steeds nodig "Ik ben nog Behoefte aan vraagbaak voor de WSW "De nazi s zijn nog onder ons" Politieke communes weinig kans van slagen 19 am Simon Wiesenthal: Enquête van vormingscentrum Troef gereed En zo moet het blijven, vindt Simon Wiesenthal. Daarom is zijn docu mentatiecentrum nu niet langer uit sluitend bezig met het achter Nazi- misdadigers van toen aanzitten, maar heeft het ook grote belangstel ling voor neo-nazistische bewegin gen. „Er is een wedergeboorte van de na- tionaal-socialistische ideeen", zegt Wiesenthal, „vooral in Zuid-Amerika is dat kolossaal. Het probleem is dat ultra links voor ultra rechts werkt. In Duitsland heeft bijvoorbeeld zo'n Baader-Meinhofgroep de reactie ge had dat andere groepen gaan ver kondigen dat Hitier toch gelijk had, in zijn tijd zouden zulke extremisten geen kans gehad hebben. In Ameri ka roepen ze het ook: .Hitler was right". Ik ken in de Verenigde Staten wel 150 neo-nazistische groeperin gen, van allerlei soorten, met en zonder hakenkruizen. En in Duits land. Belgie is ook kolossaal op dat gebied. En in uw eigen land, Neder land- die groepen moeten u toch bekend zijn?" Nee, antwoorden we. Map Holland Wiesenthal staat verbaasd op en roept naar zijn secretaresse in een belendend vertrek. „Rosalie, breng me die groene map Holland toch!" Als hij het stuk heeft, zegt hij: „Als het u niet bekend is, is het mij na tuurlijk wel bekend. Hier, neo-nazi's in Holland: Algemeen Nederlands Zuid-Afrikaans Vlaams Verbond, Jong Europa, Nederlandse Volksu nie,Vereniging Nederland-Chili, Nationale Europese Beweging, werkgemeenschap Europa, Europa Front „Het zijn groepen die in sommige gevallen alleen maar op papier be staan of slechts drie, vier leden heb ben. Maar ze bestaan." Hij legt de map op zijn overvolle bureau, slaat er op en zegt „Als ooit de tijd komt dat ze gevaarlijk worden, zal ik mijn gegevens aan bieden. Bitte, zal ik zeggen, ik heb voor gebouwd." Die registratie van de actualiteit doet Wiesenthals aandacht voor het verleden niet verslappen. Hij spreekt van „een kleine omschakeling" in het werk van het documentatiecentrum. Hij heeft nog steeds de namen van ^100.000 verdachten aan Nazi-misdrij- •ven ten kantore. „Het gaat steeds door", zegt hij, „ik heb nu in Ameri ka 83 misdadigers aangewezen. Geen Duitsers, maar Russen, Letten, Es- ten, vrijwilligers die hebben meege holpen bij de massamoord van jo den Na de oorlog hebben ze naar de Verenigde Staten kunnen vlucht en en daar zijn ze nu weer welge stelde burgers, een is er zelfs tot bisschop gewijd. Ik heb in Amerika waar ik vaak ben om lezingen te houden, veel aandacht gekregen voor mijn opsporingen; laatst waren hier op kantoor acht Amerikaanse congresmannen die nadere informa tie wilden. Voorlopig willen ze drie van die misdadigers deporteren." En dan een berechting? „Noodzakelijk", zegt Wiesenthal, „de georganiseerde misdadigheid van het Derde Rijk moet steeds weer aan de kaak.gesteld worden, in processen. Nooit mag de schuld veijaren. Als je zegt: het is zo veel jaren later, laat die man nou maar, dan is het alsof je hem een beloning geeft dat hij zich goed heeft kunnen verstoppen dertig jaar lang". Getuigen Behalve het opsporen van de misda digers stelt Wiesenthal zich ook ten taak hun slachtoffers zo ver te krij gen dat ze naar voren komen als getuige. Dat is vaak moeilijk. Wiesenthal: „Velen vrezen de con frontatie, ze zijn ook bang voor de verdedigers van hun beulen. Die ad vocaten kunnen, vooral in Duits land, zo verschrikkelijk gemeen zijn bij hun ondervragingen van de ge tuigen. En sommigen zijn ook bang dat ze zich niet kunnen beheersen en hun pijnigers te lijf zullen gaan. Persoonlijke wraak door geweld. Wiesenthal heeft soms uren met ge tuigen moeten praten om hen daar van te weerhouden. „Het is niet uit haat of wraak dat ik achter de beu len aanjaag; het is slechts een zaak van eenvoudige gerechtigheid. Ik heb tegen slachtoffers, die met een mes of revolver de rechtzaal binnen wilden, gezegd: „Wat is het verschil dan tussen jullie en de Nazi's. Die Nazi's vermoordden destijds mensen omdat ze dachten, dat ze daarvoor een moreel recht hadden. En nu gaan jullie hetzelfde doen". Wiesenthal houdt datzelfde voor aan de, in de loop van dertig jaar in aantal vrij groot geworden groep jonge joden, die hem komen vragen waar zich de beul bevindt, die hun familie heeft vermoord. „Opdat er met hem afgerekend kan worden". „Nee", zegt Wiesenthal, „als er een rekening vereffend kan worden, dan zal dat gebeuren via een gerechte lijk vonnis, niet als persoonlijke wraakneming." Dreigbrieven Wiesenthal zwijgt een poosje; zijn secretaresse brengt de post binnen het is een forse stapel. Hij scheurt de enveloppe open, leest snel de brieven, waarvan er velen een che que aangehecht hebben. „Iedere dag" zegt hij, „iedere dag en uit de hele wereld. De mensen stu ren me geld om mijn werk te doen, ze weten dat het moet." Maar ook dagelijks krijgt Wiesent hal dreigbrieven. „Dan schrijven ze dat ik een jodenzwijn ben, met wie ze spoedig zullen afrekenen. Of: „Hitier heeft maar een fout ge maakt; hij heeft nog niet voldoende van jouw soort afgemaakt." Wat doet hem dat? „Het bevestigt me: de Nazi's zijn er nog! Overal onder ons. In Duitsland en Oostenrijk zitten ze in het parle ment of zijn minister. Hoe kan dat? In Holland is het toch niet mogelijk dat een ex-NSB'er ooit burgemeester wordt, al is het van nog zo'n klein dorp? Maar bij ons kan dat wel. Die dreigbrieven moedigen me aan om door te gaan; ze verraden angst dat ik hem, die briefschrijver vinden zal." En zijn eigen angst? „Ik ben niet bang", zegt Wiesenthal, „ik weet dat ik gevaar loop, maar dat doet ieder mens die zich in het straatverkeer begeeft. Als ik bang was, zou ik niet kunnen doen wat ik nu doe". Revolver Hij wijst naar zijn bureau. „Daar, in die lade heb ik een revolver, maar is dat een garantie? Ik doe mijn werk zoals al die jaren al, ik ga niet opzij. Integendeel: ik ben eens in Munchen opzettelijk een ca fe binnen gegaan, waarvan ik wist dat het vol nazi-nostalgie was. Sa men met een vriend en we bestelden bier. Na een poosje kwam er een aangeschoten kerel op me af, ging voor ons tafeltje staan en wees drei gend: „Jij bent die Wiesenthal". Ik keek hem aan en zei: „Nee hoor, ik ben zijn dubbelganger". „Ach", zei de kerel „Entschuldigung bitte" Simon Wiesenthal glimlacht; voor het eerst. Cryptisch zegt hij: „De zege heeft vele vaders, alleen de ne derlaag is een weeskind." e- k Simon Wiesenthal: "Het moet in de hoofden van ieder vastgespijkerd worden dat moord en., massamoord,zoals *n de oorlog, altijd bestraft zal worden. De telefoon op het met mappen en boeken volgestapelde bureau van Si mon Wiesenthal rinkelt iedere vijf minuten. Mensen en instanties, die inlichtingen vragen, of een com mentaar. Wiesenthal antwoordt met afgemeten zinnen, geeft een naam, een jaartal, zegt ja of nee. Een keer tijdens ons gesprek belt een Fröns persbureau op met de vraag of het juist is, dat in Colombia een groep joodse terroristen bezig is met het om zeep brengen van daar wonende nazimisdadigers. Door Aad Wagenaar Wiesenthal zegt: „Daar is mij niets van bekend en ik houd het voor on mogelijk" Belt af. Tegen ons zegt hij: „U ziet en hoort: het gaat maar door. Het ver leden leeft. Ik ben nog nodig. Er is nog zoveel te doen." Het verleden leeft: ook in Neder land. In de laatste zes maanden van dit jaar kwam steeds die Tweede Wereldoorlog weer terug in de ko lommen van de media, op televisie en radio. Aanleidingen vormden, on der meer, een haast 2000 pagina's dik rapport over de gedragingen van Friedrich Weinreb in oorlogstijd, even dikke boeken van dr. L. de Jong; het proces in Limburg tegen de oorlogsmisdadiger Looijen en, laatstelijk, de vlucht en uiteindelijke arrestatie van de ook van oorlogs misdaden verdachte miljonair Menten. Moet dat nu allemaal, vragen som migen: komen we niet aan een mo ment dat gezegd moet worden: Tweede Wereldoorlog, zand erover! Vastgespijkerd „Nee", zegt Simon Wiesenthal, „de blijvende vervolging van oorlogsmis dadigers heeft een opvoedkundig be lang. Het moet in de hoofden van ieder vastgespijkerd worden dat moord en massamoord, zoals in de oorlog, altijd bestraft zal worden. En we mogen niet vergeten. De gru welen van het Nazi-tijdperk kunnen zich herhalen indien we vergeten. De jonge generatie van nu heeft het recht de waarheid te weten." We zijn in Wiesenthals Joods Docu mentatiecentrum, een met duizenden dossiers en boeken gestoffeerd kan toor in een appartementengebouw aan de Salztorgasse in het centrum van Wenen. Sinds de oprichting van zijn docu mentatiecentrum, in 1947, heeft Si mon Wiesenthal de gevallen van duizenden verdachte Nazi- misdadigers onderzocht. Meer dan duizend van hen zijn voor de rechter gebracht en tachtig zijn ter dood veroordeeld. Wiesenthal heeft zelf viereneenhalf jaar in Duitse concentratiekampen doorgebracht. Na zijn bevrijding werkte hij met de Amerikanen sa men bij de eerste opsporingsacties van oorlogsmisdadigers. Dat werk leidde tot wat hij „zijn eigen oorlog" noemt. Nu al meer dan dertig jaar dus. Looijen Wiesenthal is een grote man, zwaar lijvig, maar met een opmerkelijk klein hoofd. Hij zegt: „Dat proces tegen Looijen, waarom na al die ja ren? Een halfzieke oude man... Je kunt zijn doden niet opwekken door hem voor het gerecht te zetten. Maar je kunt wel de nog levende getuigen van zijn misdaden naar voren brengen en voor hen is het een genoegdoening om te zien dat hun pijniger tenslotte toch gestraft wordt. Hier wordt getoond dat de gerechtigheid wint. De mensen gaan weer aan God geloven, de God die ze verlaten hebben omdat een God, die dingen liet gebeuren als in de kampen, geen joodse God kon zijn. Maar nu zien ze dat God de mensen toch voor het aardse gerecht brengt." God, met Wiesenthal als handlanger Wiesenthal: „Ik ben in dit soort za ken de pink van God." Over de straf, levenslang: „Men kan niet bestraffen wat Looijen heeft misdaan. Als alles wat hij heeft toe gegeven ook echt gebeurd is, wat moetje doen? Een leven kan niet lang genoeg zijn om hier in een straf te Menten Wiesenthal heeft een hoge, schelle stem. Heftig: „Na dertig jaar veran der je geen moordenaar, dat is on mogelijk. Maar je moet er wel voor zorgen dat de omstandigheden waarin de man moorden kon, veran derd zijn en blijven. Neem nu die man Menten. Dat weekblad Accent bleef maar achter die man aanjagen en over hem berichten. En dan hoor ik dat Menten gezegd heeft: „Nu is het uit, ik koop die krant op en dan kan er niet meer over mij geschre ven worden!" Dan zie je dat Menten, als Nazi niet veranderd is. Maar de omstandigheden waarin hij te werk wilde gaan, wel. Want in deze tijd kon hij die krant eenvoudig niet op kopen." LEIDEN - Het ontbreekt WSW'ers aan goede informatie over hun positie. Er zou een on afhankelijk contactpersoon moeten worden benoemd, die voorlichting kan geven en klachten kan beantwoorden. Dit is één van de conclusies van een onderzoek dat onder WSW'ers is gehouden op initia tief van het Leidse vormings centrum Troef. Uiteen van de gespreksgroepen van Troef is begin dit jaar een groepje geformeerd dat zich speciaal wilde richten op de problematiek van de WSW, de wet sociale werkvoorziening. Deze wet is bedoeld voor men sen die om persoonlijke rede nen, niet op een normale manier aan werk kunnen komen. Er kan sprake zijn van een geeste lijk of lichamelijke handicap, dat hen in de weg staat via de normale kanalen aan een baan te komen. Die handicaps hoe ven er echter niet toe te leiden dat men permanent arbeidson geschikt is. De WSW neemt deze mensen op en probeert ze een passende werkkring te bezorgen. Daar naast moet bekeken worden of het mogelijk is de tijdelijke baan, na gebleken geschiktheid in een vaste om te zetten. Het is een regeling van het mi nisterie van Sociale Zaken, die wordt uitgevoerd door een ge meentelijke commissie. Een door de overheid ingesteld con sulentschap controleert het werk van die commissie. Toeleveringsbedrijven De Waard, de voormalige sociale werkplaats, houdt zich met de uitvoerende werkzaamheden bezig, en wordt daarin begeleid door genoemde WSW- commissie. De Waard stelt mensen in hun eigen werk plaats te werk, maar probeert ook of plaatsing op zg. "buite nobjecten" mogelijk is. WSW'ers werken bijvoorbeeld bij de gemeente, in musea, op scholen (als conciërge) en in het buurt- en clubhuiswerk. Troef signaleerde onder de be zoekers die tot de WSW-groep behoorden een aantal knelpun ten Vandaar het instellen van een eigen WSW-groep. Het be langrijkste project dat deze groep heeft aangepakt is het op zetten van een enqüete onder WSW'ers. De resultaten zijn inmiddels bekend geworden. Troef heeft aangegeven dat bij veel WSW'ers onduidelijkheid en ongerustheid bestaat over het zg. "oneigenlijke gebruik" van de regeling. Zoals bekend hebben minister Boersma en ook staatssecretaris Mertens er herhaaldelijk op gewezen dat een aantal mensen door de WSW-commissie worden toe gelaten, die eigenlijk niet tot de groep behoren voor wie de WSW is ingesteld. De WSW mag geen middel zijn om werklozen aan het werk te zetten. Dat kan op andere manieren gebeuren, zeggen de beide bewindslieden. Ook mag de WSW voor instel lingen met geldgebrek en een personeeltekort, geen manier zijn om op een goedkope ma nier aan krachten te komen. Met name bij de WSW'ers, die zelf weten dat ze ten onrechte van de regeling gebruik maken, is door deze opvattingen onge rustheid ontstaan. Troef dringt daarom aan op meer duidelijk heid over de maatregelen, die de overheid wil nemen om het oneigenlijk gebruik tegen te gaan. De enquête wijst ook uit dat veel WSW'ers eigenlijk heel slecht geïnformeerd zijn over hun arbeidsvoorwaarden. De meeste WSW'ers vinden dat ze te weinig verdienen en ook te weinig worden gewaardeerd. Troef signaleert nog meer on duidelijkheden in de uitvoering van de regeling. Bijvoorbeeld vraagt men zich af of er wel hard genoeg wordt geprobeerd om WSW'ers aan een vaste baan te helpen. Troef heeft overigens, zo staat in de eindrapportage, bij de uit voering van de enquête weinig medewerking gekregen van De Waard. Men bleek niet bereid adressen van WSW'ers prijs te geven, zodat de enquêteformu lieren toegestuurd konden worden. De Waard argumen teerde dat met de veronderstel ling dat veel WSW'ers liever niet kenbaar maken dat ze als WSW'ers werken. Troef stuurde daarop de formu lieren naar instellingen waar van bekend is dat er WSW'ers werken. Een kwart van de for mulieren werd ingevuld terug ontvangen. Politieke communes, waarvan de leden maatschappijhervorming nastreven, zullen in de toekomst meer aanhangers krijgen, vooral onder jongeren. Zij raken zich steeds meer van hun eigen macht bewust. Maar deze communes lij ken weinig kans van slagen te heb ben, omdat kleine verschillen in denkbeelden breed worden uitge sponnen en al snel strijdpunten in de groep worden. Vooral de vaak agressieve instel ling van de communeleden werkt moeilijkheden in de hand. Verder wordt er in deze communevorm te weinig aandacht besteed aan de persoonlijke problemen van de le den. En dat is juist in een commune van levensbelang. In politieke communes, die meestal elke vorm van gezag afwijzen, blijkt het huishouden zonder regels niet soepel te verlopen. En vaak staat er toch op zekere dag een informele leider op, waardoor het risico van mislukking zeer groot is. Deze toekomstverwachtingen staan in het proefschrift "Com mune en communebewegingen", waarop mevrouw ir. C. J. Cramwinckel-Weede, agrarisch so ciologe, promoveerde tot doctor in de landbouwwetenschappen aan de Landbouwhogeschool in Wage- ningen. De term commune is een rekbaar begrip - afgeleid van het Latijnse "communis": gemeenschappelijk - zodat mevrouw Gramwinckel zich in haar proefschrift beperkt tot ex perimentele communes in het wes ten, waar in principe dezelfde acti viteiten worden verricht als in het gezin. Kloosters bijvoorbeeld laat zij buiten beschouwing. Mevrouw Cramwinckel, die,. 40 communes bestudeerde, verdeelt die leefgemeenschappen in drie ty pen: naast de politieke en religieuze zijn er de zogenaamde relatiecom munes. De leden daarvan willen uit het isolement van het gezin breken met als belangrijkste doel: alleen maar met meer mensen samen een prettig leven leiden. Deze vorm van communeleven zal volgens mevrouw Cramwinckel» sterk aan populariteit winnen, om dat hij duidelijk aansluit bij de ver anderde waarden in onze samenle ving: goed contact met anderen is belangrijker dan carrière maken. Het succes van dergelijke commu nes zal afhangen van de vraag of een aantal struikelblokken kan worden weggenomen. Zo is de hui dige woningbouw totaal onge schikt voor een snelle commune- groei. Hoe alternatief communes ook mogen .zijn, bijna alle communes bevatten echtparen die - al of niet met kinderen - duidelijk als gezin herkenbaar blijven. De meeste communes gaan in ieder geval de paarvorming niet tegen. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, vormt het verlangen naar wisselende sexuele relaties geen hoofdmotief om in een commune te stappen. Mensen met wensen in die richting, zouden zich er niet thuis voelen. Zij zullen er eerder een vriend(in) op na houden, aan part nerruil doen of een slippertje ma ken, aldus mevrouw Cramwirtckel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 19