BIECHT VAN EEN ZWAARGEWICHT
NS
Zr
'Ze roepen je en dan
kun je niet thuis blijven
n
"Wat doe je, als je
f 10.000 kunt krijgen?'
Pas aan het einde van die lange dag in Zeist, terwijl de snel
'invallende duisternis de mistig lekkende bomen van het
KNVB sportcentrum opslurpt, legt kapitein Jan Zwart
kruis, interim-bondscoach, even zijn ziel bloot.
Verhaalt onomwonden van zijn desillusie een paar maan
den geleden. Toen onder zijn leiding Oranje een misstap
maakte in de kwalificatiestrijd voor een plaats bij het we
reldkampioenschap '78.
Zwartkruis somber: „Het liep tegen
het einde van de wedstrijd, we
stonden met 2-1 voor, maar het
zweet kwam in mijn handen. Je
voelde het aankomen, de onze
kerheid in de defensie. Plotseling
was er onnodig balverlies. Het gaf
de Noordieren moed. Ik
schreeuwen: Let op die opko-
Door Pim Stoel
mende mensen. Maar niemand
luisterde. Ze hadden alleen oog
voor de bal. Toen zag ik hem ko
men, die blonde. Ik dacht daar
heb je hem. Kijk hem eens gaan.
De eerste keer kwam hij net niet
aan de bal. Maar de tweede keer
was het mis. Treytel pakte niet
klemvast, en pats daar hing 'ie. 2
Dat moment zal ik nooit van mijn
leven vergeten. Toen stortte mijn
wereld in. Toen werd ik helemaal
leeg van binnen, toen voelde ik de
teleurstelling uit die donkere op
elkaar gepakte mensenmassa op
me neerdalen. Op zo'n ogenblik
lopen de rillingen over je rug. Op
zo'n moment ook word je tien jaar
ouder.
Toen de jongens het veld afkwa
men, ben ik naar Treytel gegaan.
Heb ik hem op de schouders ge
slagen. Gezegd, kop op jong, ik
verwijt je niets. Jezelf hoef je ook
niets te verwijten.
Maar toen ik even later Willem van
Hanegem zag staan in zijn bont
jas, toen dacht ik wel even, Wil
lem, met een man van jouw erva
ring en karèkter was het niet ge
beurd. Jij had in die laatste minu
ten de bal desnoods uit het sta
dion geschopt".
Twee uur terug een andere Jan
Zwartkruis. Zelfverzekerd toornt
hij boven een ademloos luiste
rend. gehoor uit, ramt met zijn
vuist zo hard op de lessenaar van
het spreekgestoelte dat twee bui
ten om een broodkorst twistende
kraaien even verschrikt opflad
deren.
Zwartkruis bulderend: „Het is voor
mij een onaanvaardbare zaak
wanneer trainers elkaar manipu
leren als het gaat om het natio
nale produkt Oranje. Week in
week uit gaan we als een stel va
kidioten op de toer van de presta
tie. We moeten allemaal telkens
weer door een dal van psychische
belasting, we raken vroeg of laat
«Uemaal geïsoleerd. Daarom
moeten we integer en solidair
zijn, positief denken en de be
reidheid hebben achter elkaar te
staan".
Broodkorst
Het is duidelijk, de idealist Zwart
kruis is aan het woord en de luis
terende collega-trainers hangen
aan zijn lippen, knikken instem
mend. Maar op het gras bestrij
den diezelfde twee kraaien elkaar
al weer op leven en dood. De be
geerde broodkorst. En dat stemt
toch tot nadenken.
Drie kwartier lang preekt Jan
Zwartkruis. Veegt de vloer aan
met de KNVB, voorspelt de on
dergang van het interlandvoet
bal; hekelt de animositeit tussen
de trainers, hekelt minister Van
Doorn ook die tolereert dat vier
miljoen gulden in de sloot van het
kunstmatig in leven gehouden
Sport Real wordt gesmeten, he
kelt tenslotte de mensen die bin
nen het voetbalbedrijf met niets
en niemand ontziende middelen
zowel het produkt als de spelers,
de- trainers en alles wat daarbij
hoort, willen uitbuiten of afko
pen.
Wanneer hij tenslotte zwijgt, plot
seling weer een verlegen indruk
makend, neemt hij wat houterig
de complimenten van de colle-
ga's in ontvangst. „Kranig Jan.
Klare taal. Moest allemaal maar
eens gezegd worden. Succes bij
Oranje Jan. Laat je niet kis
ten.
Later in zijn werkkamer terwijl zijn
blauwe ogen vaak onrustig heen
en weer flitsen, is hij minder zelf
verzekerd, lijkt lichtelijk ge
schrokken van zijn toespraak.
Weigert de rede te laten kopiëren.
Was het een typische „interim"-
toespraak van iemand die bin
nenkort toch weer opstapt?
Zwartkruis ontkennend: „Ik heb
gezegd wat in me leeft, wat ik
voel, hoe ik de toekomst zie. Dat
zou ik ook gedaan hebben als ik
de man zou zijn die Oranje tot en
Is hij zelf ook een individualist?
Zwartkruis nadenkend: „Ik ge
loof van wel. Net als mijn vader.
Die had een boerderij in Eist in de
Betuwe. Moest-ie in de crisis ver-
kopen, doodeenvoudig omdat er
geen geld meer was. Dat was de
mentaliteit in die jaren. Schulden
maakte je niet, daar waren de
mensen te trots voor. Het moet
verschrikkelijk voor die man ge
weest zijn om zijn enige bezit
kwijt te raken. We gingen er vlak
bij wonen. In een klein huisje. Ik
herinner me dat nog precies. Elke
morgen, echt elke morgen, stond
vader dan voor de deur en dan
keek hij naar de boerderij. Zwij
gend. Ik zal dat nooit vergeten".
Mijmerend: „Ik hield ook van het
plattelandsleven. De vrijheid. De
ruimte. Op de lagere school
maakte ik er een potje van. De
twintig kwam ik in zo'n revalida
tiecentrum voor jongens die uit
Indië terugkwamen met afge
schoten benen, armen of andere
verwondingen. Ze moesten weer
leren bewegen. Daar was een
hoop leed. De tijd was anders, de
mentaliteit ook. Ze werden nog
als helden beschouwd. Maar als
ik probeerde uit te vissen hoe ze
die gevechten nou echt onder
gaan hadden, dan klapten ze toch
dicht. Dan zeiden ze, waarom ga-
je zelf niet, dan weetje het.
Het militaire elftal. Zwartkruis'
troetelkind. Zijn houvast nu nog
in een tijd waarin hij meent niet
voor vol te worden aangezien,
hëtgeen hij onwillekeurig onder
streept door vol vuur het tegen
deel te willen bewijzen.
Zwartkruis schamper: „Geen erva
ring heb ik, zeggen ze, voor zo'n'
met de wereldkampioenschap
pen zou begeleiden".
Wil hij die man niet zijn? Aarze
lend: „Niet willen is een groot
woord. Er niet aan toe zijn mis-
schien. Ik ben er niet naar toe ge
groeid. Tien jaar eerder zou ik de
kans met beide handen hebben
aangegrepen als die mij geboden
werd. Maar nu, nu ben ik al boven
de vijftig. Daarbij, ik heb een be
paalde positie bij de luchtmacht,
waarbij ik met zo verschrikkelijk
veel facetten van de sport in aan
raking kom. Misschien is alleen
voetbal te eenzijdig voor mij".
Glinsterende ogen nu: „Ik hou van
volleybal, van topbasketbal, van
zoveel andere sporten. Daar kan
ik zo intens bij genieten, van het
werk van een vedette ook, de in
dividualist die ongrijpbaar een
wedstrijd kan beslissen".
onderwijzer zei altijd, je oudste
broer die komt er wel, maar jij zal
weinig bereiken. Later ben ik
toen naar het gymnasium gegaan
en na het eindexamen wilde ik
naar de sportacademie. Maar
daar was geen geld voor. Toen in
dienst. Gezorgd dat ik bij de op
leiding van sportinstructeur
kwam".
Dat impliceerde dat hij ondanks
zijn gymnasiumopleiding zou
moeten toetreden tot het onder
officierenkorps? Zwartkruis:
„Dat interesseerde me niet. Ik
wilde in de sport en in het leger
lag mijn kans. Daarbij, op mijn
strepen heb ik nooit gestaan".
Hij zou uiteindelijk coach van het
militaire elftal worden. In het be
gin kwam er weinig van zijn spor
tieve dromen uit.
Zwartkruis: „Als broekje van krap
zware taak als bondscoach. Maar
ik ben toch al overal geweest met
het militaire elftal".
Hij dreunt het rijtje op: „Turkije,
Griekenland, Irak, Spanje, Enge
land, Frankrijk". In Bagdad is hij
geweest, hij is nu niet meer te
remmen. „Wat denk je watje daar
moest improviseren, 's Avonds
om negen uur was het er nog
veertig graden heet. Bijna alle
jongens, Van Beveren, Hulshoff,
doodziek. Zware koorts. Ik met
de thermometer langs de bedden.
De volgende dag toch met de jon
gens het veld op. Karakter had
den ze. Toen, toen werd ik ook
coach van het militaire wereldelf
tal".
Hij kauwt er nog genietend op na.
Coach van het wereldelftal! Hij
Jan Zwartkruis.
Pats.
De illusie ligt aan stukken.
Zwartkruis eerlijk: „Ik weet het
niet. Ze vroegen me. Er zat een
hoop werk aan vast. Met een jeep
langs de hotels in Bagdad om de
beste spelers van elk team los te
praten. Van Beveren natuurlijk
in de goal. Tegen Irak speelden
we. Hij keepte een wereldpartij.
1-1 werd het.
Hard
Is hij dus wel hard genoeg voor een
baan als bondscoach. Zwart
kruis: „Hard, hard, natuurlijk
ben ik hard. En eerlijk. Wat denk
je dat er aan me getrokken is in de
loop der jaren. Kwam er een ver
tegenwoordiger van een club. Of
ik Barry Hulshoff die toen in
dienst zat niet over kon halen bij
die club te gaan spelen. Zaterook
een duizendje voor mij aan. Dat
weigerde ik natuurlijk. Ik ben
niet om te kopen. Later zei zijn
vader op de tribune bij Ajax nog
tegen me, bedankt meneer
Zwartkruis dat u daar niet inge
stapt bent. Want anders had Bar
ry nooit zoveel bereikt.
Baret
Vertederd: „Ik heb er zoveel gehad
in het leger, de vedetten, Suur-
bier, Mulder, Klijnjan, noem-
ze maar op.
Problemen zat. Klijnjan had altijd
wat. Een douw voor dit, een douw
voor dat. Dan moest-ie op rapport
komen en dan vergat-ie zijn ba
ret. En dan kreeg hij daarvoor
ook weereen douw. Dan moesten
we spelen en dan moest ik hem er
uit praten. Niet gemakkelijk.
Want vaak zagen de commandan
ten een eenvoudige sergeant-
trainer niet staan. Maar ja, dan zei
ik, ik moet Klijnjan hebben, de
eer van het leger staat op het spel,
en dan kreeg ik hem toch.
En Suurbier he. Aan tafel ging ik
altijd dicht bij hem zitten. Anders
lagen de gehaktballen in de pud
ding en de sinaasappelen in de
soep. Altijd grappen maken. Ook
een individualist. Maar wel een
die zich verstandig aanpaste.
Volgens mij had hij nog nooit een
kerk van binnen gezien, maar wel
was hij in dienst het hulpje van de
kapelaan, want? dat baantje was
natuurlijk een makkie".
Keus
Voelt Jan Zwartkruis zich niet de
vierde keus nadat om allerlei re
denen Knobel niet terugmocht
en Michels en Kohn niet wilden
komen?
Jan Zwartkruis trots: „Ik was toch
niet in de race. Ik had toch gezegd
dat ik niet wilde. Dus voel ik me
ook niet gepasseerd. Maar ja, toen
ging het mis met die anderen en
toen kwamen ze tooh bij mij. Eer
lijk ik voelde er echt weinig voor.
Afhankelijk
Het is zo ontzettend moeilijk een
Nederlands elftal op te bouwen.
Je bent zo afhankelijk van de in
het buitenland spelende vedet
ten. Het kan niet, omdat de
volkswoede zou oplaaien, maar
eigenlijk zou je een Nederlands
elftal alleen maar moeten forme
ren uit in Nederland werkende
spelers. Maar goed, de KNVB
vroeg me weer, de minister moest
toestemming geven en toen die er
was had ik nog mijn bedenkin
gen".
Realistisch: „Ik kan toch alleen
maar struikelen. We moeten min
stens gelijk spelen tegen de Bel
gen, maar liever winnen. Als we
winnen zegt iedereen, kunst met
Cruijff en Neeskens en als we ver
liezen zegt iedereen, wat een kaf
fer die Zwartkruis, die kan geen
eens winnen met Cruijff en
Neeskens. Dus ik aarzelde nog.
Moeilijk anders
Maar toen zei de generaal, ben je
bedonderd, Jan, de minister
heeft al toegestemd. Je wordt ge-,
roepen en dan kan je niet thuis
blijven. Daarbij, het is een eer
voor de luchtmacht dat jij bent
uitverkoren, ga dus en help de
KNVB uit de misere. Tja, en toen
zag ik ook wel in, dat ik moeilijk
anders kon".
HALFWEG - Heeft Rudie Lubbers tijdens het twee uur
durende gesprek bewust schoonschip gemaakt, of is de ooit
tot een van Europa's beste zwaargewichten opgeklommen
bokser het beu bij herhaling te worden uitgemaakt voor een
afgetakelde pugilist?
Feit is, dat Rudie Lubbers (31) tij
dens het gesprek - dat het karak
ter kreeg van een openhartige
biecht - zelf de veronderstelde
vermoedens bevestigt en er rond
voor uitkomt in zijn meest re
cente partijen vrijwillig nederla
gen te hebben geïncasseerd:
Door
Hans Soeters
„Laat ik het nou maar zeggen: ik
heb erg gemakkelijk m'n geld
verdiend".
Om iets van de strekking van zijn
„biecht" te kunnen begrijpen, is
een korte terugblik naar Lub
bers' meest recente periode uit
zijn ooit zo glanzende carriere
noodzakelijk. 20 Oktober 1973. In
Djakarta dringt Rudie Lubbers
zich in een heldenrol door tegen
wereldkampioen Muhammad Ali
de volle twaalf ronden tegen
stand te bieden.
Een sprongetje in de tijd. Lubbers'
glorieuze partijen tegen Dave
Bailey, Joe Bugner, Tshikuna en
Del Papa zijn in het vergeetboek
geraakt. 31 Oktober 1975: knock
out in de tweede ronde tegen de
Italiaan Adinolfi. Weer een half
jaar later, 22 mei 1976: knock out
in de derde ronde tegen de Zuid
afrikaan Mike Schutte. 8 Oktober
vorig jaar, een absoluut diepte
punt: knock out in de derde
ronde tegen de Uruguees Evan-
gelista.
Verbitterd
11 Januari 1976. In zijn kantoor in
Halfweg, een bezig dorp onder de
rook van Amsterdam, praat Ru
die Lubbers aanvankelijk luch
thartig over het roemloze einde
van zijn bokscarriere. Zegt: „Is er
soms wat op tegen om gemakke
lijk een paar centen te verdie
nen?". Hij komt er later in het ge
sprek heel wat serieuzer op terug.
Zijn stem klinkt dan duidelijk
verbitterd: „Ik kan er nu gerust
voor uit komen. Natuurlijk heb ik
in die laatste partijen gemakke
lijk mijn geld verdiend. Maar wat
moest ik dan? Ik ben professio
nal, maar in Europa kon ik geen
droge snee brood verdienen. Er
waren geen tegenstanders, want
ik was te goed voor ze. En wat
Rudi Lubbers, in de tijd dat hij
het publiek nog recht in de ogen
kon kijken
doet Rudie Lubbers dan? Hij is
een prijsvechter, gaat wedstrij
den boksen om tenminste aan de
bak te kunnen komen".
Hij vraagt om begrip. „Wees eens
eerlijk: als ik, door van jou te
winnen, duizend gulden kan ver
dienen, maar tegen een ander
tienduizend mits ik verlies, wat
doe je dan? Ik weet het wel, ik ga
neer en pak die centen mee. Na
tuurlijk is het waar dat ik in die
laatste partijen minder klappen
heb gehad dan in, bijvoorbeeld,
in mijn partij tegen Bas van Dui-
venbode. Het is zo, maar wat
moest ik dan? Interen op het geld
dat ik verdiend had..??" Hij blikt
terug naar zijn meest recente ne
derlaag tegen de Uruguees Al
fredo Evangelista. Erkent dat hij
op twee onbetekenende stootjes
op het lichaam vrijwillig neer
ging. Verduidelijkt: „Je kent dat
wel, een stoot tegen het lichaam
en je grijpt van pijn naar een be
paalde plek. Je doet net alsof je
het nog probeert, maar zakt bij de
volgende stoot opnieuw in el
kaar". Zegt dan fel: „En dat, ter
wijl hij niet eens in staat was ge
weest om m'n gezicht te raken.
Maar goed, die centen had ik
tenminste weer meegepakt".
Twijfels
Het lijkt op de biecht van een bok
ser, die zonder trots terugkijkt op
het slot van zijn loopbaan, maar
de wetenschap heeft nog best en
kele jaren strijd te kunnen leve
ren. Rudie Lubbers, 31 jaar pas,
voelt dat zo en zou het graag nog
eens bewijzen ook. Maar de sinds
kort als mede-directeur van een
groothandel in zelfbedieningsar
tikelen geïnstalleerd Lubbers,
wordt verscheurd door twijfels.
„Aan de ene kant zou ik ontzettend
graag nog een keer willen laten
zien wat ik werkelijk nog kan,
maar aan de andere kant voel ik
er niets meer voor. Moet ik dat op
sensatie, beluste publiek dat ple
zier nog wel gunnen? In Neder
land doe ik het nooit goed. Stel
dat ik tegen Hennie Thoonen ga
boksen en ik win, je weet wel, op
mijn manier tik tik - en maar om
'm heendraaien, wat zegt het pu
bliek dan? Vijftig procent had
liever Thoonen zien winnen en de
andere vijftig procent zegt: hij
kan 'm nog niet eens neerslaan.
Ergens wil ik nog wel een keer,
maar eigenlijk ben ik er hele
maal niet zo happig op".
"Financiëel is een partij in Neder
land voor mij helemaal niet inte
ressant, want op mijn gage wordt.
te laten zijn. Hoe kan zo'n man
mijn belangen verdedigen als hij
zelf gebaat is bij een zo laag moge
lijke gage? De combinatie mana
ger-promotor zou door de boks-
bond verboden moeten worden".
En dus vefviel Rudie Lubbers, bij
gebrek aan tegenstanders, in het
boksen van gemaakte partijen.
Verliezen op afspraak, omdat hij -
ooit tegenstander van Muham
mad Ali - in het buitenland nog
volle zalen trok. Een bokser in
zijn nadagen, heet het thans,
maar de realiteit is dat de mo
menteel tot honderd kilogram
onmiddellijk beslag gelegd om
dat ik ooit dat proces tegen Ter-
meulen verloor. Maar in dit geval
gaat het mij helemaal niet om het
geld, terwijl ik er bovendien uit
de reklame-opbrengsten nog wel
wat aan over kan houden. Vol
gens mij maken we hier in Neder
land echter de grote fout om een
promotor ook nog eens manager
uitgedijde Lubbers nog jaren
jonger is dan Thoonen en diens
uitdager Jan Lubbers. „Ik had
nog jaren meegekund", geeft hij
toe, „alleen weet ik nog steeds
niet of ik dat ook wel wil. Ergens
is er in de bokssport zoveel on
recht, zit er zoveel rottigheid in,
dat ik geneigd ben het hier-
maar bij te lóten".
„Op 1 september was ik vijftien jaar
lid van de boksbond. „Jarenlang
ben ik het paradepaardje ge
weest, maar op het ogenblik is het
al zo ver dat ze me eerder tegen
dan medewerking verlenen. Ik
had graag een boksschooltje be
gonnen, met jongens die talent
hebben. Dat kan, maar dan moet
ik wel eerst een cursus volgen.
Waarom nou niet: voor bewezen
diensten, alstjeblieft rIk heb er
varing en durf te zeggen dat ik er
meer verstand van heb dan die
instructeurs, die dan je docenten
zouden zijn. Ik weet wat ,er te
koop is. Daarom kan ik zeggen
dat er in Nederland maar weinig
goede trainers zijn. Willy Scha-
gen en Lou van Sinderen ja, maar
dat zijn er nog maar twee
Puinhoop
Rudie Lubbers is in zijn enthou
siasme, afgedwaald van het on
derwerp: een titelgevecht. Zegt
tot slot: „De boksspprt is een ge
weldig mooie sport,'maar men is
bezig er een puinhoop van te ma
ken. Toch zou ik best nog wel een
keer echt voor m'n kansen willen
gaan, en na de dingen die hij over
mij gezegd heeft, graag tegen
Thoonen. Op zo'n moment voel ik
mij weer de sportman die in z'n
eer is aangetast. Toch twijfel ik
nog, omdat ik de vreugde in mijn
sport ben kwijtgeraakt
ZATERDAG 22 JANUARI 1977
PAGINA 19
Zwartkruis hier met Cruijff.