„Herrijs, o Held want we worden geregeerd door een ezel..." Niemand kan Egypte laten dood bloeden ZATERDAG 12 FEBRUARI 1977 President Sadat kreeg bij de bedeirondes langs de Arabische oliesta- ten te verstaan dat men niet meer bereid is de petro-doüars in een bodemloos vat te gooien. Op de foto Sadat en de heerser van Saoedi- Arabië Chaled. Kairo <- Waarom hangt ie d'r nog? Ik had je nog zo gezegd dat ie naar het magazijn moest. Je weet heel goed dat we er alleen maar gedon der mee krijgen als de inspecteur merkt dat ie nog steeds niet is op geruimd". De directeur van de school was woe dend. Al enkele malen was hem te verstaan gegeven dat het portret van Nasser definitief uit alle klaslo kalen moest verdwijnen. Het was hem diskreet meegedeeld en uite raard niet schriftelijk; hij had slechts hints gekregen die echter aan duidelijkheid niets te wensen overlieten. En dus gaf hij een van zijn onder wijzers een ongenadige uitbrander en mocht ik getuige zijn van een historisch moment hoe Gamal Ab- del Nasser van de muur werd ge haald, opdat de herinnering aan hem en zijn heldendaden voorgoed zou worden uitgewist. Twee maanden later bleek de Leider die bijna vergeten was vergeten moest worden volgens de Nieuwe Leer ban zijn opvolger Sadat) opeens weer springlevend te zijn. De mensen die bij vroegere stakingen, opstanden en defhonstraties zijn. naam niet of nauwelijks hadden ge bruikt omdat zijn tyranniek en vastgelopen beleid nog te vers in het geheugen lag, riepen nu tijdens de voedsel-opstand van 18 en 19 janua ri: ,flerrijs o Held., want we worden door een ezel geregeerd". En: „We -willen liever door Nasser vanuit zijn graf worden geregeerd dan door Sa dat uit Assoean". Aanleiding tot deze woede-uitbar sting was de beslissing van de rege ring om onder 'andere de suiker in prijs te verhogen, de verpakte rijst, de thee. het butagae-en de petro leum waarop gekookt wordt. Die prijsverhogingen zouden het gemid delde huishoud-budget met ongeveer tien gulden per maand hebben doen stijgen. Een ondraaglijke extra-be lasting voor de miljoenen die de af gelopen jaren steeds verder naar de rand van de hongersnood werden gedreven maar die van officiële zij de alleen maar hadden gehoord dat hun economische omstandigheden aanzienlijk zouden verbeteren. De bevolking mocht dan wel verrast zijn door de plotselinge afkondiging van de prijsverhogingenbuitenland se bezoekers wisten al in november dat de nieuwe regering na de ver kiezingen drastische maatregelen zou moeten nemen om het catastro faal opgelopen begrotingstekort van acht miljard gulden over 1977 (op een bruto nationaal inkomen van slechts 27 miljard gulden) te ver minderen. Bij de voedselrellen in januari riep het volk weer om hun „held' Nasser. De zaak liep zo hoog dat Sadat de prijsverhogingen weer onge daan maakte. Op deze archieffoto de taferelen die zich afspeelden toen de dood van Nasser (1970) bekend werd. 1 Over een ding waren alle orthodoxe economen het namelijk al jaren eens: Egypte zou nooit uit zijn eco nomische misere komen, als de las ten van de regering niet aanzienlijk werden verlicht of als de staat niet vele miljarden hulp van buitenaf zou krijgen. Want met een buiten landse schuld van 45 miljard guldei die jaar in jaar uit groeit, gefinan cierd met leningen die alleen al aan aflossingen en rente-betalingen 35 procent van de export-verdiensten opslokken, kon de Egyptische rege ring niet veel langer de voedsel-sub- sidies in stand houden. Subsidies dp; volgens een geheim rapport van het Internationale Monetaire Fonds al in 1975 meer dan zestig procent van de overheidsinkomsten in beslag na men en dit jaar bijna drie miljard gulden van het staatsbudget zullen opvreten. Dankzy die subsidies bleef de broodprijs sinds 1939 tot op vandaag op hetzelfde peil, terwijl de prijs die de regering voor het in te voeren graan op de wereldmarkt moet be talen, vele malen to hoog is. Dank zij die subsidies werd de bevolking met echte honger gespaard, maar vonden de hereboeren het voordelf ger om hun vee met brood te voe den dan met veevoer. Dankzij die subsidies kost een rit in de onbe schrijflijk afgetakelde bussen en trams (die in Egypte door verwaar lozing slechts eenkwart van de hun toegemeten levensduur hebben) het, zelfde als in 1948. De Egyptische regering had de be slissing om de prijzen te verhogen zeer tegen haar zin genomen. In feite was de maatregel haar opge drongen door haar crediteuren. Met name de Arabische olie-landen had den reeds eind 1975 te kennen gege ven dat zij niet langer van zins wa ren om de gaten in de Egyptische volkshuishouding eindeloos op te blijven vullen, als Cairo niet zelf pogingen zou ondernemen om de groeiende kloof tussen zijn inkom sten en uitgaven wat te verkleinen. Bedel-rondes van Sadat langs de Arabische olie-staten hadden begir, vorig jaar al bitter weinig opgele verd. Van de 25 tot dertig miljard gulden hulp die hij voor de directe noden van Egypte voor de komende vijfjaar had gevraagd, kreeg hij slechts een fooi: een paar honderd miljoen en de belofte dat een con sortium, bestaande uit Saoedi-Ara- bie, Koeweit en de Emiraten aan de Perzische Golf, de volgende vijf jaa»- in totaal vijf miljard gulden in Egypte zou steken. Waarschuwing Het opzetten van dat consortium - de Gulf Organisation for the Deve lopment of Egypt - was al in feite een zeer dringende waarschuwing aan het adres van Cairo geweest. Want de olie-staten hadden uit drukkelijk vastgesteld dat die vijf miljard gulden niet gebruikt mocht worden om de gaten in de Egypti sche begroting op te vullen, maar uitsluitend om ontwikkelingsprojeé ten op langere termijn te financie ren. Na woedende protesten en veel gehuil van Cairo gaven de olie-sta ten nog eenmaal toe en mocht een deel van het geld eveneens voor het dekken van lopende begrotingstekqr ten worden aangewend. Maar toen eind vorig jaar bij de opstelling van de nieuwe begroting voor 1977 bleek dat er werkelijk gi gantische en door niets meer te dekken tekorten waren, trokken de Arabische olie-landen opeens hun reeds toegezegde financiële garanties in voor een Egyptische overheidsle- ning bij westerse banken ten bedra ge van 625 miljoen gulden. Toen moest Sadat doen wat hij twee jaar lang niet had aangedurfd: een begir maken met de opheffing van de voedselsubsidies. De nieuwe super-minister van fi nancien en economie, Abdel Monein^, Kaissiouni, die speciaal in het Kabi net was gehaald om de Westerse crediteuren te overtuigen van de goede financiële voornemens van de Egyptische regering, schetste later in het parlement - nadat Sadat de verhoging van de voedselprijzen al weer had afgelast, maar niet de daarbij behorende loonsverhoging van tien procent - hoe noodzakelijk de maatregel was: „Als we op de huidige voet doorgaan, zal uiterlijk in 1979 de gehele begroting door subsidies worden opgeslokt". Diezelfde Kaissiouni was al in 1966 minister geweest onder Nasser. Toen al was de Egyptische economie een puinhoop. Toen al had hij voorge steld om drastisch het mes te zetten in de staatssubsidies die het land naar de economische ondergang dreigden te leiden. Maar Nassers reactie was kort en bondig geweest: „Die maatregelen van jou zullen on middellijk een staatsgreep ten ge volge hebben. Nasser wees de voorstellen dus van de hand. Hij hoopte nog steeds, door massale militaire interventie in de burgeroorlog in Noord-Jemen, vaste voet te krijgen op het Arabi- sch-Schiereiland. Daardoor ver wachtte hij het rijke Saoedi-Arabie (het buurland van Noord-Jemen) zodanig onder druk te zetten, dat Egypte op den duur - goed- of kwaadschiks - eveneens zou kunnen profiteren van de Arabische olie rijkdommen en daarmee uit de pro blemen zou komen. Onoplosbaar Want steeds onder het door Nasser ingevoerde Arabische socialisme was Egypte nagenoeg aan zijn bijna onoplosbare problemen. Trouwens, lang voor Nasser, in 1945 al waren de deskundigen ervan overtuigd dat Egypte - met zijn overwegend agra rische bevolking van 18 miljoen zie len (nu aangezwollen tot 38 miljoen, terwijl iedere veertien maanden er nog eens een miljoen mensen bijko men) en met zijn bebouwbaar land- bouwoppervlak van slechts drie pro cent van het land - de uiterste grens van zijn mogelijkheden had bereikt. Nasser had het Arabische socialisme ingevoerd, in de eerste plaats om de macht van de centrale overheid (zijn eigen macht dus) te vergroten; en in de tweede plaats om door na tionalisaties en in beslag name de benodigde kapitaal-investeringen los te krijgen, waarmee hij de industrie en de landbouw hoopte te ontwikke len ten behoeve van de explosief groeiende bevolking. Leuzen Dat Arabische socialisme had zijn dubbele afkomst nooit verloochend en was altijd een zeer aarzelend so cialisme gebleven, ondanks alle re volutionaire leuzen die voor een deel regelrecht uit de Sowjet-Unie waren overgenomen. Het definieerde prive- bezit als een heilig goed om de mid denklasse niet al te zeer van het re gime te vervreemden en om de reli gieuze gevoelens van de overwegend streng orthodoxe moslim-bevolking (en van de Arabische landen) te sparen. Om diezelfde redenen wees het Arabische socialisme de klassen strijd ten enen male af en het prin cipe dat pas de volgende generatie profijt van de Revolutie zou hebben. Deze combinatie van revolutionaire theorie en pseudo-revolutionaire praktijk had tot gevolg dat het Ara bische socialisme van Nasser een leer werd die veel beweging beloofde maar die uiteindelijk resulteerde in het scheppen van een gigantisch staatskapitalisme, waarin miljoenen bureaucraten (vier miljoen op dit ogenblik van de in totaal negen mil joen loon- en salaristrekkers) een rustig en winstgevend burgermans- bestaan trachtten te leiden. In dat alles overheersende en alles verstik kende overheidsapparaat werden be slissingen helemaal niet genomen of afgeschoven naar de hoogste chef, terwijl de verkeerd genomen beslis singen - „ma'alesh" - wat kunnen we eraan doen? - uitsluitend ten laste van het overheidsapparaat kwamen. Reeds in het midden van de jaren zestig, nog voor de catastrofale juni- oorlog van 1967, was het politieke, economische en morele bankroet van dit systeem overduidelijk geworden. Doodlopende weg r Een van de betere straten in Cairo, een groot deel van de straten is niet geplaveid. i. Zijn s i de o heidsbedrijven langzamerhand hun bevoorrechte en gemonopoliseerde positie te ontnemen. Do.or kapitaal uit binnen- en buitenland aan te trekken voor het prive-initiatief, hoopte hij de vastgelopen publieke sector tot economisch verantwoord werken te dwingen. Daarom kregen de staatsbedrijven vorig jaar naar verhouding minder subsidies en de viezen toegewezen dan voorheen. Daarom werden de Publieke Econo mische Organisaties op 31 maart van het vorige jaar afgeschaft em werden de meeste beslissingen inza ke de produktie en een klem aantal beslissingen inzake de investeringen in eigen bedrijf in handen gegeven 'van de individuele overheidsonder- nemingen. Maar nog steeds werden de prijzen van de meeste produkten centraal vastgesteld en mochten de ondernemingen niet vrijelijk over hun personeelsbestand beschikken. Tot dusver had het dogma gegolden dat een overheidsbedrijf nooit fail liet kon gaan. Volgens de leer van de open deur kon dat nu - in theo rie althans en in de toekomst - wel gebeuren. Natuurlijk konden de staatsbedrij ven die plotselinge schok piet aan van het zelfstandig op eigen benen staan. Door de jaren heen waren ze gewend geweest om te werken zon der een behoorlijke kosten-analyse, aangezien ze toch geen concurrentie te duchten hadden en verliezen au tomatisch op de staat konden af schrijven; bovendien waren ze jaar in jaar uit volgestopt met mensen, waarvoor ze geen emplooi hadden, personeel dat hun door de centrale overheid was toegewezen om de groeiende werkloosheid te versluie ren. Als gevolg zijn er nu naar schatting drie tot viermaal zoveel werknemers m de ministeries en overheidsbedrijven als nodig of eco nomisch verantwoord is. Een kort bezoek aan welk ministerie of overheidsbedrijf dan ook is vol doende om de rampzalige werking van dit systeem te zien. Kamers vol mensen; twee tot drie personen aan een haveloos houten bureau; ze pra ten, ze lezen de krant, ze bestuderen hun nagels, ze maken een grapje of klagen over het dure leven van alle dag, ze telefoneren, ze lopen wat rond, ze doen kortom niets. Wie wel wat doet, wordt al gauw met de nek aangekeken, want hij verpest de ge zellige sfeer. Een van die overbodige werknemers, ingenieur Massoud A.. verschijnt slechts eenmaal per maand op zijn werk om zijn salaris op te halen. Intussen verdient hij het veelvoudi ge van dit salaris, door met „geor ganiseerde" auto's van het bedrijf waar hij „werkt", melk van een coöperatie onder de geldende markt prijs naar een ander overheidsbe- Theorie Een van de ideeen van de open deur-politiek was dat een aantal van deze niet efficient gerunde en slecht lopende overheidsbedrijven ii een later stadium .joint ventures" zouden gaan beginnen met buiten landse en Egyptische kapitaalver schaffers. De overheidsbedrijven zouden het kant-en-klare apparaat leveren en de prive-investeerders - Door Michael Stein afgezien van hun kapitaalinjektie - hun kennis en techniek en het zo nodige elan. Dat was de theorie. Maar in de praktijk dropen al die honderden grote zakenlieden uit Eu ropa, Amerika, Japan en de olie- lariden wweer af na weken- of maandenlang vruchteloos onderhan delen. Want de bureaucraten in de ministeries en de overheidsbedrijven verdedigden hun eigen belangen met hand en tand. Ze begrepen dat hun veilige positie na kortere of langere tijd in gevaar zou komen als de open-deur-politiek inderdaad een succes zou worden. Daarom werd op alle niveaus, tot in de ministerraad toe, alles gedaan om de deuren die Sadat probeerde open te zetten, dicht te houden. Sadat kon daaraan niets verande- 'ren. Als nominaal behoeder van de verworvenheden van het Nasserisme kon hij niet met de vuist op tafel slaan. Hij was immers als legitiem erfgenaam van het Nasserisme een even aarzelende kapitalist als Nasser een aarzelende socialist was geweest. Dus was ook hij bang om de deuren al te wijd open te zetten en werden er onder zijn verantwoordelijkheid wetten uitgevaardigd, die niet aan trekkelijk genoeg waren voor de buitenlandse prive-investeerders. Zo werd van aspirant-investeerders onder meer verlangd dat zij hun kapitaal naar Egypte brachten tegen de volstrekt irreele officiële wissel- koers. die ongeveer 50 procent boven de zwarte markt-koers ligt. Maar tegelijkertijd werd de wisselkoers, waartegen zij hun verdiensten kon den uitvoeren, niet duidelijk vastge steld, zodat zij het risico liepen dat die koers veel lager zou zijn, als het de Egyptische economie goed uit kwam. De buitenlandse industriëlen dach ten er dan ook niet aan om hun goede geld bloot te stellen aan de chicanes van een ronduit vijandige of incompetente bureaucratie, afge zien nog van de risico's die ze liepen bij oorlog of bij mogelijke verande ringen van het regime. Engels water Nasser, een gelovig moslim in gebed. Naast hem (links) de hui dige president Anwar Sadat en rechts sjeik Hassan Maamoun. Slechts op het gebied van handel en bankwezen slaagden enkele buiten landse bedrijven erin om zich - met behulp van veel relaties of bakshish ("vergoedingen") in Egypte te vestigen. Ook een doodenkele fabrikant be vond zich onder dit gezelschap, zoals die Egyptenaar die zijn hele leven in Beiroet had gewoond en daar in licentie voor een Britse fabriek cos metica had vervaardigd. Hij was in januari '76 voor de burgeroorlog naar Cairo gevlucht, had daar "de juiste wegen bewandeld" en dus ver gunning gekregen om zijn fabriekje in Egypte op te zetten ten behoeve van de Egyptische markt. Alle grondstoffen, tot en met het water, importeert hij tegen harde deviezen uit Engeland, „omdat het Engelse water voor onze produkten veel ge schikter is dan het water hier". Toen ik hem na een aantal whisky's vroeg, wie daarvan nu uiteindelijk profi teerde, lachte hij en zei: „Ik en mijn Engelse fabriek. Sadat is gek dat hij mij mijn gang laat gaan". Toch waren er nog steeds investeer ders bereid - met name uit de olie landen - om in de Egyptische eco nomie op een produktieve wijze en niet uitsluitend speculatief geld te steken, naar verluidt voor zo'n vijfi tien miljard gulden. Maar de bu reaucratie in Cairo hoorde ook die initiatieven de grond in. Van Egyp tische kant bleek men namelijk niet in staat of bereid te zijn de noodza kelijke „feasibility-studies" te maken, dat wil zeggen de blauwdrukken hoe, waar en op welke manier de investeringen het best aangewend konden worden, wat de winstver wachtingen waren, de markt enz. In Cairo eiste men dat de olie-Arabie ren domweg hun petro-dollars op tafel zouden leggen en het aan de Egyptenaren zouden overlaten wat die ermee gingen doen. Bovendien bleek de Egyptische rege ring door chronisch geldgebrek niet de benodigde fondsen te kunnen vrijmaken om de infrastructuur op te zetten, die bij het nieuwe investe ringsproject hoorde, zodat buiten landse investeringsaanbiedingen on gebruikt bleven liggen. Er is geen serieuze zakenman of econoom op dit moment in Egypte die niet te lijden heeft onder de voortdurend haperende en steeds meer op instorten staande want ja renlang verwaarloosde (infrastruc tuur). Zelf heb ik vele afspraken niet kunnen maken, omdat de tele foon voor de 180ste maal "dood" was. Hele wijken van Cairo zijn dagen lang per telefoon niet te bereiken. Om met Alexandrie of een andere grote stad te spreken, heb je twee tot drie dagen nodig en met het buitenland hoefje het niet eens te proberen. Een Britse diplomaat be schreef hoe hij in wanhoop een am bassade-telefoon tegen de muur ka pot smeet, omdat het ding voor de zoveelste maal niet werkte. Zijn am bassadeur was niet „amused" over zoveel gebrek aan angelsaksische koelbloedigheid. Een aantal bedrijven heeft nu al jongens in dienst genomen om het contact met de buitenwereld per fiets in stand te houden. Want de post raakt geregeld weg of wordt gewoonweg niet bezorgd, als de be steller niet een behoorlijke bakshish krijgt, die uiteraard met de inflatie meestijgt. Het verplaatsen overdag per auto is vrijwel onmogelijk geworden, omdat het hele verkeer in Cairo verstopt en dichtgeslibd is door de waanzin nige hoeveelheid nieuwe auto's, die de „vette poezen" van de open-deur- politiek zich hebben kunnen aan schaffen. Ter vergelijking: in 1966- "67 werden 1400 pnve-auto's inge voerd. in 1975 waren dat er 35.000 en vorig jaar ongeveer 40.000. De kopers hadden kennelijk geen pro blemen met de zeer hoge import heffingen. die erop staan. Zelfs aan het Suezkanaal, waar in een tolvrije zone een bonte menge ling van nieuwe industrieën zou worden aangetrokken, is de open- deur-politiek een grote flop gewor den. De fabrikanten die er een kijk je kwamen nemen, stelden vast dat er onvoldoende water en elektriciteit was voor hun fabrieken en vertrok- De nieuwe steden die er dankzij de giften van de oliesjeiks werden ge bouwd, herbergen voor het overgrote deel bureaucraten. De bouw van die steden heeft de firma van ingenieur Osman Mahmoed Osman, de ex-mi nister van wederopbouw die al onder Nasser goede zaken deed, nieuwe miljoenen opgeleverd. Monsters, die een Westduitse fabriek van goedko pe prefabricated woningen naar een handelsbeurs m Egypte stuurde, werden eerst na betaling van exor bitant hoge invoerrechten toegelaten en mochten vervolgens niet als ge schenk in Egypte worden achterge laten om de zaken van de ex-minis- ter niet te schaden. In december maakte premier Mam- doeah Salem bekend dat er begin dit jaar bijna anderhalf miljoen nieuwe wooneenheden noodzakelijk waren. Maar intussen verdwenen er 18.000 ton van het toch al zo schaarse cement uit de regeringsde pots naar de zwarte markt. Het falen van de overheid is overal merkbaar. Op straat in Cairo, waar je struikelt over de gaten in het plaveisel van de dure winkelstraten. En in de volkswijken, waar je door de modder loopt, de drek en de uit werpselen. In de bus of in de tram, waarin je je met levensgevaar moet vechten, meestal zonder succes zodat je uren kunt wachten; en als je er wel in bent gekomen, dan bèn je uren onderweg omdat het kreng weer eens pech heeft of in de ver keerschaos is blijven steken. Je merkt het als je in het rechtse pro- regeringsblad Akhbar el-Yom leest dat in 130.000 huizen in Cairo waar in zeker twee miljoen mensen opge pakt leven, de wc verstopt is en nooit gemaakt wordt. Je ziet het in de volkswijken, waar ontelbaren zonder water en elektriciteit op el kaar hokken. Je ziet het aan de rat ten, die nu al bij miljarden bezit hebben genomen van de stinkende straten, waar altijd mensen eten, zitten, slapen, bidden of hun be hoefte doen. Je merkt het aan die groots gebrachte melding in de kranten van begin januari dat de Westduitse voetbal-ster Franz Bec- kenbauer zo veel vertrouwen heeft in de Egyptische economie dat hij er zeven miljoen dollar in wil inves teren. Maar even later hoor je dan weer dat er op onverklaarbare wijze meer dan 250 miljoen gulden aan belastinggelden spoorloos is verdwe- Wat er uit de puinhopen van de open-deur-politiek is overgebleven, is die onverwoestbare en typisch Egyptische zekerheid dat het eens in de toekomst - maar wanneer weet niemand - toch goed zal komen. En als je vraagt „Waarom?", dan luidt het antwoord: „Omdat Egypte eeuwig en onsterfelijk is. Omdat niemand de verantwoordelijkheid aandurft van Egypte's dood." Wat er ook uit de open-deur-poli tiek naar voren is gekomen, is de groeiende woede op de Arabieren in het algemeen en de olie-Arébieren in het bijzonder. Wie je ook spreekt van rechts, links of het centrum, onveranderlijk luidt de aanklacht: „De Arabieren geven ons genoeg om niet te sterven en onvoldoende om te leven". Of, zoals een journalist het uitdrukte: „Voldoende om Egypte niet te laten-radicaliseren, mapr on voldoende om de noodzakelijke eco nomische vooruitgang te verwezen- Een regeringswoordvoerder zei (inofficieel): „Ik haatte Nasser als de pest. Maar Sadat zou een voor beeld aan hem kunnen nemen, hoe hij de Arabieren'aanpakte: met stroop en met de zweep. Een andere manier begrijpen ze niet. Wij heb ben in de oktober-oorlog ons bloed gegeven, opdat zij hun olieprijzen konden verviervoudigen. Wij verde digen hun olierijkdommen, hun naakte bestaan tegen Israel en te gen de linkse revolutie. Zonder onze technici en onze leraren en onze militairen zijn ze nergens. Wij heb ben er dus recht op om geholpen te worden. En als ze niet willen, dan moeten we hen maar dwingen ons het geld te geven, dat ze in hun ha- rèms niet op kunnen." Een bankdirecteur drukte zich nog kernachtiger uit. „De keus is tussen een zee van bloed of een zee van geld. De Arabieren moeten nu zeer snel kiezen. Want ze hebben weinig tijd."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 19