Anonieme en gratis hulp bij geslachtsziekten Natuurlijk komt het nooit meer goed in Zuid-Afrika, na Soweto Mantelmeeuw nog steeds bulten de wet 'Drempelvrije' klinieken in de vier grote steden Waar schijnlijk volgen grote vernielingen ZATERDAG 8 JANUARI 1977 EXTRA JPAGINA 2ll DEN HAAG/LEIDEN - De Haagse ziekenhuizen Leyenburg en Wes teinde krijgen binnen enkele maanden zogenaamde „drem pelvrije" poliklinieken voor gra tis hulp bij geslachtsziekten. De kosten komen voor rekening van de overheid. Het betreft hier een maatregel die de staatssecretaris voor Volksgezondheid heeft ge nomen voor de vier grote steden in ons land: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Leiden valt dus buiten deze rege ling. Het plan was oih dé poliklinieken al met ingang van het nieuwe jaar open te gooien. Maar de betrok ken instanties-GGD en de geza menlijke kruisverenigingen - hebben de zaak nog niet helemaal rond. Een moeilijk punt is de noodzake lijke begeleiding van patiënten door verpleegkundigen van de stichting Interkruis. Het is nog niet duidelijk of de ziekenhuizen daarvoor ruimte willen maken. Veel mensen durven niet goed om hulp te vragen als ze een ge slachtsziekte hebben opgelopen. Ze zijn bang dat anderen hen erop zullen aankijken. Daarom aarzelen ze ook om mensen, met wie ze sexueel contact hebben gehad, te waarschuwen. Om nu het taboe rond de geslachts ziekten te doorbreken en om zo veel mogelijk mensen te berei ken, komen er „drempelvrije" poliklinieken. „Drempelvrij" wil zeggen, dat iedereen die bij zich zelf geslachtsziekte vermoedt, vrij én anoniem het ziekenhuis kan binnenlopen. Een verwijskaart van de huisarts is voor behandeling in de polikli-' nieken - die zijn opgenomen in de afdelingen, waar ook andere ziek ten worden bestreden - niet no dig. Vrije toegang en anonimiteit ma ken de vraag naar hulp voor de meeste mensen gemakkelijker. Ze hebben dan meer het gevoel dat „hun geval" niet aan de grote klok wordt gehangen. Vrije en gratis begeleiding tijdens of na de behandeling hoort daar ook bij. „Opsporen" Een verpleegkundige kan iemand helpen bij het „opsporen" van „contacten". Dat zijn mannen of vrouwen, die door sexueel con tact mogelijk zijn besmet en die (nog) niet weten dat zij misschien ook een geslachtsziekte hebben. Hoewel men ervan uitgaat dat ie mand zelf de verantwoordelijk heid moet dragen voor degenen die zijn besmet, zijn er mensen die uit angst niet waarschuwen. In die gevallen zullen de ver pleegkundigen de contactperso nen per briefje optrommelen of zoeken zij hen thuis op. Geen cijfers Overigens blijkt uit de praktijk in onder meer de Amsterdamse po liklinieken voor geslachtsziek ten, dat zeventig tot tachtig pro cent van de contactpersonen die door anderen werden opgegeven, naar een dokter gaat om zich te laten behandelen. Niemand weet of het straks stoj-m loopt in de poliklinieken. In Den Haag rekent men op zo'n hon derd tot tweehonderd mensen per jaar, die gebruik zullen ma ken van de gratis hulpverlening. Hoewel artsen .sinds kort ver plicht zijn om het aantal gevallen van geslachtsziekten te melden bij de inspectie van de volksge zondheid, zijn er hier nog steeds geen landelijke cijfers bekend. Wel is er over de hele wereld een duidelijke stijging te zien van de belangrijkste vormen van ge slachtsziekten: gonorrhoe en syphilis. De eerste vorm (ook wel druiper genaamd) is minder ern stig dan de tweede en komt het meest voor. Behalve over cijfers uit het buiten land - waar al lang meldings plicht van geslachtsziekten be staat - beschikt men in ons land over gegevens* uit de Rotter damse en Amsterdamse polikli nieken. Ook dat materiaal geeft een toeneming van het aantal ge vallen van geslachtsziekten. Verwijskaart Over het vóórkomen van geslachts ziekten is nog maar weinig be kend. Het aantal mensen dat eraan lijdt, kan zelfs bij benader ing niet worden geschat. Tot nu toe dragen de huisartsen en huidartsen (al dan niet verbon den aan een ziekenhuis) de zorg voor dfc behandeling. IV^ar deze hulp is lang niet altijd gratis en voor de specialist zoals de hui- darts is een verwijskaart nodig van de huisarts. Voorlichting De voorlichting over geslachtsziek ten heeft nog lang niet iedereen bereikt. Hoewel er de laatste tijd wat meer doelgerichte acties op dat terrein worden ondernomen. De informatie in Den Haag loopt redelijk. De verpleegkundigen van Interkruis begeleiden men sen, die zich willen laten behan delen en geven tevens voorlich ting aan groepen. Pogingen die slechts een partje van de misver standen over geslachtsziekten wegnemen. Dat komt ook omdat deze infectieziekten altijd in het verdomhoekje hebben gezeten. De meeste mensen weten weinig of niets af van geslachtsziekten. Vaak wordt gedacht dat het iets te maken heeft met „niet was sen", „op een vreemde wc zitten", „een wondje aan het geslacht" enz. Ook beseffen veel mensen niet dat er voor geslachtsziekten mimninmaal drie personen nodig zijn, die sexueel contact met el kaar onderhouden. Gonorrhoe Dat gonorrhoe of syphillis ook be staat in homofiele relaties en dat het condoom het enige voorbe hoedmiddel is, dat besmetting kan voorkomen. Na een groot scheepse condoomcampagne in Zweden nam het gebruik ervan toe en daalde na verloop van tijd het aantal gevallen - van ge slachtsziekte. De toeneming van het aantal geval len van geslachtsziekten wordt meestal toegeschreven aan de maatschappelijke veranderin gen, waardoor het sexuele ver keer veel vrijer is geworden en op jongere leeftijd begint. Sommige deskundigen wijten het ook aan het feit, dat bepaalde vormen van geslachtsziekten in de loop der tijd minder gevoelig zijn gewor den voor antibiotica zoals penicil line. Angst Geslachtsziekten komen het meest voor tussen de 20 en de 35 jaar. Een fors aantal van die mensen vormt een kwetsbare groep, die uit angst en of onwetendheid niet tijdig wordt geholpen. Vooral waneer andere (verdrongen) pro blemen op de achtergrond mees pelen, wordt de vraag om hulp vaak uitgesteld. Verwacht wordt dat de „drempelvrije" poliklinie ken het taboe zullen doorbreken, omdat veel mensen zich daar vei lig voelen. Rellen in Soweto: trauma voor de jongeren. Vroeger bespraken alleen de rijken en liberalen in Zuid-Afrika op feestjes de verschillende manieren om zichzelf en hun geld het land uit te krijgen. Nu is het ook een onderwerp voor de niet-zo-rijken en de niet- zo-liberalen. De twijfel knaagt aan de vier miljoen blanken. Het is dat de regering-Vorster strikte beperkingen heeft inge steld op de uitvoer van devie zen. En dat de traditionele immigratie-landen een steeds strengere selectie toepassen. Anders zou Zuid-Afrika nu een grotere uittocht beleven dan na het bloedbad in Sharpevil- le in 1960. Door Stanley Uys Geen enkele Zuidafrikaan, blank of zwart, maakt zich tegenwoordig illusies dat 1977 niet een jaar zal zijn van strijd of zelfs een bloedig conflict. Na de „Zes maanden die Zuid-Afrika deden beven" beseffen zelfs de kortzichtigste blanken - zij het vaag - dat er zich in hun land een afschuwelijk menselijk de bacle heeft afgespeeeld. Wantje schiet niet 360 mensen dood, veroordeelt er niet 1381, legt geen 528 lijfstraffen op, brengt niet 2915 mensen voor de rechter en houdt er geen 697 om „veiligheidsredenen" ge vangen zonder een ontredder ing te veroorzaken die het land voor eeuwig zal tekenen. En die balans van zes maanden zwarte opstand is nog maar een be scheiden schatting. Trauma De rellen in Soweto, die op 16 juni begonnen, hebben vooral de jongeren onder de 21 miljoen zwarten een trauma bezorgd. Zij barstten op 16 juni los: in tegenstelling tot hun ouders konden ze niet langer met de apartheid leven. Men kan zich voorstellen hoe groot hun woede nu is, een halfjaar later. Na alle schietpartijen, razzia's, processen en gevangenschap. Met hamerslagen werden de openlijke demonstraties van het zwarte bewustzijn steeds weer vermorzeld en rrioest de verzetsbeweging onderduiken of uitwijken naar guerrilla trainingskampen over de grens. Dit is de generatie van zwarten waarmee de blanke Zuidafri kanen ooit eens over hun toe komst zullen moeten onder handelen. Maar is dat wel moge lijk? Veel blanken hebben het land al verlaten uit angst voor de toe komst. Dat is vooral een per soonlijke tragedie. Maar het is echt rampzalig dat de meerder heid van de vier miljoen blan ken besloten heeft zich in te graven, liever dan hun macht en voorrechten te delen. Overal in Zuid-Afrika is nu het onwezen lijke debat aan de gang over de vraag: „Zullen we het halen" of „komt alles weer goed?" Maar natuurlijk komt het nooit- weer goed. De zwarten zijn nu begonnen voor hun rechten te vechten. De blanken verzetten zich. Het re sultaat kan alleen maar een con flict zijn. En omdat er vijf maal1 zoveel zwarten zijn als blanken, kunnen zij het land van de ene crisis in de andere brengen. Een groot deel van de blanken beseft dat, en smeekt premier Vorster om dat ook te doen. Het is daarom niet eerlijk om die Zuidafrikanen af te schilderen als feestgangers aan de rand van het zwembad terwijl de vlam men van de opstand oversprin gen naar het dak van hun villa's. Maar er zijn veel te weinig van die blanken en ze hebben bo vendien geen macht. De strijd om de macht in Zuid-Afrika gaat nu tussen de zwarten en de Afrikaner-nationalisten. En de enige vaststaande factor in die toestand is: hoeveel vernieti ging zullen de Afrikaners over het land brengen, voordat ze gedwongen zijn tot bezinning te komen? Verwoestingen Dus zullen de verwoestingen waarschijnlijk aanzienlijk zijn. De Afrikaners zijn meer dan een politieke partij: de afgelopen vijftig jaar hebben ze onverdro ten voortgebouwd aan een maatschappij waarin zij alles voor het zeggen hebbeij. Maar als alle blanken de kans kregen hun ideeen naar voren te bren gen, in plaats van zich te on derwerpen aan de politiek van het Afrikaner-nationalisme, zou het naderende conflict minder hevig worden. Natuurlijk willen veel jonge zwarten - figuurlijk gesproken - ZuidAfrika met de grond gelijk maken om uit de as maatschappij op te bouwen. Maar voor anderen gaat het om de vraag: kunnen de twee be volkingsgroepen in een maat schappij samenleven als de- strijd is gestreden? Want ook daarna bestaat Zuid-Afrika nog steeds, als mede het grootste deel van zijn bevolking. Het is nu eenmaal onmogelijk om vier miljoen blanken de zee in te drijven of tot emigratie te dwingen. In een opzicht verschilt de rassenstrijd in ZuidAfrika van de voor gaande op het continent de omvang. De blanken hebben de wil en de wapens om zich aan hun voorrechten te blijven vastklampen. Onmogelijk Bijna overal elders in Afrika lie ten de zwarten hun vroegere overheersers in vergetelheid wegzinken of dreven hen het land uit. Dat is in Zuid-Afrika onmogelijk. Dus blijven blank en zwart op dezelfde grond wo nen en werken. Maar wat gaat er gebeuren met de levensstand aard van de blanken? Zullen ze zich uiteindelijk met hun nieuwe positie verzoenen? Of blijven ze gedoemd samen te leven met mensen die elke dag weer laten merken hoezeer ze de blanken haten? Observer-dienst Hoorspelmakers weten het al lang. Geen ander geluid verplaatst ons in de geest zo snel zeewaarts als meeuwengekrijs. In een oogwenk sleurt het ons uit de knusse beschutting van de huiskamer mee naar de hartstocht van het grote water. De laagste kreten in dat koor van rauwe stemmen perst de grote mantel meeuw uit zijn strot. Hij is de reus onder de meeuwen van het noordwes ten en hun onbetwiste meester. Hij neemt wat hem belieft. Buiten wat de zee aandraagt zijn dat in de broedtijd eieren en nakomelingschap van andere zeeen kustvogels. Hij schranst en er is niemand die hem te na komt. Buiten het broedseizoen vult hij zijn altoos knagende maag zelfs met volwassen koeten en alken als dat zo uitkomt. Geboortebeperking Toch heeft dit harde heersersoptreden van de grote mantelmeeuw nooit geleid tot het verdwijnen van andere vogelsoorten van zijn rotseilanden en klipstranden. De zo vraatzuchtig lijkende meeuw beheert zijn voed selbron met zorg. Hij waakt tegen indringers en pakt wat met weinig moeite te pakken is en het toch niet lang gemaakt zou hebben. Zweefvliegers Onbedreigd zijnde houdt hij zijn bevolkingssterkte zelf binnen de perken door zonodig de voortplanting een jaar over te slaan, wat twee of drie minder is. Eigen tal nimmer een last, andermans tal houden zoals gepast, evenwicht tot het einde der eeuwen, op de eilanden van de grote man telmeeuwen. Deze zeeschuimer dient de oerwet van de natuur voor beeldig. Jonge dieren willen wel eens weten waar de einder eindigt. In het najaar verlaten zij het barre gesteente van hun omspoelde geboortegrond aan de Britse en Noorse kusten.Zij laten zich, als echte zweefvliegers (rom plengte driekwart meter, spanwijdte een meter zeventig) door de wind naar het oosten en zuiden brengen. Waar steen is verpulverd tot zand en de golf zich doodloopt op het strand in plaats van zijn nek te breken op de klip is ook de kustlijn der lage landen te vinden. De jonge mantelmeeuw vindt er genoeg om zijn honger te stillen. Schelp dieren, vis, aangespoelde kadavers. Menselijk afval waar riolen in zee uitkomen, wat liggen blijft op havenkaden of drijft langs scheepsboord en walbeschoeiing. Verder het land in zijn er walmende vuilnisbelten en valt er achter de ploeg een maal aan malse wormen te halen. De grote snavel met de venijnig neergebogen punt pikt, hakt en scheurt. En bevalt het allemaal goed in die vreemde streken dan stelt de mantel- meeuw zijn vertrek moeiteloos tot na de zomer uit. Het optreden van de grote mantelmeeuw buiten zijn eigen domeinen heeft niet ieders instemming. Binnen dat zomerhalfjaar valt namelijk de broedtijd en daarmee een mate aan eieren en jongen die welhaast tot overeten dwingt. De jonge mantelmeeuwen tasten dan ook gretig toe. Vooral op de Waddeneilanden (op Terschelling is een broedkolonie van de twintig centimeter kleiner uitgevallen kleine mantelmeeuw, die in alles behalve zijn mantel op de zilvermeeuw lijkt). De Nederlandse na tuurbeheerders zien die roof- en vreetpartijen ongaarne. Al sedert tien tallen jaren ontbreekt de grote mantelmeeuw daarom op de lijst van wettelijk beschermde vogels. Ook de komende twee jaar. Want bij de jongste herziening werd de beschikking aangaande de grote mantel meeuw niet gewijzigd. De politie kan afschietvergunningen geven aan ieder die het schadelijk zijn van de rozepotige, geelsnavelige, kilogige vrijbuiter met zijn zwarte rug en zwarte, witgezoomde vleugels kan aantonen. Hardvochtig Het wederom buiten de wet stellen van de grote mantelmeeuw lijkt hard vochtiger dan het is. Er wordt zelden op meeuwen geschoten. Het minis terie van crm, waaronder de vogels vallen, is echter niet ongenegen de routine te doorbreken en gaat na het vergaren van nieuwe gegevens de wettelijke positie van de grote mantelmeeuw nader bezien. Over twee jaar weten we hoe of wat. Thuiskomst Dan hebben de grote mantelmeeuwen van voorjaar '76 hun vlekkerig bruine jeugdkleed verwisseld voor het wit en zwart van de heersers over wind, schuim en nederiger genesteld zeevogelvolk. De grootste en sterkste trekken weg, maar keren terug uit het zuiden en oosten naar hun eilanden achter de dampen van de warme golfstroom. Een thuis komst na een jaar. Onherroepelijk. Want vogelvrij op vreemde kust waren zij geketend aan de plek waar het duister van de eischaal brak en de hemelkoepel zich verblindend openbaarde. Waar het beuken op gele oudersnavels een stortvloed van uitgebraakt voedsel opleverde en waar voor de komende twintig levensjaren het heerlijk vrouwvolk wacht. Laten wij genieten van hem zolang hij bij ons is. Hem zeker niet schieten. Hij is de echte schadelijke niet. Eenzaam is hij. Hoeveel andere meeu wen hem mogen omringen. Een enkeling met koude ogen. Die in de zwerm hoort maar er geen eenheid vindt. Gedoemd, gelijk alle wezens die opgedragen zijn aan de zee.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 21