Maarten 'f Hart: constante kwaliteit Nieuwste Heerema:donderend gejuich Fascinerend verhaal van Saul Bellow(61) Deighton: nogal ver moeiende spionage- James Ensor: moeilijk aanpasbaar Frangoise Sagans' 'Ogen van zijde' overbekend thema.... Onze grillige relatie met 't perspectief Terschelling: meer interesse VRIJDAG 28 JANUARI 1977 Zo langzaam aan begint Heere Heeresma een van de Grote Nederlandse Schrij vers te worden - het enige dat hem nog onderscheidt van de geesten die tot deze categorie behoren is dat hij nog geen slecht toneelstuk heeft geschreven, want dat doen ze allemaal, ééns in hun leven. Maar verder heeft Heersema alles in huis om later met grote letters in Knuvelders Handboek te worden bijgezet: een fiks oeuvre, niet twee of drie knullige boekjes maar een waarlijk indrukwekkende reeks, een onmiskenbare Heeresma-stijl, een uitgesproken kijk op de mensheid „en haar weedom". Zijn laatste bundel verhalen. Waar het fruit valt, valt het nergens, moet dan ook' met donderend gejuich worden begroet; zes hartverscheurende vertellingen, waarin aanranders, dronkaards, spui ters, fetisjisten en revolutionairen hun even lachwekkende als „leedverwek- kende" daden plegen onder het kritisch oog van de man die wellicht de Kam pioen van het Leedvermaak zou zijn, als zijn deernis niet steeds buiten kijf stond. Neem bijvoorbeeld de zinnen uit „En zo werd het alsnog gezellig", waarin de hoofdpersoon, dronkaard van klasse, met de kater worstelt: „Maar helaas, dit goede begin, waar van verteld wordt dat daarmee het halve werk achter de rug is ging prompt verloren toen hij zijn zak ken leeghaalde en daarna wel op zoek móest naar de spaarpotten der kinderen. Toch was dat niet zijn schuld. Eerder die, van Ans sinds deze de huishoudbeurs op d'r lijf bond en er zelfs in d'r vuist ge klemd mee sliep. En zoals gewoonlijk in zijn léven liep alles weer tegen. Jansjes' stenen varkentje trof hij welis waar direkt onder een hoop breiwerk aan maar viel prompt uit zijn trillende vingers aan scherven die hij, ten einde raad, tenslotte maar in de Spaanse sier- pul op het buffet stortte. De oogst viel echter weer mee. Hoofdzakelijk papier geld. De kleine schat. De stalen spaarpot van Fransje gaf meer problemen. Het joch aardde wél naar zijn moeder! Hij vond hem tenslotte in de hamertje tikaoos goed verborgen on der de zakjes met fiches en de beitel moest er aan te pas komen om uiteinde lijk slechts een handvol nikkel op te le- Prachtig vond ik zoiets! Wat ik minder prachtig vind zijn de vier Joodse legen des - of beter gezegd, Joodse volksver halen - die midden in het boek zijn inge voegd - Heeresma is sterk in de Joodse cultuur geïnteresseerd dus vandaar. Maar hij had er veel meer van gemaakt als hij zijn eigen stijl van schrijven had aangewend, in plaats van de vage vertel- lerstoon uit het Grote Voorleesboek van Nienke van Hichtun over te nemen. Maar, vooruit, een kniesoor enzovoort. Zeven knaken is waarachtig, niet te duur voor een prima stukje werk, ook nog met een prachtige omslag en „fraai ver lucht", zoals dat heette. Ik kan het niet laten om, als laatste stimulans, u de eer ste twee regels van het verhaal toe te brengen. „Daar zat ze. Met een man die niet deugen wilde en een kind waar de groei uit was". Als dit niet de nieuwsgierigheid, de lees kunst en de koopzucht opwekt, bent u reddeloos! Heeresma: Waar het fruit valt: Thomas Rap f17.50. P.M. Saul Bellow: Humboldt's nalatenschap (vertaling Wim Gijsen). Uitgave: Agathon, Bussum - 29.50. Je moet wel weten waar je aan begint met Saul Bellow. Bijna 500 pagina's beschreven papier, zonder pardon. Geen hoofdstukken, geen inhoud sopgave. Af en toe kleine adempauzes, maar dat is maar schijn. Laat ik onmiddellijk zeggen: het is de moeite waard. "Humboldt's nalaten schap" is een fascinerend verhaal. Eerst iets over de schrijver. Saul Bellow (61) is in Canada geboren. Zijn ouders waren Joodse emigran ten uit Rusland. Vanaf zijn 9e jaar woont hij in Chicago. Hij bezocht de universiteiten van Chicago en Winconsin en vocht tijdens de tweede wereldoorlog bij de marine. Hij was oorlogscorrespondent in Israël. Hij heeft behalve vele essays, verhalen en een toneelstuk, acht romans ge schreven. Zijn werk bezorgde hem ontelbare prijzen. Hij kreeg een eredoctoraat van Harvard en Yale. Dit jaar ontving hij de Nobelprijs. De laatste Amerikaan die dezelfde prijs ontving was Steinbeck in 1962. Maar nu dit boek: "Humboldt's nalatenschap". De "ik"-figuur Citrine heeft in zijn jeugd een grote naïeve verering opgevat voor Humboldt Fleisher. Wanneer het verhaal start is Citrine niet jong meer en Humboldt allang gestorven. Citrine blijft zijn held trouw. Het leven van Humboldt vernemen we uit talrijke mijmeringen van Citrine. Humboldt moet een exuberant mens geweest zijn met een weergaloze belezenheid en een griezelig geheugen. Op elk gewenst en ongewenst moment kon hij uit heel de wereldliteratuur citeren. Citrine komt hem daarin zeer nabij. 't Vermoeden dat Bellow zich vereenzelvigt met Citrine en zijn eigen biografie a.h.w. voor een groot deel opnieuw laat beleven door Citrine, groeit bij het lezen tot een zekerheid. Nep-verhaal De nalatenschap van Humboldt is werkelijk het gegeven van het gehele boek. Al wordt 't pas op 't einde zeer concreet wanneer blijkt dat Hum boldt aan zijn eigen vrouw en aan Citrine een beknopt nep-verhaal heeft nagelaten waaruit zij toch via de filmindustrie uit hun geldelijke zorgen zullen geraken. Het is ondoenlijk om in details te treden, wat het intrigerende van het verhaal betreft. Citrine, de hoofdpersoon, alter-ego van Bellow, is een zeer erudiet man. Op het onwaarschijnlijke af. Hij wordt voortdurend belaagd door veelsoortige slimmeriken. Hij lijkt telkens te verliezen. Maar dat is niet meer dan schijn. Citrine heeft Humboldt gekend. Hij zag zijn verbazingwekkende opgang, maar ook zijn smadelijke aftakeling. Het moment waarop hij zijn grote vriend laf in de steek laat, begrijpelijk maar niet minder meedogenloos, is verraad van de vriendschap. Dit feit speelt in 't hele verhaal een sterke rol. Citrine is uit op een eerherstel. Hij wil 't goed maken. Het boek bevat zeer veel uitvoerige monologen. Naar mijn mening teveel. Ze nemen de spanning weg. Ze zijn bovendien soms zo maar ingevoegd, soms op een onwaarschijnlijke manier. Op momenten van grote span ning vervalt Citrine in uitvoerige beschouwingen, die op zich zeer knap zijn, maar het verhaal m.i. te zeer onderbreken. Steekproeven Al lezend ben ik zijn citaten een beetje gaan wantrouwen. Enkele steek proeven versterkten mij in mijn overtuiging. Maar misschien is die slordigheid wel bedoeld, vraag je je dan af. Plato, Jung, Oscar Wilde, Marx, Darwin, Melville en Poe, T. E. Lawrence, Wittgenstein, Kinsey, Origenes, Goethe, Rilke, om maar een paar namen van de tientallen te noemen zouden toch, dunkt mij, niet gelukkig zijn met wat hun allemaal wordt toegeschreven. Ooit is van Bellow gezegd dat hij geen humor bezat. Dit boek is een bewijs van het tegendeel. Alle bezwaren die men nog zou kunnen hebben tegen Bellow - maar wie zijn wij om bezwaren te hebben, waar zijn de schrijvers om ons heen die in zijn schaduw kunnen staan? - vallen volledig weg bij de laatste, werkelijk sublieme pagina's. Humboldt's stoffelijk overschot wordt op nieuw begraven. Bellow op zijn best. Zelden kreeg ik zo iets onder de ogen. P.W. De Leidse schrijver-bioloog Maarten 't Hart legt, het is niet de eerste maal dat dit geconstateerd wordt, de laatste maanden een schier ongelooflijke activiteit aan de dag. Hij publiceert in alle mogelijke Nederlandse periodieken die een enigszins cultureel stempel dragen over alle mogelijke onderwerpen, van zweetsokken tot Mozart. Propria Cures (Een vroeger be faamd, thans nogal gedegenereerd Amsterdams studentenweekblad) noemde hem "een literaire duizendpoot"- en terecht. Binnen enkele maanden verschenen er van hem twee boekjes, snel achtereen - alle twee weer prima werk, mooi, enigszins behoedzaam Nederlands, strak in de lak en stevig op de band jes. Nu is niets op deze wereld wer kelijk volmaakt, maar daarover straks. Avondwandeling is een novelle die geheel in Leiden speelt en één van de beste dingen die 't Hart ooit heeft geschreven. De ik-figuur loopt op een warme zomeravond het huis uit om een bosuil te zoe ken. Hij slentert de stad rond, maar vindt geen bosuilen. Wel ziet hij op de Beestenmarkt een buikdanseres - om niet pal langs haar te hoeven lopen steekt hij over en wordt aan gesproken door een hoer. Hoewel hij er aanvankelijk niet over piekert om met haar mee te gaan verandert hij abrupt van me ning als blijkt dat hij geen geld bij zich heeft. "Kale luis", zegt de vrouw gehinderd, wanneer zijn ka pitaal in totaal vijf gulden blijkt te bedragen. Opdonder Hij loopt verder, botst tegen een gearmd paartje aan en krijgt een opdonder van de jongen. (M'n ge leerde collega Eddy Miele heeft in Vrij Nederland beweerd dat paar tjes bij 't Hart altijd een enigszins sinistere rol spelen, maar dat is niet helemaal juist vrouwen spelen de boosaardige partij en zij besmetten al waar mee zij omgaan). Op de Oude Singel overkomt hem het volgende: "Kaalkop, kaalkop". Ik kon mij niet herinneren dat ik ooit eerder op straat zo luid, zo mo notoon en notabene met bijbelse woorden was uitgescholden. Waar bleven de beren? Het schelden ves tigde de aandacht op mij, een ander meisje, dichterbij, nam het schel den oven "Kale, Kale" en nog een meisjes stem klonk op: "Hij heeft vergeten zijn badmuts af te zetten". Overal waren nu la chende meisjes- en vrouwenge zichten. Samen met enkele vrien dinnen had het meisje van de bad muts de achtervolging ingezet en ze liepen zingend achter mij aan, tel kens de regel "Hij hep vergeten zijn badmuts af te zetten", herhalend. Pas bij de brug naar de Lange Mare bleven zij achter en op de Lange Mare was het doodstil, niemand, niemand te zien". Maar het hoogtepunt-of beten het dieptepunt van de avondwandeling vindt plaats als hij in het Plantsoen een afzichtelijke vrouw tegenkomt die hem beschuldigd van een po ging tot aanranding. Gelukkig Len Deighton Spion aan de hemel - door Len Deighton. Als paperback verschenen bij Elsevier Nederland (f 16,90). Een nieuwe Len Deighton. Natuurlijk weer een vrij ingewikkeld verhaal over spionage en contra-spionage. Over het wonderlijke net van intriges, dat wereldmachten scheidt en toch samenbun delt. En waarin Deightons cynische held - die altijd een wat vage figuur blijft en wiens identiteit een onbelangrijke factor is - zich voelt als een vis in het water. Wellicht zijn er mensen, die dwepen met het genre, dat Deighton vertegenwoordigt. Maar wij kunnen niet zo bijster warm lopen voor zijn trant van schrijven Deighton doet het voorkomen of alle personages, die in de spionage en contraspionage rondhollen super-intellectuele wezens zijn, die voldoende hebben aan minder dan een half woord. Die elke toe speling begrijpen, elke hint onmiddellijk vatten en lang tevoren weten, wat het meesterbrein van de tegenstander gaat zitten uit broeden. Deighton zal wel gelijk hebben. Maar wij vinden het wat vermoeiend lezen. Kènnelijk is ons intellect niet toereikend voor het niveau waarop de spionnen opereren. Met die wetenschap voor ogen moeten we constateren, dat Deightons spionageverhalen - hoe knap dan ook - voor een deel aan ons voorbij galopperen. K.P. meldt zich een getuige een man, de enige man onder dit helse koor van vrouwen, Harpijen, fabelmonsters en sirenen dankzij hem kan de ik figuur het politiebureau ongedeerd verlaten. Dit met grote zorg ge schreven verhaal toont de angst en afkeer die 't Hart "het verschijnsel vrouw" toedraagt sterker dan zijn andere werk; bovendien zou het, mijns inziens, zeer geschikt zijn om te worden verfilmd. Liefst niet met Nederlandse acteurs, want dan krijgen we die akelige galm weer te horen die onlosmakelijk met vader landse toneelspelers verbonden is ("Ohh! Ohhl Ikkhh HHou van Jouhh"!) en zodoende zou een tra gedie in een klucht ontaarden. Maar al met al: Avondwandeling is een voortreffelijke sobere novelle, die maar één bezwaar heeft: hij is uitverkocht. Waarom dan toch een bespreking, zult u vragen. Wel, in de eerste plaats is boekbespreken niet hetzelfde als koopadviezen uit reiken, (al heeft het daar veel van weg), en in de tweede plaats wordt Avondwandeling opgenomen in een bundel verhalen die komend voorjaar verschijnen. Er is dus nog niets verloren. De Tweede bundel is Natuurlijke Historie, een verzamelbundel met artikelen over alles wat leeft en groeit, geschreven door Midas Dekkers, Miep van Berkesteyn, Onno Wijnands, Wim Bergmans, Marjo van Soest, Duco van Weerlee, én door Maarten 't Hart. Alleen de eerste en de laatste naam staan op de omslag afgedrukt, maar waarom dat zo is, weet alleen Thomas Rap, die het boekje heeft uitgegeven. De stukjes zijn al eens verschenen op de achterpagina van De Nieuwe Linie, maar daar bent toch geen abonnee op, en ze zijn zeer de moeite waard. Maarten 't Hart ontraadselt hier het wonderlijke mysterie dat betere koks zijn dan ruiken slechter. Doordat het man nelijk reukorgaan (door 't Hart als "een wassen neus" betiteld) slech ter is, voegen ze net zo lang kruiden en/of specerijen aan hun gerechten toe, tot ze die goed kunnen ruiken en proeven. Dat vrouwen scherper ruiken blijkt hier een handicap. Het tweede bewijs door 't Hart hiervoor aangevoerd is het "bewijs van de sok": de vrouw ruikt de zweetsokken van haar eega eerder dan hijzelf. De gehuwde mannen onder u kunnen dit wellicht zelf constateren. Verder o.a. een prima verhaal van Duco van Weerlee over katten, leer zame informatie over dierentuinen en prachtige tekeningen van Ma rion Crezée. Leuk om te lezen. Leuk om te heb ben. Kopen dus. Maarten 't Hart: Avondwandeling. Uitgave Bsstóh Theater, Den Haag. P.M. Frangoise Sagan. (Archieffoto) Titel; Ogen van zijde. Schrijfster: Frangoise Sagan. Uigever: Elsevier, prijs 14,90. Met de verhalenbundel "Ogen van zijde" brengt Frangoise Sagan in feite niets nieuws. Weer hanteert zij haar inmiddels (vooral na haar eerste kassucces, Bonjour Tristesse) overbekend geworden thema's: de zin loosheid van dit aardse bestaan, de eenzaamheid (en als remedie daar tegen, de liefde). En dat tegen de achtergrond van de mondaine jet-set wereld. De hoofdpersonen in ..Ogen van zijde" maken in het algemeen een geluk kige, benijdenswaardige indruk. Sagan probeert op speelse wijze door hun fagade^heen te prikken en onthult de eenzaamheid en wanhoop die acnter hun „ogen van zijde" kunnen schuilgaan. Motief en thema van deze negentien verhalen brengen dus weinig verrassends. Opmerkelijk is wel vaak de afloop van deze verhalen, waarbij het „lot" van de figuren vaak door een kleinigheid een heel andere wending krijgt. Een kleine greep uit de inhoud: De oudere vrouw die een verhouding heeft met een jongen van twintig en drommels goed weet dat deze alleen op haar geld uit is; de man die merkt dat z'n vrouw overspel pleegt en dan nog met zijn beste vriend; de trouwe echtgenoot die er een vriendje op na blijkt te houden. „Ogen van zijde", Sagans eerste verhalenbundel na vele romans en toneel stukken, is wel een boek om met een glimlach te lezen. M.d.G. Voor het hanteren van het perspec tief moet de uitvinding van de fo tografie in de vorige eeuw een soort proef op de som zijn geweest. Nog maar een betrekkelijk korte periode had de schilder- en teken kunst deze wiskundige categorie onder de knie. Pas de mensbele- ving van de Renaissance maakt de homo sapiens weer bewust van en geïnteresseerd in de ruimte waarin hij leeft. De gravures van Albrecht Dürer, waarop men de kunstenaar na- gal dwangmatig bezigziet achter een verticaal rooster, hebben een hoog gehalte van aandoenlijk heid. Dürer wil de consequenties van het perspectief vatten zonder tegenspraak. De twijfel bleef. Was het allemaal wel zo, als het leek. Dan komt de fotografie en die blaast in zekere zin het verhaaltje uit. De proef op de som van het zilvernitraat en inderdaad, met dat perspectief blijkt het te klop pen. Het uit het Frans vertaalde boek van Pierre Descargues is meer een getuigenis van onze grillige relatie met het perspectief dan een doorwrochte verhandeling over hoe wij met de diepte in het platte vlak leerden leven en wer ken. Dat is juist de grote charme van dii originele boek. Bij het bekijken van de vroegere perspectivische prenten, die zonder uitzondering met een lakonieke technische vaardigheid werden gemaakt, vraag je je telkens opnieuw af, wat is de preciese relatie van de kunstenaar tot de optische stoei partij? Brengt hij zijn ontzag jegens de na tuur tot uitdrukking of is hij daarentegen juist bezig aan een ontmaskering? En sloeg het per spectief niet hard terug, toen schilders begonnen met „anamor- fosen". (Descargues geeft er voor beelden van in zijn boek); opti sche snaaksheden van een der mate verbluffende echtheid dat zelfs de meest geavanceerde kleinbeeldcamera tegen een koe pelgewelf lijkt aan te kijken, ter wijl hij alleen maar een handig beschilderde platte zoldering re produceert. Waar blijven we dan eigenlijk met die fotografische proef op de som? Descargues en het beeldmateriaal geven stof ge noeg tot nadenken, ook al lijkt de vertaler niet altijd het Frans of het perspectief geheel begrepen te hebben. HM. Perspectiefdoor Pierre Descar gues uitgeverij Landshoff, prijs f 4230). Op de verleden jaar in museum Boymans-Van Beuningen gehou den tentoonstelling over het sym bolisme hingen ook een paar wer ken van de Belgische schilder Ja mes Ensor, waaronder de bekende maskers. Toch moet men heel voor zichtig zijn, om daarmee zo'n Ensor maar bij de symbolisten in te delen. De man is grillig, moeilijk inpas baar, maar altijd verrassend. De be langstelling voor Ensor is de laatste tijd weer aan het toenemen en uit geverij Landshoff springt daar goed getimed in. Ze brengt de Ne derlandse vertaling van een oor spronkelijk Amerikaans werk, dat behalve veel goede reprodukties ook nogal wat foto's geeft van de meester uit Oostende. Ensor is door en door Vlaams. Er zit een stuk bonkige dynamiek in. "Uiterig- heid" zou je het kunnen noemen, die echter nooit een mystiék ziele- leven maskeert. En dat sluit aan bij zeer oude Vlaamse tradities. "James Ensor'? door John David Farmer (uitgegeven bij Landshoff, Amsterdam, prijs 32.50). H.M. Titel:Kennismaking met Terschel ling". Uitgever: Unieboek, schrij ver Hans Hoogenhout. Prijs f 14,90. De belangstelling voor het wadde neiland Terschelling lij\t, na het succes van de tv-serie Sil de strand jutterdie zich op dit eiland afspeel de, weer te zijn toegenomenBioloog Hans Hoogenhout lijkt hiervan te profiteren door zijn boekje .Ken nismaking met Terschelling" waarin vooral de natuur een grote plaats krijgt toebedeeldHoogen hout vertelt over het ontstaan van het eiland - na de laatste ijstijd - hoe de natuur en de mens samen het eiland kenmerken en vooral hoe de levens van planten, dieren samen hangen met strand en duinen. Ver der maakt hij een tocht door de dor pen van Terschellingmaar ae na druk ligt toch echt op de natuur die het eiland kenmerkt. M.d.G Op deze pagina bijdragen van Han Mulder, Paul Marijnis, Koos Post, Miep de Graaff en Piet Wesseling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 21