In nu rimpelloos Joegoslavië dreigt straks 'stammenoorlog' "NUTTIG EN OPENHARTIG zatt^dag 15 januari 1977 Miodrag Bulatovic, één van de weinige Joegoslavische schrijvers die nog wel eens in het Nederlands worden vertaald, schreef ruim een jaar geleden een boek ("Mensen met vier vingers") dat nu al de grootste bestsel ler van Joegoslavië sinds de oorlog is. Het gaat over internationale mis daad en terreur, en omdat de Joe- goslaven er een grote rol in ver vullen is men er in het land van Tito nog steeds niet over uitge praat. Onlangs hield de televisie een en quête in Belgrado, de hoofdstad van heel Joegoslavië maar ook van de deelrepubliek Servië. De meeste voorbijgangers zeiden, dat ze vooral het eerste deel van Bulatovic's boek heel erg goed vonden. Schurken "Dat is niet zo verwonderlijk", hield mij een schrijver in Zagreb, de hoofdstad van de deelrepu bliek Kroatië, voor. "In dat eerste deel worden een paar godslieder- lijke Kroatische schurken ten to nele gevoerd. En dat lezen de Serviërs nou eenmaal graag". Daarmee zitten we midden in het probleem dat onder de ogen schijnlijk zo vredige, rimpelloze oppervlakte van de socialistische federale republiek Joegoslavië (SFR J) schuil gaat en dat volgens velen na de dood van Tito tot een catastrofale uitbarsting zal ko men: de nationaliteitenkwestie. Een paar hoofdlijnen ter verdui delijking. De Serven (8V2 miljoen) zijn het tal rijkst. In de vroege middeleeu wen waren zij de "natuurlijke" heersers van dit deel van Europa, totdat zij in de veertiende eeuw onder de Turken kwamen. Een heerschappij die tot het begin van onze eeuw heeft geduurd en die het land weinig goeds heeft gebracht. Nog steeds worden tal van zaken aan de Osmanen gewe ten: onderontwikkelde land bouw, gebrek aan industrie in bepaalde gebieden, krotwonin gen. Gerochel Toen ik eens een opmerking maakte over dat eeuwige gesnor- kel en gerochel, die constante fluimenkwakkerij op straat waar ik nog steeds misselijk van word als ik het hoor of zie (ik was er in november, een vochtige, koude maand; extra attractie was der halve het neus-snuiten-zonder- zakdoek) zei mijn metgezel, een keurige Serviër "Maar wil je als jeblieft niet vergeten dat we hier zes eeuwen Turken hebben ge had!" Van de Serven wordt gezegd, dat zij ondanks dat juk van de sultan er nooit helemaal onderdoor gegaan zijn, en dat ze nog steeds de oude groot-Servische droom koeste ren, wat dat dan ook moge zijn. Dan de Kroaten, met 472 miljoen de tweede grote volksstam. Een blik op de landkaart is al voldoende om te begrijpen, dat zij in de eeu wen dat Servië naar het oosten gekeerd lag juist veel meer in vloed van het westen hebben on dervonden. Samen met Slovenie, dat aan Oostenrijk grenst, heb ben zij voornamelijk West- Europese heersers gekend. Pas met het verdrag van Versailles in 1918 werden zij losgemaakt van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie, om weer gekoppeld en ondergeschikt gemaakt te worden aan de Serviërs, met wie zij in feite heel weinig van doen hadden. Alleen al door het ver schil in godsdienst (Kroatië is overwegend rooms-katholiek, Servië heeft een eigen orthodoxe kerk) had men in 1918 kunnen weten dat hier een nieuw kruitvat werd gevuld. Oude droom Dat bleek al 23 jaar laten de Italia nen en de Duitsers waren de Bal kan binnengevallen, de partiza nen begonnen zich in diverse streken moeizaam te organiseren maar in Zagreb kwam het in 1941 tot de stichting van de Nezavisna Drzzlava Hrvatska (onafhanke lijke staat Kroatië). Voor veel Kroaten was dat de vervulling van een oude droom, ook al bleek weldra dat er vergaande collabo ratie met de nazi's voor nodig was om die onafhankelijkheid te kunnen handhaven. Op feestdagen wapperen op Joegoslavisch grondgebied dundoeken van vijf buurlanden... Voor die collaboratie zorgde Ante Pavelic met zijn Ustasa, een moordenaarskeurkorps van Kroatische nationalisten dat met ongehoorde wreedheid tekeer ging tegen de Serviërs die in de loop der tijden naar Kroatië wa ren verhuisd. In de oorlog heeft de Ustasa zeker 350.000 Serviërs gedood; hoe eufemistisch dit werkwoord is moge blijken uit het feit, dat Duitse en Italiaanse troepen geregeld tussenbeide kwamen omdat zij de gruwelda den van de Ustasa niet meer kon den aanzien. Typische Balkan-verwarring en onduidelijkheid: in datzelfde Kroatië, rond de grens met Bosnie-Herzegovina, bevond zich ook het centrum van het partizanen-verzet. Daar deden ook veel Kroaten aan mee, die aan het verjagen van de nazi's prioriteit gaven boven het rege len van onderlinge twisten met de Serviërs. Onder hen de groot ste Kroaat aller tijden: Josip Broz Tito. Die waanzinnige Kroatische moordpartijen uit de tweede we reldoorlog zijn een traumatisch gegeven geworden voor de Ser viërs. Direct na de oorlog begon nen zij, in de oprichtingsfase van de SFRJ, Kroatië te herkoloniali- seren. Nog steeds bestaat de lei ding van de Kroatische liga van communisten overwegend uit Serviërs, en het politiekorps is voor driekwart uit Serven opge bouwd. Wel wat overdreven, als men weet dat er thans 240.000 Serviërs in Kroatië wonen op een totaal van 472 miljoen Kroaten. Kruimels "Van echte onderdrukking kun je natuurlijk niet spreken", vindt een Kroatische architect, "maar we worden wel altijd als tweeder angs burgers behandeld. Wij krijgen de kruimels die in Bel grado overblijven. Ga maar na: al onze openbare instellingen zoals het theater, de scholen, de biblio theken, de musea en de grote in stituten dateren nog uit de Oos tenrijkse tijd. Terwijl ze in Bel grado voortdurend kolossale nieuwbouw uit de grond stam pen. Natuurlijk: Belgrado is in de oorlog verwoest en Zagreb niet, maar dat betekent toch niet dat wij niets meer krijgen". Het gevoeligst voor de Kroatische nationale sentimenten is de eco nomische behandeling die het land heeft te verduren. Een Kroa tische fabrieksdirecteur geeft, na lange aarzeling, toe: "Wij worden eigenlijk uitgebuit. In Belgrado gaan ze ervan uit, dat wij een voorsprong hebben in de indus triële ontwikkeling, en dat was Door Alexander Münninghoff ook zo vlak na de oorlog. Nu is dat veel minder, al is onze levenss tandaard nog steeds hoger dan in de rest van Joegoslavië. Maar wij moeten in feite werken voor de arme gebieden van de federatie, zoals Kosovo". "Sommige fabrieken moeten tot 20 pet. van hun winsten afstaan aan een federaal fonds dat in Bel grado centraal beheerd wordt, en waarmee nieuwe fabrieken in Kosovo worden betaald. Nou, in Kosovo zitten Albanezen. Wat hebben wij met die lui te maken, zeg nou zelf. Weggegooid geld, vind ik, want ze zijn daar nog he lemaal niet aan dingen als marke ting en modern management toe". Doodziek Elders hoorde ik het verhaal van de fabriek uit Slovenië, die zo dood ziek werd van dat telkens weer geld storten voor het noodlij dende achtergebleven Kosovo dat ze bij het horen van de plan nen voor een nieuwe fabriek in die streek een bijzonder voorstel deden. Ze waren bereid een groot bedrag ineens te storten, op voorwaarde dat die fabriek in Kosovo niet gebouwd zou wor den. Dan hoefden ze tenminste niet jarenlang de te verwachten tekorten met hun eigen zuur ver diende geld aan te vullen, was de redenatie. Nu is dat wel een beetje overtrok ken: zo verschrikkelijk slecht wordt er niet gewerkt in de auto nome provincie Kosovo. Ik heb er een hele week vertoefd, en ie dere dag zat het hotel vol met bui tenlandse zakenlieden die in zeer omvangrijke, kostbare onder handelingen verwikkeld bleken met het lokale gouvernement. Want Kosovo is rijk aan bodem schatten, en dat wordt nu einde lijk geëxploiteerd. "Maar ja, het blijven Albanezen", zegt een Servische student die in Prisjtina zijn doctoraalstudie economie afmaakt. Hij behoort tot de steeds kleiner wordende Servische minderheid in Kosovo (nu nog zo'n 200.000 Serviërs tegenover ruim een miljoen Al banezen), en hij heeft het er af en toe wel moeilijk mee. "Als ze in hun eigen taal gaan praten voel ik me buitengesloten", klaagt hij, "en ik mag nooit op hun feestjes komen". Razzia's Kosovo werd na de oorlog een tijd lang efficiënt onder de duim ge houden door Aleksandr Ranko- vic, een pathologische Albane- Volgens velen volgt na de dood van Tito een catastrofale binnenlandse uitbarsting zenhater en chef van de geheime staatspolitie. Ononderbroken razzia's en huiszoekingen vorm den zijn onderdrukkingsmidde len: iedere vorm van Albanees georiënteerd nationalisme achtte hij levensgevaarlijk voor de fe deratie. Pas in 1968, twee jaar na de afzet ting van Rankovic, werd het be leid van Belgrado ten aanzien van Kosovo wat soepeler. Misschien was men wat geschrokken van de heftige studentenonlusten aan de universiteit van Prisjtina in jaar, in ieder geval werd het bruik van de Albanese taal ge lijkgeschakeld met het Servo- Kroatisch (of Kroatisch-servisch, zoals ze in Kroatië natuurlijk zeg gen) en mocht men in Kosovo zelfs de eigen vlag tonen. "Dood normaal" Met als uniek gevolg dat je in no vember, als ieder dorpje zijn ei gen bevrijdingsdag viert, in Ko sovo op Joegoslavische bodem vrolijk de vlag van het buurland Albanië ziet wapperen, door gaans aan een gevel waar ook al leen maar in het Albanees te lezen staat wat de inwoner voor zijn vak doet. "Ja maar, dat is toch doodnormaal"?, zegt een journa list uit Prisjtina. "Dat is de vlag waar wij in de oorlog voor ge vochten hebben". Net zo normaal vindt men het in overheidskringen, dat in Pula (Istrie, vlak bij Italië), de Ita liaanse vlag wordt uitgehangen, dat in de provincie Vojvodina het Hongaarse en Roemeense dun doek de officiële gebouwen tooit en dat in sommige gebieden van Macedonië en Kosovo de Turkse halve maan wordt uitgestoken. "Die toestemming durven we onze nationale minderheden best te geven", legt een regerings woordvoerder in Belgrado me geduldig uit, "de mensen lopen heus niet weg uit de federatie want het gaat ze veel te goed. Door zo'n simpele concessie als het recht op een eigen vlag zijn onze relaties met de buurlanden verbeterd en je voorkomt er een hoop nodeloze narigheid met onze minoriteiten mee". Bezet gebied Deze pragmatiek gaat in ieder geval op voor Macedonië, vroeger een Servische provincie maar nu een zelfstandige republiek binnen de federatie waar de mensen vrije lijk in het Macedonisch mogen praten. Dit ter onderscheiding van de Macedonische gebieden in Bulgarije en Griekenland, waar de eigen nationaliteit van dit oude volk nog steeds niet wordt erkend. Een lerares in Skopje: "Op school leren we, dat de Macedoniërs in Griekenland en Bulgarije in feite in bezet ge bied leven". Vanuit Belgrado wordt er met Athene en Sofia onderhandeld over deze problemen, en al zit er voorlopig geen schot in de be sprekingen, de inwoners van Ma cedonië vinden het prachtig dat het gebeurt en voelen zich volle dig in hun waarde gelaten als een apart volk. Ook de aanzienlijke Griekse minoriteit in Skopje, de hoofdstad, mag niet klagen: er zijn dagelijkse radiouitzendingen in het Grieks, al gaat men niet zo ver dat de vlag van het buurland in het openbaar mag worden ge hesen. Zware klap Maar wat in Macedonië lijkt te luk ken ligt in Kosovo en Kroatië zo moeilijk dat er in deze beide stre ken na de dood van Tito (die in de nationaliteitenkwestie door zijn grote persoonlijkheid een kalme rend effect heeft) wellicht moei lijkheden komen. De welvarende Kroatische en Sloveense fabrie ken krijgen er dan misschien ge noeg van op last van Belgrado (dat na Tito's dood een psycholo gisch gezagsvacuüm wacht) geld te storten in het Kosovofonds, met als gevolg dat in Kosovo de economie een zware klap krijgt. Met weer als gevolg daarvan, dat de nationalistische Albanese de ge voelens onder de bevolking de overhand overhand zullen krij gen. als ze ons in Belgrado in de steek laten, dan hoeven wij die federatie niet meer. En dat er na tionalisten in Kosovo huizen be wijst het proces van februari dit jaar in Prisjtina, waar februari zestien seperatisten tot zeer langdurige gevangenisstraffen werden veroordeeld. Een eventueel oproer in Kosovo zou dan de Kroatische nationalis ten de gelegenheid bieden hun bevolking op te roepen het voor beeld van de Albanese Joegosla- ven te volgen. Een oproep die grote kans van slagen heeft: in 1971 was Zagreb het toneel van nationaal getinte studentenop standen en de massale zuiverin gen onder de Kroatische intellec tuelen die daarop volgden heb ben de sfeer bepaald niet verbe terd. Indringers De rol van Ustasa, die nu haar bases in het buitenland heeft, valt daarbij niet te onderschatten. Nog steeds sturen zij op gezette tijden guerillagroepjes met de structieve opdrachten naar het verloren vaderland (vorig jaar nog ontplofte er op het station van Zagreb een kennelijk voor Tito bedoelde bom) en omdat het vaak lang duurt voordat de over heid de indringers te pakken heeft, kan men aannemen, dat er in de Kroatische bergen nog veel nationalisten zitten die niets van het Servische Belgrado willen weten en hun „eigen" vrijheids strijders maar al te graag behulp zaam zijn bij het vinden van een schuilplaats. Als je in Joegoslavië voor een westerse krant een reportagereis wilt maken, kom je allereerst in aanraking met het secretariaat voor informatie in de hoofdstad Belgrado. Een modern kantoor in het centrum van de stad. Vriendelijke ambtenaren nemen je verlanglijstje door en laten hun vriendelijke secretaresses koffie voor je halen. Er wordt gebeld naar fabrieken die je wilt bezoeken (zonder voorafgaande waar schuwing kom je niet verder dan de poort), politici, wetenschappers, kunste naars en partijbonzen krijgen een tele foontje: dan en dan komt er een Neder landse journalist bij U op bezoek om U over bepaalde onderwerpen (die worden ook van te voren aangekondigd) vragen te stellen. Trouwe leden bouw met een programma voor vier we ken Joegoslavië op zak. Een nadeel van zo'n centraal geregeld programma is, dat je een hoop tijd verdoet met mensen die weliswaar trouwe partijleden zijn maar je niets kunnen of willen vertellen. Het is telkens weer hetzelfde verhaal dat je te horen krijgt: ze zijn blij met je belangstel ling voor Joegoslavië, en je hebt zeker al gezien hoe goed het gaat met het land. Dankzij Tito en het systeem van zelfbes tuur, de samouprava. En het niet aflaten de, constructieve en creatieve werk van de partij, de Liga van Communisten, niet te vergeten. Knabbelnootjes Eén van deze gesprekken was met de se cretaris voor onderwijs van.de autonome provincie Kosovo. Hij sprak Albaans, wat niet zo vreemd is want Kosovo (1.200.000 inwoners) bestaat voor drie kwart uit Albanezen. Eigenlijk wilde ik maar één ding van hem weten: hoe was het mogelijk geweest dat in 1968 aan de universiteit van Prisjtina, de hoofdstad van Kosovo, studentenrellen waren uit gebarsten, waarbij militairen waren in gezet en twee doden en tientallen ge wonden waren gevallen. En viel er in Provocatie De secretaris: „Als iemand uit een ander land deze vraag zou stellen, zou ik dat als een provocatie opvatten. Maar omdat U komt uit een ons goedgezind land, heb ik geen reserves om deze vraag te beant woorden. In de eerste plaats vinden wij de gebeurtenissen van 1968 een normale fase van onze ontwikkeling hier. In die periode begonnen wij juist te discussië ren over een groot aantal thema's die ons sociale, culturele, economische en poli tieke leven betroffen. Propaganda Met een maximale dosis democratie hebben wij toen de zaken ter hand ge nomen, op een creatieve en actieve wijze. Maar er was sprake van buitenlandse propaganda. Wij kennen alle bronnen daarvan; ook onze emigranten in het bui tenland zitten daarachter". „Dus de relletjes en opstanden van 1968 werden gedeeltelijk vanuit het buiten land opgezet?" „Jazeker, ja". „Welke landen zaten daarachter? Kunt U een paar landen noemen? Amerika? Duitsland? Rusland?" „Alle landen waarin deze elementen zien bevinden. U moet weten dat dit lènd voor de oorlog een grote chaos was, een ach tergebleven gebied. Nu hebben we zelf bestuur, zoals U weet. De mensen heb ben het nu goed hier, dank zij de sa mouprava". „Wat waren de plaatselijke breekpun ten in 1968? Waar waren de studenten hier toen ontevreden over, wat waren- hun klachten?" „Er was buitenlandse propaganda in nei spel, maar die heeft nu geen kans meer. Er waren ook een hoop meelopers, be grijpt U? Het was onjuist van de jonge mensen, dat zij in 1968 iets vroegen dat tegen onze maatschappij gericht was". „Wat vroegen ze dan?" „Alles wat ze vroegen zou toch al door onze regering ingewilligd zijn. Het was gewoon een kwestie van tijd. De studen ten waren gewoon te haastig. De tijd was er niet rijp voor". „Maar wat vroegen ze dan, dat tegen w maatschappij gericht was? Vroegen ze bijvoorbeeld persvrijheid?" ..Nee. .ze vroegen niet om persvrijheid. Want die hadden we al. In onze maat schappij is alles vrij". „Maar wat vroegen ze dan in 1968?" „Ze wilden meer autonomie voor de uni versiteit, maar dat was hun allang gege ven. (Met stemverheffing:) In de grond wet staat immers dat alle problemen de mocratisch en vrij besproken zullen worden. Dat geldt voor heel Joegoslavië. Wij hebben in ons land een zeer gezond politiek klimaat, in het bijzonder hier in Kosovo. En dat is een grote verworven heid, gezien de vele nationaliteiten in Joegoslavië". „Er zijn in februari van dit jaar toch nog een paar nationalisten veroordeeld hier in Prisjtina? Ze kregen vijftien jaar, als ik me goed herinner". „Er zijn een paar individuen gearresteerd en veroordeeld, omdat ze zich in het openbaar niet wisten te gedragen. Ze schreven dingen op muren die tegen de staat gericht waren. Het zijn separatisten. Maar als op de 1.200.000 mensen er vier of vijf separatist zijn, dan is dat te verwaar lozen. De bevolking heeft ook geen en kele sympathie voor hen". „Hoe weet U dat?" „Nou, we hebben hier nu vrijheid en de mocratie dat is dan toch logisch, niet- Enigszins afgemat door het volgen van de pogingen van de secretaris om iedere vraag van mij totaal onbeantwoord te la ten, bedankte ik hem na deze laatste woorden voor zijn medewerking. Er ont spon zich nog het volgende gesprekje tij dens.het uitvoerig handenschudden. De secretaris: „Ik heb nogal veel vragen beantwoord die in feite buiten mijn competentie lagen". Ik: „Hoezo, U bent toch secretaris voor onderwijs?" Tot mijn niet geringe verbazing nam nu de tolk het woord: „Jawel, maar er zijn vra gen en vragen". Begrip vergroot De secretaris luidde het geheel op een passende wijze uit: „In ieder geval, ik ge loof zeker dat dit een openhartig, vrucht baar gesprek is geweest waar we allebei veel aan gehad hebben en dat ons weder zijds begrip heeft vergroot. En daar gaat het toch maar om: datje begrip hebt voor eikaars standpunten. En omdat U hier gekomen bent als vertegenwoordiger van een ons vriendschappelijk gezind land, heb ik er geen bezwaar tegen dat U mij in Uw artikel citeert. Ik weet zeker dat het een positieve bijdrage zal zijn. Tot Kosovo is het meest arme gebied in Joegoslavië. Als het regent oogt het gebied troosteloos

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 21