„Een topturner moet eerst leren lopen" Van grote voetballer tot kleine duivenmelker TRAINER AZARJAN: "JURYLEDEN HEBBEN GEEN BAND MET TURNWERELD" WILLY DULLENS' HOBBY IN STOFJAS ZATERDAG 19 FEBRUARI 1977 PAGINA 2 3 Pure lichaamskracht heeft in het leven van Albert Vagars- jakovitsj Azarjan, de nu 48-jarige Russische trainer van de Nederlandse turnploeg, altijd een grote rol gespeeld. Als jongen van 19 jaar werd hij door de sportbonzen van Arme nië, zijn vaderland in de Kaukasus, uitverkoren om de na tionale vlagde dragen op een van die Moskovitische massa parades met een politiek tintje waar men in die jaren, op het hoogtepunt van de koude oorlog, zo sterk in was. Dat was op 18 juli 1948, de officiële Dag van de Gymnastiek in Rus land. Een zware klus was het wel, herin nert Azaijan zich: „Zo'n vlag weegt heel wat en bovendien moest je hem fier voor je uit in de wind laten wapperen, zoals het hoort. In ieder geval: het lukte me. Natuurlijk, zou ik haast zeg gen: als leerling-smid was ik ge wend aan zwaar werk, ik had al van jongs af aan erg veel krach- Wie de nog steeds bijzonder om vangrijke biceps van Azarjan eenmaal heeft aanschouwd ver baast zich minder over de onge hoorde prestatie die hij op de Olympische Spelen van Rome 1960 heeft geleverd. Hoewel: het zogenaamde Azaijan-kruis, waarbij de turner met zijwaarts gestrekte armen in de ringen hangt en vervolgens zelfs nog met het lichaam een schroefbe- weging naar links en naar rechts maakt, blijft voor de turnkenners nog steeds, 17 jaar na dato: een hoogstandje dat maar weinigen in staat zijn te leveren. Door Alexander Müninghoff Azarjan won er toen, in 1960, Olym pisch goud mee. Kort daarvoor had hij, inmiddels al een bekend turner in Rusland, de juryleden op het nationale kampioenschap in Leningrad versteld doen staan van deze nog nooit vertoonde krachtpatserij. ,De eis op dat kampioenschap was, dat je drie tellen lang met zij waarts gestrekte armen in de rin gen moest blijven hangen", ver telt Azarjan, ,,veel deelnemers hielden dat niet eens uit en kre gen dus een nul. Maar ik wilde laten zien hoe goed ik was". „Dus toen het jurylid voor mij lang zaam tot drie had geteld bleef ik onbeweeglijk in positie hangen. Na een poosje draaide ik mijn hoofd naar links, om aan een an der jurylid te vragen of het zo voldoende was. En hetzelfde aan de rechterkant. In totaal heb ik wel een minuut in de ringen ge hangen". „Het heeft overigens niet veel ge scheeld of ze hadden me gedis kwalificeerd. Wantje mag tijdens de oefeningen immers niet met- de jury praten!" Na zijn loopbaan als actief turner („Waarbij ik wil aantekenen dat ik altijd zuiver amateur ben ge weest, zoals alle turners in Rus land. Overdag werkte ik als smid in de fabriek, 's avonds ging ik trainen") werd Azaijan directeur van een sportschool in Jerevan, de hoofdstad van Armenië Sa men met zijn vrouw Jelisaveta en zijn kinderen onder wie zijn zoon Edvard, die afgelopen weekeind meedeed aan het turngala in de Rotterdamse Ahoy' en dus blijk geeft in de voetsporen van zijn vader te willen treden) leefde hij heel gezellig in een typisch Kau- kasische woongemeenschap: alle zeven huisgenoten, inclusief zijn moeder die overdag de kinderen onder haar hoede neemt, luiste ren 's avonds aandachtig naar eikaars wederwaardigheden. Er wordt op ruime schaal gegeten en gedronken en, als de stemming ernaar is, gezongen en gedanst. Uitverkiezing Dan is het wel even wennen als je plotseling met z'n tweeën wordt overgeplant naar de tiende etage van een Utrechtse nieuwbouw- flat. „Ik had graag mijn hele fami lie laten overkomen", geeft Azar jan toe, „maar dat was natuurlijk niet haalbaar. Hoewel we die tij delijke scheiding van ons vader landen gezin wel vervelend vin den, hebben we de uitnodiging om als trainer naar Nederland te komen toch graag aanvaard. Het was per slot van rekening een uitverkiezing, plus de kans om ééns wat meer van de wereld te zien". Sinds zijn komst naar Nederland, nu alweer ruim een jaar geleden, virtuositeit, risico en originaliteit naar genoegen van de jury in je prestatie hebt verwerkt. Nou, ik heb hier Nederlandse oefeningen gezien waarbij geen van die drie elementen aanwezig waren, maar die toch een 9.6 kregen". Door de mand „Dat kan dus rekenkundig al niet, maar de jury schijnt dat niet te weten. Internationaal val je daar door natuurlijk door de mand op een gruwelijke manier, je krijgt er een sterk vertekend beeld door". „Hoe komt dat nu? Heel eenvou dig: de Nederlandse juryleden hebben geen enkele band meer met de turners of de tumwereld. Na een wedstrijd pakken ze hun biezen en dan hoor je een halfjaar lang niets meer van ze". „Terwijl het in de echte tumlanden zoals Rusland en Japan allang zo is, dat juryleden allemaal aktieve trainers moeten zijn, die dage lijks met turnen bezig zijn. Alleen dan kun je de ontwikkelingen in het turnen, en die zijn niet gering, op de voet blijven volgen. Nou ja, ik heb over de belachelijke ma nier van juryleden hier een bal letje opgegooid; er zal over ge praat worden". Eindpunt Het contract tussen Azarjan en het KNGV loopt af na de wereld kampioenschappen, die in 1978 in Parijs worden gehouden. Is het Olympisch gebeuren in Moskou 1980 niet een veel logischer eind punt? „Misschien wel, ja. Maar ik laat het in de eerste plaats afhangen van mijn moeder. Zij is nu 66 en heeft de zorg voor onze vier kinderen. Als ze het volhoudt willen wij best hier blijven tot 1980. Maar eerst maar even afwachten of de mensen hier tevreden over me- zijn". Stijgende lijn „Er komen binnenkort wedstrijden in Rusland waar onze jongens iets moeten laten zien: in maart in Moskou en Riga, en in mei de in dividuele Europese kampioen schappen in Minsk". „Ik verwacht daar geen wonderen van de Nederlanders, begrijp me goed. Maar er is al een stijgende lijn in hun prestaties, en ik hoop dat die daar ook internationaal opgemerkt zal worden." heeft Azaijan onophoudelijke, krachtige pogingen ondernomen om alle misstanden en defecten die hij in de vaderlandse tumwe reld aantrof weg te werken. Soms leverde dat problemen op, vaak van financiële aard. Maar omdat het Koninklijk Neder lands Gymnastiek Verbond de besnorde Armeniër nu juist om zijn grote ervaring en inzicht in huis heeft gehaald, moest men wel gehoor geven aan zijn wen- „In de eerste plaats heb ik ervoor gezorgd, dat op het trainingscen trum Papendal een zogenaamde valkuil werd geinstalleerd. Dat is een voorziening waardoor de turner, tijdens oefeningen aan de toestellen, zich niet meer kopzor gen hoeft te maken of hij, bij een eventuele val, wel tijclig gevan gen zal worden door de trainer- die erbij staat". „Daardoor verlopen die oefeningen veel ontspannener en het resul taat is, begrijpelijk, veel beter. Immers bij het peilen van je mo gelijkheden kun je met zo'n val kuil veel verder gaan, tot voorbij je eigen maximum, zonder dat dat nare gevolgen heeft door een val". Meneer „Jama" „Die valkuilen zijn al sinds het eind van de vijftiger jaren in gebruik in alle topturnlanden, maar toen ik er hier over begon hoorden ze er toch van op. Maandenlang heb ik er dagelijks over gepraat: „Geef me jama'\ zei ik steeds maar. Jama is Russisch voor kuil. „Daar heb je meneer Jama", zei den ze tenslotte. Maar dat ding kwam er, zoals ik hoop dat ook andere zalen dan alleen Papendal tot deze nuttige investering zul len overgaan". „Belangrijker voor het begrijpen van de reden, waarom het turnen in Nederland nooit zo van de grond is gekomen, is het door lichten van de Nederlandse train ingsmethoden geweest. Ik be doel, ook in een klein land als dit heb je behoorlijk wat natuurta lent, dat is naar mijn idee nie- t aan ras gebonden". „Maar wat ze hier deden was hele maal verkeerd: ze lieten een jon gen direct beginnen met een sal to, omdat ze gezien hadden dat hij dat kon. Om een topturner te worden moetje echter eerst leren lopen, is mijn stelregel. Gewoon bewegen zoals het hoort, de basi soefeningen afwerken totdatje ze tot in de perfectie beheerst. En pas daarna de moeilijker oefe ningen". ,De relatie tussen turner en trainer is in Nederland ook heel anders dan bij ons. Hier zitten ze langs de kant te wachten op orders, en als je die niet geeft gebeurt er niets. Je moet ze alles voordoen, kor tom". .Terwijl in Rusland de pupillen gewend zijn om met de trainer mee te denken en de prestaties De Neder landse turn- trainer Azar jan: „Daar heb je „meneer Jama" weer, zeiden ze. Maar die val kuil is er tens lotte geko- van de andere pupillen kritisch te volgen. Dat probeer ik hier nu ook te introduceren: ik vraag de jongens om naar de verrichtingen van de anderen te kijken en daar een oordeel over te geven. Lang zaam rnaar zeker is daar op die manier een mentaliteitsverbete ring door aan het ontstaan". Misser „Maar de ergste misser vind ik wel de manier, waarop hier in Neder land de jury tekeer gaat. Kijk eens, de Nederlandse kampioen beseft zelf heus wel, dat hij inter nationaal gezien bar weinig voor stelt. Maar de Nederlandse jury leden schijnen dat gewoon niet te zien. Die geven rustig cijfers in de orde van grootte van 9.5 of 9.6, terwijl daar in het geheel geen aanleiding voor is". „Want op internationale wedstrij den is het maximum wat je voor een oefening kunt krijgen 9.4. De resterende 0.6 kun je alleen dan verdienen, als je de elementen Ex-voetballer Willy Dullens en zijn dui vensport waar hij nu aan is verslingerd: „Als ze terug keren van een vlucht. Dat is ontzettend spannend. Je hart gaat snel ler klop pen De asduif heet St. Vincent. Hij is zojuist in België van de hand gedaan voor een bedrag van 51.240 gulden. Zijn aanstaande lot: in een voor weinigen toegankelijk hok copu leren teneinde toekomstige kampioenen te verwekken waar van de duivensportwereld nog- versteld zal staan. .Duivenmelkers" noemen we de in de uitoefening van hun hobby vaak in stofjas verpakte en met platte pet gedekte mannen die zich, in de omgang met hun lieve lingen, bedienen van de door ver tedering gevoede krompraat waarmee ook moeders hun wie- gekind toesjilpen. Voor de bui tenstaander is het een onbevatte lijke sport die wordt bedreven in een op het dak of in de tuin opge steld hok waar vaders mooislen aanhoudend zwoel zitten te koe- Door H. J. Oolbekkink En mooi zijn ze, dat is waar. Die wedstrijdvliegers hebben niets van doen met de corpulente douaireres die zich op openbare pleinen laten vetmesten uit punt zakjes maïskorrels - ze steken in een glanzend verenpak, zijn fel van blik, hebben een witte snavel en een zachtrose keeltje. En me nigmaal blijkt de duif voor zijn eigenaar een goudvink te zijn: er gaan in deze sport formidabele bedragen om. Niet bij Willy Dullens (32). Want dat is maar een kleintje. De ex-internationale voetballer (viermaal Nederlands elftal, tweemaal Jong Oranje, in 1965 voetballer van het jaar, in 1968 de finitief geveld door hardnekkige blessures) heeft in zijn.tuin in Sit- tard twee hokken met ruim veer tig duiven. De Grote Jongens (200, 300 duiven) zullen er om la chen; niettemin is Willy beze ten van zijn hobby. Afgesloten Het verleden is afgesloten, er over praten kwelt hem zichtbaar. Hij ziet er tegelijk gedrongen en frêle uit: het gezicht heeft nog steeds het gelijnde van de afgetrainde sportman; de ogen zijn donker en beschouwend: zijn lachje is vriendelijk maar ingekeerd. Toch nog over weleer. „Ik heb het erg moeilijk kunnen verwerken toen ik door al die knieblessures met voetballen moest stoppen. Dat was op 8 de cember 1968" - de datum rolt zonder haperen van zijn lippen - „en de eerste twee jaar was ik de pressief. Daarna ging het wel weerennudenkik: het zou intus sen, met mijn leeftijd, toch afge lopen zijn. In het begin ben ik nog veel wezen kijken naar het voet ballen, maar ik kon het niet ver kroppen dat ik er zelf niet meer- bii kon zijn". Hij had vier jaar MULO, had altijd gevoetbald - de laatste twee jaar als full-prof - en stond na zijn af keuring in een maatschappelijk vacuüm. Hij heeft zich enige tijd in de verzorgende sfeer met wiel renners beziggehouden, maar dat viel hem tegen. Hij was van plan bij een club iets met jonge talen tjes te gaan doen, maar de aanblik van het voor hem als actief speler ontoegankelijke voetbalveld was te deprimerend. Een benefiet- wedstrijd tussen Ajax en Ale- mannia leverde hem schoon an derhalve ton op. Toch leek Willy Dullens, helemaal 24 jaar oud, in elk opzicht aan de kant te zijn ge zet. Kapper „Maar ik moest iets gaan deen. Nou had ik altijd al dames- en heren kapper willen worden, dus nu zit ik weer op school. Nadat ze een jaar of twee geleden mijn rechter knieschijf hebben verwijderd kan ik tenminste weer staan, dus dat zal wel lukken. Ik heb weer iets om naar uit te kijken en in tussen drijft mijn vrouw hier het postagentschap. Aan de grond- zitten we echt niet". Van de Grote Voetballer naar de Kleine Duivenmelker: de ogen lichten op, het lachje wordt wat inniger, de handen slaan verrukte tekens in de lucht: „Die duivensport - als je daar een maal mee besmet bent kom je er nooit meer van af. Ik ben nu pas in mijn derde jaar, ja 't is me wat, je gaat er helemaal in op. Het mooiste vind ik de kweek; als je de jongen ziet opgroeien, de vlie gers die je zelf kweekt, dat is veel mooier dan dieren die je hebt aangekocht, het is meer eigen. Trouwens, een echt goeie duif is niet te koop, die gaat vandaag de dag voor twintig, dertig mille weg. Als ik ooit een echt goeie zou krijgen zou ik hem ook niet ver kopen, dan moeten er wel hele gekke bedragen op tafel komen". Geduld „Ik ben met dertig duiven begon nen, die ik praktisch allemaal ge kregen heb, en dat is al een hele verzorging. Ik sta elke dag om kwart voor zes op, dan ben je zo'n twee, tweeëneenhalf uur bezig, en 's avonds nog eens, zodat je per dag vier, vijf uur aan je hobby besteedt. Je maakt twee keer per dag het hok schoon en twëe, drie keer per week gaat de stofzuiger er doorheen. En je moet erg veel geduld hebben, met die die ren, je kan niks forceren". „Ik ben dan maar een beginnertje, maar je leert al gauw zien of een duif in grote vorm is, dan ge draagt hij zich anders in het hok. De meeste goeie duivenkenners zien alles in de ogen. Nou, per soonlijk kan ik niet zien of 't oog „leeft" of „dood" is. maar de des kundigen zien in die ogen of ze in vorm zijn. Trouwens, die kunnen ook aan de manier van lopen of zitten zeggen: daar zit jouw beste duif. Ik weet voorlopig net ge noeg om bijvoorbeeld te kunnen zeggen dat weduwnaars zoveel mogelijk moeten rusten, dan vliegen ze het beste. En dat je duivinnetjes moet hebben waar de doffers graag bij terugkomen. Nietwaar, als u geen goeie vrouw hebt bent u ook niet graag thuis". "Ommetje" De duiven van Dullens worden twee keer per dag een uur „uitge laten" - ze zwieren in gracieuze, wijde cirkels rond of bestijgen de televisiemast. Na het „ommetje" steekt Willy (de Frans Derks on der de duivenmelkers) een fluit tussen de lippen en lokt de vogels met schrille tonen terug naar het hok. Tussen de fluitsignalen door roept hij met schelle stem „Kom!" en de duiven strijken neer op het puntdak van het hok, om vervolgens door openstaande raampjes naar binnen te worden gefloten. Koerend laten ze hun penetrant geurende ontlasting vallen - het is een merkwaardige hobby. ,Wat ook erg belangrijk is, je moet ze kunnen voeren. Ik geef ze vaak nog te veel of te weinig, nou dat heeft natuurlijk invloed op de vliegprestatie. Je kan ze beter te weinig geven, dan komen ze wel thuis op hun drift. Ik maak al aar dige uitslagen omdat ik het een beetje begin te leren. Trouwens, als ik niet redelijk mee vooraan zou kunnen doen, geloof ik niet dat ik lang duivenmelker zou blijven. Dat heeft toch wel met mijn prestatiedrang te maken, die had ik als voetballer echt ook wel, al was ik op het veld een he le rustige". „Ik weet het, een leek zegt al gauw dat je, op den duur, door de in teelt slechte resultaten krijgt, maar ik heb gehoord datje vaak hele goeie vliegers krijgt uit va der en dochter. En dat zijn de duiven waar ik vorig seizoen praktisch iedere week mee heb gespeeld op de vluchten van vier-, vijfhonderd kilometer. Voor langere kluchten, zoals van Barcelona, heb ik de duiven nog niet, daar moetje de echte stayers voor hebben. Maar dit seizoen wil ik toch proberen tot zo'n zeven honderd kilometer te komen". Barcelonaman Willy Dullens spreekt zijn duiven aan met „rooie" of „blauwe" of, ietsje individueler, ,,'t Bijtertje". Dat is een priemend kijkend, in vele verglijdende kleuren gete kend doffertje waar hij hoge ver wachtingen van heeft. Als Willy een vinger uitsteekt begint het Bijtertje er op te knabbelen alsof hij een papegaai was en in ge speelde dreiging heft hij de rech tervleugel op alsof hij een ont stemde zwaan was. „Namen hebben ze verder niet, al ken ik ze allemaal afzonderlijk, met ringnummer en al. Alleen als een duif een grote vlucht heeft gewonnen krijgt hij een naam, dan wordt hij bijvoorbeeld „De Barcelonaman" genoemd." Willy Dullens, in stofjas, zowel te der als streng optredend tegen zijn duiven. „Bezeten", heeft hij zelf gezegd! Het is hem aan te- „Ik ga 's avonds het hok op, praat een beetje met ze, je weet eigen lijk niet wat je zegt, geen idee. Maar het is machtig mooi terwijl je kan zeggen: wat is er nou aan een duif? Bij voetbal heb je ook mensen die zeggen: ze lopen ach ter die bal aan, ze krijgen hem te pakken en dan schoppen ze hem een eind weg. Het is zo: als je zelf geen duiven hebt weetje niet hoe mooi of het is. Spannend Neem het wachten op de terugkeer van een vlucht. Dat is ontzettend spannend, je voelt dat je hart sneller gaat kloppen. Tot de eer ste duif binnen is, dan is dat afge lopen, word je weer rustig." Hij strijkt met zijn duim over de keel van een „rooie" en zegt: „Toch mis ik dat voetbal soms- nog wel."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 23