„Herrijs, o Held want
we worden geregeerd
door een ezel..."
Niemand kan Egypte laten dood bloeden
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1977
President Sadat kreeg bij de bedeirondes langs de Arabische oliesta-
ten te verstaan dat men niet meer bereid is de petro-doüars in een
bodemloos vat te gooien. Op de foto Sadat en de heerser van Saoedi-
Arabië Chaled.
Kairo <- Waarom hangt ie d'r nog?
Ik had je nog zo gezegd dat ie naar
het magazijn moest. Je weet heel
goed dat we er alleen maar gedon
der mee krijgen als de inspecteur
merkt dat ie nog steeds niet is op
geruimd".
De directeur van de school was woe
dend. Al enkele malen was hem te
verstaan gegeven dat het portret
van Nasser definitief uit alle klaslo
kalen moest verdwijnen. Het was
hem diskreet meegedeeld en uite
raard niet schriftelijk; hij had
slechts hints gekregen die echter
aan duidelijkheid niets te wensen
overlieten.
En dus gaf hij een van zijn onder
wijzers een ongenadige uitbrander
en mocht ik getuige zijn van een
historisch moment hoe Gamal Ab-
del Nasser van de muur werd ge
haald, opdat de herinnering aan
hem en zijn heldendaden voorgoed
zou worden uitgewist.
Twee maanden later bleek de Leider
die bijna vergeten was vergeten
moest worden volgens de Nieuwe
Leer ban zijn opvolger Sadat)
opeens weer springlevend te zijn. De
mensen die bij vroegere stakingen,
opstanden en defhonstraties zijn.
naam niet of nauwelijks hadden ge
bruikt omdat zijn tyranniek en
vastgelopen beleid nog te vers in het
geheugen lag, riepen nu tijdens de
voedsel-opstand van 18 en 19 janua
ri: ,flerrijs o Held., want we worden
door een ezel geregeerd". En: „We
-willen liever door Nasser vanuit zijn
graf worden geregeerd dan door Sa
dat uit Assoean".
Aanleiding tot deze woede-uitbar
sting was de beslissing van de rege
ring om onder 'andere de suiker in
prijs te verhogen, de verpakte rijst,
de thee. het butagae-en de petro
leum waarop gekookt wordt. Die
prijsverhogingen zouden het gemid
delde huishoud-budget met ongeveer
tien gulden per maand hebben doen
stijgen. Een ondraaglijke extra-be
lasting voor de miljoenen die de af
gelopen jaren steeds verder naar de
rand van de hongersnood werden
gedreven maar die van officiële zij
de alleen maar hadden gehoord dat
hun economische omstandigheden
aanzienlijk zouden verbeteren.
De bevolking mocht dan wel verrast
zijn door de plotselinge afkondiging
van de prijsverhogingenbuitenland
se bezoekers wisten al in november
dat de nieuwe regering na de ver
kiezingen drastische maatregelen
zou moeten nemen om het catastro
faal opgelopen begrotingstekort van
acht miljard gulden over 1977 (op
een bruto nationaal inkomen van
slechts 27 miljard gulden) te ver
minderen.
Bij de voedselrellen in januari riep het volk weer om hun „held'
Nasser. De zaak liep zo hoog dat Sadat de prijsverhogingen weer onge
daan maakte. Op deze archieffoto de taferelen die zich afspeelden toen
de dood van Nasser (1970) bekend werd.
1 Over een ding waren alle orthodoxe
economen het namelijk al jaren
eens: Egypte zou nooit uit zijn eco
nomische misere komen, als de las
ten van de regering niet aanzienlijk
werden verlicht of als de staat niet
vele miljarden hulp van buitenaf
zou krijgen. Want met een buiten
landse schuld van 45 miljard guldei
die jaar in jaar uit groeit, gefinan
cierd met leningen die alleen al aan
aflossingen en rente-betalingen 35
procent van de export-verdiensten
opslokken, kon de Egyptische rege
ring niet veel langer de voedsel-sub-
sidies in stand houden. Subsidies dp;
volgens een geheim rapport van het
Internationale Monetaire Fonds al
in 1975 meer dan zestig procent van
de overheidsinkomsten in beslag na
men en dit jaar bijna drie miljard
gulden van het staatsbudget zullen
opvreten.
Dankzy die subsidies bleef de
broodprijs sinds 1939 tot op vandaag
op hetzelfde peil, terwijl de prijs die
de regering voor het in te voeren
graan op de wereldmarkt moet be
talen, vele malen to hoog is. Dank
zij die subsidies werd de bevolking
met echte honger gespaard, maar
vonden de hereboeren het voordelf
ger om hun vee met brood te voe
den dan met veevoer. Dankzij die
subsidies kost een rit in de onbe
schrijflijk afgetakelde bussen en
trams (die in Egypte door verwaar
lozing slechts eenkwart van de hun
toegemeten levensduur hebben) het,
zelfde als in 1948.
De Egyptische regering had de be
slissing om de prijzen te verhogen
zeer tegen haar zin genomen. In
feite was de maatregel haar opge
drongen door haar crediteuren. Met
name de Arabische olie-landen had
den reeds eind 1975 te kennen gege
ven dat zij niet langer van zins wa
ren om de gaten in de Egyptische
volkshuishouding eindeloos op te
blijven vullen, als Cairo niet zelf
pogingen zou ondernemen om de
groeiende kloof tussen zijn inkom
sten en uitgaven wat te verkleinen.
Bedel-rondes van Sadat langs de
Arabische olie-staten hadden begir,
vorig jaar al bitter weinig opgele
verd. Van de 25 tot dertig miljard
gulden hulp die hij voor de directe
noden van Egypte voor de komende
vijfjaar had gevraagd, kreeg hij
slechts een fooi: een paar honderd
miljoen en de belofte dat een con
sortium, bestaande uit Saoedi-Ara-
bie, Koeweit en de Emiraten aan de
Perzische Golf, de volgende vijf jaa»-
in totaal vijf miljard gulden in
Egypte zou steken.
Waarschuwing
Het opzetten van dat consortium -
de Gulf Organisation for the Deve
lopment of Egypt - was al in feite
een zeer dringende waarschuwing
aan het adres van Cairo geweest.
Want de olie-staten hadden uit
drukkelijk vastgesteld dat die vijf
miljard gulden niet gebruikt mocht
worden om de gaten in de Egypti
sche begroting op te vullen, maar
uitsluitend om ontwikkelingsprojeé
ten op langere termijn te financie
ren. Na woedende protesten en veel
gehuil van Cairo gaven de olie-sta
ten nog eenmaal toe en mocht een
deel van het geld eveneens voor het
dekken van lopende begrotingstekqr
ten worden aangewend.
Maar toen eind vorig jaar bij de
opstelling van de nieuwe begroting
voor 1977 bleek dat er werkelijk gi
gantische en door niets meer te
dekken tekorten waren, trokken de
Arabische olie-landen opeens hun
reeds toegezegde financiële garanties
in voor een Egyptische overheidsle-
ning bij westerse banken ten bedra
ge van 625 miljoen gulden. Toen
moest Sadat doen wat hij twee jaar
lang niet had aangedurfd: een begir
maken met de opheffing van de
voedselsubsidies.
De nieuwe super-minister van fi
nancien en economie, Abdel Monein^,
Kaissiouni, die speciaal in het Kabi
net was gehaald om de Westerse
crediteuren te overtuigen van de
goede financiële voornemens van de
Egyptische regering, schetste later
in het parlement - nadat Sadat de
verhoging van de voedselprijzen al
weer had afgelast, maar niet de
daarbij behorende loonsverhoging
van tien procent - hoe noodzakelijk
de maatregel was: „Als we op de
huidige voet doorgaan, zal uiterlijk
in 1979 de gehele begroting door
subsidies worden opgeslokt".
Diezelfde Kaissiouni was al in 1966
minister geweest onder Nasser. Toen
al was de Egyptische economie een
puinhoop. Toen al had hij voorge
steld om drastisch het mes te zetten
in de staatssubsidies die het land
naar de economische ondergang
dreigden te leiden. Maar Nassers
reactie was kort en bondig geweest:
„Die maatregelen van jou zullen on
middellijk een staatsgreep ten ge
volge hebben.
Nasser wees de voorstellen dus van
de hand. Hij hoopte nog steeds,
door massale militaire interventie in
de burgeroorlog in Noord-Jemen,
vaste voet te krijgen op het Arabi-
sch-Schiereiland. Daardoor ver
wachtte hij het rijke Saoedi-Arabie
(het buurland van Noord-Jemen)
zodanig onder druk te zetten, dat
Egypte op den duur - goed- of
kwaadschiks - eveneens zou kunnen
profiteren van de Arabische olie
rijkdommen en daarmee uit de pro
blemen zou komen.
Onoplosbaar
Want steeds onder het door Nasser
ingevoerde Arabische socialisme was
Egypte nagenoeg aan zijn bijna
onoplosbare problemen. Trouwens,
lang voor Nasser, in 1945 al waren
de deskundigen ervan overtuigd dat
Egypte - met zijn overwegend agra
rische bevolking van 18 miljoen zie
len (nu aangezwollen tot 38 miljoen,
terwijl iedere veertien maanden er
nog eens een miljoen mensen bijko
men) en met zijn bebouwbaar land-
bouwoppervlak van slechts drie pro
cent van het land - de uiterste
grens van zijn mogelijkheden had
bereikt.
Nasser had het Arabische socialisme
ingevoerd, in de eerste plaats om de
macht van de centrale overheid
(zijn eigen macht dus) te vergroten;
en in de tweede plaats om door na
tionalisaties en in beslag name de
benodigde kapitaal-investeringen los
te krijgen, waarmee hij de industrie
en de landbouw hoopte te ontwikke
len ten behoeve van de explosief
groeiende bevolking.
Leuzen
Dat Arabische socialisme had zijn
dubbele afkomst nooit verloochend
en was altijd een zeer aarzelend so
cialisme gebleven, ondanks alle re
volutionaire leuzen die voor een deel
regelrecht uit de Sowjet-Unie waren
overgenomen. Het definieerde prive-
bezit als een heilig goed om de mid
denklasse niet al te zeer van het re
gime te vervreemden en om de reli
gieuze gevoelens van de overwegend
streng orthodoxe moslim-bevolking
(en van de Arabische landen) te
sparen. Om diezelfde redenen wees
het Arabische socialisme de klassen
strijd ten enen male af en het prin
cipe dat pas de volgende generatie
profijt van de Revolutie zou hebben.
Deze combinatie van revolutionaire
theorie en pseudo-revolutionaire
praktijk had tot gevolg dat het Ara
bische socialisme van Nasser een
leer werd die veel beweging beloofde
maar die uiteindelijk resulteerde in
het scheppen van een gigantisch
staatskapitalisme, waarin miljoenen
bureaucraten (vier miljoen op dit
ogenblik van de in totaal negen mil
joen loon- en salaristrekkers) een
rustig en winstgevend burgermans-
bestaan trachtten te leiden. In dat
alles overheersende en alles verstik
kende overheidsapparaat werden be
slissingen helemaal niet genomen of
afgeschoven naar de hoogste chef,
terwijl de verkeerd genomen beslis
singen - „ma'alesh" - wat kunnen we
eraan doen? - uitsluitend ten laste
van het overheidsapparaat kwamen.
Reeds in het midden van de jaren
zestig, nog voor de catastrofale juni-
oorlog van 1967, was het politieke,
economische en morele bankroet van
dit systeem overduidelijk geworden.
Doodlopende weg
r Een van de betere straten in Cairo, een groot deel van de straten is niet geplaveid.
i. Zijn s
i de o
heidsbedrijven langzamerhand hun
bevoorrechte en gemonopoliseerde
positie te ontnemen. Do.or kapitaal
uit binnen- en buitenland aan te
trekken voor het prive-initiatief,
hoopte hij de vastgelopen publieke
sector tot economisch verantwoord
werken te dwingen. Daarom kregen
de staatsbedrijven vorig jaar naar
verhouding minder subsidies en de
viezen toegewezen dan voorheen.
Daarom werden de Publieke Econo
mische Organisaties op 31 maart
van het vorige jaar afgeschaft em
werden de meeste beslissingen inza
ke de produktie en een klem aantal
beslissingen inzake de investeringen
in eigen bedrijf in handen gegeven
'van de individuele overheidsonder-
nemingen. Maar nog steeds werden
de prijzen van de meeste produkten
centraal vastgesteld en mochten de
ondernemingen niet vrijelijk over
hun personeelsbestand beschikken.
Tot dusver had het dogma gegolden
dat een overheidsbedrijf nooit fail
liet kon gaan. Volgens de leer van
de open deur kon dat nu - in theo
rie althans en in de toekomst - wel
gebeuren.
Natuurlijk konden de staatsbedrij
ven die plotselinge schok piet aan
van het zelfstandig op eigen benen
staan. Door de jaren heen waren ze
gewend geweest om te werken zon
der een behoorlijke kosten-analyse,
aangezien ze toch geen concurrentie
te duchten hadden en verliezen au
tomatisch op de staat konden af
schrijven; bovendien waren ze jaar
in jaar uit volgestopt met mensen,
waarvoor ze geen emplooi hadden,
personeel dat hun door de centrale
overheid was toegewezen om de
groeiende werkloosheid te versluie
ren. Als gevolg zijn er nu naar
schatting drie tot viermaal zoveel
werknemers m de ministeries en
overheidsbedrijven als nodig of eco
nomisch verantwoord is.
Een kort bezoek aan welk ministerie
of overheidsbedrijf dan ook is vol
doende om de rampzalige werking
van dit systeem te zien. Kamers vol
mensen; twee tot drie personen aan
een haveloos houten bureau; ze pra
ten, ze lezen de krant, ze bestuderen
hun nagels, ze maken een grapje of
klagen over het dure leven van alle
dag, ze telefoneren, ze lopen wat
rond, ze doen kortom niets. Wie wel
wat doet, wordt al gauw met de nek
aangekeken, want hij verpest de ge
zellige sfeer.
Een van die overbodige werknemers,
ingenieur Massoud A.. verschijnt
slechts eenmaal per maand op zijn
werk om zijn salaris op te halen.
Intussen verdient hij het veelvoudi
ge van dit salaris, door met „geor
ganiseerde" auto's van het bedrijf
waar hij „werkt", melk van een
coöperatie onder de geldende markt
prijs naar een ander overheidsbe-
Theorie
Een van de ideeen van de open
deur-politiek was dat een aantal
van deze niet efficient gerunde en
slecht lopende overheidsbedrijven ii
een later stadium .joint ventures"
zouden gaan beginnen met buiten
landse en Egyptische kapitaalver
schaffers. De overheidsbedrijven
zouden het kant-en-klare apparaat
leveren en de prive-investeerders -
Door Michael Stein
afgezien van hun kapitaalinjektie -
hun kennis en techniek en het zo
nodige elan. Dat was de theorie.
Maar in de praktijk dropen al die
honderden grote zakenlieden uit Eu
ropa, Amerika, Japan en de olie-
lariden wweer af na weken- of
maandenlang vruchteloos onderhan
delen. Want de bureaucraten in de
ministeries en de overheidsbedrijven
verdedigden hun eigen belangen met
hand en tand. Ze begrepen dat hun
veilige positie na kortere of langere
tijd in gevaar zou komen als de
open-deur-politiek inderdaad een
succes zou worden. Daarom werd op
alle niveaus, tot in de ministerraad
toe, alles gedaan om de deuren die
Sadat probeerde open te zetten,
dicht te houden.
Sadat kon daaraan niets verande-
'ren. Als nominaal behoeder van de
verworvenheden van het Nasserisme
kon hij niet met de vuist op tafel
slaan. Hij was immers als legitiem
erfgenaam van het Nasserisme een
even aarzelende kapitalist als Nasser
een aarzelende socialist was geweest.
Dus was ook hij bang om de deuren
al te wijd open te zetten en werden
er onder zijn verantwoordelijkheid
wetten uitgevaardigd, die niet aan
trekkelijk genoeg waren voor de
buitenlandse prive-investeerders.
Zo werd van aspirant-investeerders
onder meer verlangd dat zij hun
kapitaal naar Egypte brachten tegen
de volstrekt irreele officiële wissel-
koers. die ongeveer 50 procent boven
de zwarte markt-koers ligt. Maar
tegelijkertijd werd de wisselkoers,
waartegen zij hun verdiensten kon
den uitvoeren, niet duidelijk vastge
steld, zodat zij het risico liepen dat
die koers veel lager zou zijn, als het
de Egyptische economie goed uit
kwam.
De buitenlandse industriëlen dach
ten er dan ook niet aan om hun
goede geld bloot te stellen aan de
chicanes van een ronduit vijandige
of incompetente bureaucratie, afge
zien nog van de risico's die ze liepen
bij oorlog of bij mogelijke verande
ringen van het regime.
Engels water
Nasser, een gelovig moslim in
gebed. Naast hem (links) de hui
dige president Anwar Sadat en
rechts sjeik Hassan Maamoun.
Slechts op het gebied van handel en
bankwezen slaagden enkele buiten
landse bedrijven erin om zich - met
behulp van veel relaties of bakshish
("vergoedingen") in Egypte te vestigen.
Ook een doodenkele fabrikant be
vond zich onder dit gezelschap, zoals
die Egyptenaar die zijn hele leven
in Beiroet had gewoond en daar in
licentie voor een Britse fabriek cos
metica had vervaardigd. Hij was in
januari '76 voor de burgeroorlog
naar Cairo gevlucht, had daar "de
juiste wegen bewandeld" en dus ver
gunning gekregen om zijn fabriekje
in Egypte op te zetten ten behoeve
van de Egyptische markt. Alle
grondstoffen, tot en met het water,
importeert hij tegen harde deviezen
uit Engeland, „omdat het Engelse
water voor onze produkten veel ge
schikter is dan het water hier". Toen
ik hem na een aantal whisky's vroeg,
wie daarvan nu uiteindelijk profi
teerde, lachte hij en zei: „Ik en
mijn Engelse fabriek. Sadat is gek
dat hij mij mijn gang laat gaan".
Toch waren er nog steeds investeer
ders bereid - met name uit de olie
landen - om in de Egyptische eco
nomie op een produktieve wijze en
niet uitsluitend speculatief geld te
steken, naar verluidt voor zo'n vijfi
tien miljard gulden. Maar de bu
reaucratie in Cairo hoorde ook die
initiatieven de grond in. Van Egyp
tische kant bleek men namelijk niet
in staat of bereid te zijn de noodza
kelijke „feasibility-studies" te maken,
dat wil zeggen de blauwdrukken
hoe, waar en op welke manier de
investeringen het best aangewend
konden worden, wat de winstver
wachtingen waren, de markt enz. In
Cairo eiste men dat de olie-Arabie
ren domweg hun petro-dollars op
tafel zouden leggen en het aan de
Egyptenaren zouden overlaten wat
die ermee gingen doen.
Bovendien bleek de Egyptische rege
ring door chronisch geldgebrek niet
de benodigde fondsen te kunnen
vrijmaken om de infrastructuur op
te zetten, die bij het nieuwe investe
ringsproject hoorde, zodat buiten
landse investeringsaanbiedingen on
gebruikt bleven liggen.
Er is geen serieuze zakenman of
econoom op dit moment in Egypte
die niet te lijden heeft onder de
voortdurend haperende en steeds
meer op instorten staande want ja
renlang verwaarloosde (infrastruc
tuur). Zelf heb ik vele afspraken
niet kunnen maken, omdat de tele
foon voor de 180ste maal "dood" was.
Hele wijken van Cairo zijn dagen
lang per telefoon niet te bereiken.
Om met Alexandrie of een andere
grote stad te spreken, heb je twee
tot drie dagen nodig en met het
buitenland hoefje het niet eens te
proberen. Een Britse diplomaat be
schreef hoe hij in wanhoop een am
bassade-telefoon tegen de muur ka
pot smeet, omdat het ding voor de
zoveelste maal niet werkte. Zijn am
bassadeur was niet „amused" over
zoveel gebrek aan angelsaksische
koelbloedigheid.
Een aantal bedrijven heeft nu al
jongens in dienst genomen om het
contact met de buitenwereld per
fiets in stand te houden. Want de
post raakt geregeld weg of wordt
gewoonweg niet bezorgd, als de be
steller niet een behoorlijke bakshish
krijgt, die uiteraard met de inflatie
meestijgt.
Het verplaatsen overdag per auto is
vrijwel onmogelijk geworden, omdat
het hele verkeer in Cairo verstopt
en dichtgeslibd is door de waanzin
nige hoeveelheid nieuwe auto's, die
de „vette poezen" van de open-deur-
politiek zich hebben kunnen aan
schaffen. Ter vergelijking: in 1966-
"67 werden 1400 pnve-auto's inge
voerd. in 1975 waren dat er 35.000
en vorig jaar ongeveer 40.000. De
kopers hadden kennelijk geen pro
blemen met de zeer hoge import
heffingen. die erop staan.
Zelfs aan het Suezkanaal, waar in
een tolvrije zone een bonte menge
ling van nieuwe industrieën zou
worden aangetrokken, is de open-
deur-politiek een grote flop gewor
den. De fabrikanten die er een kijk
je kwamen nemen, stelden vast dat
er onvoldoende water en elektriciteit
was voor hun fabrieken en vertrok-
De nieuwe steden die er dankzij de
giften van de oliesjeiks werden ge
bouwd, herbergen voor het overgrote
deel bureaucraten. De bouw van die
steden heeft de firma van ingenieur
Osman Mahmoed Osman, de ex-mi
nister van wederopbouw die al onder
Nasser goede zaken deed, nieuwe
miljoenen opgeleverd. Monsters, die
een Westduitse fabriek van goedko
pe prefabricated woningen naar een
handelsbeurs m Egypte stuurde,
werden eerst na betaling van exor
bitant hoge invoerrechten toegelaten
en mochten vervolgens niet als ge
schenk in Egypte worden achterge
laten om de zaken van de ex-minis-
ter niet te schaden.
In december maakte premier Mam-
doeah Salem bekend dat er begin
dit jaar bijna anderhalf miljoen
nieuwe wooneenheden noodzakelijk
waren. Maar intussen verdwenen er
18.000 ton van het toch al zo
schaarse cement uit de regeringsde
pots naar de zwarte markt.
Het falen van de overheid is overal
merkbaar. Op straat in Cairo, waar
je struikelt over de gaten in het
plaveisel van de dure winkelstraten.
En in de volkswijken, waar je door
de modder loopt, de drek en de uit
werpselen. In de bus of in de tram,
waarin je je met levensgevaar moet
vechten, meestal zonder succes zodat
je uren kunt wachten; en als je er
wel in bent gekomen, dan bèn je
uren onderweg omdat het kreng
weer eens pech heeft of in de ver
keerschaos is blijven steken. Je
merkt het als je in het rechtse pro-
regeringsblad Akhbar el-Yom leest
dat in 130.000 huizen in Cairo waar
in zeker twee miljoen mensen opge
pakt leven, de wc verstopt is en
nooit gemaakt wordt. Je ziet het in
de volkswijken, waar ontelbaren
zonder water en elektriciteit op el
kaar hokken. Je ziet het aan de rat
ten, die nu al bij miljarden bezit
hebben genomen van de stinkende
straten, waar altijd mensen eten,
zitten, slapen, bidden of hun be
hoefte doen. Je merkt het aan die
groots gebrachte melding in de
kranten van begin januari dat de
Westduitse voetbal-ster Franz Bec-
kenbauer zo veel vertrouwen heeft
in de Egyptische economie dat hij
er zeven miljoen dollar in wil inves
teren. Maar even later hoor je dan
weer dat er op onverklaarbare wijze
meer dan 250 miljoen gulden aan
belastinggelden spoorloos is verdwe-
Wat er uit de puinhopen van de
open-deur-politiek is overgebleven,
is die onverwoestbare en typisch
Egyptische zekerheid dat het eens in
de toekomst - maar wanneer weet
niemand - toch goed zal komen.
En als je vraagt „Waarom?", dan
luidt het antwoord: „Omdat Egypte
eeuwig en onsterfelijk is. Omdat
niemand de verantwoordelijkheid
aandurft van Egypte's dood."
Wat er ook uit de open-deur-poli
tiek naar voren is gekomen, is de
groeiende woede op de Arabieren in
het algemeen en de olie-Arébieren
in het bijzonder. Wie je ook spreekt
van rechts, links of het centrum,
onveranderlijk luidt de aanklacht:
„De Arabieren geven ons genoeg om
niet te sterven en onvoldoende om
te leven". Of, zoals een journalist het
uitdrukte: „Voldoende om Egypte
niet te laten-radicaliseren, mapr on
voldoende om de noodzakelijke eco
nomische vooruitgang te verwezen-
Een regeringswoordvoerder zei
(inofficieel): „Ik haatte Nasser als
de pest. Maar Sadat zou een voor
beeld aan hem kunnen nemen, hoe
hij de Arabieren'aanpakte: met
stroop en met de zweep. Een andere
manier begrijpen ze niet. Wij heb
ben in de oktober-oorlog ons bloed
gegeven, opdat zij hun olieprijzen
konden verviervoudigen. Wij verde
digen hun olierijkdommen, hun
naakte bestaan tegen Israel en te
gen de linkse revolutie. Zonder onze
technici en onze leraren en onze
militairen zijn ze nergens. Wij heb
ben er dus recht op om geholpen te
worden. En als ze niet willen, dan
moeten we hen maar dwingen ons
het geld te geven, dat ze in hun ha-
rèms niet op kunnen."
Een bankdirecteur drukte zich nog
kernachtiger uit. „De keus is tussen
een zee van bloed of een zee van
geld. De Arabieren moeten nu zeer
snel kiezen. Want ze hebben weinig
tijd."