Adriaan en Olivier op Atlantis 'Moord verhaal' Bottema was een goede zakenman BELANGSTELLING VOOR KLASSIEKE RETORICA IS STERK GEGROEID De onheilspellende verhalen van'nbehoedzaam waarnemer Hansons sprong in het duister ZATERDAG 4 JUNI 1977 Leonard Huizinga. Adriaan met Olivier natuurlijk. Zuid- hoUandse Uitgeversmaatschappij BV, Baarn. ,Het was in het allerholst y nacht. Twee grote volle i stonden met verwijtende gezich ten aan de hemel. „Hoe hard rijden we nu?", vroeg ik. „Zesen negentig", zei Adriaan en draaide achteloos het stuur drie keer rond. „Waar rijden we nu?", vroeg ik. „Om de markt in Rit- tenburg", zei Adriaan. JCen totale vernieling van de Rit- tenburgse stadhuistrap en een wilde achtervolging door een koddebeier zijn het vervolg op de wel bekende openingsscènes in de boeken van Huizinga. Het is een opening die een beeld van herkenning oproept en die als zodanig dus een belangrijk refe rentiepunt vormt voor de lief hebbers van Huizinga's boeken over Adriaan en Olivier. De eerste drie boeken over Adriaan en Olivier zijn ongetwijfeld de beste die Huizinga ooit geschre ven heeft. Latere produkten als „Prins Adriaan en Prins Olivier", en „Hasjadriaan en Hasjolivier" zijn van een aanzienlijk minder gehalte. Spitsvondigheden zijn daar niet meer dan flauwe taal grappen. En je moet er echt je best voor doen, wil je die boeken doorkomen. Maar, zoals dat ook in het echte leven gaat: er is weer hoop. Want de nieuwste telg „Ad riaan ^en Olivier natuurlijk" scoort betrekkelijk hoog. De humor is minder gewild, meer op afstand geschreven en soms ook erg leuk. De openingsscène, waarvan hier eerder gerept werd, is er alleen weer niet bij. In het kort komt het erop neer dat Adriaan en Olivier met een UFO op Atlantis belanden en daarvoor het eerst in aanraking komen met drie gestolen meesterwerken van Jan Steen, Frans Hals en Vincent van Gogh. Een ingewikkelde Leonard Huizinga. reeks van avonturen, gelardeerd met schone vrouwen, drank en onbetrouwbare figuren als bur gemeester De Swevelchem en natuurlijk de rijke oom Wout, is het gevolg. Vie een beetje was afgeknapt op de voorlaatste boeken van Huizinga en met weemoed terugdenkt aan de eerste drie, kan dit boek met een gerust hart kopen. WIM WIRTZ In tegenstelling tot de meeste artikelen over Marten 't Hart zal dit stukje niet beginnen met de hoofdschuddende constatering dat hij zoveel schrijft' of dat er 'bijna geen perio dieken meer zijn te vinden zonder een artikel van 't Hart'. Zoiets is alleen opvallend in een land waar het over het schrijven van een enigzins 'angehaucht' stukje even evenwich tig gedacht wordt als over het bedrijven van kuituur in dit licht bezien is het misschien nodig de vele critici van 't Hart erop te wijzen dat hij, bijvoorbeeld het werk van Mozart niet heeft gedaan, hij heeft er alleen maar over geschreven. Maar terzake. Ter recencie ditmaal zijn laatste bundel: Mammoet op zondag. Een heleboel verhalen, soms goed, soms matig, nooit slecht en heel soms erg goed. Of om nauwkeuriger te zijn: achttien verhalen, in chronologische vol gorde geplaats, waarvan de eerste vijf spelen in 't Harts jeugd, of beter: in de jeugd van de jeugd van de hoofdpersoon, want de 'ik' in een boek domweg indentificeren met de schrijver is vrij riskant. Die eerste vijf verha len vond ik de minste: het thema van een verbijsterend kind in een surrealistische we reld vol boze en vooral onbegrijpelijke vol wassenen is al aardig afgekloven door 't Hart, en het verleden begint steeds meer van span ning te veliezen, de gruwel wordt alledaags en de eens zo bizarre gereformeerden begin nen meer op buren te lijken steeds meer menselijke trekjes aai Naar mijn smaak te anecdotische verhalen, te beperkt om van al te veel waarde te zijn. De verhalen uit de studententijd zijn, om twee redenen, veel interessanter. In de eerste plaats bezit 't Hart het patent op een manier van beschrijven die, op het eerste gezicht nuchter en observerend, bij nadere beschouwing iets uitgesproken broeierigs en onheilspellends lijkt te hebben: er dreigt een onweer, het is versuffend warm, en de lucht heeft een vage lijkkleur. (Nu niet allemaal de pagina's na gaan vlooien om te kijken waar dat precies staat, want Merlyn is godzijdank opgeheven.) De ik-figuur uit die verhalen is aanmerkelijk gecompliceerder dan de tegenvoeter uit het Maassluis van twintig, vijfentwintig jaar te rug: een geremde jongeman, die nooit het achterste van zijn tong laat zien, en steeds weer door een duister, gereformeerd noodlot in situaties wordt geplaats die ook heren met aanzienlijk meer zelfvertrouwen hoofdbre kens zou bezorgen. Soms hebben de verhalen een ronduit Bies- heuveliaanse sfeer (Biesheuvel begint school te maken!) zoals in Het betegelde pad, waarin drie bezoekers op een wetenschappelijke bijeenkomst hopeloos in een kafkaëske nieuwbouw, bevolkt door onbegrijpelijke concierges, als ratten in een skinnerbox. De etnoloog in 't Hart is steeds aanwezig: de observatiedrift verlaat hem nooit en dit zorgt voor een merkwaardige combinatie van hul peloosheid en afstandnemen, die het sterkste is in het overigens vrij banale verhaal Micro klimaat. Al met al luid applaus: de soms vrij tuttige woordkeus (een behoefte doen') daar gelaten wordt 't Hart langzamerhand een uit stekende prozaïst die de slapstick niet schuwt en waarschijnlijk op dit gebied meer mogelijkheden heeft dan de onvermoeibare Heeresma, wiens grappen en grollen meteen voorhamer wordt aangebracht. t Hart is veel subtieler (en veel venijniger) iets wat u zelf kunt konkluderen als u het verhaal Drempelwaarde leest. De Vestdijkiaanse neiging om grondig en weloverwogen uiteen te zetten wat de hoofdpersoon geestelijk be roert is in de beste verhalen het minst aanwe zig: de op een onmiskenbare orgeltoon voor gedragen slotpassages behoren ondanks al les gedragenheid vaak tot de beste stukken die 't Hart schrijft. U dient derhalve Mammoet Op Zondag nog vóór vaderdag aan te schaffen, sommige stukjes behoren in biologieboeken te wórden opgenomen (Geschikt voor het vhmo!) en het geheel is zeer de moeite waard. En wat is nou 24,50? Paul Marijnis Maarten 't Hart: „Mammoet op Zondag. Uitg. De Arbeiderspers, 24,50. "Een moordverhaal" door Ysbrand Hiddes Galema, verschenen bij Te- leboek BV in Amsterdam 15.-). De auteur, correspondent van een Nederlands dagblad in Rome, raakt verwikkelt in de nasleep van een dertig jaar geleden op Sicilië gepleegde moord. In 26 reportages doet hij het thuisfront daarvan verslag. En dat zijn wij de lezers. Het duurt heel wat reportages voor Hiddes Galema flink vaart in zijn verhaal krijgt. Dan heeft hij ons al vele malen voorgehoude, dat het allemaal erg griezelig, gevaarlijk en bijzonder is, wat hij meemaakt op Sicilië. Maar aanvanke lijk moeten wij hem op zijn woord geloven, „thuisfront" sfeer mag dan een tikkeltje anders dan anders zijn, maar het kan niemand nog de adem benemen. In feit gebeurt er in het begin erg weinig, er wordt alleen gepraat. Pas als de zaken zich gaan afwikkelen wordt het leuk. Maar dan is men al over de helft. En aan het einde kan men best zeggen, dat het allemaal vreemd toegaat op Sicilië. Maar hoe vreemd? Hiddes Galema heeft het ons niet helemaal duidelijk kunnen maken. Koos Post Niet alleen in de hoek van de taal beheersing, maar ook in de litera tuurwetenschap is de belangstel ling voor de klassieke retorica de laatste tijd sterk groeiende. Het laatste boek van J.P. Guépin, lec tor algemene literatuurwetens chap in Leiden, past door het voortdurend, maar vaak terloops, gebruik van klassiek rectorische begrippen heel goed in deze neo-klassieke ontwikkeling. De titel 'Doorkruiste verwachtin gen' vat heel beknopt samen wat Guépin ziet als één van de be langrijkste kenmerken van litera tuur (die als kunst volgens hem allereerst imitatie is): literatuur is spelen met verwachtingspatro nen van de lezer. Die verwach tingspatronen worden bepaald door de context of situation, d.w.z. door de aanwijzingen in de tekst zelf én door de gezamelijke culturele achtergrond van lezer en schrijver, waaronder gere kend kunnen worden de regels van de literaire genres. Met dit laatste aspekt zet Guépin zich impliciet af tegen de auto- nomische literatuurbeschou wing, die alleen gegevens uit de tekst zelf bij de interpretatie wil betrekken. Ir. een levendige be spreking van oud-griekse graf schriften toont Guépin aan dat deze autonome opvatting in elk geval niet deugt waar lezer en schrijver niet stilzwijgend de zelfde kulturele of, beperkter, li teraire konventies delen. Litera tuur is in de visie van Guépin een voortdurend dialoog met voor gangers en tijdgenoten. Door bijna het hele boek heen maakt Guéptfn - en dat is gezien zijn achtergrond als classicus niet verwonderlijk - veelvuldig toe spelingen op de klassieke litera tuur (Plato, Aristoteles, de trage dieschrijvers e.v.a.). Maar hij verwijst net zo goed naar moder nere schrijvers als Dostoievski, Dickens, Flaubert, Hermans of Claus en naar het strip-, film- en modewezen. In feite is zijn boek een illustratie van zijn stelling dat, terwille van een volledig begrip, de k-zer de zelfde kulturele bagage moet hebben als de schrijver. Een ge leerd boek vereist een geleerde lezer. Dat betekent niet dat dit boek alleen maar begrijpelijk is voor erudieten. Voor sommige détails geldt dat misschien, maar de hoofdlijn van het boek is heel goed te volgen en zijn toespelin gen prikkelen de nieuwsgierig heid. Hoewel het boek bestaat uit een aantal essays, die eerder, zij het in andere vorm. in verschillende pe riodieken zijn verschenen, kent het een sterke samenhang. Na in troductie van enkele basisbe grippen en een intermezzo van Augustinus (Guépin en Augusti- nus zijn één) volgt de kern van het boek: de hoofdstukken 4 en 5. Hoofdstuk 4 toont, zoals gezegd, aan welk belang kennis van kul turele konventies, waaronder kepnis van literaire genres, heeft voor de interpretatie. Hoofdstuk 5 - waaraan het boek zijn titel ontleent - gaat over het proces van literaire informatie verwerking: "Voor de zender gelden andere regels dan voor de ontvanger. Waar de ontvanger zich de vraag stelt: hoe pas ik deze boodschap in in mijn ver wachtingspatronen (overtuigin gen, opinies), stelt de zender zich de vraag: hoe kan ik de ontvanger boeien door hem iets mee te de len dat noch te onverwacht, noch te weinig verrassend is, gelet op zijn verwachtingspatronen." Binnen het kader van de kunst geldt volgens Guépin: "Alleen doorkruising van verwachtingen geeft informatie." Literatuur is dus een spel met verwachtingen. Als dat zo is, moet men inderdaad dezelfde kulturele konventies hebben, anders kan men niet spe len. Met het plezier van een prac tical joker laat Guépin vervol gens onder meer zien waarom een lezer/kijker/hoorder iets op vat al humoristisch of als ernstig en waarom hij iets - ook buiten de literatuur - als spannend ervaart. "Er wordt bewezen dat de zon niet om de aarde, maar de aarde om de zon draait, er wordt geopenbaard dat de gekruisigde misdadiger in werkelijkheid een weldoener der mensheid was, er wordt verklapt dat van de gesmade proletariërs het heil te verwachten valt, of het blijkt, in de detectiveroman, dat een ogenschijnlijke goedzak de misdadiger was.' In de laatste drie hoofdstukken worden boeken besproken van auteurs met een konkurrerende literatuurwetenschappelijke op vatting: een formele tekstlinguis- tische en een neomarxistische. Deze twee hebben met elkaar gemeen dat ze geen rekening houden met de context of situa tion van literaire werken die Guepin in de rest van zijn boek zo welsprekend en helder heeft ver dedigd. Zijn afwijzend oordeel ligt dan ook voor de hand. Maar hij heeft meer, evenzeer houts nijdende, tegenargumenten: beide theorieën maken zich schuldig aan onterechte vaaghe den en generalisaties. Zelf is Guépin nergens vaag. Hoewel een ironische toon overal in het boek doorklinkt, is dat in deze drie degelijke boekbesprekingen veel sterker dan elders. De titels van alle andere hoofdstukken zijn neutraal, die van deze zijn po lemisch: "Net een echte theorie", "Je weet niet watje ziet", "Theo logie van de neomarxistische li-, teratuurtheorie". Vooral om zijn ironische en soms satirische toon zal Guépin zijn boek wel ais ess aybundel gepresenteerd hebben, ondanks een notenapparaat van negen en een samenvatting van zeven bladzijden. In een wetens chappelijke verhandeling maakt men immers geen grappen. Murk Sawerda Er is helaas in grote kring weinig bekend van de strijd, die in de Tweede Wereldoorlog in de Ach terhoek heeft gewoed. Slechts zeer weinigen weten iets af van een grote tankslag bij een van de buurtschappen in Winterwijk en even zo weinig mensen weten hoe moeilijk met name het verzet het had in een gebied waarvan de bevolking voor bijna negentig procent uit leden of sympathi santen van de NSB bestond. Een van de boeken die van die sfeer en de gebeurtenissen in dat spe cifieke deel van Nederland een heel goed beeld geeft is Spring in het duister van S.E. Hanson. Hanson was boordwerktuigkun dige aan boord van een Engelse bommenwerper, die tegen het einde van de oorlog boven Lich tenvoorde werd neergeschoten. De overlevenden kwamen terecht bij boeren in de buurtschap Barlo en ontkwamen vandaaruit, via de kanalen van het verzet, uiteinde lijk behouden in Engeland terug. Hanson, die zijn boek heeft opge dragen aan de leden van de on dergrondse, is er in geslaagd een zeer nauwkeurige beschrijving te geven van wat hij heeft ervaren en hoe de bevolking op de oor logshandelingen reageerde. S.E. Hanson: „Sprong in het duis ter", uitgegeven bij Omniboek in Den Haag. Prijs als paperback 27.50. Koos Post Al sinds geruime tijd zijn de illus traties van kinderboeken en van schoolboeken uit het begin van deze eeuw bijzonder in trek. Men kan bijna geen koekblik, meer kopen of er staat wel een afbeel ding van Ot en Sien op, al dan niet voorzien van een moraliserend tekstje waar wij Hollanders im mers zo verzot op zijn. Grote Rie Cramer affiches, zo leuk voor in de kinderkamer, nieuwe oude leesplankjes van Cornelis Jetses, Piecks eeuwige kers tkaarten, dit en nog veel meer is overal te verkrijgen, alleen nu niet meer voor een stuiver en een halve cent. De commercie van de nostalgie heeft weer toegeslagen. Niet alleen de illustraties zijn in trek, ook heeft men interesse ge-, kregen voor de personen die deze illustraties maakten. Er ver schijnen biografiën waarin de il lustrator eindelijk zijn eigen le ven mag illustreren. Pieck, Rie Cramer en Jetses zijn al aan de beurt geweest. Nu is de eer weg gelegd voor Tjeerd Bottema. Het aardige van Bottema's boek is dat hij het zelf heeft geschreven. De titel luidt dan ook "Mijn Leven". Het boek is rijkelijk voorzien met tekeningen uit de school- en kin derboeken die hij geïllustreerd heeft, met schoolplaten waarop bijbelse taferelen zijn afgebeeld, met etsen en schilderijen (Bot tema voelde zich meer kunst- schilderdan illustrator), politieke spotprenten, affiches en omsla gen voor tijdschriften, en tevens enkele creaties van zijn broer, Tjerk Bottema. Een boek waar vooral de oudere generatie veel plezier aan zal hebben. In een aan kinderboeken nauw verwante schrijfstijl vertelt Bottema onder meer hoe hij sa men met zijn broer Tjerk als ge zonde jongens van het Friese land tot dat rare vak van kunst schilder is gekomen, hoe hij na veel omzwervingen toegelaten werd tot de kunstacademie en niet zonder trots vertelt hoe hij de Prix de Rome won. De Prix de Rome is een prijsvraag waarbij de deelnemer een kunstwerk moet maken in een afgezonderde ruimte. Hij mag geen contact hebben met de bui tenwereld, die hem immers ten positieve kan beïnvloeden. De deelnemers moeten een bepaalde opdracht verwerken, bijvoor beeld een bijbels tafereeltje, en de winnaar mag met een reis beurs naar Italië. Bottema had nog twee medestrij ders in 1907, en won inderdaad de Prix de Rome. Het resuitaat staat in dit boek en geeft je veel te den ken over zo'n academie en zijn studenten, wanneer je op het ge bied van de kunst ziet dat in 1907, Matisse heviger dan ooit schil derde. Cézanne net een jaar over leden is, Picasso zijn "Demoisel les d'Avignon" schilderde en daarmee het cubisme inluidde, Kandinsky zijn eerste abstract voorbereidde, en ga zo maar door. Hier in Nederland wint een zekere Bottema de Prix de Rome met een aardig bijbels tafereeltje. Zijn leven vervolgend wordt het steeds duidelijker dat Bottema een goed zakenman was en daar door nooit met zijn kunst in ar moede heeft bejioeven te leven. Naast de illustraties maakte Bot tema veel etsen. Het voordeel daarvan is dat je meer van één creatie kan verkopen, en er altijd een voor jezelf kan houden. Wan neer je een schilderij af staat is het net of je een kind weggeeft, aldus Bottema. Het leven gaat verder, en ook Bottema wordt ouder. Hoewel er artistiek gezien minder aan zijn illustraties valt te bele ven dan aan die van Jetses of Cramer, kan men bij Bottema een grotere veelzijdigheid waarne men. Het boek, men moet even wennen aan het naïef taalge bruik, is uitgegeven door Lykele Jansma en kost 49.50. i Kranendonk Vogels van moeras en plant. Meindert de Jong. Unieboek BV, Bussum. 15.90. Het boekje "Vogels van^moeras en plas" bevat een schat aan infor matie over de gevederde vrien den van de wat nattere gebieds delen. Alleen zijn de illustraties - en dat zijn er vele - jammerlijk slecht. Stijve tekeningen van Rein Stuurman en hier en daar zeer slechte dia's van Cees Scholtz. Op zichzelf zou dat een plausibele reden zijn om het boekje in de etalage te laten liggen. Ware het niet dat de tekst wel noopt tot le zen. Het boekje is helder en be grijpelijk geschreven. En, van fuut tot kuifduiker, van blauw reiger tot woudaapje en van riet zanger tot zware ibis, het staat er allemaal in. Paarden "De wereld van het paard" door Daphne Machin Goodall. In de vertaling van Tom Swuste ver schenen bij Het Wereldvenster in Baarn 27.50). Wij zijn zo gewend aan fraaie kleu- renboeken over paardesport, dat het even wennen is met een boek, waarin de foto's hoofdzakelijk in zwart-wit staan afgedrukt. Maar men kan er vrede mee hebben als men eenmaal tot lezen is geko men. Want in tegenstelling tot vele van die andere paardenboe ken is hier de tekst het belang rijkst. Daphne Machin Goodall belicht diverse facetten van een paarde- leven. Ze doet dat met veel en thousiasme en warmte. Voor al les probeert ze begrip te vinden voor het wezen, dat door de eeu wen heen de mensen heeft ge diend. Op velerlei manieren. En met foto's onderstreept zij haar betoog. Een betoog, dat de paardeliefheb- bers deugd zal doen. Maar dat anderen via een macht aan goed opgediende informatie beter be grip voor een vaak met passie be leefde hobby zal bijbrengen. Tuinieren Grote Wolf-tuinboek. J. Breschke. Uitg. Elsevier Nederland. Prijs: 29.50 Een breed opgezet handboek voor de bezitter van een grote of een kleine tuin, met veel foto's en te keningen. Breschke behandelt in dit boek praktische zaken als voorbereiding en verbetering van de bodem, zaaien en planten, ka- scultuur, bodemverzorging en bemesting, zeldzame planten en bloemen, tuinaanleg enz. enz. Het fraaie verzorgde boek is voor zien van een tuinkalender en symbolen, die uitgeknipt wor den, om een eigen tuin aan te leg gen. Twee uur tuinieren. Roger Grounds. Uitg. Elsevier Neder land. Prijs: 19.90 In 26 hoofdstukkeh worden een hoeveelheid tips en informatie gegeven, die het mogelijk maken een tuin in te richten, waaraan slechts twee uur per week (gedu rende 26 weken.behoeft te wor den gewerkt. "Twee uur tuinie ren" geeft een basisopzet voor de aanleg, c.q. herindeling, van de (ook kleine) tuin, ideeën en moge lijkheden. De paperback is voorzien van vele foto's. Zeilboten Hervev Garrett Smith, "Van take ling tot puts" - handboek voor het werken met touw, staald raad en zeildoek, uitgegeven bij P. N. van Kampen en Zoon in Amsterdam. Met het verdwijnen van de houten zeilboot, een tendens die door ve len - en niet ten onrechte - met lede ogen wordt aangezien, is ook het edele schiemanswerk, voor minder ingewijden het knopen en splitsen en wat algemener uit gedrukt het gehele onderhoud en gebruik van touwwerk, in on bruik geraakt. Steeds meer doet de samengekne pen staaldraad zijn intrede en verdwijnt de goede, ouderwetse splits. Nog nauwelijks iemand komt verder dan een paalsteek en een mastworp. Gelukkig zijn er nog altijd zeilers die het touwwerk niet vergeten. Onder hen de Engelse zei ler/schrijver Hervey Garrett Smith, die in "Van takeling tot puts" een aardig overzicht geeft van de meest voorkomende ge bruiksmogelijkheden van touw, gelardeerd met een groot aantal voorbeelden van technieken en tips voor het onderhoud. Het is zeer zeker niet alleen een boek voor zeilers, want ook berg beklimmers zullen er veel nuttige tips uit opdoen. Aan de andere kant zitten er aan het boek ook kanten die doe-het-zelvers aan zullen spreken, zoals bijvoor beeld het zelf knopen van matten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 19