Wat gebeurt er met het DDT?
Grote Stern
nog net gered
door tijdig
vinden giflek
DE EEUWIGE STRIJD TEGEN DE INSECTEN
In Amerika
fabriek die
steriele
mannetjes"
produceert
ter bestrijding
vliegenplaag
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1977
EXTRA
PAGINA 21
De toeneming van de wereldbevolking noopt tot
intensievere voedselproduktie en dat betekent
onder meer intensieve gewasbescherming.
Vanaf het ogenblik, dat voor het eerst akkerbouw werd
bedreven - en dat is omstreeks vijftienduizend jaar gele
den geweest in Zuidoost-Azië - moet de mens zich hebben
verbaasd en geërgerd over het feit, dat er zoveel insecten
waren, die de toekomstige maaltijd met hem wilden de
len.
Het is bekend hoeveel er is gepro
duceerd, er is berekend wat door
natuurlijke oorzaken is afgebroken
en men heeft geschat wat er nog
aanwezig is in bodem en water. Het
blijkt dan, dat er een groot tekort is.
Er is veel DDT zoek. De conclusie
moet zijn, dat we geboft hebben. Er
is blijkbaar een onbekend mecha
nisme, dat DDT uit de circulatie
haalt. Zou dit onbekende mecha
nisme niet hebben gefunctioneerd,
dan zouden we met een vele malen
groter residu zitten opgescheept.
Gebruiksverbod
Overigens is het gebruiksverbod
wel effectief. Vogelsoorten in Ame
rika en Europa, die door DDT-
vergiftiging achteruitgingen en
waarvan voldoende bekend is om
er kwantitatief iets van te zeggen,
zijn nu ten dele stationair of nemen
zelfs weer in aantallen toe. Maar de
situatie blijft precair, want ondanks
een aantal beperkingen in het toe
gestane verbruik worden vele an
dere toxische stoffen nog steeds in
grote hoeveelheden aan het milieu
toegevoegd, zowel door de land
bouw als door de chemische en me
tallurgische industrie.
Hoe die vergiftiging van de dieren
tot stand komt, is nog maar zeer ten
dele bekend. Als regel zien we al
leen maar de uiteinden van het pro
ces. Toxische stoffen gaan het mi
lieu in en vogels - vaak de meest
spectaculaire slachtoffers van onze
bedrijvigheid - en andere dieren
gaan dood. De hoeveelheden en
aard van de vergiftigde verbindin
gen kunnen als regel goed worden
vastgesteld, maar het vinden van de
weg, die de stoffen afleggen, is vaak
moeilijker.
Enige jaren geleden werd grote
sterfte van de Grote Stern in de
broodkolonie op het eiland GTiend
in de Waddenzee vastgesteld. De
giftige stof bleek afkomstig te zijn
van een fabriekslek aan de Nieuwe
Waterweg. Die stof ging namelijk
met het Rijnwater langs de kust
naar het noorden en kwam in
schelpdieren terecht. De schelp
dieren werden door vissen gegeten
en een van die vissoorten is het spe
ciale voedsel van de Grote Stern
Die kolonie werd in korte tijd tot
ongeveer een tiende gereduceerd
door het vergif. Het lek is opge
spoord en hersteld en de kolonie
van Grote Sterns neemt weer in
aantal toe. Was de zaak een jaar la
ter ontdekt, dan zou deze vogel
soort waarschijnlijk in Nederland
verloren zijn geweest.
Roofvogels
Maar meestal is het niet zo duide
lijk. Het blijkt, dat verschillende
soorten roofvogels karakteristieke
patronen van toxische stoffen met
zich dragen. Dat hangt samen met
de aard van het voedsel, dat zij bij
voorkeur eten, en de plaats, waar zij
dat verzamelen. Dat laatste is
vooral gebleken bij eksters, dierén
die een zeer uiteenlopend menu
hebben. Eieren van eksters, die
langs de grote rivieren broeden,
kunnen verschillende hoeveelhe
den vergif bevatten. Verzamelen de
eksters hun voedsel vooral in de
uiterwaarden dan is het gehalte aan
metalen, zoals kwik en chemische
produkten van de Rijnindustrie,
hoog, terwijl eieren van vogels, die
meer in de landbouwgebieden van
de Betuwe fourageren, een duide
lijk hoger gehalte aan insecticiden
hebben.
Insecticiden en fungiciden dragen
bij tot de achteruitgang van het mi
lieu. Het is van het grootste belang
hier wat aan te doen. Daarbij dient
rekening gehouden te worden met
feit, dat vaak pas na een aantal jaren
het effect duidelijk wordt, en dan
kan het al te laat zijn. Bovendien is
het zo, dat het altijd een tijd duurt,
voordat wij noodzakelijke maatre
gelen ook werkelijk uitvoeren. Er is
Onkruid- en onge-
diertebestrijding per
vliegtuig. Maar derge
lijke gifstoffen blijven
lang in de grond en in
het water, waardoor
veel andere dieren on
nodig sterven.
Natuurbeschermers en
milieubewusten voelen
daarom steeds meer
voor het gebruik van
bijv. onvruchtbare
mannetjes-insecten,
om plagen te bestrij
den. Op Curasao met
name heeft zo'n biolo
gische methode uitste
kend gewerkt toen daar
een vliegenplaag heer
ste.
Dit jaar gaat men in
Nederland ook op die
manier de uienvlieg in
Zeeland te lijf.
dus steeds een sterke werking in dit
soort processen. Daarom is grote
terughoudendheid bij het gebruik
van toxische stoffen een gebie
dende eis, ook al is nog niet met
zekerheid aangetoond, dat het een
nauwkeurig meetbare schade te
weegbrengt. Daarbij ga ik uit van
de veronderstelling, dat wij een ze
kere mate van verantwoordelijk
heid voor de toekomst willen dra
gen. De cynische uitspraak "Why
should I do something for posteri
ty; posterity has never done any
thing for me", (Waarom zou ik iets
doen voor de nakomelingen, de na
komelingen hebben nooit iets voor
mij gedaan) moet wel als het pro-
dukt van een aspqiale moraal wor
den beschouwd.
Freon
Er is in de laatste tijd nogal eens wat
geschreven over een aantal ver
wante stoffen, die onder de naam
freon in gebruik zijn, vrij simpele
verbindingen die zeer ruime toe
passing hebben gekregen, in spuit
bussen, voor talloze doeleinden,
zoals voor het fixeren van kapsels,
insecticide spuiten, auto's verzor
gen enzovoorts en ook in gebruik in
koelkasten en voor nog vele andere
praktische doeleinden. Er komen
steeds meer van deze stoffen in de
atmosfeer en het is zeker, dat zij ook
in de hogere luchtlagen terechtko
men, waar een ozonrijke laag ons
tegen overmatige ultraviolette stra
ling beschermt. Freon verstoort het
evenwicht, dat daar heerst, en de
ozonconcentratie neemt af. Het is
een blijvend effect en het kan zijn,
dat het een zo groot effect is, dat
daardoor de ultraviolette straling
aan de aardoppervlakte toeneemt,
hetgeen gevaarlijk is voor mens en
dier. Het proces is echter zo ge
compliceerd, dat een goed kwanti
tatieve beoordeling nog niet moge
lijk is.
Er zijn nog meer van dergelijke ge
vallen, waarbij men bij het toepas
sen van technologische kennis on
voldoende weet, wat de mogelijke
gevolgen ervan kunnen zijn. Het
gebruik van kernenergie om elek
triciteit op te wekken is daarvan
wel de belangrijkste.
Keus
In al die gevallen gaat het eigenlijk
om de vraag, of we van de techni
sche mogelijkheden, die er zijn, ge
bruik kunnen maken, tenzij vol
doende duidelijk is aangetoond,
dat ze langdurig schade zullen op
leveren, of dat we ze slechts mogen
toepassen, mits aangetoond is, dat
er geen merkbare schade is te ver
wachten. De keus tussen tenzij en
mits heeft nog een belangrijke ach
tergrond. Wij zijn namelijk nog zó
overtuigd van de wenselijkheid van
de toepassing van onze kennis, dat
het feit, dat wij iets kunnen doen
voor velen, impliceert, dat we het
dan ook moeten doen. Als we in
vier uur de oceaan over kunnen
vliegen in plaats van zeven uur, dan
moet dat, ten koste van enorme in
spanning, met schade aan de om-
geving door geluidshinder en met
verslinden van onvoorstelbare
hoeveelheden brandstof, waar we
zuinig mee zouden moeten zijn.
Handel
We vergeten t-e gauw, dat het
kort geleden nog vijf dagen
duurde, en dat we, in rui
mere context gezien, met
zeven uur best tevreden
kunnen zijn, zeker als we in
die tijd rustig kunnen lezen
en, ter afwisseling, bijvoor
beeld naar een voortreffe
lijke stereofonische weer
gave van een oratorium van
Handel kunnen luisteren.
De bestrijding van die insecten is
lang een deel der magie gebleven,
maar geleidelijk zijn ook meer ra
tionele middelen gebruikt. Eind
vorige eeuw kon voor het eerst van
toegepaste entomologie (insecten-
kunde) als wetenschap worden ge
sproken; toen werden de eerste be
strijdingen uitgevoerd op grond
van biologische kennis. Deze werd
gebruikt zowel om op de juiste ma
nier chemische bestrijding uit te
voeren alsook voor de zogenaamde
biologische bestrijding, waarbij
men parasieten of roofvijanden ge
bruikte. In het tweede kwart van
deze eeuw nam het gebruik van
toxische stoffen echter steeds meer
toe. De enorme uitbreiding van de
chemische industrie in het kielzog
van de ontwikkelingen gedurende
de Tweede Wereldoorlog bevor
derde dit proces in sterke mate.
Wondermiddelen
Het duurde niet lang of de eenzij
dige toepassing van deze wonder
middelen begon op bezwaren te
stuiten. Bij het voortdurend inten
sief gebruik van insecticiden ont
wikkelt zich vaak een resistentie
tegen het gebruikte middel. In de
loop van een aantal generaties
blijkt de gebruikelijke dosis onvol
doende te worden. In de populatie,
die een bestrijding overleeft - en
dat zijn helaas nog wel eens grote
aantallen - vinden we een hoger
percentage exemplaren, die min
der gevoelig zijn voor het middel,
dan in de oorspronkelijke popula
tie.
Een deel van deze ongevoeligheid
is genetisch bepaald en wordt dus
aan de volgende generatie doorge
geven. Geleidelijk worden de ver
schillende factoren van resistentie
bijeengevoegd. Om voldoende re
sultaat te blijven bereiken moet
men telkens hogere doses gebrui
ken en steeds frequenter spuiten.
Soms faalt de bestrijding op den
duur geheel. Meer spuiten is niet
alleen duurder, maar kan ook aan
leiding zijn voor hogere doses gif
tige stof in het consumptieartikel
en talloze andere dieren sterven
onnodig.
Probeert men dan op een ander in
secticide over te stappen, dan volgt
de ontwikkeling van resistentie
tegen dat nieuwe middel vaak nog
sneller. Biologische bestrijding is
daarom weer meer in de belangstel
ling gekomen. Ook in Nederland
zien we dat onder meer in kascultu-
res in het Westland. Daar worden
voor de bestrijding van een lastig
insect door een kweker naast zijn
kasprodukten ook parasieten ge
kweekt, die hij op commerciële ba
sis aan zijn collega's verstrekt. Als
dit een blijvend succes is, kan het
een stimulans zijn voor verdere
ontwikkelingen. Het moet over
igens duidelijk zijn, dat alleen een
grondige kennis van de biologie
van de betrokken soorten het in
voeren van zo een methode moge
lijk maakt.
Gamma-stralen
Een ander systeem, dat ernaar
streeft om de bezwaren van de
chemische bestrijding te ontlopen,
is de zogeheten "steriele-
mannetjesmethode". Het is uit het
genetisch onderzoek bekend, dat
gammastralen, mits juist gedo
seerd, sterilisatie van insecten te
weeg kunnen brengen, waarbij alle
andere functies van het organisme
normaal blijven verlopen. De man
netjes copuleren normaal, maar er
wordt geen levend sperma overge
bracht. Normale wijfjes produce
ren na een copulatie met een steriel
mannetje dan ook onbevruchte eie
ren. Als men nu in het laboratorium
het desbetreffende insect kweekt,
kan men grote aantallen van die
steriele mannetjes produceren en
die in het veld loslaten.
Herhaalt men dit bij elke volgende
generatie, dan wordt het aantal
wijfjes, dat vruchtbare eieren kan
leggen, stapsgewijs verminderd, en
in gunstige gevallen kan een min of
meer geïsoleerde populatie werke
lijk geheel worden uitgeroeid. Deze
methode is voor de eerste keer in
het veld toegepast op Curasao.
Daar had men, sinds jaar en dag,
veel last van een vlieg, die haar eie
ren in wonden van huisdieren legt,
waardoor ernstige ontstekingen
ontstaan. Door de steriele-
mannetjestechniek is de plaag van
het eiland verdwenen en de isolatie
is voldoende om de reintroductie
onwaarschijnlijk te doen zijn.
Mocht het dier er toch weer komen,
dan is bestrijding een kwestie van
organisatie.
Vliegen
Gesterkt door deze ervaring is men
in het zuiden van de Verenigde Sta
ten van Noord-Amerika op grote
schaal met deze methode doorge
gaan, waarvoor een hele fabriek
voor steriele vliegen is gebouwd,
waarbij het proces zoveel mogelijk
werd geautomatiseerd. Na een aan
vankelijk succes is echter na enige
tijd het resultaat steeds minder ge
worden. Dit werd veroorzaakt door
de kweekmethode, die er geheel op
gericht was om, met een minimum
aan inspanning, een maximum
aantal vliegen te produceren en
waarbij biologische aspecten wer
den veronachtzaamd. Daarbij is de
kwaliteit van de vliegen niet opti
maal gebleven, zodat zij in het veld
niet konden concurreren met hun
normale vruchtbare soortgenoten.
Daardoor bleef hun aandeel in de
paringen ver beneden de bere
kende maat, zodat de operatie op
een gedeeltelijke mislukking is uit
gelopen. Hoe jammer dit ook is ge
weest, het sterkt de bioloog wel in
zijn bewering, dat hij van sommige
zaken iets weet, dat door technolo
gen over het hoofd gezien kan wor
den. Men gaat nu met meer kennis
opnieuw aan de gang.
Ik ga niet in op de vele voorwaar
den, waaraan het te bestrijden in
sect en de omgeving, waarin ge
werkt wordt, moeten voldoen om
deze methode toepasbaar te ma
ken. Ik wil hier slechts nog melden,
dat een groep Nederlanders, Wage-
ningers en biologen, deze techniek
voor de uienvlieg heeft uitgewerkt.
De uienvlieg is een ernstige plaag in
de uiencultuur en is jarenlang met
insecticiden bestreden.
Uienteelt
Nu is die soort tegen vrijwel alle
middelen resistent geworden. Na
tuurlijke vijanden kunnen niet ge
bruikt worden en de steriele-
mannetjesmethode lijkt de enige
uitkomst te zijn. De uienteelt, hoe
wel vrijwel alleen op Goeree-
Overflakkee geconcentreerd, is
voor Nederland een belangrijke
exportcultuur en het loont dus er
wataantedoen. Na een zorgvuldige
voorbereiding, die ongeveer tien
jaar in beslag heeft genomen, zal de
bestrijding in de praktijk dit jaar
aanvangen. Als het goed gaat, zal
over enkele jaren de uiencultuur
van een ernstige plaag zijn verlost.
Voor de voorbereiding was een
grondige kennis nodig van alle in
secten, die op het uienveld voor
komen, zodat geen storende effec
ten in de proef of in de bestrijding
over het hoofd gezien zouden wor
den. Alleen het uitvoerige geneti
sche onderzoek, dat op een groot
aantal laboratoria wordt verricht,
heeft de uitwerking van deze me
thode mogelijk gemaakt. De fysi
sche kennis van straling heeft hier
een volmaakt ongevaarlijke en
hoogst nuttige toepassing gevon
den; landbouweconomen hebben
zich in de problemen van kosten en
baten moeten verdiepen. Het is een
karakteristiek geval, waarbij al
leen nauwe samenwerking van ver
scheidene specialisten tot een goed
resultaat kan leiden.
Nachtvlinders
De gewasbeschermers hebben nog
een pijl op hun boog. Sinds jaar en
dag weet men, dat wijfjes van grote
en kleine nachtvlinders de manne
tjes over grote afstand aanlokken.
Sinds de Franse entomoloog Fabre
in de loop van de vorige eeuw aan
toonde, dat hier van een geurstof
sprake moest zijn, heeft een
groeiend aantal entomologen zijn
weetgierigheid hierop gericht. Uit
veldwaarnemingen, gesteund door
verfijnd fysiologisch laboratoriu
monderzoek, is gebleken, dat hier
specifieke lokstoffen in het spel
zijn, die inmiddels met de term fe
romonen worden aangeduid. Al
leen door mannetjes van de eigen
soort wordt elk van deze feromo
nen waargenomen. Hun reactie is
dan: tegen de wind invliegen en
zorgen het spoor niet bijster te
worden. Het is verder bekend ge
worden, waar die wijfjes de stof
produceren en wanneer en hoe de
mannetjes het waarnemen. Be
kwaam biochemisch onderzoek
heeft het vervolgens mogelijk ge
maakt feromonen te concentreren,
te isoleren en de moleculaire struc
tuur ervan vast te stellen.
Daarbij zijn de moderne technie
ken van de biochemie gebruikt,
stoelend op wetenschappelijk on
derzoek, dat maar ten dele doelbe
wust op het oplossen van prakti
sche vragen was gericht.
Wijfjes
De weg om de feromonen toe te
passen ligt open. Men kan het fe
romoon bereiden van een vlinder,
maar er zijn ook specialisten, die
zich voor dergelijke groepen in-
specten interesseren. Niet alleen
moet men de soorten kennen, oök
de levenswijze van elk moet zorg
vuldig bestudeerd worden, wil men
met enig succes de zoéven geschet
ste methode kunnen toepassen.
Resistentie
Achter al deze onderzoekingen zit
niet alleen het probleem van resis
tentie, waardoor insecticiden ten
dele niet meer werken, maar ook de
vergiftiging van ons milieu en de
zorgen, die men zich daarover moet
maken. Minder insecticiden is be
ter voor de consument, maar ook
voor de fauna tot ver buiten Het
desbetreffende gebied. Bij bespui
tingen komt namelijk het meren
deel van het middel niet op de
plaats, waar het ons heil moet bren
gen, maar op de bodem, in de lucht
en op andere planten, waar het
slechts onheil kan stichten.
Natuurbeschermers en milieube-
sel voor zeedieren wordt vermin
derd en tevens dat het DDT zo zijn
weg vindt naar andere organismen.
Aangezien delen van de wereldbe
volking voor hun eiwitvoorziening
voor een aanzienlijk deel aangewe
zen zijn op vis en schelpdieren, is
het voor de voedselproblemen van
de mens van belang, dat die voed
selbron op peil blijft in kwaliteit.
Plankton
In hoeverre dit proces van DDT-
vergiftiging kwantitatief van bete
kenis is, staat nog niet vast. Er zijn
fysiologen, die menen, dat de acti
viteit van plankton met tientallen
procenten wordt teruggebracht bij
concentraties, zoals die plaatselijk
in zee worden aangetroffen. Ande
ren betogen, dat weliswaar een re
ductie is waargenomen, maar dat
lang niet alle algensoorten het ef
fect in zo sterke mate vertonen als
in de proeven werd gevonden en
dat de concentraties van DDT ge-
waarvan de rups schade doet. Er
zijn dan in principe twee mogelijk
heden van toepassing. Men kan
lokvallen maken, die een zo krach
tige bron zijn van feromoon, dat ze
sterker attraktief werken dan de
aanwezige wijfjes. Door zo een
groot aantal mannetjes weg te van
gen blijven veel wijfjes van een
partner verstoken, waardoor de
volgende generatie wordt geredu
ceerd. De andere methode is om de
boomgaard of het veld, waar men
aantasting verwacht, volledig met
feromoon te overspoelen. Daardoor
vallen de originele verspreidsters
niet meer op: zij worden, om zo te
zeggen, in hun eigen geurstof ver
dronken en de oriëntatie van de
mannetjes is onmogelijk gewor
den.
Er is nog onvoldoende ervaring met
<^eze methodes om tot algemene
toepassing over te gaan, maar een
verbetering in de bestrijding zal er
zeker mee bereikt worden dank zij
veelzijdige samenwerking.
De betrokken vlinders zijn vaak
tamelijk onaanzienlijke dieren,
wusten zijn daarom erg geporteerd
voor de genoemde methoden, die
het gebruik van insecticiden kun
nen verminderen. Dat is van belang
voor alle toxische stoffen en in het
bijzonder voor die stoffen, die maar
langzaam in de natuur worden af
gebroken.
Voor DDT is in betrouwbare veld
proeven aangetoond, dat na acht a
tien jaar nog bijna de helft van de
ingebrachte dosis in de grond aan
wezig was. DDT komt, zoals zoveel
andere van onze industriële pro
dukten, uiteindelijk voor een groot
deel in de oceanen terecht. Het
spoelt er met rivieren in en wordt
gletsjers door de wind heen ge
voerd. Het is van pool tot pool in
dieren, in grond, water en gletsjes
aangetoond. Met zekerheid is vast
gesteld, dat het zich aan plankton-
organismen bindt, met name aan
de eencellige algen, die het uit
gangspunt van de organische pro-
duktie van de zeeën vormen. Te
vens staat vast, dat het de activiteit
van die organismen remt. Dat wil
zeggen, dat de produktie aan voed
middeld ook lager geschat moeten
worden. Alleen veel uitvoeriger
onderzoek zal kunnen aantonen,
hoe het precies in elkaar zit.
Bezorgd geraakt omtrent de ne
veneffecten van DDT en de hoe
veelheden, die er in het voedsel van
mensen werden aangetroffen, zijn
in een aantal landen overheids
maatregelen getroffen om het ge
bruik te beperken of totaal te ver
bieden. In veel landen is het ge
bruik in de landbouw gestaakt.
Voor malariabestrijding in ontwik
kelingslanden echter is het nog
veelvuldig in gebruik, omdat het
nog steeds het goedkoopste effi
ciënte middel is. Wel is de methode
- men gebruikt het thans vooral
binnenshuis - zodanig veranderd,
dat contaminatie (opeenstapeling)
tot een minimum is beperkt.
Door deze beperkingen in het ge
bruik is een verhoging van concen
tratie in het aardse milieu ver
traagd, maar wat er precies met het
DDT gebeurt weten we niet. De be
rekening van de DDT-balans klopt
niet.
Prof. dr. D.J. Kuenenrector
magnificus van de Leidse
universiteit hield hij de
vierhonderdtweede diësvie-
ring van de universiteit een
rede onder de titel „Prikke-
been honoris causa".
Een gedeelte van die rede,
handelend over het gebruik
van biologische en chemi
sche bestrijdingsmiddelen,
treft u hierbij aan.
Prof. dr. Kuenen (foto), was
voor hij rector magnificus in
Leiden werd directeur van
het Rijksinstituut voor Na
tuurbeheer in Arnhem.