Sport en de commercie
Den Uyleen olifant in de porceleinkast
"Schat,
staat de
Bokma
koud
In wiens
belang?
Rembrandt-
huisje
Stakingen
DONDERDAG 24 FEBRUARI 1977
PAGINA 15
Te lang hebben wij Nederlanders
gescholden op het „staatsama-
teurisme", dat in Oost Europa ta
lentrijke sportlieden in een over-
heidsbetrekking bracht en daar
door in staat stelde tot onbe
kommerde training in ideale om
standigheden en dientengevolge
tot topprestaties. Het al te ro-
mamtische en dus valse beeld
van de Hollandse jongen die voor
dag en dauw onder schrikbarend
slechte condities zijn oefeningen
aanving, daarna een volledige
dagtaak als bouwvakker of on
derwijzer voltooide om tenslotte
dan nog, zeer vermoeid, twee uur
conditietraining te volbrengen
heeft te lang bestaan.
Daardoor zijn twee dingen ge
beurd: in een aantal - voor de
commercie niet aantrekkelijke -
takken van sport heeft Nederland
een zeer grote achterstand opge
lopen en bij een paar andere is het
sponsorschap door bedrijven zo
overheersend geworden, dat de
verenigingen gemiddeld elke an
derhalf jaar van naam wisselen.
Geen van beide vind ik gelukkig.
Ten eerste houd ik van kijken naar
goede prestaties: de topsporter is
een vakman, niet minder waar
devol dan de circusartiest, de
houtsnijwerker of de bekwame
vergadervoorzitter. Zolang ik
niet de rillingen over mijn rug
krijg omdat ik weet dat die indi
viduele menstopsporter zichzelf
iets slechts heeft aangedaan om
het zover te brengen (zoals het
eten, spuiten of ingeblazen krij
gen van ongezonde troep) is dat
kijken oké. Al vind ik chauvi
nisme eigenlijk een slechte ei
genschap, omdat het meer haat
dan genegenheid oproept, het is
dan ook best aardig dat de sport
man die je het beste kent, de Ne
derlandse, er ook nog iets van
maakt.
Door
mr. dr. R. J. in 't Veld
oud-raadslid PvdA
Ten tweede hindert het mij dat
sport zo wordt samengevlochten
met commercie. Niet alleen
werkt de intrede van het grote
geld verstorend op gegroeide
evenwichten, maar het is ook
schadelijk. Wat is er zo leuk aan
het feit, dat één schaakclub met
geld van een computer
programma-firma meer dan de
helft van het toptalent uit Neder
land opzuigt? Die topspelers wa
ren vroeger heel vormend bezig
als inspiratiebron en onderwij
zer, elk in hun eigen vereniging.
Bovendien zou het heel best kun
nen, dat de individuele topspor
ter door al dat gesponsor aardig
in de knel kan raken. Tenzij ik mij
heel erg vergis is dat bijvoorbeeld
zo met de zwempakken-affaire
rond Enith Brigitha.
Grote sportbonden hebben toch
vaak al niet erg veel aandacht
voor de individuele mens en
diens behoeften. Talrijke conflic
ten tussen zgn. officials en sport
beoefenaars zijn daarvan in het
verleden het bewijs. Bijzonder
misselijk wordt zo'n conflict als
de desbetreffende bond zich
zonder behoorlijk voorafgaand
overleg afhankelijk heeft ge
maakt van een commerciële
geldgever.
Toch aarzel ook ik om nou maar
meteen te zeggen dat dan de
overheid moet zorgen dat de
commerciële sponsor overbodig
wordt en dat de opgelopen ach
terstand wordt ingehaald. Om
een vreselijk groot bedrag zou het
waarschijnlijk niet eens gaan.
Voor honderd miljoen gulden per
jaar zou je een heleboel kunnen
doen, bijv. 2500 sportlieden een
net inkomen, inclusief sociale
lasten, kunnen uitbetalen.
Als je voetbal even buiten be
schouwing laat, kom je daarmee
waarschijnlijk een heel eind. De
aarzeling komt voort uit overwe
gingen als de volgende: kan men
zich de adelaar Bahamontes, de
klimgeit Charly Gaul, het super
talent Eddy Merckx, de sombere
Ocana of onze eigen Wim van Est
of Wout Wagtmans zwoegend in
de Alpen of Pyreneeën voorstel
len terwijl zij op dat ogenblik
ambtenaar in de uitoefening van
hun functie zijn?
Diepzinnige conclusies over het
verband tussen de aanvaarding
van het postbeambte-schap en
het zichtbare vormverlies van
Piet Kleine zal ik niet trekken;
maar is het U nooit opgevallen
dat het Russisch voetbal, gedo
mineerd door legerfunctionaris-
sen, iets erg mechanisch heeft,
iets fantasieloos?
Topsport, voorzover gewenst,
moet, geloof ik toch worden
beoefend in organisaties, die een
veilige afstand bewaren tot de
bureaucratie van het overheid
sapparaat.
Die overheid heeft echter wel dege
lijk de taak om voorwaarden, ook
dwingende, vast te stellen waar
onder die organisaties kunnen en
behoren te werken:
- ter bescherming van de belangen
van de individuele topsporters
dient er voor gezorgd te worden
dat hij of zij een zodanige oplei
ding krijgt dat na die paar jaar,
waarin vlammen mogelijk is,
geen verval in grauwe armoede
meer mogelijk is.
- ter bescherming van de volksge
zondheid dient er een zeer
strenge code te worden vastges
teld, die paal en perk stelt aan al
lerlei versterkende preparaten
met een op langere termijn ver
woestende werking; mocht blij
ken dat zonder die rommel geen
topsport mogelijk is (wat ik nog
niet geloof) dan moet er aan de
topsport maar een einde komen.
- sportorganisaties behoren ten
minste in dezelfde mate mede
zeggenschap van betrokkenen te
kennen als in het bedrijfsleven
reeds is gerealiseerd. Allerlei
wetgeving, huidige en toekom
stige, op het gebied van bedrijfs-
democratisering dient mede op
sportbonden van toepassing te
zijn.
- ook voor subsidiëring, openlijk of
tersluiks, van sportverenigingen1
door commerciële organisaties
dient er een afdwingbare code te
komen, zodat rare, vaak niet eens
bedoelde, uitbuitingsverschijn
selen of monopolisering worden
voorkomen.
Menigeen zal zich verbijsterd af
vragen, waarom de stakingen nog
voortduren. Op het grootste con-
flictpunt, de volledige prijscom
pensatie, hebben de werkgevers
volledig toegegeven aan de vak
bonden. Het meningsverschil
gaat nu nog slechts om de vraag,
of daarnaast nog sprake moet zijn
van maximaal een, dan wel twee
procent echte loonstijging. Ten
minste, officieel dan. Want er
broeit momenteel veel meer dan
alleen maar die paar centen meer
of minder. Die rechtvaardigen op
zichzelf immers geen voortzet
ting van de stakingen.?
Stakingen mogen een laatste mid
del zijn, dat wordt toegepast
wanneer absoluut duidelijk is dat
met praten geen overeenstem
ming wordt bereikt. Logisch,
want stakingen brengen on
noemlijk veel schade toe aan
onze economie; en daar staat het-
toch al niet zo best mee.
Door de stijgende belastingen, toe
nemende sociale lasten, door de
hoog opgelopen loonkosten en de
psychologische aanvallen op het
ondernemingsklimaat, moeten
steeds meer bedrijven de poorten
sluiten. De afbraak van onze eco
nomie is, na vier jaar kabinet-Den
Uyl, in volle gang.
De mensen zijn niet blind. Ze wor
den door werkloosheid getroffen,
of ze zien het om zich heen gebeu
ren. Nederland is het land met de
mooiste sociale voorzieningen en
het hoogste minimumloon. Ja
wel, maar dat moet betaald wor
den uit de economische groei. Als
die niet meer voldoende aanwe
zig is, breekt ons dat op. Interna
tionaal kunnen we al niet meer
voldoende concurreren met an
dere landen. In sommige bedrijf
stakken - zoals de grafische -
wordt gepoogd om de stijgende
loonkosten het hoofd te bieden
door meer te automatiseren;
maar dat kost arbeidsplaatsen.
De te plotselinge optrekking van
het minimum-jeugdloon heeft
extra werkloosheid onder de jon
geren veroorzaakt. Geen wonder,
dat onzekerheid en ongerustheid
Door Pol de Beer, lid
Tweede Kamer VVD
zich meester maken van de-
mensen.
Daar komt nog bij, dat de werkne
mers ervoor bedanken om op de
nullijn te worden gezet. Nog geen
half jaar geleden meenden een
aantal vakbondsleiders en socia
listen (zoals prof. Van den Doel)
dat de mensen het er wel voor
over zouden hebben om een aan
tal jaren pas op de plaats te ma
ken met het inkomen, op voor
waarde dat de overheid meer geld
kon besteden aan allerlei voor
zieningen. Dat was nogal na%ef.
Na een keer de nullijn te hebben
geslikt (en voor velen betekende
dat achteruitgang!>/2 willen de
mensen weer een stukje groei van
het inkomen. Ze hebben nog ge
lijk ook.
Welnu, dat zijn de achtergronden,
waartegen we de stakingsacties
moeten bezien. Logisch en be
grijpelijk. Alleen - het onbehagen
richt zich tegen de verkeerde. De
werkgevers staan zelf met de rug
tegen de muur. De overheid is
schuldig aan het loonconflict,
door teveel geld naar zich toe te
halen, zodat voor werkgevers en
werknemers niet voldoende
meer overblijft. De veel te hoge
overheidsuitgaven - daar moe-
t iets aan gebeuren.
En wat doet minister-president
Den Uyl? In plaats van tactvol op
te treden loopt hij als een olifant
door de porceleinkast door in
Zeist op een verkiezingsavond(l)
uit te roepen dat er gestaakt
wordt omdat in deze samenle
ving nog steeds de onaanvaard
bare tweedeling heerst tussen
mensen die bedrijven, macht en
kapitaal beheersen, en de werk
nemers die daar niet aan te pas
komen. Als hij nu eens ernst
maakte met de bezuinigingen op
de overheidsuitgaven? Dat zou
een betere bijdrage tot de oplos
sing van het conflict zijn dan het
tegen elkaar ophitsen van werk
gevers en werknemers.
Het is merkwaardig dat we al
tijd verkleinwoorden gebrui
ken als het om sterke drank
gaat. We vragen een borreltje,
een sherry'tje wil er wel in,
gebruikt U een aperitiefje
vóór de maaltijd?, een jong
klaartje graag, geef mij maar
een oudje, 'n stelletje (d.i. een
pilsje en een klaartje), een
poesje bij de koffie, 'n slaap
mutsje, 'n afzakkertje, 'n op-
kikkertje, wilt U er nog
eentje? nou, een kleintje dan.
Die verkleinwoorden zijn ty
perend, alsof het om iets heel
onschuldigs gaat, 'n grapje.
Niets is minder waar.
In elk gezelschap kun je on
middellijk merken wanneer
mensen "iets" teveel op heb
ben. Men wordt dan breed-
sprakerig. Soms ook fami
liair. Of men gaat strikt ver
trouwelijk praten. "Wij ken
nen elkaar al zo lang, wij we
ten wat we aan elkaar hebben,
ons kent ons, waar of niet, zo
is 't toch? Jij vertelt 't nooit
verder, anders hield ik wel
mooi m'n smoel".
Ook ontstaan er vreemde ruzies
om kleinigheden. Want er zijn
óók mensen die "een kwade
dronk over zich hebben".
Arme donders
Eenmaal een beetje op dreef
kan men met drinken niet
meer ophouden. In een kroeg
krijgen de borrels dan andere
namen: "Graag nog een recht
op en neer", "Ober, kunt U
nog een klein jongetje mis
sen?", "Als je nog eens een
jonge heer tegenkomt". Ein
deloos veel borrels worden
gedronken: "om het af te le
ren". In de familiekring gaat 't
geruisloos. Elk leeg glas
wordt immers door de gas
theer of gastvrouw direct
weer volgeschonken. Verder
op de avond roepen vrijpos
tige gasten: "zet die fles hier
maar neer, dan hoef je niet
telkens te lopen".
Vroeger, zo luiden de verhalen,
dronken nette mensen geen
jenever. Dat was de drank
voor de arbeiders. Vóór de
oorlog lagen er in het Malie
veld in Den Haag 's morgens
al veel mannen languit op hun
buik in 't gras. Mijn vader zei
me: "Dat zijn arme donders,
die hebben pure spiritus ge
dronken en liggen nou hun
roes uit te slapen".
"Kun je spiritus dan drinken?"
vroeg ik. "Ja", zei mijn vader,
"je hele binnenboel ver
brandt ervan, maar ze hebben
niks anders".
Op het ogenblik is het drinken
van sterke drank zeer in. Het
is niet meer uit het leven weg
te denken. Overal waar men
sen samen zijn, gaat men na
de obligate koffie over tot het
door
Piet Wesseling
"drankje". Er wordt gedron
ken op recepties, bij verjaar
dagen, tijdens vergaderingen
van enig niveau en vooral
daarna: "even napraten", heet
dat dan, vóór de lunch en vóór
het "een hapje eten".
Ook tijdens het bekijken van
t.v.-uitzendingen. Bovendien
nodigt menige t.v.-uitzending
volgens een beproefd
reclame-systeem uit tot zelf
het glas heffen.- De Ham
monds zijn in de alcohol van
ons weggedreven. Afgezien
nog van de STER-reclame.
De meest gruwelijke is wel van
de Bokma. 'n Man heeft
auto-pech. Door gruwelijk
noodweer duwt hij zijn wagen
een eind op, tot bij een tele
foonpaal. Hij belt op en
vraagt: "Schat, staat de
Bokma koud?"
Och, natuurlijk heeft de schat
daar al voor gezorgd. Daar is
ze toch voor? Hij door weer en
wind aan 't werk, volle dagen,
jazeker, en meer dan dat. 't
Kleine hapje dat wel eens er
gens genuttigd moet worden
vraagt wel wat tijd, maar het
blijven werkuren. En de schat
staat trillend van blijdschap
al achter de deur, klaar met de
koude Bokma. Dat komt haar
lieverd immers toe. Zij heeft
de godganselijke dag maar
wat aan geklungeld. De eigen
lijke taak van het huis
vrouwtje begint pas als haar
heer en echtgenoot na zijn
harde werkdag eindelijk weer
heelhuids thuis belandt. Dan
heeft hij recht op een borrel.
Hij kan zich heerlijk bezatten,
thuis bij zijn schat.
De verhalen over het teveel
drinken zelfs van hoge tot
hoogste regeringsfunctiona
rissen duiken zo veelvuldig
op, dat ze niet geheel en al op
fantasie kunnen berusten.
"Haagse kringen" is ondenk
baar zonder gevulde glazen.
Overal waar mensen in
stress-toestanden geraakt zijn
staat de borrel voor het grij
pen.
Je kunt er ook niet vroeg ge
noeg mee beginnen, 't Is
tegenwoordig een gewone
zaak dat op feestjes, pardon
op party's, van middelbare
scholieren naast de voorge
schreven Coca Cola (multina
tional, weet U nog? "Drink
Coca Cola altijd en overal")
ook pilsjes gedronken wordt.
Pils drinkt zo makkelijk weg
en je raakt gauwer aan de
praat. Je wordt na 15 pilsjes
misschien wel wat zweverig,
maar dat is gewoon leuk.
Welvaartmaatschappij
In het maatschappelijk verkeer
heeft 't drinken van alcohol
geen etiket, zoals wel het ge
val is bij het gebruik van
drugs, terwijl alcohol toch de
meest aanvaarde en voorko
mende drug is en door het
massaal gebruik ervan nog
veel meer ellende veroor
zaakt.
De gevolgen van drankmis
bruik zijn niet kinderachtig.
Ik herinner slechts aan de tal
loze verkeersongevallen. Nu
de controle weer wat minder
is geworden hoor je steeds
minder: "Nee, ik niet meer,
want ik moet nog rijden".
Door geestige lieden wordt
het nu omgedraaid: "Ja,
graag, dat rijdt even gemak
kelijker".
Dronkenschap verstoort goede
verhoudingen. Soms voor
goed. Het onmatig veel drin
ken is een vlucht, zeggen zij
die het kunnen weten. De
drank is meestal niet zelf de
oorzaak maar 'n gevolg
Vroeger was de oorzaak di
kwijls een onmenselijke leef
situatie. Maar nu leven we in
een veelgeprezen welvaart
maatschappij.
Het is niet aan mij om een waar
schuwende vinger op te hef
fen of de zedenmeester uit te
hangen. Dit was zo maar een
overpeinzing. Na Carnaval.
En toen was het tijd voor de
koffie.
Meningen op
deze pagina
weergegeven zijn
voor rekening
van de auteurs
Ik ben 18 jaar, sinds 19 december
1975 werkloos en sinds die tijd in
geschreven op het arbeidsbureau
in Leiden. Ik had geen diploma's,
stond ingeschreven als bijrijder,
maar wilde wel een vak leren.
Bijrijdersbaantjes waren niet
voorhanden, één keer werd ik
naar een baas gestuurd, maar het
bleek, dat die een stevige sterke
jongen" nodig had, volgens hem
was ik dat niet, dit had hij wel
doorgegeven aan het arbeidsbu
reau, een beetje slorig dus!
Vervolgens vroeg ik omscholing
aan als timmerman op het Vak
centrum voor Volwassenen in
Leiden.
Na enkele maanden op de wacht
lijst gestaan te hebben, werd ik
opgeroepen om in Den Haag een
test te komen doen. In die test is
mij echter niet gebleken op grond
waarvan men jou nu eigenlijk ge
schikt vind, om timmerman te
worden. Praktijk wordt er hele
maal niet van je gevraagd en de
wil om het te wordenspeelt blijk
baar helemaal niet mee.
Het was alleen rekenen, taal, wat
foefjes met figuurtjes en een paar
testjes om te zien of je een „vaste"
hand had. De sommen moest ik
wel in een zeer snel tempo oplos
sen en dat is een moeilijke zaak,
als je er weer helemaal in wilt
komen. Ik werd afgewezen, ter
wijl andere mensen, die er niet
veel zin in hebben, min of meer
geprest worden, zich te laten om
scholen!
Het arbeidsbureau stelde zelfs, dat
ik eigenlijk niet geschikt was voor
een „technisch" beroep. Ik moest
maar wat anders proberen.
Daarna heb ik, in overleg met de
consulent en met behulp van een
kennis het geprobeerd met de in
terimmaatregel voor jeugdige
werklozenhet ministerie van So
ciale Zaken betaalt dan een jaar
lang het werken in een instelling
voor welzijnswerk.
Het arbeidsbureau leek te zullen
meewerken, als ik zelf maar een
instelling zocht, die me wilde heb
ben Verder moest ik een oriënte
rende test voor beroepskeuze
doen, waaruit een advies zou ko
men. Na een paar maanden werd
ik daarvoor opgeroepen en deed
het schriftelijke gedeelte. Onder
tussen klopten we bij instellingen
aan, die niet direct plaats voor
me hadden, maar wel contact met
me hielden. Een voordeel van die'
regeling was ook, dat ik in die tijd
mijn schoolkennis weer wat zou
kunnen bijspijkeren.
Eind december kwam de klap op de
vuurpijl, het arbeidsbureau bleek
op grond van de testuitslag niet
meer mee te willen werken om me
in deze regeling te krijgen, ik had
veel te hoge aspiraties, ik was al
leen geschikt voor „eenvoudige
handelingen" stond er in het te
strapport. Ik kon weer lekker
gaan zoeken, diverse sollicitaties
meeste op eigen initiatief) liepen
op niets uit (magazijnbediende,
opperman, timmerfabrieken)
Toen ik bij een renovatieopzichter
kwam voor eenvoudige werk
zaamheden, wilde hij me niet
hebben, omdat ik maar met één
oog kan zien.
Als je het hele verhaal bekijkt, wat
voor kans heb ik dan nog? Als je
iets wilt, mag het niet en wil je
niet, dan moet je!
In wiens belang werkt het arbeids
bureau eigenlijk, in elk geval niet
in het belang van de cliënt
Nard Klein, Molenstraat 31.
Maarten Witkam, Willemstraat 23.
Leiden.
Het stukje van Piet Wesseling over
'De droeve dood van 't oude
Rembrandthuisje' (L.D. 5-2-'77)
vraagt om enige reactie, al is het
maar om verdere mythevorming
te voorkomen.
Om te beginnen is het huisje hele
maal niet oud. Het is zelfs niet ge
bouwd in 1936, zoals Wesseling
schrijft, maar in 1963. Ik wil wel
aannemen dat het genoemde
jaartal 193.6 op een schrijf- of zet
fout berust, maar ik zet het toch
maar even recht, vóór iemand er
1639 van maakt.
Het geveltje is opgetrokken ter ge
legenheid van het 50-jarig be
staan van de Nederlandse Roto
gravure Maatschappij N.V., toen
nog in Leiden gevestigd, waarvan
het bedrijfspand zich uitstrekte
tot de Weddesteeg. Het pakhuisje
dat vóór 1963 op de plaats van het
huidige Rembrandthuisje stond,
was ook niet oud; ik schat negen
tiende eeuw.
Antieke meubel
Oorspronkelijk had de toenmalige
directie van de Rotogravure het
plan op de plaats waar - mis
schien - het geboortehuis van
Rembrandt had gestaan, een
compleet huisje neer te zetten ter
nagedachtenis van Rembrandt.
Het zou' ook in oude stijl worden
ingericht. Het personeel van de
Rotogravure bracht bij wijze van
jubileumgeschenk een bedrag
bijeen waarvoor enkele antieke
meubels zijn aangeschaft.
Wegens ruimtegebrek, waar de Ro
togravure chronisch mee te kam
pen had, is in 1963 alleen de voor
gevel neergezet; van de rest van
het huisje is nooit meer iets ge
komen. De ruimte achter de gevel
is een aantal jaren in gebruik ge
weest voor een draaibank om de
diepdrukcilinders op maat te
brengen. De meubels zijn in
bruikleen afgestaan aan de La
kenhal. Het is dus niet juist om te
stellen „dat alleen de gevel er nog
staat"; er heeft nooit meer ge
staan dan deze gevel.
EVA
Over de architectonische kwaliteit
van de gevel kan ik niet oordelen.
Men heeft destijds, meent ik, niet
gestreefd naar een historische re
constructie, maar zich meer ge
richt naar de smaak van de leze
ressen van EVA. Die konden dan
ook van het geveltje een bor
duurpatroon bestellen. Waar
schijnlijk ligt er wel een kleine
eeuw verschil tussen de stijl van
dit zeventiende eeuws bedoelde
geveltje en die van het echte ge
boortehuis van Rembrandt, dat
wel uit de zestiende eeuw zal zijn
geweest.
Wat moeten we nu met die gevel
doen?
Noch de gevel zelf, noch de vorm
geving ervan is dus authentiek,
alleen de plek waar hij staat. Het
heeft dus geen enkele zin „de ge
vel van het huisje elders op te be
rgen" en „er met veel zorg (en
kosten) een uitstekende, waar
dige plaats" voor te zoeken.
Kitsch
Misschien kan de gevel, nu hij er
toch eenmaal staat, in de toekom
stige bouwplannen worden op
genomen. Gaat dat niet, dan zal er
weinig anders opzitten dan op de
plaats een steen of plaquette aan
te brengen. Dat is dan wel jam
mer voor de toeristen maar in de
grond is er weinig meer mee ver
loren dan een stukje onechte nos
talgie, kitsch dus.
En het geld van Monumentenzorg
kan beter aan echte monumenten
worden besteed.
Dr. ir. J.P. van Es
Rijn- en Schiekade 8
Nu de werkgevers ingestemd heb
ben met de prijscompensatie
doen mij de nog steeds voortdu
rende stakingen denken aan een
stripboek uit m'n jeugd van Pig-
gelmee en het wondervisje. Pig-
gelmee wou steeds meer en wat
hield hij over? U raadt het niets.
De levensstandaard is voor ons al
len dank zij deze regering op een
zeer aanvaardbaar peil gebracht,
met o.a. een sociale wetgeving die
uniek is in de wereld. Noem maar
op: aow, ww, aww, een zeer rede
lijk minimum-loon enz. enz. Maar
wat we ook hebben is een zeer
groot aantal werklozen,een be
hoorlijke inflatie en een groot
aantal kwetsbare bedrijven.
Wat we dan bereiken met nog eens
2 procent reële loonsverhoging
moet zelfs de heer Kok kunnen
begrijpen: prijsstijgingen, be
drijfssluitingen en dientenge
volge nog meer werklozen.
De werkgevers hebben duidelijk
bakzeil gehaald. Laten wij nou in
ieders belang ook een beetje op
loeven om alle onduidelijkheid
weg te nemen. Ondergetekende
is een minimum-loontrekker.
S. Heemskerk
Mariënpoelstraat 19a
Leiden
Deze foto werd op 14 mei 1963 gemaakt. Op die dag onthulde mevrouw
Van Kinschot echtgenote van de (nu oud-) burgemeesterhet geveltje in de
Weddesteeg.