Sport en de commercie Den Uyleen olifant in de porceleinkast "Schat, staat de Bokma koud In wiens belang? Rembrandt- huisje Stakingen DONDERDAG 24 FEBRUARI 1977 PAGINA 15 Te lang hebben wij Nederlanders gescholden op het „staatsama- teurisme", dat in Oost Europa ta lentrijke sportlieden in een over- heidsbetrekking bracht en daar door in staat stelde tot onbe kommerde training in ideale om standigheden en dientengevolge tot topprestaties. Het al te ro- mamtische en dus valse beeld van de Hollandse jongen die voor dag en dauw onder schrikbarend slechte condities zijn oefeningen aanving, daarna een volledige dagtaak als bouwvakker of on derwijzer voltooide om tenslotte dan nog, zeer vermoeid, twee uur conditietraining te volbrengen heeft te lang bestaan. Daardoor zijn twee dingen ge beurd: in een aantal - voor de commercie niet aantrekkelijke - takken van sport heeft Nederland een zeer grote achterstand opge lopen en bij een paar andere is het sponsorschap door bedrijven zo overheersend geworden, dat de verenigingen gemiddeld elke an derhalf jaar van naam wisselen. Geen van beide vind ik gelukkig. Ten eerste houd ik van kijken naar goede prestaties: de topsporter is een vakman, niet minder waar devol dan de circusartiest, de houtsnijwerker of de bekwame vergadervoorzitter. Zolang ik niet de rillingen over mijn rug krijg omdat ik weet dat die indi viduele menstopsporter zichzelf iets slechts heeft aangedaan om het zover te brengen (zoals het eten, spuiten of ingeblazen krij gen van ongezonde troep) is dat kijken oké. Al vind ik chauvi nisme eigenlijk een slechte ei genschap, omdat het meer haat dan genegenheid oproept, het is dan ook best aardig dat de sport man die je het beste kent, de Ne derlandse, er ook nog iets van maakt. Door mr. dr. R. J. in 't Veld oud-raadslid PvdA Ten tweede hindert het mij dat sport zo wordt samengevlochten met commercie. Niet alleen werkt de intrede van het grote geld verstorend op gegroeide evenwichten, maar het is ook schadelijk. Wat is er zo leuk aan het feit, dat één schaakclub met geld van een computer programma-firma meer dan de helft van het toptalent uit Neder land opzuigt? Die topspelers wa ren vroeger heel vormend bezig als inspiratiebron en onderwij zer, elk in hun eigen vereniging. Bovendien zou het heel best kun nen, dat de individuele topspor ter door al dat gesponsor aardig in de knel kan raken. Tenzij ik mij heel erg vergis is dat bijvoorbeeld zo met de zwempakken-affaire rond Enith Brigitha. Grote sportbonden hebben toch vaak al niet erg veel aandacht voor de individuele mens en diens behoeften. Talrijke conflic ten tussen zgn. officials en sport beoefenaars zijn daarvan in het verleden het bewijs. Bijzonder misselijk wordt zo'n conflict als de desbetreffende bond zich zonder behoorlijk voorafgaand overleg afhankelijk heeft ge maakt van een commerciële geldgever. Toch aarzel ook ik om nou maar meteen te zeggen dat dan de overheid moet zorgen dat de commerciële sponsor overbodig wordt en dat de opgelopen ach terstand wordt ingehaald. Om een vreselijk groot bedrag zou het waarschijnlijk niet eens gaan. Voor honderd miljoen gulden per jaar zou je een heleboel kunnen doen, bijv. 2500 sportlieden een net inkomen, inclusief sociale lasten, kunnen uitbetalen. Als je voetbal even buiten be schouwing laat, kom je daarmee waarschijnlijk een heel eind. De aarzeling komt voort uit overwe gingen als de volgende: kan men zich de adelaar Bahamontes, de klimgeit Charly Gaul, het super talent Eddy Merckx, de sombere Ocana of onze eigen Wim van Est of Wout Wagtmans zwoegend in de Alpen of Pyreneeën voorstel len terwijl zij op dat ogenblik ambtenaar in de uitoefening van hun functie zijn? Diepzinnige conclusies over het verband tussen de aanvaarding van het postbeambte-schap en het zichtbare vormverlies van Piet Kleine zal ik niet trekken; maar is het U nooit opgevallen dat het Russisch voetbal, gedo mineerd door legerfunctionaris- sen, iets erg mechanisch heeft, iets fantasieloos? Topsport, voorzover gewenst, moet, geloof ik toch worden beoefend in organisaties, die een veilige afstand bewaren tot de bureaucratie van het overheid sapparaat. Die overheid heeft echter wel dege lijk de taak om voorwaarden, ook dwingende, vast te stellen waar onder die organisaties kunnen en behoren te werken: - ter bescherming van de belangen van de individuele topsporters dient er voor gezorgd te worden dat hij of zij een zodanige oplei ding krijgt dat na die paar jaar, waarin vlammen mogelijk is, geen verval in grauwe armoede meer mogelijk is. - ter bescherming van de volksge zondheid dient er een zeer strenge code te worden vastges teld, die paal en perk stelt aan al lerlei versterkende preparaten met een op langere termijn ver woestende werking; mocht blij ken dat zonder die rommel geen topsport mogelijk is (wat ik nog niet geloof) dan moet er aan de topsport maar een einde komen. - sportorganisaties behoren ten minste in dezelfde mate mede zeggenschap van betrokkenen te kennen als in het bedrijfsleven reeds is gerealiseerd. Allerlei wetgeving, huidige en toekom stige, op het gebied van bedrijfs- democratisering dient mede op sportbonden van toepassing te zijn. - ook voor subsidiëring, openlijk of tersluiks, van sportverenigingen1 door commerciële organisaties dient er een afdwingbare code te komen, zodat rare, vaak niet eens bedoelde, uitbuitingsverschijn selen of monopolisering worden voorkomen. Menigeen zal zich verbijsterd af vragen, waarom de stakingen nog voortduren. Op het grootste con- flictpunt, de volledige prijscom pensatie, hebben de werkgevers volledig toegegeven aan de vak bonden. Het meningsverschil gaat nu nog slechts om de vraag, of daarnaast nog sprake moet zijn van maximaal een, dan wel twee procent echte loonstijging. Ten minste, officieel dan. Want er broeit momenteel veel meer dan alleen maar die paar centen meer of minder. Die rechtvaardigen op zichzelf immers geen voortzet ting van de stakingen.? Stakingen mogen een laatste mid del zijn, dat wordt toegepast wanneer absoluut duidelijk is dat met praten geen overeenstem ming wordt bereikt. Logisch, want stakingen brengen on noemlijk veel schade toe aan onze economie; en daar staat het- toch al niet zo best mee. Door de stijgende belastingen, toe nemende sociale lasten, door de hoog opgelopen loonkosten en de psychologische aanvallen op het ondernemingsklimaat, moeten steeds meer bedrijven de poorten sluiten. De afbraak van onze eco nomie is, na vier jaar kabinet-Den Uyl, in volle gang. De mensen zijn niet blind. Ze wor den door werkloosheid getroffen, of ze zien het om zich heen gebeu ren. Nederland is het land met de mooiste sociale voorzieningen en het hoogste minimumloon. Ja wel, maar dat moet betaald wor den uit de economische groei. Als die niet meer voldoende aanwe zig is, breekt ons dat op. Interna tionaal kunnen we al niet meer voldoende concurreren met an dere landen. In sommige bedrijf stakken - zoals de grafische - wordt gepoogd om de stijgende loonkosten het hoofd te bieden door meer te automatiseren; maar dat kost arbeidsplaatsen. De te plotselinge optrekking van het minimum-jeugdloon heeft extra werkloosheid onder de jon geren veroorzaakt. Geen wonder, dat onzekerheid en ongerustheid Door Pol de Beer, lid Tweede Kamer VVD zich meester maken van de- mensen. Daar komt nog bij, dat de werkne mers ervoor bedanken om op de nullijn te worden gezet. Nog geen half jaar geleden meenden een aantal vakbondsleiders en socia listen (zoals prof. Van den Doel) dat de mensen het er wel voor over zouden hebben om een aan tal jaren pas op de plaats te ma ken met het inkomen, op voor waarde dat de overheid meer geld kon besteden aan allerlei voor zieningen. Dat was nogal na%ef. Na een keer de nullijn te hebben geslikt (en voor velen betekende dat achteruitgang!>/2 willen de mensen weer een stukje groei van het inkomen. Ze hebben nog ge lijk ook. Welnu, dat zijn de achtergronden, waartegen we de stakingsacties moeten bezien. Logisch en be grijpelijk. Alleen - het onbehagen richt zich tegen de verkeerde. De werkgevers staan zelf met de rug tegen de muur. De overheid is schuldig aan het loonconflict, door teveel geld naar zich toe te halen, zodat voor werkgevers en werknemers niet voldoende meer overblijft. De veel te hoge overheidsuitgaven - daar moe- t iets aan gebeuren. En wat doet minister-president Den Uyl? In plaats van tactvol op te treden loopt hij als een olifant door de porceleinkast door in Zeist op een verkiezingsavond(l) uit te roepen dat er gestaakt wordt omdat in deze samenle ving nog steeds de onaanvaard bare tweedeling heerst tussen mensen die bedrijven, macht en kapitaal beheersen, en de werk nemers die daar niet aan te pas komen. Als hij nu eens ernst maakte met de bezuinigingen op de overheidsuitgaven? Dat zou een betere bijdrage tot de oplos sing van het conflict zijn dan het tegen elkaar ophitsen van werk gevers en werknemers. Het is merkwaardig dat we al tijd verkleinwoorden gebrui ken als het om sterke drank gaat. We vragen een borreltje, een sherry'tje wil er wel in, gebruikt U een aperitiefje vóór de maaltijd?, een jong klaartje graag, geef mij maar een oudje, 'n stelletje (d.i. een pilsje en een klaartje), een poesje bij de koffie, 'n slaap mutsje, 'n afzakkertje, 'n op- kikkertje, wilt U er nog eentje? nou, een kleintje dan. Die verkleinwoorden zijn ty perend, alsof het om iets heel onschuldigs gaat, 'n grapje. Niets is minder waar. In elk gezelschap kun je on middellijk merken wanneer mensen "iets" teveel op heb ben. Men wordt dan breed- sprakerig. Soms ook fami liair. Of men gaat strikt ver trouwelijk praten. "Wij ken nen elkaar al zo lang, wij we ten wat we aan elkaar hebben, ons kent ons, waar of niet, zo is 't toch? Jij vertelt 't nooit verder, anders hield ik wel mooi m'n smoel". Ook ontstaan er vreemde ruzies om kleinigheden. Want er zijn óók mensen die "een kwade dronk over zich hebben". Arme donders Eenmaal een beetje op dreef kan men met drinken niet meer ophouden. In een kroeg krijgen de borrels dan andere namen: "Graag nog een recht op en neer", "Ober, kunt U nog een klein jongetje mis sen?", "Als je nog eens een jonge heer tegenkomt". Ein deloos veel borrels worden gedronken: "om het af te le ren". In de familiekring gaat 't geruisloos. Elk leeg glas wordt immers door de gas theer of gastvrouw direct weer volgeschonken. Verder op de avond roepen vrijpos tige gasten: "zet die fles hier maar neer, dan hoef je niet telkens te lopen". Vroeger, zo luiden de verhalen, dronken nette mensen geen jenever. Dat was de drank voor de arbeiders. Vóór de oorlog lagen er in het Malie veld in Den Haag 's morgens al veel mannen languit op hun buik in 't gras. Mijn vader zei me: "Dat zijn arme donders, die hebben pure spiritus ge dronken en liggen nou hun roes uit te slapen". "Kun je spiritus dan drinken?" vroeg ik. "Ja", zei mijn vader, "je hele binnenboel ver brandt ervan, maar ze hebben niks anders". Op het ogenblik is het drinken van sterke drank zeer in. Het is niet meer uit het leven weg te denken. Overal waar men sen samen zijn, gaat men na de obligate koffie over tot het door Piet Wesseling "drankje". Er wordt gedron ken op recepties, bij verjaar dagen, tijdens vergaderingen van enig niveau en vooral daarna: "even napraten", heet dat dan, vóór de lunch en vóór het "een hapje eten". Ook tijdens het bekijken van t.v.-uitzendingen. Bovendien nodigt menige t.v.-uitzending volgens een beproefd reclame-systeem uit tot zelf het glas heffen.- De Ham monds zijn in de alcohol van ons weggedreven. Afgezien nog van de STER-reclame. De meest gruwelijke is wel van de Bokma. 'n Man heeft auto-pech. Door gruwelijk noodweer duwt hij zijn wagen een eind op, tot bij een tele foonpaal. Hij belt op en vraagt: "Schat, staat de Bokma koud?" Och, natuurlijk heeft de schat daar al voor gezorgd. Daar is ze toch voor? Hij door weer en wind aan 't werk, volle dagen, jazeker, en meer dan dat. 't Kleine hapje dat wel eens er gens genuttigd moet worden vraagt wel wat tijd, maar het blijven werkuren. En de schat staat trillend van blijdschap al achter de deur, klaar met de koude Bokma. Dat komt haar lieverd immers toe. Zij heeft de godganselijke dag maar wat aan geklungeld. De eigen lijke taak van het huis vrouwtje begint pas als haar heer en echtgenoot na zijn harde werkdag eindelijk weer heelhuids thuis belandt. Dan heeft hij recht op een borrel. Hij kan zich heerlijk bezatten, thuis bij zijn schat. De verhalen over het teveel drinken zelfs van hoge tot hoogste regeringsfunctiona rissen duiken zo veelvuldig op, dat ze niet geheel en al op fantasie kunnen berusten. "Haagse kringen" is ondenk baar zonder gevulde glazen. Overal waar mensen in stress-toestanden geraakt zijn staat de borrel voor het grij pen. Je kunt er ook niet vroeg ge noeg mee beginnen, 't Is tegenwoordig een gewone zaak dat op feestjes, pardon op party's, van middelbare scholieren naast de voorge schreven Coca Cola (multina tional, weet U nog? "Drink Coca Cola altijd en overal") ook pilsjes gedronken wordt. Pils drinkt zo makkelijk weg en je raakt gauwer aan de praat. Je wordt na 15 pilsjes misschien wel wat zweverig, maar dat is gewoon leuk. Welvaartmaatschappij In het maatschappelijk verkeer heeft 't drinken van alcohol geen etiket, zoals wel het ge val is bij het gebruik van drugs, terwijl alcohol toch de meest aanvaarde en voorko mende drug is en door het massaal gebruik ervan nog veel meer ellende veroor zaakt. De gevolgen van drankmis bruik zijn niet kinderachtig. Ik herinner slechts aan de tal loze verkeersongevallen. Nu de controle weer wat minder is geworden hoor je steeds minder: "Nee, ik niet meer, want ik moet nog rijden". Door geestige lieden wordt het nu omgedraaid: "Ja, graag, dat rijdt even gemak kelijker". Dronkenschap verstoort goede verhoudingen. Soms voor goed. Het onmatig veel drin ken is een vlucht, zeggen zij die het kunnen weten. De drank is meestal niet zelf de oorzaak maar 'n gevolg Vroeger was de oorzaak di kwijls een onmenselijke leef situatie. Maar nu leven we in een veelgeprezen welvaart maatschappij. Het is niet aan mij om een waar schuwende vinger op te hef fen of de zedenmeester uit te hangen. Dit was zo maar een overpeinzing. Na Carnaval. En toen was het tijd voor de koffie. Meningen op deze pagina weergegeven zijn voor rekening van de auteurs Ik ben 18 jaar, sinds 19 december 1975 werkloos en sinds die tijd in geschreven op het arbeidsbureau in Leiden. Ik had geen diploma's, stond ingeschreven als bijrijder, maar wilde wel een vak leren. Bijrijdersbaantjes waren niet voorhanden, één keer werd ik naar een baas gestuurd, maar het bleek, dat die een stevige sterke jongen" nodig had, volgens hem was ik dat niet, dit had hij wel doorgegeven aan het arbeidsbu reau, een beetje slorig dus! Vervolgens vroeg ik omscholing aan als timmerman op het Vak centrum voor Volwassenen in Leiden. Na enkele maanden op de wacht lijst gestaan te hebben, werd ik opgeroepen om in Den Haag een test te komen doen. In die test is mij echter niet gebleken op grond waarvan men jou nu eigenlijk ge schikt vind, om timmerman te worden. Praktijk wordt er hele maal niet van je gevraagd en de wil om het te wordenspeelt blijk baar helemaal niet mee. Het was alleen rekenen, taal, wat foefjes met figuurtjes en een paar testjes om te zien of je een „vaste" hand had. De sommen moest ik wel in een zeer snel tempo oplos sen en dat is een moeilijke zaak, als je er weer helemaal in wilt komen. Ik werd afgewezen, ter wijl andere mensen, die er niet veel zin in hebben, min of meer geprest worden, zich te laten om scholen! Het arbeidsbureau stelde zelfs, dat ik eigenlijk niet geschikt was voor een „technisch" beroep. Ik moest maar wat anders proberen. Daarna heb ik, in overleg met de consulent en met behulp van een kennis het geprobeerd met de in terimmaatregel voor jeugdige werklozenhet ministerie van So ciale Zaken betaalt dan een jaar lang het werken in een instelling voor welzijnswerk. Het arbeidsbureau leek te zullen meewerken, als ik zelf maar een instelling zocht, die me wilde heb ben Verder moest ik een oriënte rende test voor beroepskeuze doen, waaruit een advies zou ko men. Na een paar maanden werd ik daarvoor opgeroepen en deed het schriftelijke gedeelte. Onder tussen klopten we bij instellingen aan, die niet direct plaats voor me hadden, maar wel contact met me hielden. Een voordeel van die' regeling was ook, dat ik in die tijd mijn schoolkennis weer wat zou kunnen bijspijkeren. Eind december kwam de klap op de vuurpijl, het arbeidsbureau bleek op grond van de testuitslag niet meer mee te willen werken om me in deze regeling te krijgen, ik had veel te hoge aspiraties, ik was al leen geschikt voor „eenvoudige handelingen" stond er in het te strapport. Ik kon weer lekker gaan zoeken, diverse sollicitaties meeste op eigen initiatief) liepen op niets uit (magazijnbediende, opperman, timmerfabrieken) Toen ik bij een renovatieopzichter kwam voor eenvoudige werk zaamheden, wilde hij me niet hebben, omdat ik maar met één oog kan zien. Als je het hele verhaal bekijkt, wat voor kans heb ik dan nog? Als je iets wilt, mag het niet en wil je niet, dan moet je! In wiens belang werkt het arbeids bureau eigenlijk, in elk geval niet in het belang van de cliënt Nard Klein, Molenstraat 31. Maarten Witkam, Willemstraat 23. Leiden. Het stukje van Piet Wesseling over 'De droeve dood van 't oude Rembrandthuisje' (L.D. 5-2-'77) vraagt om enige reactie, al is het maar om verdere mythevorming te voorkomen. Om te beginnen is het huisje hele maal niet oud. Het is zelfs niet ge bouwd in 1936, zoals Wesseling schrijft, maar in 1963. Ik wil wel aannemen dat het genoemde jaartal 193.6 op een schrijf- of zet fout berust, maar ik zet het toch maar even recht, vóór iemand er 1639 van maakt. Het geveltje is opgetrokken ter ge legenheid van het 50-jarig be staan van de Nederlandse Roto gravure Maatschappij N.V., toen nog in Leiden gevestigd, waarvan het bedrijfspand zich uitstrekte tot de Weddesteeg. Het pakhuisje dat vóór 1963 op de plaats van het huidige Rembrandthuisje stond, was ook niet oud; ik schat negen tiende eeuw. Antieke meubel Oorspronkelijk had de toenmalige directie van de Rotogravure het plan op de plaats waar - mis schien - het geboortehuis van Rembrandt had gestaan, een compleet huisje neer te zetten ter nagedachtenis van Rembrandt. Het zou' ook in oude stijl worden ingericht. Het personeel van de Rotogravure bracht bij wijze van jubileumgeschenk een bedrag bijeen waarvoor enkele antieke meubels zijn aangeschaft. Wegens ruimtegebrek, waar de Ro togravure chronisch mee te kam pen had, is in 1963 alleen de voor gevel neergezet; van de rest van het huisje is nooit meer iets ge komen. De ruimte achter de gevel is een aantal jaren in gebruik ge weest voor een draaibank om de diepdrukcilinders op maat te brengen. De meubels zijn in bruikleen afgestaan aan de La kenhal. Het is dus niet juist om te stellen „dat alleen de gevel er nog staat"; er heeft nooit meer ge staan dan deze gevel. EVA Over de architectonische kwaliteit van de gevel kan ik niet oordelen. Men heeft destijds, meent ik, niet gestreefd naar een historische re constructie, maar zich meer ge richt naar de smaak van de leze ressen van EVA. Die konden dan ook van het geveltje een bor duurpatroon bestellen. Waar schijnlijk ligt er wel een kleine eeuw verschil tussen de stijl van dit zeventiende eeuws bedoelde geveltje en die van het echte ge boortehuis van Rembrandt, dat wel uit de zestiende eeuw zal zijn geweest. Wat moeten we nu met die gevel doen? Noch de gevel zelf, noch de vorm geving ervan is dus authentiek, alleen de plek waar hij staat. Het heeft dus geen enkele zin „de ge vel van het huisje elders op te be rgen" en „er met veel zorg (en kosten) een uitstekende, waar dige plaats" voor te zoeken. Kitsch Misschien kan de gevel, nu hij er toch eenmaal staat, in de toekom stige bouwplannen worden op genomen. Gaat dat niet, dan zal er weinig anders opzitten dan op de plaats een steen of plaquette aan te brengen. Dat is dan wel jam mer voor de toeristen maar in de grond is er weinig meer mee ver loren dan een stukje onechte nos talgie, kitsch dus. En het geld van Monumentenzorg kan beter aan echte monumenten worden besteed. Dr. ir. J.P. van Es Rijn- en Schiekade 8 Nu de werkgevers ingestemd heb ben met de prijscompensatie doen mij de nog steeds voortdu rende stakingen denken aan een stripboek uit m'n jeugd van Pig- gelmee en het wondervisje. Pig- gelmee wou steeds meer en wat hield hij over? U raadt het niets. De levensstandaard is voor ons al len dank zij deze regering op een zeer aanvaardbaar peil gebracht, met o.a. een sociale wetgeving die uniek is in de wereld. Noem maar op: aow, ww, aww, een zeer rede lijk minimum-loon enz. enz. Maar wat we ook hebben is een zeer groot aantal werklozen,een be hoorlijke inflatie en een groot aantal kwetsbare bedrijven. Wat we dan bereiken met nog eens 2 procent reële loonsverhoging moet zelfs de heer Kok kunnen begrijpen: prijsstijgingen, be drijfssluitingen en dientenge volge nog meer werklozen. De werkgevers hebben duidelijk bakzeil gehaald. Laten wij nou in ieders belang ook een beetje op loeven om alle onduidelijkheid weg te nemen. Ondergetekende is een minimum-loontrekker. S. Heemskerk Mariënpoelstraat 19a Leiden Deze foto werd op 14 mei 1963 gemaakt. Op die dag onthulde mevrouw Van Kinschot echtgenote van de (nu oud-) burgemeesterhet geveltje in de Weddesteeg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 15