Hendrik van Oostende:
kersverse
handelsreiziger van de
Bond tegen Vloeken
ele opluchting, da
et meer in de luch
"In Nederland zal er
voor mij altijd werk
aan de winkel blijven"
Door
Herman van Amsterdam
Hendrik van Oostende in zijn
kantoor: een bovenkamer met
spreuken behangen
Hendrik van Oostende
denkt eerst heel diep na als
we hem vragen of hij in
zjjn leven ooit een vloek
heeft laten rollen. Hij kijkt
peinzend voor zich uit, ziet
dan in dat ontkennen geen
zin heeft en komt dan
voorzichtig tot een beken
tenis. Ja, hjj heeft één keer
gevloekt in zijn leven.
En hij herinnert het zich nog als de
dag van vandaag. "Ik was nog een
klein jongetje", zegt hij. "Ik
speelde op straat. Het was een'
stralende dag. Plotseling liet een
vriendje van me een vloek vallen.
Zomaar, zonder dat er een aan
leiding toe was. Dat is leuk, dacht
ik, dat doe ik ook een keer. En ik
deed het. Hij was er uit voordat ik
het wist. Maar wat schrok ik er
van. Die ene vloek heeft me
enorm aangegrepen. Daar ben ik
een hele tijd van onder de indruk
geweest".
Nu, zoveel jaren later, heeft Hend
rik van Oostende van het vloeken;
zijn beroep gemaakt. Sinds kort
is hij de nieuwe secretaris van de
Bond tegen het Vloeken. Hij gaf
er zijn beroep als godsdienstle
raar voor op. "De mensen keken
wel erg vreemd op toen ik mijn
keuze bekend maakte", zegt hij.
"Want in feite maakte de stap van
de- zekerheid naar de onzeker
heid. Maar die uitdaging nam ik
graag aan. Overigens, zonder
werk komen zitten in dit beroep
is bijna ondenkbaar. In Neder
land zal er voor mij altijd wat te
doen zijn".
Kantoor
Nederlands enige handelsreiziger
in het vloeken is 39 jaar, gehuwd,
vader van vier kinderen: twee
zoons en twee dochters. Woont in
een nieuwbouwwijk van Veen-
endaal. Heeft daar op de eerste
verdieping ook zijn kantoortje.
Een omgebouwde slaapkamer
van drie bij vier. Een breed stalen
bureau, een stencilmachine, een
kooi met kanariepiet, een zitje
voor bezoekers en een hoge dub-
beldeurs stalen opbergkast
waarin het reclamemateriaal van
de bond in talloze variaties en in
keurige stapeltjesJigt opgetast.
Hardboard wandbordjes, zelf
klevende stickers, ansichtkaar
ten, luciferboekjes, folders,
vloeibladen, sluitzegels, visite
kaartjes en bierviltjes, alle voor
zien van een vermanende tekst,
die oproept het vloeken in welke
vorm dan ook achterwege te la
ten.
Als handelsreiziger Van Oostende
de boer opgaat heeft hij in zijn
keurige actetas voor elck wat
wils. Alleen de spandoeken van
zeven meter lengte, waarvan de
bond er in totaal drie in bruikleen
kan afstaan, kan hü op zijn reizen
niet met zich torsen.
De voormalige godsdienstleraar is
zijn nieuwe loopbaan begonnen
op het moment dat de Bond tegen
het Vloeken herstellende is van
een bloedarmoede die zich vorig
jaar zo ernstig liet aanziei) dat het
ergste werd gevreesd.
Werfactie
Dat was begin 1975. Het aantal le
den van de bond lag toen nog be
neden de 5000. Nog nooit waren
het er zo weinig geweest. Zo'
wilde men niet verder gaan. Of
het ledenaantal van de bond
wordt minstens verdubbeld óf
we kappen ermee, zo luidde het
ultimatum van de bond. In een
alles-of-niets campagne werd
Nederland een jaar lang bestookt.
Meer dan 15.000 brieven gingen
de deur uit.
En "Actie 1975" werd een succes.
Het ledenaantal werd inderdaad
verdubbeld, zo meldde de bond
begin dit jaar. HoewelToen
Hendrik van Oostende kortgele
den de administratie onder zijn
hoede kreeg en hij de kaarten
bakken controleerde stootte hij
op honderden leden die dubbel in
het bestand waren ingevoerd. En
ook honderden die al jaren niet
meer hadden betaald en van wie
mocht worden aangenomen dat
ze geen prijs meer stelden op hun
lidmaatschap.
"Ik schat-dat ik er daardoor zo'n
duizend ben kwijtgeraakt", zegt
Van Oostende. "Natuurlijk is dat
een tegenvaller voor me. Maar ik
heb me daardoor niet direct uit
het veld laten slaan. Eigenlijk is
het een stimulans om extra mijn
best te doen. Gelukkig kan ik bin
nenkort op volle toeren gaan
draaien. Dan kan ik volop het
land in. Want dat heb ik wel als
voorwaarde gesteld toen ik werd
aangenomen. Dat ik niet teveel
administratief bezig hoefde te
zijn".
Meeleven
"Mijn plan de campagne heb ik al
zo goed als fond. De plaatsen in
Nederland waarvan ik vermoed
dat ik er toch geen voet aan de
grond krijg laat ik voorlopig links
liggen. Mijn aandacht zal de ko
mende jaren daarom ook vooral
uitgaan naar de meelevende ge
meenten, waar ons streven wel
aanslaat. Daar moet de leden
winst worden geboekt. Hoewel je
je daar ook op kunt verkijken.
Neem bijvoorbeeld mijn recent
bezoek aan Gouderak. Een ge
meente waarvan ik veel ver
wachtte. Ik heb er zo'n 400 ant
woordkaarten laten verspreiden."
Daarop konden de mensen zich
aanmelden als lid. Ik kreeg er
maar twaalf terug. Dat zet geen
zoden aan de dijk. Daar ben je
dan een paar avonden voor in de
weer geweest. Ik heb er lezingen
gehouden en ik had de indruk dat
ze mijn verhaal wel aardig von
den. Toch vulde uiteindelijk
maar drie procent de kaart in.
Maar ja, ik begin ook pas. Ik heb
mijn draai nog niet gevonden".
"Ik zie het ook wel zitten met de
scholen in Nederland. Dat' is nog
een braak liggend stuk terrein.
Maar wel van vitaal belang. Want
je moet van onderaf aan begin
nen. Nog teveel teren we op onze
oude leden. Dat vind ik het enge
m onze organisatie."
Kerken
"Gelukkig hebben we nu de Neder
landse kerken voor een goéd déél
achter ons. Men steunt ons met'
geldinzamelingen en veel predi
kanten zorgen dat er bij de cate-
chesatie folders en stickers wor
den uitgedeeld. Alleen de katho
lieke kerk laat het over het alge
meen afweten. Daar staan we er
als organisatie niet al te best voor.
We hebben da£r kardinaal Al-
frink al eens over benaderd. Die
zei ons streven wel sympathiek te
vinden. Maar hij ontkende dat
oprechte katholieken met opzet
vloeken. Ze doen het wel, zéi de
kardinaal ons, maar dat is achte
loosheid. Katholieken vloeken
niet uit haat. Met die opmerkin
gen hebben we het moeten doen.
hellend naar een nog toleranter
toon ("Spreek vrijmoedig over
God, maar misbruik Zijn naam
nooit"). Leuzen die zich. hebben
aangepast aan de tijd. Ze maken,
zo heeft de bond wel ondervon
den, minder indruk dan de ij
zingwekkende strafmaatregelen
die in vroeger eeuwen in het
vooruitzicht werden gesteld voor
het spuien van godslasterlijke
taal.
Gevangenis
Karei de Vijfde bijvoorbeeld stelde
op het vloeken een gevangenis
straf van één maand op water en
brood. En paus Gregorius IX be
paalde dat als een leek (de clerus
vloekt niet!) godslasterlijke'
ijzer laten doorpriemen als het
Gods wil zou zijn, dat ik daarmee
kan bereiken, dat men voortaan
in mijn ganse koninkrijk nooit
meer enige vloek of godslastering
zou horen".
Keizer Justitianus, bouwer van de
Aya Sophia (Constantinopel)
maakte het nog bonter. Vloeken
honoreerde hij met de doodstraf.
Niet méér en niet minder, daar
mee het voorbeeld van het volk
Israël vólgend dat op godslaste
ring eveneens de doodstraf (door
steniging) stelde.
Maar zo is ook de mening van
Hendrik van Oostende, de
scherpe kantjes zijn er af gegaan.
Ook in Nederland, waar godslas
tering £l lange tijd niet meer be-
De katholieken mogen er dan
niet zo zwaar aan tillen, wij den
ken er anders over. Elke vloek,
hoe dan ook geuit, is voor ons een
bruut lasteren van de naam van
Gód. Daar moet een eind aan ko
men, hoe dan ook".
Zoals een handelsreiziger in
bloembollen de wanden van zijn
kantoortje zal versieren met
kleurrijke platen van in bloei
staande narcissen, tulpen of hya
cinthen, zo heeft Hendrik van,
Oostende zijn werkkamer ver
lucht met leuzen die in het verle
den de acties van de bond hebben
ondersteund. Hij heeft ze aan de
muur geprikt in de volgorde
waarop ze op de markt zijn ver
schenen. En duidelijk spreekt
daaruit de wijze waarop de bond
in de bijna zestig jaar van haar
bestaan zich tot het Nederlandse
volk heeft gericht.
In den beginne nog streng en kort
van stof ("Het is verboden te
vloeken"), in een later stadium al
watvoorzichtiger ("Vriendelijk
en ernstig verzoek het vloeken en
jjdel gebruik van Gods naam na
te laten") en de laatste jaren over-
woorden durfde te gebruiken, hij
zes zondagen achtereen voor de
kerkdeuren moest staan zo lang
de mis duurde. Op de zevende
zondag moest de zondaar op de
zelfde plaats staan en ook op het
zelfde uur, maar nu met een riem
of strop om> de hals.
Een straf die alleen werd toebe
deeld aan het gewone volk. Voor
de adel bepaalde Gregorius dat
voor de eerste keer vloeken 25
dulfaten moesten worden neerge
teld en als het nog een keertje ge
beurde het dubbele bedrag. De
aldus geïnde "vloekbelasting"
werd in de bouw van de St. Pie
terskerk (Rome) gestoken.
Maar die straffen waren nog niets in
vergelijking met wat Lodewijk
de Vrome voor zijn vloekende
onderdanen in petto had. De op
volger van Karei de Grote be
paalde dat een vloeker met een
gloeiend ijzer de tong moest wor
den doorgestoken. Toen som
mige van zijn raadslieden hem te
kennen gaven dat deze penitentie
toch wat al te kras was moet Lo
dewijk gezegd hebben: "Ik zou
mijn eigen tong met een gloeiend
hoort tot dé categorie der straf
bare feiten. Alleen in het leger
zijn er nog voorschriften die ten
doel hebben "de zuivering van de
omgangstaal te bevorderen".
"Maar", zo stelt de Bond, "ondanks
dat blijft het euvel van vloeken en
het uitslaan van ruwe zedeloze
taal daar bestaanDat zit hem niet
in de militaire gemeenschap als
zodanig maar in het Nederlandse
volk waarvan die militaire ge
meenschap een doorsnee is".
Onverminderd
Het vloeken gaat onverminderd
voort in Nederland, en neemt
zelfs toe, zo heeft de bond met
pijn in het hart geconstateerd.
Ook voor de televisie weet men
steeds meer van wanten. Een
zucht van verlichting' werd dan
ook geslaakt toen kortgeleden de
Sjef van Oekel-show voor het
laatst de lucht in ging. De vorige
secretaris van de bond, Hagenaar
Laarman (hij was dertig jaar in
functie) heeft aan die show tot
voor kort handen vol werk gehad.
Elke keër als Van Oèkel in grote
hoeveelheden zijn gekruide taal
de huiskamers had ingeslingerd
regende het verontwaardigde
brieven op het secretariaat.
"Ik werd er wel eens moe van", zegt
Laarman, "steeds maar weer de
VPRO schrijven. En zij zullen wel
moe van mjj zijn geworden want
op een bepaald moment kreeg ik
geen antwoord meer. Maar nu is
- Van Oekel verdwenen. Gelukkig.
Laarman, een voormalig zakenman
die zijn kruidenierszaken des
tijds aan de kant zette om de
strijd tegen het vloeken te kun
nen aanbinden heeft tot voor kort
het contact met de omroepen on
derhouden, Elke keer als een van
de bestuursleden van de bond of
een van de leden een "overtre
ding" constateerde greep hij in.
Twee standaardbrieven stonden
hem daarbij steeds ter beschik
king. Eén voor de confessionele
omroepen (KRO, NCRV, EO) en
één voor de VPRO, AVRO,
VARA en TROS. "De confessio
nelen", zegt hij, "wees ik steeds
op de wet van de Tien Geboden.
En speciaal natuurlijk op gebod
nummer drie. De andere omroe
pen hield ik steeds voor dat ze er
beter aan zouden doen. meer be
leefdheid in acht te nemen tegen
over de televisiekijkende mede
mens. Maar dat deed ik wel altijd
in vragende vorm. Geëist heb ik
nooit iets. Dan luistert men ook
niet naar je. De meeste omroepen
hebben altijd beleefd gereageerd
op mijn brieven. Maar veel is er
desondanks niet veranderd".
Opdracht
Hendrik van Oostende houdt nu
ook de vinger aan de pols van de
omroepen en hij heeft inmiddels
ondervonden dat ook de leden,
wiens belangrijkste opdracht is
het naleven en uitdragen van de
doelstellingen van de bond, het
beeld nauwkeurig in de gaten
houden. "Ik werd bijvoorbeeld
opgebeld door een leraar En
gels", zegt hij. "Die had naar een
film zitten kijken en in een van de
onderschriften een vloek ont
dekt. Maar in de gesproken En
gelse tekst was die vloek niet te
rug te vinden. Die hadden ze er op
de vertaalafdeling gewoon bijge-
fantaseerd".
De volgende dag ging er natuurlijk
een brief op de post.
Jazeker, er worden succesjës ge
boekt. Maar het beoogde effect
blijkt vooralsnog uit te blijven.
Van Oostende: "Ik moet eerlijk
bekennen dat we ondanks alle
moeite tot nu toe nog niet zoveel
hebben bereikt met onze acties.
Ik heb zelfs de indruk dat het
vloeken in Nederland is toege
nomen. Dat werkt deprimerend.
Toch zie ik het in groter verband.
Ik vergelijk de situatie die nu is
ontstaan met de verontkerkelij
king in ons land. Predikanten en
pastoors laten toch ook niet de
moed zakken. Waarom ik dan
wel? Ik zie mijn werk meer als
een soort roeping, een stuk evan
gelisatie. Zolang mensen bereid
zijn naar mij te luisteren blijf ik
een taak hebben".
Ondankbaar
Een soms ondankbare taak, zoals
Hendrik van Oostende kortgele
den ondervond toen hij met zijn
reclame-materiaal een plaatsje
had gezocht op een beurs in
Veenendaal. "Waarom ze het de
den weet ik niet", zegt hy, "maar
er waren nogal wat mensen die
bij het passeren van mijn standje
een paar flinke knopen lieten val
len. Luid en duidelijk. Zomaar,
zonder aanleiding. Daar kun je
kwaad om worden. Ze achterna
lopen. Met ze in discussie gaan.
Maar dat vond ik het niet eens
waard. Gelukkig heb ik op die
beurs ook fijne contacten kunnen
leggen. Met mensen die zich we
ten te beheersen. Die ook vinden
datje sober moet zijn in je taalge
bruik, en dat het achteloos ge
bruik van Gods naam ongepast
is. Veel medemensen kwetst".
Vlak naast de drukknop van zijn
elektrische deurbel heeft Hend
rik van Oostende zeer nadrukke
lijk een sticker geplakt waarop in
rood-waarschuwende letters Je
hova's Getuigen duidelijk wordt
gemaakt dat aanbellen ó.p dit ad
res onverstandig is, ja zeifs wordt
afgeraden.
Staat de handelsreiziger dan niet
open voor de mening van andere
"handelsreizigers"?
"Ach", zegt hij, onderuit gezakt op
zijn driezits leren bank: "Weet je
wat het is met die lui? Ze weten
van geen ophouden. Als je een
maal je vinger hebt uitgestoken
blijven ze .komen. Voor mij geeft
dat niet. Ik heb mijn woordje wel
klaar. Maar het gaat om mijn kin
deren. Vooral mijn dochter van
zestien. Die is daar nogal gevoelig
voor. Zij heeft eens met zo'n man
staan praten toen ik niet thuis
was. Tegen die geroutineerde lui
maakte ze natuurlijk geen kans.
Ze werd zo in de hoek gepraat.
Kijk, dan zeg ik: ho. Aan mijn
deur wordt niet meer verkocht".