Anonieme rijkaard bezwoer schandaal
STADSSECRETARIS
BLEEK VERVALSER
Stadhuis-
ambtenaren
lichtten
gemeente
vanaf 7873
voor e
fortuin og
NA ONTDEKKING VAN ENORME FRAUDE IN LEIDEN
LEIDEN - Zelden in haar geschiedenis heeft .de
stad Leiden een groter schandaal meegemaakt
dan in 1838, toen een enorme fraude in de stede
lijke financiën aan het licht kwam. Gedurende
een periode van 25 jaar had de stadssecretaris met
enkele medeplichtigen een bedrag van in totaal
anderhalve ton achterover gedrukt.
Een bedrag, dat in die tijd*
een fortuin vertegenwoor
digde. De ontdekking van
het tekort dreigde de toch al
niet rooskleurige financiële
situatie van Leiden dusda
nig te verergeren, dat een
hopeloze situatie dreigde.
Uiteindelijk kwam er echter
redding, want een anonieme
rijkaard bleek bereid de stad
een bedrag van niet minder
dan een ton te schenken om
het ergste te voorkomen.
Voordat we verder vertellen
over het sprookje van de
boze ambtenaren en de rijke
weldoener, is het goed een
indruk te geven van de stad
in die jaren.
De Leidse Breestraat in de vo
rige eeuw, met op de achter
grond het huis (met erker) van
de schatrijke Diederik van Ley-
den Gael, die de stad voor
schande vrijwaarde. Drie hui
zen daarvoor (op de hoek van de
Wolsteeg) woonde de frauder
ende stadssecretaris Du Pui.
ZATERDAG 20 NOVEMBER 1976
Leiden was in de jaren dertig van de
19de eeuw een stad met zo'n
35.000 inwoners, die voor een
aanzienlijk deel afhankelijk wa
ren van de textielindustrie. Man
nen, vrouwen en kinderen werk
ten ten behoeve van de textielnij
verheid die maar nauwelijks de
grote terugslagen uit de 18de
eeuw en de Franse tijd te boven
was gekomen.
Stoommachine
In 1819 was voor het eerst één van
de fabrieken begonnen met het
gebruik van een stoommachine.
De andere fabrikanten volgden
spoedig, maar ook dit nieuwe
hulpmiddel mocht hiet baten.
Ondanks kleine oplevingen bleef
de ontwikkeling in de industrie
steeds zeer zorgelijk.
De armoede onder de bevolking
was groot er waren talloze wer
kelozen en veel van de mensen
die wel werk hadden verdienden
zó weinig dat ze daarnaast onder
steuning nodig hadden. Geen
wonder, dat er in zo'n stad
enorme problemen waren en dat
slechts een bekwaam en slag
vaardig stadsbestuur in staat zou
kunnen zijn de gemeente op een
juiste wijze te besturen.
De Leidse gemeenteraad bestond
uit 21 personen. De verkiezing
van die raadsleden vond op tame
lijk omslachtige wijze plaats.
Slechts een zeer klein deel van de
bevolking was bij die verkiezin
gen betrokken. Alleen de perso
nen die voor een bepaald bedrag
in de grondbelasting of de perso
nele belasting waren aangeslagen
waren kiesgerechtigd. Zij vorm
den nog geen vier procent van de>
totale bevolking.
Kiesmannen
Deze stemgerechtigde^ kozen een
college van 44 kiesmannen, waar
toe alleen de hoogst aangeslagen
burgers mochten behoren.
Slechts driekwart procent van de
Leidse bevolking kwam door een
ferme belastingbijdrage in aan
merking voor het lidmaatschap
van het college van kiesmannen.
Wanneer er een vacature ip de ge
meenteraad was, wezen de kies
mannen iemand uit hun midden
aan voor de vacante raadszetel.
Een raadslid bleef zitten tot zijn
dood, of totdat hij zelf de wens te
kennén gaf het bijltje erbij neer te
leggen.
Het dagelijks bestuur van de stad
werd gevormd door een college
van één burgemeester en drie we
thouders. Na de omverwerping
van het Franse bewind in 1813
had men aanvankelijk de oude si
Spotprent uit de vorige eeuw op de arrestatie van de klerk Caspar Seyn die ook in het complot zat) en de
verkoping van zijn boedel.
tuatie hersteld en weer vier bur
gemeesters aangesteld. In 1824
werd echter besloten dat er
voortaan nog maar één burge
meester zou zijn en dat de andere
bestuurders zich tevreden zou
den moeten stellen met de titel
"wethouder".
Voor de nieuwe waardigheid van
enig burgermeester deed men
toen een keuze uit het zittende
college. Het is duidelijk dat men
daarbij niet de nadruk heeft ge
legd op jeugdig elan De door Ko
ning Willem I uitverkoren man
was namelijk de toen al 70-jarige
Jhr. Mr. Jean Gijsberto de Mey
van Streefkerk, een telg uit een
oude familie.
Wie zou denken dat de benoeming
van een 70-jarige burgervader het
begin van een maar korte rege
ringsperiode zou zijn, heeft het
mis. De taaie De Mey hield het
nog ruim 18 jaar vol, totdat hij
uiteindelijk in 1842 op 88-jarige
leeftijd ontslag nam.
Waarschijnlijk was hij geen onbe
kwaam bestuurder, maar terecht
is .er op gewezen dat zijn verge
vorderde leeftijd en verslapte
aandacht voor het stedelijk reilen
en zeilen mede oorzaak kunnen
zijn geweest van de "ramp van
1838".
Hoofdfiguren
De hoofdfiguren van het drama van
1838 waren ambtenaren die al
waren benoemd in 1811 en 1812,
toen onder het Franse regime het
ambtelijk apparaat grondig werd
gewijzigd. In 1811 werd de toen
26-jarige Mr. Pière Antoine du
Pui, die al driejaar een hoge func
tie op de secretarie bekleed had,
benoemd tot secretaris van de
maire (burgemeester) van de
stad, een functie die later over
ging in die van stadssecretaris.
Du Pui was een zoon van de be
kende medische hoogleraar
Meinard Simon du Pui.
De stedelijke financiën werden in
1812 toevertrouwd aan een
nieuwe stedelijke ontvanger, de
toen 42-jarige Jhr. Mr. Leopold P.
A. van Puttkammer. De ontvan
ger kreeg echter niet alle finan
ciële zaken onder zijn recht
streeks beheer, want de financiën
van o.a. het pesthuis, de trekvaar
ten en enkele studiefondsen
werden in handen gegeven van
Du Pui.
De heren op het Stadhuis ver
trouwden elkaar blijkbaar vol
komen, want controle op de boe
ken werd niet of nauwelijks uit-
geoefend. Waartoe een dergelijke
nalatigheid kon leiden bleek in
1838.
De ontdekking
Op 2 augustus 1838 werd stadsse
cretaris Du Pui ernstig ziek. Drie
dagen later, op 5 augustus, over
leed hij. Nog maar 53 jaar oud.
Burgemeester en Wethouders
besloten dat de wethouders Paul
du Rieu (de latere burgemeester)
en Paul Godfried van Hoorn met
de ambtenaar Abraham Mon-
tagne de papieren zouden over
nemen om de zaken waar te ne
men totdat er een opvolger zou
zijn benoemd.
Waarschijnlijk konden de drie he
ren hun ogen nauwelijks geloven
toen zij de papieren van de over
ledene nader bekeken. Spoedig
bleek dat er vanaf 1813 op forse
schaal geld achterover gedrukt
was en dat de stedelijke rekenin
gen over de afgelopen 25 jaar op
listige wijze waren vervalst.
Klerken
Twee klerken, Caspar Seyn, tevens
amanuensis bij de Bank van Le
ning, en Christiaan Backer ble
ken Du Pui op loyale wijze te
hebben bijgestaan bij zijn ge
slaagde pogingen om zijn inkom
sten langs niet bep^ld legale
weg wat aan te vullen/Ongetwij
feld hadden ook zij jarenlang een
aandeel in de winst gehad.
Berekend werd, dat er in totaal een
bëdrag van anderhalve ton was
verduisterd. Hetgeen er op wijst
dat Du Pui, wiens salaris in 1816
Marianne Louise Bucaille, de we
duwe van Du Pui gaf een schade
loosstelling van 10.000 gulden.
Ontvanger Van Puttkammer, aan
wie immers nalatigheid kon wor
den verweten, betaalde 17.000
gulden. Hoewel daarmee een
derde deel van het verduisterde
bedrag was. goed gemaakt, bleef
het grote probleem onvermin
derd bestaan, want men kwam
nog altijd een ton te kort.
Op 19 maart 1839 brak echter plot
seling de zon door.
Weldoener
Op 19 maart 1839 deelde wethouder
Du Rieu mee dat iemand die on
bekend wenste te blijven de, ont
brekende 100.000 gulcjen aan de
stad had geschonken. De gever
was tot deze stap gekomen omdat
hij de stad van schande wenste te
vrijwaren en wilde voorkomen
dat er langdurige procedures
tegen de betrokkenen zouden
worden aangespannen.
Aan de wethouder had hij 100 Rus
sische obligaties van elk duizend
gulden ter hand gesteld, die door
het gemeentebestuur zouden
kunnen worden verkocht om het
gat in de kas te vullen.
De spraakmakende gemeente had
nu weer een nieuw gesprekson
derwerp, want druk werd er nu
gespeculeerd over de vraag wie
wel de milde gever zou zijn, wiens
naam door de wethouder zo zorg
vuldig geheim gehouden werd.
De meeste veronderstellingen
gingen in de richting van Koning
Willem I. Naar later gebleken is
op 2400 gulden per jaar was vast
gesteld, zichzelf een wel zeer
ruime salarisverhoging had toe-,
gekénd. Veel van het geld is
waarschijnlijk., opgegaan in de
royale huishouding aan de Brees
traat op de hoek van de Wolsteeg
(nu nr. 121), waar Du Pui met zijn
vrouw, zijn grote gezin, een
knecht, een min en vier dienst
boden woonde.
Enorm bedrag
Een onderzoek in de administratie
van de toen 68-jarige ontvanger
Van Puttkammer bevestigde dat
er een aanzienlijk tekort was.
Niet doordat de man zelf zou
hebben gefraudeerd, maar door
dat hij en ook B. en W. nooit had
den gelet op de praktijken van Du
Pui en zijn bondgenoten.
Op het Stadhuis zat men met de
handen in het haar. Want ook
voor de stedelijke financiën be
tekende het tekort een enorm be
drag. De uitgaven van de stad be
droegen in die tijd gemiddeld
zo'n 250.000 gulden per jaar,
dat het verduisterde bedrag m
dan een halve jaarbegroting v
Ingrijpen van regeringswege
dreigde. En dat was wel het laat
ste waaraan de heren regenten
behoefte hadden. Men begon dus
zo snel mogelijk met het nemen
van maatregelen.
Gearresteerd
De klerken Seyn en Backer werden
geschorst en gearresteerd. Seyn,
die nogal bemiddeld was, stelde
zijn bezittingen ter beschikking
in de hoop zich aan vervolging te
kunnen onttrekken. De op
brengst was 22.000 gulden.
Niet de koning, maar het schatrijke
raadslid Diederik van Leyden
Gael was de man die de stad op
deze wijze in een moeilijke situa
tie te hulp kwam. Van Leyden
Gael, de in 1775 geboren laatste
telg uit de regeringsgeslachten
Van Leyden en Gael, was op dat
ogenblik al 35 jaar lid van de ge
meenteraad en had daarnaast nog
tal van andere openbare functies
bekleed.
Buurman
Het kinderloze raadslid, dat in de
Breestraat in het prachtige huis
Het Gulden Vlies (nr. 125)
woonde en dus bijna een buur
man van Du Pui was geweest, "be
steedde een deel van zijn grote
vermogen aan openbare doelein
den. Zo was'hij ook in 1830 met
een aanzienlijk bedrag te hulp
gesneld, toen de Leidse Spaar
bank ten gevolge van de Belgi
sche opstand op springen stond.
Nu nam hij, zij het anoniem, we
derom maatregelen om een ramp
te voorkomen.
Diederik van Leyden Gael had de
stad gespaard voor een financiële
ondergang en voor ingrijpen
vanuit Den Haag. De verant
woordelijke personen konden
bovendien weer rustig slapen,
want van verdere vervolgingen
was geen sprake meer.
Geschokt
De oude burgemeester en zijn me
dewerkers konden voorlopig rus
tig op hun zetels blijven zitten, al
was het vertrouwen in het verou
derde gemeentelijke apparaat
wel danig geschokt. De ontvan
ger Van Puttkammer nam spoe
dig ontslag, de administratie en
vooral ook de controle daarop
werden verbeterd en enkele jaren
later stapte zelfs de 88-jarige bur
gemeester op. Hij werd opge
volgd door de veel slagvaardiger
Du Rieu.
Door schade en schande
wijs geworden kon Leiden
eindelijk gaan werken aan
een wel hoogst noodzake
lijke modernisering van
haar bestuursapparaat.
Burgemeester De Mey van Streefkerk, die pas op 88-jarige leeftijd uit
het gemeentebestuur stapte. Enkele jaren daarvoor was de grote
geldverduistering ontdekt. Een foto van hoofdrolspeler Du Pui was
niet te achterhalen in de gemeente-archieven.
Door
Ingrid Moerman
en Rudi Ekkart