"DE BANGE DUIVEL" Tekst: Ton van Brussel Waardering zonder erkenning „Lezen en herlezen om alles te zien" LEIDEN - De werkplaats "De Bange Duivel", een Leids kunstenaarscollectief heeft dezer da gen een drietal boekjes uitgebracht. "Kroniek" met etsen van Lydia Luyten en Pol Jong, die respectievelijk plekjes in Castillon Du Gard (Frankrijk) en Leiden tot onderwerp hebben, "Echo in Blauw-Zwart", zes fragmenten van de schrijver Jacques Hamelink met grafiek van de Noordwijkse graficus Ab Steenvoorden en "Poeder van maankop", poëzie van Pierre Kemp, ook al weer vergezeld van grafiek. Op- nieutv uitgeversactiviteiten van De Bange Dui vel, die in het verleden al eerder drie boekjes,op de markt bracht. De groep bestaat uit Lydia Luyten, die zich vooral met textiele vormgeving bezighoudt, Pol de Jong, graficus en Frans Montens en Marius Vroegindeweij. Samen organiseren ze regelma tig exposities overal in Nederland, maar ook in België en Frankrijk. Dat betreft dan meestal ten-, toonstellingen van eigen werk. Driejaar geleden echter, introduceerden ze in de serie LAK- exposities het in Nederland vrijwel onbekende werk van twee Tsjechische grafici en verzorgden daarbij een opvallende catalogus. Inmiddels was hun eigen bundel etsen "Het Kinderhoofd" al klaar en werd gewerkt aan de eerste kroniek. De boekvorm om grafiek uit te geven bevalt de Bange Duivel uitstekend. Frans: "Je zou eerder een verantwoording moeten ge ven voor het uitbrengen van losse etsen.'In de vorige eeuw verscheen alles in boekvorm. Dat was heel gewoon en zeer gebruikelijk. Voor ons zijn er behalve de voordelen dat alles overzichte lijk en handig in een boekje bij elkaar is ook nog andere redenen. Geef je tien etsen in een boekje dan kun je er wat meer op hopen dat mensen een samenhang ^ien. Het heeft allemaal met elkaar te maken. Dat/wordt duidelijker, de ontwikkeling, als je het naast elkaar kunt bekijken. Daarnaast denk ik ook dat je een wat nadrukkelijker con frontatie hebt als je grafiek in een boekje bekijkt, dan als je naar een ets aan de muur staat te kij ken". De keuze voor Kemp en Hamelink is er niet een, van de werkplaats zelf geweest, maar komt van Pim de Vroomen en Ab Steenvoorden (zie elders op deze pagina). Frans: "Ab had werk gemaakt bij Hamelink en Pim liep met idee van een boekje over Kemp. V^ij hebben vaker dingen uitgegeven en vonden ei genlijk dat we andere mensen met een goed idee ook die gelegenheid moeten geven. Kroniek II is een uitgave van onszelf geweest, een vervolg op de eerste van Pol en Lydia. In "Kroniek II" in totaal twaalf etsen. Lydia Luy ten was voor de begeleiding van een expositie in Frankrijk en maakte "stadsgezichten" in Castil lon Du Gard. Daarbij gebruikte ze zowel de ge wone etstechniek, als die van de droge naald. Het boekje bevat voorts etsen van Pol, stadsge zichten in Leiden. Het is een uitgave geworden vol tegenstellingen. Niet alleen omdat Lydia op een volkomen andere manier werkt dan Pol en niet alleen omdat Castillion een duidelijk andere sfeer uitademt dan Leiden, maar ook omdat in Pol's stadsgezichten een contrast opvalt. Toen Lydia in Frankrijk was, verhuisde de werkplaats van de Koningstraat in Leiden Noord, naar de Rijndijkstraat, nabij de Burge- meesterswijk. Pol liep in die tijd-vrijwel dage lijks van de oude naar de nieuwe werkruimte en volgde daarbij de singels, waar Leiden mede zijn bekendheid aan te danken heeft. Die wandeling heeft hij in zes etsen in beeld gebracht. Hij zag de verschillen tussen Maresingel, Heren singel en Zijlsingel aan de ene kant en Zoeter- woudsesingel en Witte Singel aan de andere. Ge bieden waar rond de eeuwwisseling is gebouwd, maar die duidelijk een andere bestemming, een andere functie en ook een andere" bevolkings groep hebben. In "Kroniek II" eert ets van een doorkijkje van de Zoeterwoudsesingel naar het plantsoen en een van het overbekende bruggetje bij de Boisotka- de, beide door hun specifieke sfeer regelmatig terugkerend op de panelen vart naar romantiek hunkerende zondagschilders. Maar zoals Frans Montens al vertelde: niets staat los van elkaar, al het werk heeft met elkaar te makén en zo ook in dit geval, want behalve deze twee etsen zijn er vier van de Meelfabriek, De Wasserij, de Gasfa briek en het inmiddels opgeheven huidenpak huis aan de andere singels en het ligt voor de hand datje deze zes etsen naast elkaar moet zien om vat te krijgen op het kader, waarin ze zijn gemaakt. Het contrast is, zoals in veel ander werk van Pol, duidelijk aangegeven (Pol: "Zodra je over bedoelingen gaat praten wordt het banaal en verliest het zijn kracht"). De boekjes zijn verkrijgbaar bij werkplaats de Bange Duivel (Rijndijkstraat 4), maar ook bij de boekhandels Sweris én het Nieuw Boekhuis. Bi bliotheek Reuvens heeft ook van elk een exem plaar in huis. Ze,bevatten alle originele etsen. "Kroniek II", twaalf etsen van Pol Jong en Lydia Luyten, in een oplage van 250 stuks, voor f 150,-. "Poeder van Maankop", gedichten van Pierre Kemp met grafiek van de Bange Duivel, in een oplage van 125, voor f 125. "Echo in Baluw-Zwart", door Jacques Hamelink en Ab Steenvoorden. Oplage 440. Wasserij De Arend aan de Herensingel ZATERDAG 11 DECEMBER 1976 Het bruggetje bij de Boisotkade Ab Steenvoorden illustreert Jacq. Hamelink FAMILY-APPEAL Het dier van een jonge vrouw schrijdt voorbij in de zonneschijn en in mij begint het te zingen met een vreemde begerende pijn. naar een kinderkamer in goud en blauw met rammelaars en andere dingen, die er toch niet meer zijn voor mij. Er rekt zich iets ondert mijn huid wil uit. Pierre Kemp. Woensdag 1 december van dit jaar zou de negentigste verjaardag van de Limburgse dichter Pierre Kemp geweest zijn, als hij niet negen jaar geleden in zijn geboorteplaats Maas tricht was overleden. Het is één van die merkwaardige signaleringen, die uitgevers nodig schijnen te hebben om het werk van bepaalde schrijvers weer eens onder de aandacht te brengen van een wat grotere groep, dan alleen maar neerlandici, critici, en poëzieliefhebbers. In het geval van Kemp is dat een droeve en pijnlijke zaak, omdat het hier een markant mens betreft, die een even boeiend als omvangrijk oeuvre heeft achtergelaten. Een man, die nog tijdens zijn leven alle belangrijke literatuurprijzen heeft gekregen, maar die het desondanks nooit verder heeft gebracht dan de waardering van een groep, die zelfs nog kleiner is dan de hierboven ge schetste. Droef en pijnlijk, het dient nogmaals gezegd. Onbegrijpelijk ook, omdat van dit oorspronkelijke, afwisselend tragisch en humoristische, zeer hel dere werk, dat bij uitstek toeganke lijk is voor een groot lezerspubliek, anders verwacht mag worden. De betrekkelijke onbekendheid buiten de kring van „liefhebbers", blijft het tot op de dag van vandaag nog niet opgeloste raadsel van Pierre Kemp. Misschien heeft Kemp er zelf te weinig aan gedaan. Hij was tenslotte een vaak wat verlegen man, die er niets voor voelde om zijn normale bestaan als ambtenaar bij de Staatsmijnen op te geven, die na een kort verblijf in de hoofdstad sterk terug verlangde naar zijn geboorte plaats in het zuiden. Na zijn pensio nering bleef hy bij voorkeur thuis, in zijn werkkamer, die hij zelfs niet ver liet om de hem toegekende prijzen in ontvangst te nemen. Hij schreef dagelijks en reser veeerde daar in principe een spe ciale periode van de dag voor. Zijn poëzie schreef hij in schriftjes. Elk gedicht'had een nummer, waarvan de eerste twee cijfers, het jaartal waarin het was geschreven aanga- Over de omvang van zijn werk doen verschillende gissingen de ronde. Vermoedelijk schreef hij rond de zesduizend gedichten, waarvan er achttienhonderd zeker werden ge publiceerd, hetzij in bundels hetzij in tijdschriften of op een andere ma nier. De magere belangstelling is welliéht het overtuigendst aange toond door het feit dat in een niet te onderschatten aantal boekhandels de eerste druk van zijn bundels nog op de plank staat. Niet antiquarisch, maar nog onaangeroerd, nog niet ontdekt door het toenemende aantal verzamelaars van eerste uitgaven. Wie anders dan de Amsterdamse uitgever Van Oorschot echter, zou het aangedurfd hebben om zijn ver zameld werk uit te brengen. Een enorm risico dat zal duidelijk zijn, maar Van Oorschot heeft in het ver leden al herhaaldelijk, onder meer door de uitgave van de Russische bibliotheek, laten zien risico's niet uit de weg te gaan en zich niet te willen beperken tot commercieel verantwoorde uitgaves. Drie delen verzameld werk, die óp 1 december in Maastricht ten doop zijn gehouden, maar er is meer.Tege- lijkertijd verscheen namelijk „Poe der van de maankop", een bundel met zes gedichten van Kemp, uitge geven met vijf etsen, door de Leidse kunstenaarswerkplaats „De Bange Duivel". Het boekje is Samengesteld door Pim de Vroomen en heeft een woord achteraf van Harry Prick, conservator van het Haags Letter kundig Museum. Pim de Vroomen, was als student al geïnteresseerd in Kemp en werkt aan een proefschrift over deze dich ter. Hij maakte een bibliografie en zat ook in de redactie voor de uitgave van zijn verzameld werk bij Van Oorschot. De Vroomen is een kennis van de leden van de Bange Duivel en speelde al een tijd met de gedachte óm een eigen boekje over Kemp te maken. Zés gedichten uit zes deccennia poëzie van Pierre Kemp zouden in eerste instantie natuurlijk nauwe lijks als representatief voor zijn hele werk kunnen gelden, ze zijn dat ook niet en het is ongetwijfeld ook niet de opzet van de samenstellers ge weest, hoewel zonder twijfel veel van wat Kemp tot een belangrijk dichter heeft gemaakt in deze zes gedichten is terug te vinden. Anders dan in de uitgave van Steenvoorden, die elders op deze uitgave wordt be sproken, is de overeenkomst tussen de etsen (van de hand van vijf ver schillende grafici) en de poëzie dui delijk-en is het grafisch werk een herkenbare reeks associaties op de, poëzie. Samen met de drie delen Kemp, die nu zijn verschenen, is dit boekje een gezien de belangstelling onverwach te, maar aan de andere kant weer zeer gerechtvaardigde hulde aan Kemp. Een zondagsdichter of een exentriek, Kemp wordt verschillend getypeerd. In elk geval een man met een ongebreidelde fantasie, met een ongekende jeugd, een meester van de taal, met een niét te stuiten drang om te scheppen. Ab Steenvoordens visie - opHamelink's "gezwachtelde kwetsuur". Tijdens een vakantie in Frankrijk bezocht de Noord wijkse graficus Ab Steenvoorden het "Palais Idéal", ook buiten de grenzen bekend als het vreemdsoortige bouwwerk dat in dertig jaar tijd door een Franse postbode is gebouwd uit voor een groot deel oude materialen. Dit "kasteel", dat overigens niet voor bewoning geschikt is, staat inmid dels officieel op de Franse monu mentenlijst. Steenvoorden raakte er door geobsedeerd, maar werd nog meer gegrepen door het boek "Ra nonkel" van de 37-jarige auteur Jac ques Hamelink, dat hij daar in han den kreeg. Op de kaft van dit boek stond een foto van het "Palais Idéal", uiteraard niet zomaar bij toe val, maar omdat de sfeer die van dit bouwwerk uitgaat, associaties op kan roepen met de sfeer die ken merkend is voor de boeken van Ha melink. Eenmaal teruggekeerd in Neder land, wilde Steenvoorden, die voor die tijd nooit met werk van Hame link in contact was geweest, con creet met zijn bevindingen aan de gang. Hij koos fragmenten uit "Af dalingen in de ingewanden", als ba sis voor een aantal etsen. "Zijn manier van schrijven boeit me nog steeds. Het beeldende, het hele kleine en gedetailleerde, daar voelde ik me sterk verwant mee", zegt Steenvoorden en ook: "Elke keer als je hem leest is het anders. Ik hoor mensen dat vaak over mijn werk zeggen. Je hebt er tijd voor nodig, je ziet steeds meer. Mijn werk is net als een boek, je moet het lezen en herle zen om alles te zien". GEZWACHTELDE KWETSUUR De ene keer is het dit, de andere dat. Gisteren had ik vlooien, vandaag heb ik nergens nog huid. Ze hebben me die afgestroopt toen ik even niet oplette. 'En ze hebben hun werk goed gedaan ook. Geen vierkante centimeter vel op mijn li chaam. Dus omwikkel ik mijn benen met lange, eindeloos lange, in zalf ge doopte zwachtels. Ik omwikkel mijn buik. Ik omwik kel mijn armen, mijn romp, mijn hoofd. Ik verpak mezelf, rauwe wond die ik ben, van top tot teen in watten en' linnen, in kapok en repen verband- gaas. Ik begraaf mijn kapiotte, door wond koorts geteisterde vleeslagen in dit zoete bad. Nooit ben ik mezelf zo dierbaar geweest. Nooit heb ik me zelf zo gekoesterd, als een moeder haar baby. Er is nu, door hun toedoen, even werkelijk geen aanleiding meer voor die ingekankerde afschuw van mij zelf. Frans: "Hamelink is een uitstekend voorbeeld van de Hypochonder. Ab: "Ik reageer tamelijk impulsief op schrijvers. Het spreekt me aan of ik doe er niks mee. Hij roept be paalde fantasieën in me op. In eerste instantie dacht ik: ik' neem één fragment en maak er vérschillende etsen bij. Juist vanwege dat gevoel dat het elke keer weer anders is, wat je leest. Ik heb later toch gekozen voor zes fragmenten en zes etsen. Maar dat eerste idee, meer etsen bij hetzelfde fragment, dat heb ik nog steeds. Het lijkt me erg interessant. Zijn verhalen blijven voor mij een mysterie, dat ik nog niet heb opge lost. Dat hoeft ook niet direct, mis schien". Kon er vooral in sommige verhalen uit vroegere bundels van Hamelink nog een parallel getrokken worden met andere auteurs, in zijn latere werk vaarde Hamelink een heel ei gen koers en werkte hij zijn thema's op een eigen manier uit. Met name het titelverhaal van zijn bundel "De Rudimentaire mens" roept aanvan kelijk een overeenkomst op tussen zijn hoofdfiguur Hoonappel en Kaf ka's slachtoffer Gregor Samsa (uit "Die Verwandlung"). Hamelink wordt evenwel steeds meer iemand die geobsedeerd lijkt door een om zich heen grijpende en niet te stuiten fysieke degeneratie 'van de mens. Hersenen worden ech ter niet letterlijk aangetast, zodat de aftakeling volledig bewust kan wor den ondergaan. Tegenstand is niet mogelijk, overgave lijkt de enige op lossing en Hamelink doet ook niet anders. Het is een onontkoombaar lot, waar hij zich duidelijk eerder in koestert, dan zich er tegen verzet. Met verbazing en cynisme de men sen bekijkend, die wel tegenstand denken te kunnen bieden. In het ook dóo'r Steenvoorden opge nomen fragment "Harnassen" be schrijft hij de pijnloze aantasting van het beenderenstelsel en de daaruit voortvloeiende handel in harnassen, noodzakelijk om het li chaam overeind te houden. Het te gemoetkomen aan de menselijke ij- delheid krijgt gestalte in het op de markt brengen van harnassen in alle mogelijke uitvoeringen, waaraan edelstenen niet ontbreken. Metaal roest en ook het harnas wordt aangetast. De schroothoop is de plaats waar het uiteindelijk terecht komt en daarmee is de cirkel we derom rond. De onveranderlijkheid van de loop der dingen, het onaf wendbare lot. Steenvoorden's etsen naar werk van Hamelink vormen inderdaad een echo. Het zijn geen voor de handlig gende beelden gewqrden bij de fragmenten. Preciëfe zoals het geluid in een echo verandert en tot een an der geluid verwordt, heeft Steen voorden Hamelinks beelden, naar zich zelf toegehaald en er op een voor iedereen die zijn werk kent, herkenbare vorm aan gegeven. Werk dat gelezen moet worden en waarin pas na een herhaalde kennismaking de aantrekkingskracht van Hame link op Steenvoorden enigszins dui delijk wordt. -v'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 25