseur maar ook als speler van karakters en ty pes. Hoe succesvol hij daarin was blijkt b.v. uit het feit dat hij in de beginjaren '70 tot tweemaal toe achtereen de vereni- gingsprijs voor zijn toneelvereniging Midden-Beeraster als ook de regieprijs voor zijn persoonlijke prestaties in de- wacht sleepte. Politiek heeft hij niet meer zo nodig. Zijn levenservaring heeft het gevoel voor be trekkelijkheid, zijn kunstenaarservaring het vermogen tot afstandelijkheid ge bracht. Zijn politieke prenten in Pano rama blijken dan ook niet zijn sterkste werk. Het is een opgelegd gegeven dat toch nog met veel fantasie en vakman schap (caricaturen van Den Uyl en Van Agt b.v.) tot een geestige en kleurige neerslag komt. Net als de talloze illustra ties die hij voor boeken, covers en jaar verslagen maakt. Knap en treffend, maar niet Sanders zelf. De man die anderen kan laten glimlachen of schateren, al naar hun aard. Vaak zonder een woord tekst. Alleen maar door het meesters chap van zijn tekenpen. Het instrument voor zijn malle invallen. Voor zijn gevoel voor humor. Dat, zoals de grote Engelse schrijver Thackeray al zei, de „combina tie van geestigheid en liefde" is. Twee elementen die de mens en kunste naar Jan Sanders tot in detail tekenen. Typerend tafereel van Jan Sanders, ontleend aan een vroegere Pieter Schoenkalender, en in feite een bunde ling van grappén rondom de lang verbeide thuiskomst van een marineschip. De tirannie van de bulldogkapi- tein is hier totaal ontluisterd door zijn massieve gema lin; door deze ontdekking en die van de onthutsende kinderschare wordt hij prompt de rise van drie gniffe lende matrozen. De stuurman weet van niks en Jan maat in het centrum krijgt de onverwachte oogst van een leuk avondje voorgeschoteld. Onderaan dubben twee schuinsmarcheerders over het naar voren ge schoven aanbod. Even daarboven worden hete tranen over de nieuwste aanwinst geplengd en omhelst Bello een stoere vrijgezel. Terwijl moe een aanloop neemt om haar zeun te verpletteren, gaat een.toffe knaap er met een jofel stuk vandoor. De ziel aan wie alle vreugde van de thuiskomst voorbijgaat staat eenzaam toe te zien. Enzovoorts. Altijd aanwezig: de verfmenger en Sanders' eigen hondje. In tegenstelling tot Brus sel waar toch zo veèl wordt gebouwd, heeft het plaatsje Sint-Martens- Latem nabij Gent wel een echt Museum voor Moderne Kunsten. Maar dat kan dan ook, met werken van be roemde kunstenaars, toch tevens een streekmuseum zijn. Want al een eeuw lang is Latem een centrum van Vlaamse schilderkunst. Het landschapaan de Leie, was al ontdekt door Emile Claus die wel bekend was en door Serafien de Rycke, een klusjesman: huisschil der, stoelenmatter, koewachter, maar ook een zuivere, naïeve land schapskunstenaar. Dankzij de kunstzinnige gemeente-secretaris Albijn van den Abeele kwamen zich te Latem schilders vestigen. Eeuw Het is ongeveer een eeuw geleden dat Albijn Binus voor zijn vrienden - zelf zijn eerste schilderij-' tje maakte. Hij schreef ook streek romans en artikelen over de locale historie en moedigde kunstenaars van elders aan, te Latem te komen- wonen. Een machtig argument was volgens de criticus Mare Cal-» lewaert, dat hij hen voor een frank pei* week een huisje wist te ver schaffen. Hij wees er op, dat een brood er 25 cent kostten een pot bier öcenten de borrel 4 cent. Dit, samen met het land- schapsschoon, was kennelijk over tuigend. Achtereenvolgens streken te Latem neer Valerius de Saede- leer, George Minne en Gustaaf van de Woestyne met zijn schrijvende broer Karei. Deze kunstenaars wa ren Symbolisten. Kort nadien volgden de vroege expressionist Albert Sevaes en de toen nog meer luministisch werkende schilders Frits van den Berghe, Leon de Smet, Maurice Sijs, Gustaaf de Smet en Constant Permeke. Een werk van Schelck Men hoeft geen specialist te zijn, om in Nederland althans de naam van Permeke te kennen en zich daar een trant van schilderen bij voor te stellen: het sterke Vlaamse expressionisme, dat de voorvech ter van de abstracte kunst, Seuphor Klimaat Men spreekt van een Latemse School, zoals men van een Berge nse School spreekt. De kenners wijzen er op, dat die schilders alle maal afzonderlijke artistieke pers oonlijkheden waren en geen „school" vormden. Dat neemt niet weg, dat in hun werk iets als een gemeenschappelijk klimaat her kenbaar is. Een mooi voorbeeld voor wat zo'n .nklimaat" betekent is het oeuvre van 70-jarige schilder Maurice Schelck. Buiten Belgie heeft deze kunstenaar tentoonstellingen ge had in steden, die buiten het circuit van de wereldroem liggen: Wup- pertal en Venlo (en via Venlo in Hilversum). Hij is namelijk geen baanbreker en daarom mogen ze hem, wat de grote musea van mo derne kunst elders betreft,in La tem zelf houden. boek Het Latemse museum heeft nu een monografie over hem uitgegeven. Het is een kostbaar uitgevoerd boek, zoals er zakelijk gesproken alleen een kan verschijnen over een kunstenaar met een internationale markt. Steun van vrienden van het museum maakt het mogelijk, dat: Latem daar niet van afhankelijk ism Menig landschap van Schelck zou gemakkelijk als een Permeke .verkocht kunnen wordenn want zo nauw kijken sommige kopers niet. Door Dolf Welling Met een "Carnaval" kan hij ander zijds aan Van den Berghe doen denken. Maar de kleurplaten in het boek doen duidelijk een persoon lijkheid kennen, „een storm die nooit luwde" volgens de auteur, prof. Pierre Kluyskens Schelck strooit warm goud over het her- fstbos en het is, alsof het avondrood zijn doek zal verteren. Het vlakke land is even ruim als een bijna ab stract zeegezicht; bloemen zijn vi taal als dieren en in de figuurteke ning lijkt hij een beeldhouwer. Cu rieus is echter, dat lang niet alle re producties van een datumaandui ding zijn voorzien. De volgorde is kennelijk niet chronologisch. Ook de tekst geeft onvoldoende aan wijzingen over de ontwikkelin- g in het werk. Nederland kent voor de levende kunst voorzieningen waar men ons elders om benijdt. Op het punt van boeken over deeigen kunst van he den, kan in Belgie echter meer dan hier. Over - om maar enkelen te noemen - Constant, Lataster of Lu- cebert bestaat nog geen boek, zo royaal opgezet als dat over Schelck.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 16