'Stevenshofjes- polder (Leiden) toch bebouwen' 'De mens in het heelal' met enkele 'maren' Lezers schrijven DONDERDAG 9 JUNI 1977 Om kwart voor twee had ik spraak met minister drs. J. Boersma. Zoals gewoonlijk bij dit soort gelegenheden was ik te vroeg. Om vijf over half twee werd ik gevraagd bij hem binnen te komen. Hij zag er bedonderd uitOver zijn ziekte had ik juist in de krant gelezen. Hij had in Am sterdam tijdens de laatste dag van "Tussentijds Bestek" zijn voordracht door een ander laten voorlezen. Maar nu zat hij hier te genover me. 'Ik kan er niet tegen dat mijn lijf niet wil zoals ik wil, ik heb daar 't land aan", zei hij wat weerbarstig. Ik vertelde hem hij wel moest weten waar hij begon. Maar hij had voor rr hete vuren gestaan. En gemeen gaven de journalisten correct weer wat hij gezegd had, enkele journalisten van bepaalde bladen daargelaten. Het Leidsch Dagblad had een goede naam. Maar nu terzake. Als PPR-der begon ik met te zeg gen, dat er natuurlijk binnen de kring van de PPR- sympathisanten kritiek was op de PPR en ik noemde enkele punten zoals: de meerdere malen uitgelokte crises t.a.v. het voort bestaan van het voorbije kabinet; de chaotische vergaderingen tel kens weer, liefst massaal en lan delijk met hysterische aanvallen op details van het beleid; de blunder van de anti-CDA-motie. Boersma beaamde deze kritiek ten volle. "Maar", zei ik, "die kritiek hindert ons als PPR-ders niet, we zijn be reid die te accepteren. Wat ons wel ontsteld heeft is de duidelijke minachting die uit Uw woorden sprak èn bij de "Rooie Haan" èn tijdens "Haagse Kringen". Die minachting begrijp ik niet." Vooreerst... "Vooreerst", antwoordde Boersma, "minachting is 't woord nietAls dat zo is overgekomen betreur ik 't. Vervolgens: over groepen waar je helemaal geen belangstelling voor hebt wil je niet praten. Voor de PPR heb ik die aandacht wel. Maar die partij is me tegengeval len. Ik heb veel goede vrienden bij de PPR. Van de aanvang af was ik bevriend met Aarden en Paul Janssen en Annie Kessel. Ook Bas ken ik goed, hoewel ik 't betreurde dat hij uit de AR stapte. Voor Leo Jansen heb ik groot respect. Hij weet waar hij 't over heeft, maar is te bescheiden. Over Van Doorn en Trip zul je me geen kwaad woord hojen zeggen. Trip is een geweldige vent. Hij heeft alléén maar vrienden. Hij zei me eens: "Als iedereen dat zegt deug je, geloof ik, eigenlijk niet voor de politiek." Nee, geen minachting. Maar door die anti-CDA-motie maakten ze op mij de indruk - ik kan me vergissen - van twee wal len te willen eten, anti-CDA en pró-PvdA". Ik zei daarop nogmaals, dat ik die anti-CDA-motie ook vreemd vond, maar dat die mij meer en vooral gericht leek tegen KVP en CHU. Niet mals Toen gaf Boersma enige niet malse ideeën over 't CDA weg: „Als u drie weken eerder hier ge weest was zou ik anders gereage erd hebben. Maar na wat de laat ste weken en dagen gebeurd isWij hadden altijd nog wel hoop op een echt goed CDA. Maar wat nu allemaal gebeurd is Wetend tegenover een katholiek te praten zei hij: „Toch had ik wel hoop, vroeger. In Bra bant kom ik graag. Aardige men sen en die wilden echt wel, die gewone mensen, bedoel ik". Ik zei hem mij te verbazen over zijn zo lang durend vertrouwen in de KVP en ik vertelde hem, dat ik al lang geleden o.a. met Simon Jelsma felle acties ontketend had tegen de KVP. Hij gaf toe misschien al te lang ver trouwen gehad te hebben in de bedoelingen van de KVP. De velé documentaires van Vrij Neder land over K VP-ers had hij ook ge lezen. Het was dus duidelijk, dat de anti-KVP-strekking van de anti-CDA-motie hem niet onwel kom was. Allerminst. Toen ik voorzichtig opperde dat de AR haar hele partij-apparaat nog volledig in tact hield, beaamde hij dit: „Jazeker, er zijn de laatste tijd zelfs weer meer dan 30 kiesver enigingen bijgekomen". Kernenergie? „Niet, tenzij daar zouden we nog langer over moeten praten. Stel je voor dat Duitsland vol staat met die rot dingen". En abortus? Ik zei: natuurlijk is ie der zinnig mens tegen abortus. Maar als 't toch moet, om welke zeer ernstige reden dan ook, laat 't dan door kundige artsen doen. Daar ging Boersma volledig mee akkoord. Over de aard van die ernstige redenen moet gepraat kunnen worden. Israël Na mij zou de Israëlische ambassa deur afscheid komen nemen. Hoezo? „Ik heb 't vorig jaar een reis naar Israël gemaakt. Nee, echt ook wel een zakenreis. Uit wisseling van ambtenaren en ge sprekken over sociale voorzie ningen en zo. Als kleine jongen las ik de kinderbijbel. En als je nu door Israël gaat, komen al die lang vergeten namen weer tot le ven. 't Was geweldig. Ik had heel goed contact met die ambassa deur. Mijn vader stierf. De am bassadeur was met zijn vrouw bij de uitvaart in Franeker. Dat is mooi, hè? Die man komt mij nu dadelijk gedag zeggen". Ik zocht de uitgang. „Nee, daar niet, dat is 't toilet". Hij schoof 't gor dijn open: „Kijk, 'n kraantje en daarachter een toilet. Dat heeft een van mijn voorgangers, de juist vertrokken gouverneur van Limburg voor zich laten aanleg gen. Hij wilde zo nodig een pers oonlijk, eigen toilet, 't Kostte f 30.000". „Gouverneur van Limburg, is dat niets voor Van Agt?" vroeg ik bij de deur. „Dan begrijp ik niet hoe Den Uyl een kabinet kan vormen", zei ik mompelend. „Ik eigenlijk ook niet", was de reac tie van Boersma. Toen namen wij hartelijk afscheid. De ambassa deur van Israël kwam al aanlo pen. Na een touwtrekken van zo'n tiental jaren over nieuw- of vernieuwbouw van het verouderde Aca demisch Ziekenhuis in Leiden schijnt thans de doorbraak te hebben plaatsgevonden. Het re cente kabinetsbesluit beoogt een geheel nieuw ziekenhuis te bouwen met in gebruikneming van de grond die door sloop van het oude paviljoens complex vrij komt. Duidelijk is dat met het nieuwe plan "Z" gestreefd is naar een compromis tussen de verschil lende inzichten omtrent plaats en nieuw- of vernieuwbouw en wel licht heeft men laten wegen de ruimtelijke aspecten inzake de volkswoningbouw of beter ge zegd de woningbouw in het al gemeen. Anderzijds zijn we nog zo weinig op de hoogte van het plan Z dat voorzichtigheid geboden is. Bij een positieve benadering door voorstanders van gehele nieuw bouw, zoals die dus toch zal plaatsvinden, moet de vraag ge steld worden of voldoende ruimte is gegeven aan de zich nog steeds vernieuwende inzichten op het gebied van geïntegreerd wetenschappelijk medisch on derwijs en patiëntenzorg. Men zegt bijv. dat het nieuwbouw- complex kleiner zal uitvallen. Ook zullen bouw en sloop met el kaar samenvallen, een factor waartegen men grote bezwaren bij eerdere plannen had aange voerd vanwege overlast voor personeel en patiënten. Voor de rest valt te constateren dat een groot complex van gebouwen in goede bouwkundige staat dan wel niet meer mag voldoen aan de eisen van moderne gezondheids zorg, voor andere bestemmingen zouden zij zeker geschikt te ma ken ziin. J Voor de vuist weg zijn zo een aantal knelpunten te noemen waar wij de laatste tijd tegenaan hikken en waarvoor slechts noodoplossin gen zijn aangedragen. Ik noem maar de huisvesting van buiten landse werknemers, voor wie thans noodverblijven in Leider dorp gebouwd moeten worden, verder ook de noodsituatie i.v.m. het gebrek aan lokalen voor de Louise de Coligny scholenge meenschap, waarvoor de oplos sing gevonden zal worden in oude scholen en in een afgekeurd gebouw en door de bij het on derwijs betrokkenen nauwelijks als een oplossing aanvaard is. Verder wijs ik op de huisvestings problemen waarmee de verschil lende faculteiten van de Univer siteit in de binnenstad te kampen hebben dan ligt de conclusie voor de hand dat bij sloop van het oude ziekenhuis van kapitaal vernietiging gesproken kan wor den. Misschien is het mogelijk om bin nen het raam van de ruimtelijke ordening binnen het UMC- gebied een aantal paviljoens een andere bestemming te geven, dus niet te slopen en de nieuwbouw westwaarts te plegen. Ik blijf van mening dat de Leeu wenhoek, begrensd door Wassenaarseweg-Rijksweg en Plesmanlaan, een universitaire bestemming moet houden, waarbij kantorenbouw langs de Plesmanlaan wel mogelijk moet blijven plus eventueel wooneen heden van ziekenhuispersoneel. Tegenstanders van bebouwing van de Stevenhofjespolder zullen in het nieuwe plan Z aanleiding vinden om op grote schaal wo ningbouw in de Leeuwenhoek te bevorderen. Het zal duidelijk zijn dat temidden van de hoge torens en andere gebouwen het niet is aan te bevelen woningbouw op grote schaal te plegen. Er zal veel meer gestreefd moeten worden om op het gebied zoveel mogelijk rekening te houden met groen voorzieningen, parkeermoge- lijkheden en uitbreidingsmoge lijkheden t.b.v. universitaire voorzieningen. Nogmaals, de Leeuwenhoek kan en mag niet als alternatieve bouw- lokatie dienen om de woningbe hoefte in Leiden op te heffen. Er kend moet worden dat andere de len van Leiden daarvoor in aan merking komen. Het is zelfs aan te bevelen om aan die delen het draagvlak te verschaffen voor openbare voorzieningen en ik denk daarbij bijv. aan Roomburg. Deze mogelijkheden kunnen echter de bestaande woning nood, het verlies aan woningen door renovatie of verkrotting en het vestigingsoverschot van zo'n plm. 1000 mensen per jaar niet opheffen. Voor opheffen van de woningbehoefte en bedrijfsves tigingen is aan bebouwing van de Stevenhofjespolder niet te ont komen. Nu door het kabinetsbesluit een nieuw stadium is ingetreden dient de suggestie onder ogen ge zien te worden van een nieuwe toegangsweg aan de andere kant van het station. Wellicht zal aan leg al noodzakelijk zijn voor de aanvoer van bouwmaterialen naar de bouwplaatsen. Maar ook met het oog op de toekomstige bebouwing van het Schutters veld is het noodzakelijk dat nu reeds met de toeneming van de verkeersdruk in de omgeving van het station rekening wordt ge houden. De situering van het nieuwe zie kenhuis achter het station en de sloop van de oude paviljoensge bouwen doen verwachten dat het nieuwe plan zeker niet met alge mene instemming ontvangen zal worden. Overheersend dient echter te zijn het feit dat een geheel nieuw complex zaWerrijzen, bij uitvoe ring waarvan de praktische moei lijkheden echter op rekening van de plannenmakers geschoven dienen te worden. D. Hoeven gemeente-raadslid voor de CPN Meningen op deze pagina weergegeven zijn voor rekening van de auteurs DE MENS IN HET HEELAL is ob- ject en titel van het dertigste "boek van de maand" dat van 2 juni af verkrijgbaar is bij de boekhandel. Een uitermate pre tentieus onderwerp, behandeld door een althans voor de buiten wacht zeer pretentieus maar te vens ter zake kundig auteur, Chriet Titulaer, in het kader van een zeer pretentieus publicatie- project. Ondanks al die pretenties een voor treffelijke uitgave die een mijl paal betekent in het werk van de CPNB, de commissie voor Col lectieve Propaganda van het Ne derlandse Boek. Het Boek is uitgegeven door Agon-Elsevier te Amsterdam, kost in de boekhandel de eerste weken/ 18.50 en na 2 juli 31.50, beide maar zeker de eerstge noemde belachelijk lage prijzen in het kader van hoeveelheden geld die men noodgedwongen tegenwoordig in een boekwinkel moet neertellen voor iets waar devols. De instelling van het "boek van de maand" beoogt, als introductie voor een opmerkelijk lage prijs een boek op de markt te brengen, waarvoor een algemene ihteresse Door Piet Bok verwacht mag worden en dat als "lokkertje" het publiek in de goede zin verleidt om zich via alle rijkdoma, die "het boek" bieden kan geestelijk te verrijken. Een voor zover bekend voor de gehele wereld uniek initiatief met beslist niet alleen een zakelijke achter grond (zij het misschien wel zake lijke doelstelling) maar zeker met een grote culturele strekking. Voor deze exceptionele dertigste uitgave is als auteur een excep tioneel man gekozen, Chriet Titu laer, de min of meer nationale sterrenkijker, ruimtevaart specialist en gids voor het heelal in al zijn veelzijdige aspecten. Niet alleen een schrijvende astronoom, maar ook een televi siecommentator die naar ons ge voelen te laat "Apollo-Henkie" is opgevolgd. Die bekwame auteur heeft het te recht aangedrufd om een onder werp bij de kop te pakken dat in deze boeiende tijd van kennis making tussen de mens en de we reld waarin wij leven de relatie tussen mens en heelal uit de doe ken te doen. Dat is een uitermate pretentieuze doelstelling. On danks het lofwaardige resultaat van zijn streven is hij daarin o.i. niet geheel geslaagd, waarmee echter het boek als zodanig niet veroordeeld is: in tegendeel, want het is een voortreffelijke uitgave geworden, waarvoor hem en de uitgever alle dank ver schuldigd is. Titulaer is er van uit gegaan, een grafisch voortreffelijk verzorgd album te maken van unieke foto's van de aarde, het zonnestelsel, ons Melkwegstelsel en het waar neembare heelal, die nog niet eerder of sporadisch zijn gepu bliceerd en daarnaast afbeeldin gen over de mens en zijn her komst en ontwikkeling en de in strumenten en methoden waar van die mens zich bedient om het universum waar te nemen, te verklaren en geschiedkundig te doorgronden. De tekst bestaat voornamelijk uit verklaringen (wat meer inhoudt dan onder schriften) bij die afbeeldingen. Er zijn echter enkele "maren". Titulaer gaat bij de samenstelling van dit (nogmaals: zeer waarde volle) boek uit van enkele pre missen, vooronderstellingen die nergens op wetenschappelijke feiten rusten, en bovendien is hij daarbij dikwijls in strijd met zichzelf. Hij stelt, dat de evolutie van het le ven op aarde tot nu uiteindelijk de mens als "hoogste" produkt heeft voorgebracht maar dat die evolutie wellicht doorgaat naar een hogere levensvorm. In de eerste plaats is de stelling op zichzelf onbewezen en zeker in strijd met opvattingen die bij on telbare miljoenen mensen leven. In de tweede plaats is het onlo gisch, om vanuit deze overtui ging een wat ruimer beeld over de mens op te zetten en de mens als een tussen-stadium in een even tuele evolutie minder centraal te stellen. Het gaat ook Titulaer in wezen niet om de mens en het heelal maar om de plaats van het leven in het heelal, waarin de mens in zoverre maar ook niet meer dan dat een unieke plaats inneemt, omdat wij, de lezers van het boek, mensen zijn. Eerlijk gezegd bood de serie „Le ven in het heelal" die wij vorige zomer publiceerden de lezer een vollediger beeld. Een tweede bezwaar van het boek achten wij dat het teveel een ver zameling uitstekende afbeeldin gen met toelichting is, waardoor veelal logische verbanden verlo ren gaan en het boek meer een fotoalbum dan een verklarende beschouwing wordt. Bij de introductie van het boek zette Titulaer uiteen dat dit ka rakter bewust nagestreefd is, maar naar ons gevoelen wordt daardoor toch wel een belangrijk deel van het doel van de uitgave gemist. Niettemin leidt vooral deze opzet er toe, dat de schrijver alle "moeilijke" woorden en be grippen heeft kunnen vermijden, waardoor het een waardevolle aanwinst voor iedere leek op dit gebied is geworden. Gezien de grote belangstelling, die in ons land- met een grote naam op het gebied van de astronomie voor het heelal en ook voor de kennis van de natuur mag dit der tigste boek boek van de maand dan ook een succes worden ge noemd. Aan elk succes, op welk gebied dan ook, kleven wel wat onvolmaaktheden. In dit boek zijn ze in ieder geval op de vingers van de beide handen van de lezer te tellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 19