Philips js niet het sociale paradijs De nieuwe Hannes Meinkema: treurig gedrens Omvangrijk boek vol wapengekletter Het korte leven van het eerste na-oorlogse kabinet Bekroonde thriller DONDERDAG 24 MAART 1977 'Het Kabinet Schermerhorn-Drees 1945/1946" door Prof. mr. F. J. F. M. Duynstee en dr. J. Bosmans (uitgave Van Gorcum Assen/Amsterdam), prijs f85,- in linnen band, f 75 bij voorintekening, paperback: f 65,-. De parlementaire geschiedschrijving is in Nederland altijd een kommer volle zaak geweest. In Engeland is het schrijven over politiek en politici een bezigheid, die tot in de hoogste kringen met geestdrift wordt onder nomen. Behalve dat elke politicus van enige standing aan de andere zijde van de Noordzee zijn eigen biograaf heeft, verwaardigt menige deelnemer aan het politieke bedrijf zelve zich tot autobiografische vin geroefeningen. In Engeland resulteert dat in een gelukkig treffen van taalcultuur, rijk met anecdotes gelardeerde geschiedschrijving en grote toegankelijkheid van de behandelde stof voor de gemiddelde lezer. We zijn als politiek geïnteresseerden op zich hier in Nederland waarschijn lijk niet de mindere van de Britten. Daar zit het 'm niet in. Misschien brengt de twee-partijen slag in de Britse politiek wat meer drama teweeg dan de in onze dreven heel lang via de leiders van de verschillende zuilen gebluste en gedepolitiseerde conflictstof. Hoe het zij: met de bestuder ing van onze parlementaire geschiedenis sinds 1815 is het behelpen geblazen. Het is aanmodderen met grote leemten en hulpstukken. Prof. Oud Eén van de mannen die in elk geval grote geestdrift aan vasthoudendheid koppelde was professor mr. P. J. Oud, de staatsrechtgeleerde, oud minister, burgemeester van Rotterdam en liberale voorman. Zijn "Hon derd Jaren" geeft een globaal overzicht van het parlementaire gebeuren tussen 1840 en 1940, de serre "Het Jongste Verleden" gaat redelijk diep in op de politieke geschiedenis in de staatkundige geschiedenis in de eerste helft van de twintigste eeuw en voorts heeft hij in handboeken over het Nederlandse constitutionele recht nogal wat boeiende informa tie opgeslagen. Het bezwaar tegen Oud's werk is echter tweeledig: het is welis waar onderhoudend, maar talmt onevenredig lang bij onderwer-% pen die zijn specifieke belang-* stelling hebben; en voorts, veel ernstiger, wordt het door Oud gebodene discutabeler, zo gauw hij zelf een rol in de geschiedenis vervult. Dat is vanaf de jaren der tig heel sterk het geval geweest. Men kan niet zeggen dat Oud daarbij-de geschiedenis vervalst, maar hij zet de lichtbakken wel zo neer dat de camera hemzelf op z'n voordeligst registreert. Een veel gehoorde klacht is ook dat hij de rol van de SDAP en met name van haar leider mr. P. J. Troelstra nooit op waarde heeft weten te schatten. Naast Oud zijn er de grondige delen van dr. W. J. van Weideren Rengers' Schets eener parlementaire geschiede nis van Nederland. Zij gaan ech ter maar tot en met het eerste naoorlogse kabinet, dat van Schermerhorn en Drees. Dat - laatste deel uit de Van Weideren f Rengers-serie is door de langza- I merhand omstreden oud- 1 kamervoorzitter mr. Kortenhorst geschreven en geldt als nogal I apologetisch en eenzijdig. Geen i zeer toegankelijke stof overigens. Heel duidelijk de wetenschap pers voorbehouden. Leegte Voor de systematische geschied schrijving van na de oorlog gaapte lang de leegte. Daarin komt nu verandering door de ac tiviteiten van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Nijmeegse universiteit. Kort geleden zag deel 1 van de serie "Parlementaire Geschiedenis van Nederland na 1945" het licht en nog wel bij Van Gorcum, de uitgever die destijds ook Van Weideren Rengers op de markt bracht. De bedoeling is dat aan elk van de naoorlogse kabinetten een deel wordt gewijd en als de uitdijende continententheorie behalve voor de boeken van dr. L. de Jong ook voor deze serie opgaat dan valt te vrezen dat men het bij menig ka binet niet binnen één deel kan houden, want het maar ruim een jaar in leven gebleven kabinet Schermerhorn-Drees blijkt al goed te zijn voor ruim 750 pagi na's. Maar, zoals de eerste samen steller prof. Duynstee zich haast te zeggen, de ingewikkeldheid van de problematiek in juist dat eerste naoorlogse jaar is aan die omvangrijkheid waarschijnlijk debet; een snelle afwikkeling van de oorlog, een spoedige terug keer naar normale verhoudingen. Het is een voortreffelijk boek ge worden, zowel om te lezen als om raad te plegen. Een eigentijds bo.ek ook, zonder de plechtsta tigheid die Van Weideren Ren gers kenmerkte. Duynstee's hel dere schrijfstijl en humor houden de aandacht vast. Zonder deftigheid Hier is het ogenblik om de mede-* auteur van Duynstee te introdu ceren, de jonge Nijmeegse histo ricus dr. Bosmans, die al een aan tal opmerkelijke publicaties over Nederlandse parlementaire ge schiedenis het licht heeft doen zien. Met Bosmans doet de on derzoeker "sec", zonder deftig heid zijn intrede in het parlementair-historische metier. Bovendien een man die tijdens het optreden van het kabinet- Schermerhorn-Drees letterlijk in de wieg lag. Duynstee was in ze kere zin nog partij. Hij heeft on dermeer als opinieleider gefun geerd van het systeem van de voorlopige invrijheidstelling voor vele van de bijna honder dduizend gedetineerden binnen het kader van de bijzondere rechtspleging, de ouverture tot de barmhartigheidspolitiek van de minister van Justitie van Maarsseveen in het kabinet-Beel dat volgde. In zijn hoofdstuk over die bijzon dere rechtspleging schrijft Duynstee een nogal omstandige inleiding over het denken in die jaren, over het zoeken van een grote meerderheid Nederlanders van zwarte schapen voor de eigen tekortkomingen in het gedrag in de oorlog. Het is één van de wein ige keren in dit boek dat bij Duynstee iets doorschemert van rechtvaardiging voor een stukje beleid, waarvoor hij mede be langrijke bouwstenen had- aan gedragen. Het boek van Duynstee en Bos mans bevat geen eigen archie fonderzoek. Voornaamste bron nen zijn de Handelingen, nottllen van de ministerraad, dag- en weekbladpublikaties en ge sprekken met sleutelfiguren uit die tijd. Ondermeer heeft de kortgeleden overleden prof. Schermerhorn met eigen herin neringen aan het beeld dat de samenstellers schetsen, bijge dragen.. Veel onthullingen zal men echter niet aantreffen. Maar de ordening van de veelheid aan materiaal, waarmee de Nijmege- naren te maken kregen, heeft wel een evenwichtig en gedetailleerd basispakket opgeleverd; een goed startpunt voor het aanboren van werkelijk nog onberoerde bronnen. H. MULDER De Groene weduwe en andere grijze verhalen is het vierde boek van Hannes Meinkema, die na twee tamelijk zwakke bijdragen tot de literatuur een zeker succes be haalde met En dan is er Koffie. De belofte die in "En dan is er koffie" i lag opgesloten heeft ze echter niet waargemaakt in haar nieuwe bundel. Het boek bevat dertien verhalen die, zoals verwacht kon worden, over vrouwen gaan, oud of jong, hip of truttig - en al die vrouwen hebben één ding gemeen - een gevoel van verbijstering en ver vreemding. Deze gevoelens wor den in de vorm van innerlijke monologen gepresenteerd, en de breedsprakigheid van de schrijf ster, gecombineerd met het be treurenswaardige verlangen niets aan de verbeelding van de lezer over te laten, veroorzaken bij de lezer niet alleen een lichte hoofdpijn, maar bovenal een mismoedig stemmende verve- ling. Hoewel de schrijfster nog niet zo J lang geleden in een interview in de Haagse Post op belerende wijze de vinger hief tegen de i mensen die denken dat schrijven zo gemakkelijk is, zou het toch I prettig zijn wanneer ze zich nu I tussen de bedrijven door eventjes j had gerealiseerd wat ze aan het doen was. Nu zit ik er maar mee. Saai? Gekunsteld? Oppervlak- i kig? Boeken recenseren kan erg leuk zijn: als de boeken slecht zijn, of erg goed. Maar dit is niet eens slecht, het is alleen maar litera tuur. Ik zou bijna geneigd zijn haar tot de nieuwe Anna Blaman uit te roepen, de Jo Vrugt van de jaren zeventig, maar dat is dan weer niet eerlijk In sommige verhalen is de verre echo van het feminisme te vinden goddank niet op de kinderlijke wijze van Anja Meulenbelt, maar zelfs diens geharnaste nonsens en naïeve krompraterij zijn me liever dan dit bleekzuchtige ge schrijf, dit zeurderige gepraat als van een voorlezende baby-sitter die maar niet kan ophouden' hoewel de kinderen allang in de voorkamer naar de televisie zit ten te kijken. Het geheel is tot overmaat van ramp getruffeld met de flauwst denkbare woordgrappen ("in monolieg minutenlang over hoe gezellig het was" "Toen gaf hij haar een sceptikus" enzovoort). Nergens één opvallende observa tie, één bewijs van geest, van dwarsheid, kortom van opinie. "Hannes Meinkema is een moralis- te" staat er op de achterflap. Vast wel, maar dan een uit de school van Top Naeff. Geschikt voor het opgroeiende meisje, verdomd als het niet waar is. Modern en toch keurig. En bovendien echte, ar tistieke kunst - er zijn verhalen met een open einde bij, jaja, en verhalen die "in media's res" be ginnen - de vijfdeklassers onder u kunnen het zó aanwijzen, in het letterkundehandboek. Hannes Meinkema .breedsprakigheid Van de vaart en de agressie uit "En dan is er koffie" is er niets meer. over. Het hele boek is een niet af latende stroom van humeurig gedrens. net stroop die uit een ton loopt. "Ik verkeer in de ideale si tuatie dat ik mezelf kan worden. Mits ik erachter kan komen', hoe. En Wie" eindigt het boek. Dat is nog het vervelendste van alles. PAUL MARIJNIS "Negentien rode rozen" van Tor ben Nielsen. In de vertaling van Gerard Kruisman verschenen bij Meulenhof in Amsterdam (f. 9.50). Torben Nielsen zelf meer dan een kwart eeuw politieman ontving voor dit boek de Edgar Allen Poe-prijs. Het is tekenend voor de kwaliteit van deze thriller. Een goed geschreven verhaal, hoewel men geen moment behoeft te gis sen naar de dader. Integendeel, men weet van het be gin afaan wat er gaat gebeuren. Een negentienjarig meisje is aan gereden door een auto, waarin vier aangeschoten personen za ten: twee mannen met hun vrien dinnen. De vriend van het slachtoffer gaat wraak nemen. Niet recht-toe- recht-aan, maar door hen te tref fen in datgene wat hun het dier baarst is. Op willekeurige wijze gaat hij te werk. Voor de politie van Kopenhagen is er aanvanke lijk geen touw aan vast te knopen aan die ogenschijnlijk losstaande moorden. De auteur volgt de ja gende politie zowel als haar prooi op de voet. Het is boeiend, soms adembenemend te lezen, wat omgaat in het kille brein van de van wraak bezeten maniak. Met tenslotte' een knappe ontkno ping. Alles bij elkaar een terecht bekroonde thriller. KOOS POST "Nooit in de geschiedenis van Philips is er sprake geweest van stakingen. Progressieve ondernemingsleiding, res pect voor het individu en trouw van het personeel hebben een expansie van de onderneming mogelijk gemaakt zonder interne strijd". Dat deze voorstelling van zaken - zoals Philips geeft - te mooi is om waar te zijn toont de Amsterdamse socioloog Ad Teulings aan in zijn boek over Philips, dat onlangs bij uitgeverij Van Gennep is verschenen. De "bekende gloei lampenfabriek in het zuiden des lands", zoals het concern vroeger wel genoemd werd, is geen sociaal paradijs, zo maakt Teulings duidelijk. De Pax Philipa - voor zover die al bestaat - wordt dan ook duur betaald. Het ziektever zuim is massaal. Toegegeven moet worden dat arbeidsconflicten bij Philips zelden de vorm van een staking aannemen. Volgens Teu lings betekent dat echter niet dat er geen arbeidsconflic ten bestaan: het "progressieve" sociale beleid is te danken aan de sociale conflicten in de onderneming. Verhulde vormen De uitingsvormen van het arbeidsconflict zijn echter systematisch ver schoven van de openlijke staking naar de meer verhulde vormen van protest, zoals prestatiebeperking, tempovertraging, het leveren van "slechte arbeid voor slecht loon" (kwaliteitsbeperking), sabotage (ma chinestilstand, hoge uitvalpercentages e.d.) en - tot op zekere hoogte - ziekteverzuim. Meer dan in het buitenland is in Nederland, en als eerste bij Philips, het ziekteverzuim een vorm van arbeidsprotest geworden. Dat gebeurde in antwoord op het voortdurend opvoeren van de produktie en als reactie op het achterblijven van de kwaliteit van de werkgelegenheid bij een stijgend scholings- en ontwikkelingsniveau van de werknemers. Over arbeidsconflicten bij Philips kan dus niet alleen op grond van de sta- kingsfrequentïe geoordeeld worden, aldus Teulings. Het ziekteverzuim wordt ook in de hand gewerkt door de toenemende psychische belasting van de werknemers, een direct gevolg van het voortdurend verminderen van arbeidsplaatsen, zowel via "natuurlijke afvloeiing", als door het sluiten van produktie-eenheden. Verzet in Leiden Eén van de weinige plaatsen waar hiertegen georganiseerd verzet is gebo den, is Leiden. Het Philips-bedrijf in Leiden was in 1962 door het concern overgenomen van Smit-Röntgen. De produktie werd in 1968 overgeheveld naar Eind hoven. In Leiden werd nu een deel van de produktie van het in 1964 opgekochte Tewea-bedrijf uit Amsterdam voortgezet dat intussen werd afgebouwd en in 1972 tegelijk met Leiden opgeheven. Bij Smit-Röntgen werkten 177 mensen. Tussen 1968 en 1972 zitten precies vier jaar want Philips werkt-vooral in haar vestigings- en sluitingsbeleid - met vierjarenplannen. Al in 1968 wist men in Eindhoven dat het met Leiden gedaan was, zo schrijft de Amsterdamse socioloog. Maar de plaatselijke directie in Leiden suggereerde in 1971 nog dat men, gezien de orderportefeuille, naar een verdubbeling van het personeels bestand zou moeten groeien. Op aandringen van de ondernemingsraad werd dat concreter gemaakt met de mededeling dat al in oktober 1971 veertig nieuwe werknemers zouden worden aangetrokken. Maar de aanvraag tot uitbreiding bracht bij de directie van de hoofdindustrie- groep in Eindhoven versneld een opheffingsprocedure voor de Leidse vestiging op gang. Les voor vakbond De vakbonden leerden uit het geval-Leiden hoe weinig er tegen het Philips-beleid valt uit te richten. De ondernemingsraad in Leiden dreigde met de bonden naar de kantonrechter te stappen. In de fusie code van de SER en in de wet op de ondernemingsraden is bepaald dat bij grote produktieverschuivingen het advies van de ondernemingsraad gevraagd moet worden. Bovendien bestond er op concernniveau nog eens zo'n afspraak tussen Philips en de bonden. Onder druk van een geding bedacht de concernleiding de smoes dat de lokale leiding niet op de hoogte was van de afspraak om de bonden in te lichten. Maar die afspraak was de directie in Leiden wel bekend, aldus Teulings. Alleen was zij ervan uitgegaan dat Eindhoven de sluitingsplannen, gezien de dikke orderportefeuille, niet zou doorzetten. En als de directie van een Philips-vestiging in dit soort zaken geen enkele macht heeft, welke macht heeft dan een ondernemingsraad die als adviesorgaan aan-zo'n veredelde filiaalchef is toegevoegd? JOOP MAAT Ad Teulings - "Philips, geschiedenis en praktijk cern". Uitgeverij Van Gennep. Prijs f24,50. i een wereldcon- "Oorlogen van de twintigste eeuw" door Donald Schermer, Ronald Heiferman en S. L. Mayer. Vertaling TH. Tromp en V. Goedkoop James. Uitgeverij Elsevier Amsterdam. Prijs f. 72.50. Een omvangrijk boekwerk vol wapengeklet ter, zo zou men "Oorlogen van de twintig ste eeuw" kunnen betitelen. De drie au teurs geven een goed overzicht, royaal geïl lustreerd, van de voornaamste strijdhaar- den die er na 1900 zijn geweest. Daarbij hebben zij naar evenwicht gezocht tussen de wezenlijke oorlogvoering en de poli tieke achtergronden. Echt nieuwe gezicht spunten doen zich in uitleg en analyse niet Korea, Vietnam en Tot slot twee conclusies van de auteurs: "De moderne supermachten Sowjet-Unie en Verenigde Staten zullen waarschijnlijk niet ten strijde trekken zolang er geloof waardige verdedigingen blijven bestaan aan beide zijden van het ijzeren gordijn. Hoewel de strijd voor invloedssferen we) zal voortgaan is een grote kernoorlog tus sen deze machten niet waarschijnlijk". En: "Indien de oorlogen van de twintigste eeuw ons iets leren, is het dit oorlogen lopen nooit af zoals zij die ze ontketenden het zich voorstelden. De doeleinden die ze nastreefden waren vertekend, de bereikte resultaten tegelijk meer en minder dan men verwachtte". RUUD PAAUW

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 11