De olieramp-risico's op de Noordzee
EEN ECHTE
OPLOSSING
IS ZELDEN
EENVOUDIG
ZATERDAG 30 APRIL 1977
PAGINA 19
Stafford Beer is een internationaal bekend adviseur voor bestuur en
beleid, gasthoogleraar aan een handvol universiteiten en schrijver van
een aantal zeer moeilijke boeken.
In het begin van de zeventigerjaren
heeft hij in Chili de regering Al-
lende terzijde gestaan in haar po
gingen om de economie van dat
land op redelijke wijze te steunen
en te sturen. U weet wel, die linkse
regering die door rechts in bloed
werd gesmoord. Stafford Beer
bouwde daar systemen en pro
gramma's om met behulp van de
computer veel sneller dan ooit te
voren gegevens over de economi
sche ontwikkeling te verzamelen
en te verwerken om vervolgens
verstandige maatregelen te kunnen
nemen. Beer vergaderde regelma
tig met de president zelf en op een
dag had hij een ingewikkeld
schema met hokjes en pijlen gete
kend om de president duidelijk te
maken door wie achtereenvolgens
beslissingen zouden moeten wor
den genomen. De hokjes stelden
beslisorganen voor, de pijlen stro
men van gegevens. Hokje voor
hokje legde Beer uit welke organen
daarmee bedoeld waren. Toen hij
bij het laatste en hoogste hokje was
aangekomen, pauseerde hij even:
met dat laatste hokje bedoelde hij
de president als beslisser aan te ge
ven. Allende echter maakte van de
pauze gebruik om te verduidelijken
dat hij allang wist wie er in dat laat
ste hokje paste, en riep uit "Ah,
eindelijk het volk zelf'.
Beer heeft dit en andere verhalen
tezamen gebracht in een boek,
waarin hij zelfs zijn toevlucht tot
gedichten neemt om wanhopig één
enkele boodschap over te brengen:
dat wij leven in een samenleving
waarin het veranderingstempo zo
hoog is geworden dat er een explo
sie van ingewikkeldheid optreedt
en dat onze methoden voor en stel
sels van bestuur daar in het geheel
niet tegen opgewassen zijn.
Hij zoekt dan nieuwe vormen
waarin de ingewikkeldheid niet
wordt vernietigd of over het hoofd
gezien maar wordt gezocht naar
omgangsvormen, naar bestu
ringsmogelijkheden binnen die
nieuwe, ongekend ingewikkelde
samenleving.
Hij vindt die slechts ten dele en
spoort ons aan mee te zoeken.
Door
Roel in 't Veld
PvdA-lid
Heel anders op de vraagstukken
van onze moderne samenleving
reageert Prof. dr. B. Goudzwaard,
de architect van het verkiezings
programma van het CDA. In zijn
boek "Kapitalisme en Vooruit
gang" kómt hij op grond van een
uitvoerige historische beschou
wing over de verzelfstandiging van
het vooruitgangsstreven tot de
conclusie, dat het zo niet allemaal
door kan gaan, dat onze samenle
ving ernstig wordt bedreigd tenzij
op twee onderling verbonden pun
ten wezenlijke veranderingen op
treden: Ten eerste zal er normatieve
integratie moeten optreden. Daar
mee bedoelt Goudzwaard zowel dat
het belang van ethische normen als
richtsnoer voor het doen en laten
van mensen maar ook van organen
en organisaties versterkt moet
worden als dat er een einde moet
komen aan de versplinterde, uit
eengevallen werkingssfeer van
zulke normen. Die versplintering
neemt Goudzwaard in sterke mate
in onze hedendaagse maatschappij
waar; enerzijds wordt de onderne
ming in staat gesteld te streven naar
winst, waaraan arbeidsbesparende
investeringen en milieuvervuiling
direkt verbonden zijn, terwijl dat
streven mede tot grootschalige
verbanden leidt, anderzijds komt
aan de vakbeweging de taak toe de
belangen van de werknemers te
behartigen en aan de staat die van
het beschermen van de zwakkeren.
Elk van die drie handelt op grond
van eigen, afzonderlijke normpa
tronen. Goudzwaard zou wensen
dat in elke maatschappelijke sfeer
dezelfde normen werkzaam zijn.
Als middel om dat te bereiken, zijn
tweede aanbeveling, ziet hij een
herstel van kleinschaligheid, een
verkleining van de maat van werk
en leefgemeenschappen, totdat een
menselijke maat weer zal zijn be
reikt.
Op het eerste gezicht is Goud-
zwaards visie erg aantrekkelijk. Zij
heeft niet alleen de charme van de
eenvoud, maar ook het lieve van
"niet bij brood alleen".
Mijn bezwaren richten zich vooral
op het droomwereldachtige karak
ter van zijn betoog. Je kunt wel
zeggen dat verscheidenheid van
werkzame normen een vergissing
is, dat conflicten eigenlijk als weef
fouten moeten worden beschouwd,
dat ons streven moet zijn gericht op
kleinschaligheid, maar welke bij
drage lever je daarmee nu eigenlijk
aan het beheersen of ombuigen van
allerlei bestaande en min of meer
zelfstandige ontwikkelingen? De
meest direct aangrijpbare want min
of meer zichtbaar is de technologi
sche, maar het moeilijke, het inge
wikkelde dat ons beangstigt is be
paald niet uitsluitend het gevolg
van die technologie.
Het is de wisselwerking van dat al,
dat onderwerp van pogingen tot
beïnvloeding kan zijn.
Vereenvoudiging is een nuttig en
noodzakelijk instrument om bood
schappen over te brengen en het is
daarom dat politici er zoveel ge
bruik van maken. Echte oplossin
gen voor ernstige problemen zijn
echter zelden eenvoudig en het kan
gevaarlijk zijn te doen alsof.
LEIDEN - Even uitbla
zend van alle politieke
discussies, zet je eens
op een rijtje hoe het
komt dat de verkie
zingsvergaderingen zo
vaak uitlopen op tek
stuitleg, aanvulling of
het geven van achter
grondinformatie over
de vele artikelen in dag
en weekbladen over de
partijstandpunten.
Politiek moet duidelijk zijn. In
de jaren zestig is dat als eerste
eis door vriend en vijand ge
steld en vooral gericht tot de
christendemocratische par
tijen.
In deze verkiezingstijd blijkt
wel dat in werkelijkheid de
grootste onduidelijkheid ont
staat door het feit, dat de pro
filering van een partij kenne
lijk het beste "overkomt"
door het afzetten tegen an
dere partijen. Dit gebeurt dan
meestal door een wat grove
omlijning van wat de andere
partij dan mist of niet goed
doet.
Dank je de koekoek, dat bij een
dergelijke duidelijkheid de
Christen Democraten in de
weg zitten, want óf je hebt er
net mee geregeerd of bent nóg
regeringspartner, ófwel je zou
er mee willen regeren.
Als dan op een spreekbeurt ge
vraagd wordt hoe je in he
melsnaam kan samenwerken
met een partij waarvan de lei
der (WD met Hans Wiegel)
het CDA "vlees noch vis"
noemt; met als volgende
vraag hoe je het dan wel aan
zou durven met een PvdA die
het woord "regeringscoalitie"
uitlegt als: "met ons regeren
wil zeggen: doen wat wij wil
len" besef je, dat de parle
mentaire democratie mis
schien wel de minst slechte
.regeringsvorm, maar zeker
niet de ideale is.
Slijtageslag
Vlees noch vis. Inderdaad: noch
de kleur van het rood, dat niet
alleen kenmerkend is voor
vlees, noch de wat kleurloze
invulling, die voor ogen komt
als we aan ons nationaal pro-
dukt denken. Maar wél de
groepering, die telkens en
opnieuw de slijtageslag aan
durft om regeringsverant
woordelijkheid te dragen: dat
is het CDA.
De zogenaamde duidelijkheid
vóór het CDA van de resolutie
die PvdA en PPR sloten, is
inmiddels doorgeprikt.
In Vrij Nederland wordt in dat
verband gesproken van "de
verbazing van Ria Beckers"
over het tumult in de PvdA.
Het betreft hier achtergron
dinformatie over de werke
lijke compromis-zin die na de
kabinetscrisis aan de resolu
tie werd toegevoegd.
(Die bewuste zin luidde: "In
dien de mogelijkheid van een
regeringssamenwerking met
het huidige CDA toch wordt
opengehouden en na de ver
kiezingen tegen onze ver
wachting in toch reëel blijkt
te zijn, zal de PPR op dat mo
ment beoordelen wat de op
stelling van de radicalen zal
zijn. Dit tegen het licht van de
progressieve ontwikkeling").
Die compromis-zin wordt nu
"ontmaskerd" als genoeg
doening voor de rechtervleu
gel van de PvdA. Het blijkt bij
die constatering van de lijst
van een politieke partij om
géén regeringsverantwoorde
lijkheid te dragen betekent,
dat de invloed van die partij
op het regeringsbeleid niet
groter kan zijn dan van de kri
tische vinger.
Tien jaar geleden wellicht een
noodzakelijke functie. Met
alle veranderingen om door
middel van de media maar
ook persoonlijk Kamerleden
en fracties te bereiken, is die
noodzaak in elk geval minder
bewijsbaar.
Van aanmerkelijk hoger parle
mentair karakter zijn de po
gingen van leden uit PvdA en
WD om de impasse te door
breken, die in die partijen be
staat door elkaar als rege
ringspartner uit te sluiten.
Het zijn in beide partijen men
sen van gezag (Duisenberg,
Geertsema, Vonhoff). Dat
maakt deze pogingen interes
sant. Te meer daar ze afkom
stig zijn van leden uit partijen
die bereid zijn de regeerlast te
dragen.
Het blijkt wat lastig voor de
woordvoerders van PvdA en
WD die de oude toer op wil
len door te suggereren dat de
kiezer met zijn stemkruisje
een kabinet zou kiezen en dan
het oude verkiezingspaardje
van stal halen van de zoge
naamde "onduidelijkheid".
De kiezer kiest een bepaalde
partij en hoe sterker die partij
wordt, hoe sterker die staat in
de formatie-
onderhandelingen. Het pro
gram, de mensen, en het ge
voerde beleid zijn de factoren
waarop de kiezer moet koer-
Beleid: dat is iets anders dan
mee- of tegenstemmen. Een
programma met financiële
verantwoording, dat is geen
lijst van wensen zonder uitleg
van de consequenties.
Het verschil met de verkiezin
gen van vier jaar geleden is
merkbaar. Enerzijds is de
toon harder, anderzijds zijn
beter op de hoog-
trekker van de PPR dat die
toevoeging voor haar geen
inhoud had. En dat er zelfs
geen intentie was haar waar te
maken. Dat is nu onduide
lijkheid!
Niet dat een partij rekening
houdt met verschillen van
opvatting in de eigen gelede
ren, zoals de PvdA deed.
Welke democratische partij
kent intern geen verschillen?
Maar dingen vastleggen
waaraan geen betekenis
wordt gehecht, dat bevordert
de vertroebeling.
Ik blijf in elk geval van de PvdA
aannemen dat de toege
voegde zin wèl inhoud heeft.
Het zal de kiezer duidelijk moe
ten worden, dat een bij voor
baat uitgesproken standpunt
te.
Vooral de vrouw roert zich en
met recht. Of het nu het resul
taat is van de politieke scho
lingscursussen en VOS-
cursussen (Vrouwen Oriënte
ren zich op de Samenleving),
duidelijk is dat de vrouwen er
bij horen. Niet met een ellen
lang betoog over eigen ge
schiedenis en opvattingen
waar dan - omdat dat nu
eenmaal moet - nog een vraag
aan wordt toegevoegd. Nee,
de vrouw wil geïnformeerd
worden; een directe vraag, en
ze wil een antwoord, laat zich
niet inpakken.
We staan aan het begin van de
eindronde. Ook mijn ver
wachting is, dat er hard zal
worden gespeeld. Er staat ook
veel op het spel.
Hoe groot zijn de risico's bij olie- en gasboringen
op de Noordzee?
Is er werkelijk een kans op een catastrofe als er op een dag
eens iets fout gaat?
Wie de grote oliemaatschappijen dit soort vragen stelde,
kreeg tot voor kort steevast een kort, maar geruststellend
antwoord.
Nee hoor, de kans op een ramp zou
minimaal zijn. Alle mogelijke risi
co's zouden technisch perfect zijn
ingecalculeerd. De voorzorgsmaat
regelen zouden tot de hoogst moge
lijke graad van perfectie zijn opge
voerd. Geen golf kan zo hoog wor
den, geen wind zo krachtig, of de
constructeurs van de olieplatfor
men zouden daar wel rekening mee
hebben gehouden.
Door
Jan Kees Kokke
Op een soortgelijke vraag gaf een
Shell-directeur in mei 1968 ten
antwoord: „Olie- en gaswinning op
de Noordzee zullen geen enkel ge
vaar opleveren voor de visstand of
voor verontreiniging van het zee
water".
Toen de mogelijke risico's ter
sprake kwamen bij de aanvrage on
langs voor de concessie Zuidwal in
de Waddenzee, noemde de Franse
oliemaatschappij Petroland de
mogelijkheid van een zogenaamde
spuiter slechts „academisch".
Zijn al deze geruststellende theo
rieën nu plotseling op losse gron
den komen te staan, nu een ramp
op de Noordzee niet tot de onmo
gelijkheden behoort, zoals sinds
vorige week vrijdagnacht geble
ken is bij een olieplatform van de
Amerikaanse maatschappij Phil
lips in het Ekofïsk-veld?
Nauwelijks In de meeste gevallen
helemaal niet. De oliemaatschap
pijen houden stug vol dat de risico's
nog steeds miniem zijn.
Klein
Van alle maatschappijen die naar
olie en gas in de Noordzee-bodem
boren, heeft de KoninklykeijShell
groep het grootste aandeel in dit
soort werkzaamheden. Shell wilde
zich aanvankelijk niet mengen in
de ramp op het Ekofisk-veld, om
dat ze daarbij helemaal niet be
trokken is.
Een woordvoerder van Shell wijst
erop dat er nu in totaal zo'n 1300
putten in de Noordzeebodem zijn
geboord. Daarvan kunnen er op het
ogenblik zo'n 400 olie en gas produ
ceren. Sinds de afgelopen twintig
jaar dat er op de Noordzee naar olie
en gas wordt gezocht, is de huidige
catastrofe op het Ekofiskveld de
eerste werkelijk grote ramp. „Dat
betekent toch wel", zo concludeert
Shell, „dat de risico's klein zijn".
Bij de bouw van de olieplatforms is
al rekening gehouden met de
grootst mogelijke risicofactor, zo
legt men bij Shell nog eens gedul
dig uit. De mogelijkheid dat er wat
gebeurt, zou heel erg klein zijn. De
booreilanden zijn er bijvoorbeeld
op gebouwd, dat ze golfhoogten
kunnen weerstaan, die slechts
eenmaal in de honderd jaar voor
komen op de Noordzee.
Zal de huidige ramp tot gevolg
hebben dat de veiligheidseisen nog
verder worden verscherpt, waar
door de toch al formidabel hoge
kosten van de oliewinning op de
Noordzee nog verder zullen stij
gen?
Nee, die verwachting heeft men
niet bij Shell. „Wij menen dat de
grootst mogelijke veiligheids
marge al is ingebouwd. Daar is nog
nauwelijks iets aan te verbeteren.
En voorzover dat noodzakelijk zou
zijn, passen we de voorschriften
toch wel voortdurend aan".
Toch weet ook Shell datje alle risi
co's niet voor de volle honderd pro
cent kan uitsluiten. „Risico's blijf je
bij dit soort werk houden, zolang je
met mensen werkt, met materiaal,
met de natuur", aldus de oliemaat
schappij.
„Spuiter"
In de praktijk is inmiddels geble
ken dat die risico's er wel degelijk
zijn. En dat de ramp op het
Ekofisk-veld mogelijk toevalliger
wijs de grootste is, een logisch ge
volg is van de snelle schaalvergro
ting bij de olieen gaswinning op-
de Noordzee.
Gemiddeld komt er eens per jaar
een spuiter voor ergens in een van
deoliegebieden in de wereld. Soms
duurt het lang voordat men zo'n
spuiter onder controle krijgt. Twee
jaar geleden bijvoorbeeld loeiden
de vlammen uit een boorput in de
Golf van Mexico zeven maanden,
voordat men erin slaagde het vuur
te doven. Beperken we ons tot de
Noordzee en haar randgebieden,
dan kunnen we, zonder compleet te
zijn, de volgende gebeurtenisse-
n op een rijtje zetten:
1964: een spuiter bij een gasboring
in de Duitse Bocht.
1965: een gasspuiter bij het Drentse
plaatsje Sleen, die pas na 80 dagen
getemd werd.
1968: Bij een boring door de Ame
rikaanse oliemaatschappij Phillips
Petroleum ontstaat een gasspuiter
op het Noorse deel van de Noord-
storm op drift en kantelt. Later dat
jaar vergaat eveneens in een storm
het reusachtige booreiland Con
stellation.
1972: Het booreiland Ocean Tide
raakt bij Denemarken in een storm
op drift.
1973: Een booreiland van de Franse
oliemaatschappij Elf Aquitaine
verongelukt voor de kust van
Schotland, omdat de drijftanks een
voor een bezwijken, terwijl men
bezig is het gevaarte te verplaatsen.
1974: Bij de Orkney-eilanden zinkt
het Amerikaanse booreiland
Transocean III.
1975: Op het booreiland Ekofisk
Alpha komen drie mannen om in
een vlammenzee als gevolg van een
enorme explosie op het eiland. Van
het Noorse olieboorplatform Deep
Sea Driller breekt een poot.
1976: Het dorpje Schoonebeek
wordt bedolven onder een regen
Twee onderzoekers van de Univer
siteit van Londen constateerden
dat het uittesten van de reusachtige
boorinstallaties door middel van
schaalmodellen al lang niet meer
voldoende is. Bij de razendsnelle
groei van de werkzaamheden op de
Noordzee, zou niet voldoende tijd
zijn aan de noodzakelij-
gegund
kerwijs
van olie, als een boorput van de
NAM 48 uur lang aan het spuiten s-
laat.
Zijn de sluimerende vermoedens
over de onveiligheid bij de olie- en
gasboringen gerechtvaardigd?
Leiden de lange werktijden op zee
tot verontachtzaming van de vei
ligheidsprocedures? Is er nog te
weinig bekend over het gedrag van
de gigantische staal- en betoncon
structies in het woelige Noordzee
water, dat onverwachte ongeluk
ken niet meer uitzonderlijk zijn?
Allemaal vragen, die na elke ramp
opnieuw gesteld worden, maar on
beantwoord blijven.
Tijdens een conferentie vorig jaar
in Londen gaven constructeurs van
olieplatforms toe dat zij de dynami
sche krachten, die de Noordzee op
hun installaties uitoefenen, eigen
lijk nauwelijks kunnen bevatten.
erwijs langdurige research.
De meeste ongelukken op de
Noordzee hebben zich tot nu toe
voorgedaan in het Noorse en het
Britse deel van het Continentale
Plat. In die gebieden zijn ook de
grootste olie- en gasvoorraden ge
vonden.
Maar hoe staat het met het toe
zicht op de activiteiten van de
oliemaatschappijen op het Neder
landse deel van het Continentale
Plat van de Noordzee?
„Wij stellen zeer scherpe eisen aan
de controle op de werkzaamheden
van oliemaatschappijen op ons deel
van de Noordzee. Wat dat betreft
zijn we waarschijnlijk wel het
strengste land", antwoordt ir. J W.
de Korver. Hij is inspecteur-
generaal van het bureau Staatstoe
zicht op de Mijnen, dat een kantoor
Olie. gas en zout heeft in Den Haag
en een kantoor in Heerlen, vanwege
de vroegere binding met de kolen
mijnen.
„Wij kijken als het ware over de
schouders van de oliemaatschap
pijen mee met wat ze precies doen",
zegt ir. De Korver. „Elke dag moe
ten de oliemaatschappijen aan ons
per telex opgeven wat ze uitvoeren.
Voordat ze met de boorwerkzaam-
heden beginnen, moeten ze een ge
detailleerd plan bij ons indienen.
Bij de meeste andere landen is die
controle minder intensief. Daar
neemt men genoegen met alleen
een boorplan, maar de dagelijkse
gang van zaken controleert men
daar niet, zoals bij ons. Als wij mer
ken dat er van het programma
wordt afgeweken, of als we onre
gelmatigheden constateren, dan
kunnen we onmiddellijk ingrij
pen".
Andere redenen dat er op het Ne
derlandse deel van de Noordzee
nog betrekkelijk weinig grote onge
lukken gebeurd zijn, is dat men in
veel ondieper water boort en dat de
ontwikkelingen hier in veel kalmer
tempo zyn gegaan dan in Engeland
en Noorwegen, waar men door de
grote haast, wel eens wat minder
nauw keek.
De opsporing van delfstoffen in ons
land is geregeld in de Mijnwet, die
bij keizerlijk besluit in 1810 door
Napoleon werd ingesteld. Deze wet
geldt in principe nog steeds, zij het
dat de vrijheid van opsporing in
1967 enigszins aan banden werd ge
legd. Volgens de mijnwet is de op
sporing van delfstoffen geheel vrij,
maar is de winning gebonden aan
een bepaalde toestemming (con
cessie) van de kroon. Deze bepaalt
wie de bodemschatten mag win-
De mijnwet is uitsluitend van toe
passing op het Nederlandse vaste
land en de territoriale wateren, een
strook van drie zeemijlen langs de
kust. Maar de vrije zee werd al snel
het doelwit van de op olie en gas
beluste maatschappijen. Deze uit
breidingvan het werkterrein leidde
tot een speciaal verdrag over de
verdeling van het Continentale Plat
van de Noordzee door de omrin
gende landen tijdens een conferen
tie te Geneve in 1958. In 1965 trof
Nederland een regeling voor de op
sporing en winning van bodem
schatten in zijn deel van de Noord
zee, die circa tien procent beslaat
van het totale oppervlak van
575.000 vierkante kilometer. Deze
zogenaamde mijnwet continentaal
plat. ook wel „natte mijnwet" ge
noemd, kent drie soorten vergun
ningen: een verkennings-, een
opsporings- en een winningsver
gunning.
Zo bestaan er net als voor de olie
winning te land, een groot aantal
bepalingen over de veiligheid, over
de verplichte rapportage van gege
vens en resultaten aan de Rijks
Geologische Dienst en het Staat
stoezicht op de Mijnen van het mi
nisterie van Economische Zaken
en over de bescherming van
scheepvaart, visserij en andere be
langen.
Riskant werk
Zullen de eisen verscherpt wor
den na de ramp op het Ekofisk-
veld bij Noorwegen?
Ir. De Korver van het Staatstoe
zicht op de Mijnen: „Wat moeten
we nog verscherpen? De controle
is al zo intensief mogelijk. Het
contact dat we met de oliemaat
schappijen hebben, is uitstekend.
We zullen de preciese oorzaak van
de ramp zeker bestuderen. En dan
zullen we alsnog bekijken, of we
maatregelen moeten nemen".
Is de catastrofe in de Noordzee een
verrassing voor hem? Ir. De Kor
ver: „Elke uitbarsting is een ver
rassing. Maar het gebeurt vaker.
Kijk maar naar het Midden Oos
ten, naar Amerika. Het blijft tens
lotte altijd een riskant werk".