"De PvdA
heeft zelf
haar eigen
kabinet
laten vallen"
DE SCHIJN-INSPRAAK VAN MEIJER
.Bejaarden moeten
worden betrokken
bij plannen van
gemeente'
ENOMEJOOPMAAR
ROEPEN: "NEE, NOU
WORDT-IE MOOI.
Nieuw subsidie-systeem in de maak voor bejaardenzorg
ZATERDAG 9 APRIL 1977
Prof. mr. P. de Haan, de schrijver van dit artikel, is hoog
leraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam in admini
stratief recht en grondgebrulkrecht en aan de Technische
Hogeschool in Delft in burgerlijk en agrarisch recht. Hij
heeft een belangrijke rol gespeeld als adviseur van het
CDA bij de problemen rond de grondpolitiek, het voorstel
waarover het kabinet-Den Uyl gestruikeld is. Professor
De Haan is lid van de AR. Hij schrijft regelmatig in het
dagblad Trouw, waarvan de redactie akkoord ging met
publikatie van dit artikel in deze krant.
De PvdA heeft zelf haar eigen kabinet laten vallen. Boven
dien is gebleken dat de PvdA een progressieven grondpoli
tiek in de weg staat.
Na een drie jaar durende poging om een grondpolitiek-
compromis tot stand te brengen tussen PvdA en CDA en na
alle ervaringen voor, tijdens en na de kabinetscrisis, kan ik
tot geen andere conclusie komen dan bovenstaande.
Systhematisch heeft de PvdA allt
voorstellen van onze kant, ook de
meest redelijke, van de hand gewe
zen. Zulks niettegenstaande het feit
dat de christen-democratische frac- VggI juistGT
ties, voor het eerst in de geschiede-
i tegen hun eigen partij pro-
Het is ronduit een schandaal, dat
het voorstel waarover het kabinet
viel, niet is gepubliceerd.
gramma in, bereid bleken de ge
bruikswaarde als grondslag voor de
onteigeningsvergoeding te aan
vaarden. Nooit eerder was dat het
geval geweest, want alle compro
missen die na de oorlog over deze
kwestie gesloten werden, kwamen
in de boezem van een kabinet tot
stand. In plaats van nu deze gele
genheid met beide handen aan te
grijpen en daarbij gebruik te ma
ken van de brug van de negatieve
ontwikkelingsschade (N.O.S.), die
nota bene door de Pvd A-fractie zelf
in het voorlopig verslag was aanbe
volen, trekt deze partij zich later
weer goeddeels terug op het ook in
eigen ogen slechte compromis dat
eerder in het kabinet was bereikt.
Zich daarbij beroepende op de
handtekening van Van Agt, met
welk beroep men niet anders kan
hebben bedoeld dan aktie-
beschadiging lijstaanvoerder CDA,
nummer twee. Ook deze aktie
is echter tot mislukking gedoemd.
Door
Prof. mr. P. de Haan
Immers, op geen enkele wijze is
door minister Van Agt woordbreuk
gepleegd. Integendeel, onverkort is
hij blijven vasthouden aan de letter
en strekking van de regeringsver
klaring van 1973, waarin de ge
bruikswaarde met correcties voor
onbillijkheden werd overeenge
komen. Tot die onbillijkheden be
hoorde stellig ook een regeling van
de bedrijfsontwikkelingsschade
(beter woord voor de NOS), zoals de
PvdA zelf in het voorlopig verslag
uitdrukkelijk erkend had. Veeleer
kwam deze partij zelf op haar aan
vankelijk ingenomen standpunt te
rug door de vergoeding van deze
ontwikkelingsschade in al haar
voorstellen - ook die welke laatste
lijk door de progressieve ministers
werden aanvaard en waarover het
kabinet kwam te vallen - te mini
maliseren en op termyn te stellen.
En wel zodanig, dat ieder die enig
verstand van deze zaken heeft, kon
weten dat zij voor het CDA abso
luut onaanvaardbaar moesten zijn.
En het amendement-De Bekker
dan, zal men vragen. Was dat geen
inbreuk op de regeringsverklaring
van 1973? In mijn ogen niet, omdat
daarmee in wezen hetzelfde werd
beoogd als met de gebruikswaarde,
namelijk uitschakeling van de in
vloed van overheidsingrijpen op de
waardebepaling, en wel langs een
principieel veel juistere weg, name
lijk door uit te gaan van de werke
lijke waarde en niet van de fictieve
gebruikswaarde. Dit neemt niet
weg, dat men de overwegende be
zwaren van de PvdA tegen een an
der Uitgangspunt als een gegeven
feit moest accepteren. Minister Van
Agt heeft er dan ook nooit twijfel
over laten bestaan, dat hij zich niet
op het standpunt stelde van het
amendement-De Bekker, zoals dat
ook in het CDA-programma was
neergelegd. Ook de CD A-fracties
gaven blijk daaraan niet zonder
meer te willen vasthouden. Zij
werden echter, zoals ik al een week
voor de openbare behandeling in
Trouw van 26 februari schreef, tot
indiening van dit amendement ge
dwongen, omdat het kabinet, dat
wil zeggen de progressieve minis
ters, weigerden een regeling van de
N.O.S. tijdig bij nota van wijzigin
gen in te dienen. Een amendement
strekkende tot een dergelijke rege
ling zou te riskant zijn geweest,
omdat een meerderheid in de Ka
mer daarvoor niet was verzekerd,
zodat het CDA in dat geval ge
dwongen kon worden tegen het
wetsontwerp te stemmen.
Weggemoffeld
De bereidheid van het CDA om,
zelfs met terzijdestelling van het ei
gen programma, werkelijk tot het
uiterste te gaan om tot een com
promis over de gebruikswaarde te
komen, staat in een frappante
tegenstelling tot het afwijzende
standpunt dat de werkgroep
Grondpolitiek van het weten
schappelijk instituut van de PvdA,
de Wiardi Beekman Stichting, ver
leden jaar tegenover diezelfde ge
bruikswaarde heeft ingenomen.
Onder de opschriften: schone doel
stellingen, averechtse resultaten en
ontduikingsmogelijkheden, wor
den de wetsvoorstellen op het stuk
van de gebruikswaarde in feite naar
de prullenmand verwezen. Begrij-
pelijkerwijs zat de PvdA-leiding
met dit rapport zodanig in haar
maag, dat zij het zoveel mogelijk
heeft weggemoffeld. De VARA
maakte het zelfs nog bonter, door
dezer dagen een interview met de
voorzitter van die werkgroep en
met een medewerker van de anti
revolutionaire Kuijperstichting
maar niet uit te zenden, zoge
naamd, „om journalistieke redenen
in verband met de gecompliceerd
heid van de materie." Diezelfde
VARA ontziet zich overigens niet
om zeer eenzijdige en onjuiste
grondpolitieke voorlichting te ge-
Kind en badwater
Hoe dat zij, in ieder geval gooit de
PvdA met het badwater van de kri
tiek op de gebruikswaarde ook het
kind van een werkelijk progres
sieve grondpolitiek weg. In een
tweetal artikelen die in de op 16
april a s. verschijnende gemeen
schappelijke uitgave van de drie
CDA-weekbladen worden opge-
zal ik dit uitvoerig aanto
nen. Want de gebruikswaarde is
een oer-conservatief en zelfs van
oud-liberale oorsprong stammend
begrip uit de vorige eeuw, waarmee
praktisch belang zijn. En die pun
ten worden nu door de PvdA-
leiding volledig in de waagschaal
gesteld. Ik zal ze voor alle zeker
heid even opnoemen.
men voor de huidige ruimtelijke en
agrarische problematiek eenvou
dig niets oplost. Daartegenover
staat dat er, mede dankzij myn
compromispogingen, een toene
mende overeenstemming te be
speuren viel tussen CDA- en
PvdA-rapporten en -programma's
over vrijwel alle essentiele punten
die voor een werkelijk progressieve
grondpolitiek op dit ogenblik van
Overeenstemming
Op vele punten stemde het uitste
kende PvdA-rapport over de
grondpolitiek van 1976 met het
CDA-rapport van 1975 overeen.
Met name wat de wetenschappe
lijke grondslag ervan betrof. Ook
principieel bleek men in dit rapport
bereid om de oude marxistische
leuze dat de grond in gemeen
schapshanden moet komen, wat
meer plaats te laten maken voor de
christelijke opvatting dat de eigen
domskwestie in wezen onderge
schikt moet zijn aan het beheer. Of,
zoals het in het CDA-rapport heet:
het schriftuurlijk rentmeester
schap van gemeenschap en indi
vidu over de schepping. Vanuit die
gemeenschappelijke aanpak in
beide rapporten zou mijns inziens
overeenstemming tussen CDA en
PvdA mogelijk zijn geweest op-
de volgende punten:
invoering van enig systeem van
prijsbeheersing van landbouw
gronden, al dan niet in combinatie
met een voorkeursrecht ten be
hoeve van meestgegadigden;
een publiekrechtelijke regeling
van het gemeentelijk grondbeleid
ter zake van planning en financie
ring, stedelijke herverkaveling,
voorkeursrecht en onteigening,
erfpacht en andere uitgiftevoor-
waarden, fiscale en andere ver-
haalsmogelijkheden van kosten en
speculatiewinsten, projektontwik-
kelingsovereenkomsten,
rechtsbescherming, enzovoort.
Afdoende zou daarmee ook het -
overigens in dit geheel minder be
langrijke - verschijnsel van specu
latie door particulieren en gemeen
ten tot het verleden zijn komen te
behoren.
André van Duyn
In plaats daarvan blijft de PvdA-
leiding halsstarrig grondpolitieke
hersenschimmen (socialistische en
liberalistische) uit de vorige eeuw
najagen. Zij doet mij daarbij den
ken aan een van de vele figuren die
door Andre van Duin in zyn zater
dagmiddagprogramma voor de
NCRV worden uitgebeeld, name
lijk Harry Nak, die telkens zijn ei
gen grammofoonplaten kapot'
gooit. In dit geval betrof het dan
echter niet een plaat, maar een ka
binetvan overwegend progressieve
signatuur. En Ome Joop (ook een
figuur uit dat programma) maar
roepen: nee, nou wordt-ie mooi!
Eind vorige week gleed op de stadhuizen en bij een groot
aantal andere betrokkenen een geel drukwerkje in de bus,
met het opschrift: "ontwerp rijksbijdrageregeling gecoör-
diceerd bejaardenwerk". In een degelijke bruine envelop
van het ministerie van CRM, vergezeld van een verzoek van
staatssecretaris Wim Meijer om eventuele bezwaren
binnen zes weken door te geven, zodat de definitieve rege
ling nog vóór de verkiezingen de Staatscourant in kan.
.Want af is af, nietwaar.
Voor we de nek breken over de uit
erst magere mogelijkheid tot in
spraak die de staatssecretaris biedt,
eerst maar even naar de inhoud ge
keken. Waar gaat het in dit stuk
Door
Ton van Brussel
In 1970 en in 1975 bracht het minis
terie twee nota's bejaardenbeleid
uit, waarin werd gesteld dat in de
toekomst veel minder bejaarden in
een verzorgingstehuis moeten
worden opgenomen en dat het ac
cent moet liggen op het zelfstandig
wonen. Om dat laatste mogelijk te
maken, zijn voorzieningen nodig
als bejaardenhulp en dienstencen
tra. En daar moet geld voor op tafel
komen.
Zoals vaak leidt ook hier een bespa
ring in de ene sector tot een stijging
van de uitgaven in de andere. De
overheid is dan altijd degene die de
penningen beschikbaar moet stel
len. Om beter te weten waar ieder
een aan toe is, worden daar regelin
gen voor opgesteld, waaruit in
grote lijnen kan worden opgemaakt
wie, hoeveel krijgt.
Voor het bejaardenwerk, buiten de
verzorgingstehuizen, is er tien j'Sar
lang een zg. "Voorlopige Rijksbijd
rageregeling Dienstencentra Be
jaarden" van kracht geweest. Op
grond daarvan werd gesubsideerd.
Nu gebeurt er in tien jaar door
gaans nogal het één en ander. In het
afgelopen decennium was er spra
ke, zoals in de genoemde bejaar
dennota's omschreven, van een
duidelijk beleidsombuiging. Dat
bracht met zich dat voorzieningen
voor thuis-wonende-bejaarden uit
gebreid moesten worden en dat de
oude regeling mankementen begon
te vertonen en in de praktijk vaak
moeilijk toe te passen bleek. Er
moest een nieuwe voor kommen.
Detailpunten
Tegelijkertijd met die vaststelling,
werkt het inmiddels demisionair
geworden kabinet Den Uyl aan zijn
opvatting, dat het rijk zich niet
meer met allerlei detailpunten van
beleid moet gaan bemoeien (zoals
de subsidiëring van de talloze in
stellingen en initiatieven in bij
voorbeeld de welzijnssector), maar
dat de gemeenten voortaan maar
moeten bepalen welke instellingen
niét en welke wél geld krijgen en
ook hoevéél er dan gegeven moet
gaan worden.
In de wandeling noemt men dat de
decentralisatiegedachte. Het ver
baasd niemand, dat Meijer bij het
opstellen van een nieuwe regeling
voor bejaardenwerk die gedachte
maar meteen even heeft meegeno
men.
Precies zoals dat voor de rijksbijd
rageregeling voor het club- en
buurthuiswerk vereist wordt, moe
ten gemeenten nu een plan gaan
opstellen, waarin staat welke voor
zieningen er voor het bejaarden
werk in de betrokken stad zijn en
wat voor uitbreidingen er in de ko
mende vier jaar nodig zijn.
Zo'n plan moet gemaakt worden, zo
luidt de eis, na inspraak met de ge
bruikers, in dit geval de bejaarden.
Ook wordt als voorwaarde gesteld
dat elke instelling die gesubsi
dieerd wil worden minstens drie
bejaarden in het bestuur heeft.
Op grond van hetgeen in het plan
naar voren komt, is de staatssecre
taris dan bereid om tachtig procent
van hetgeen de gemeente jaarlijks
behoeften van die groep bejaarden.
De regeling die nu is aangekon
digd, en waarin ook duidelijk wordt
gesteld dat instellingen zoveel mo
gelijk moeten samenwerken in hun
aanpak van de bejaardenproblema-
tiek, komt als geroepen, zo lijkt het.
Een paar kernpunten kunnen ech
ter niet over het hoofd worden ge
zien.
Hoewel de gevolgen door alle fi
nanciële meevallers niet zo groot
zullen zijn als aanvankelijk werd
verwacht, is er nog steeds zoiets als
de 1%-operatie, waarmee dit kabi-
win dit werk uitgeeft (niet aan alle
vormen, maar de meeste wel) terug
te betalen. Elk jaar dient dan wel
een verslagje naar CRM te worden
gestuurd, waaruit moet blijken dat
het geld inderdaad goed is besteed.
Thuis-wonende-bejaarden hebben
het de laatste tijd niet makkelijk
gehad. Enorme bezuinigingen, bij
voorbeeld op het gebied van de ge
zinsverzorging leidden er toe dat
veel bejaarden ineens verstoken
bleven van hulp. Ook de diensten
centra hebben door hun moeilijke
financiële positie veel problemen
met het inhaken op de wensen en
net de eigen uitgaven enigszins wil
beteugelen. Ook een volgend kabi
net zal - dat ligt wel vast - stevig op
de kleintjes moeten letten. Wie
verwacht dat er met de inwerking
treding van deze regeling, ook
aanmerkelijk veel meer geld be
schikbaar zal komen voor bejaar
denwerk, komt van een koude
kermis thuis.
Als er toch wat extra's in zit, zal dat
vooral komen, omdat de nieuwe re
geling een coördinatie en samen
werking van instellingen vereist en
dat wil in de praktijk nog wel eens
kosten besparend werken.
Maar het moet toch worden betwij
feld of er genoeg middelen be
schikbaar komen om de doelstel
lingen van de nota's bejaardenbe
leid '70 en '75 en die van de nieuwe
regeling, te realiseren.
Dan nog even het hart gelucht over
Meijer's inspraakvisie. In de voor
gestelde regeling wordt uitvoerig
aangegeven en zelfs geëist dat de
bejaarden zelf een grote rol spelen
in het opstellen van het vierjaren
plan. "Het gaat tenslotte om hen",
staat ergens in het gele stuk.
Die inspraak is welliswaar heel be
langrijk en nodig, maar die kun je
als staatssecretaris in dit geval
makkelijk opleggen, omdat het niet
jouw zorg is, maar die van de ge
meentebesturen.
Zes weken
Zelf springt Meijer er aanzienlijk
simpeler mee om. Hij geeft betrok
kenen zes weken de tijd om te rea
geren en dat is niet zo vreselijk lang,
te meer omdat gemeentebesturen
door allerlei nieuwe regelingen van
dit kabinet toch al flink aan het
werk zijn gezet en zeker niet op een
extra portie zitten te wachten.
Meijer zegt dat hij rekening
zal houden met de reacties die bin
nenkomen. Die zullen allemaal in
de "werkcommissie" worden be
sproken.
Rekensommetje
Waar hij de tijd vandaan haalt blijft
duister. Een simpel rekensom
metje leert immers dat we over zes
weken, of inmiddels al weer vijf zo
rond de tiende mei leven en dat hij
dan nog zegge en schrijve veertien
dagen heeft om alle reacties in de
werkcommissie te bespreken en
met een definitieve regeling te ko
men. Dat lijkt een onmogelijke op
gave en brengt natuurlijk met
zich, dat veel betrokkenen het wel
voor gezien houden en niet zullen
reageren, in de wetenschap dat het
hier toch niet om meer gaat dan al
leen maar om schijn-inspraak.
CDA-adviseur prof. mr. De Haan: PvdA-leiding doet me denken aan
André van Duyn