Vijftig
jaar
VPRO
Hubert
Duijker:
van het
bier naar
schrijven
over wijn
ZATERDAG NOVEMBER 1976
ffjliflli HUM
Door
Paul van Beckum
Ds. Spelberg kijkt symbolisch "neer" op een scene
uit de Barend Servet-shoween programma dat
mede bepalend was voor het andere gezicht dat de
VPRO kreeg na de staatsgreepvan 1968.
De VPRO bestaat vijftig jaar. Gedachten aan ds. Spelberg:
„Een luisteraarster uit Dordrecht schrijft dat zij zich vaak
zo eenzaam voelt. Ik kom daar de volgende week op te
rug". Gedachten aan Hoepla, Barend Servet, Het Gat van
Nederland en Machiavelli. In het boekje „De potentie van
een dwerg", samengesteld door Ad Kooyman en Max van
Rooy schrijft Anne H. Mulder „Nu nog, in 1976, op straat
of in de trein komen vreemden die mijn stem herkennen,
op mij af, zetten een „veelbetekenend" (zoals dat heet)
gezicht en zeggen: „Het is wel een heel andere VPRO dan
in uw tijd, mevrouw Mulder".
Vnderdaad, sinds de „staatsgreep"
in 1968 heeft de VPRO een ander
gezicht gekregen. Het grote pu
bliek vindt haar zelfs onherken
baar geworden. Wie echter de tal
loze bijdragen leest in het jubi
leumboekje en daarvan de histo
rische aspecten, moet wel tot de
conclusie komen dat ondanks de
signatuur van vrijzinnig protes
tantisme of juist daardoor de
ontwikkelingen zich logisch
hebben voltrokken. Wie geïnte
resseerd is in het vaderlandse
omroepbestel en de filosofie ach
ter het VPRO-beleid, vindt in de
„potente dwerg" een reusachtige
hoeveelheid boeiende informa
tie. Zonder dat de VPRO zichzelf
op de borst ramt komt sterk naar
voren hoe groot de invloed van
deze kleine omroep de laatste
vijftien jaar is geweest op ver
schillende aspecten van de Ne
derlandse samenleving in het al
gemeen en media radio en televi
sie in het bijzonder.
Nationaal
De VPRO heeft in haar hele ge-
schiedenis door gepleit voor een
nationale omroep „die uitdruk
kelijk geen staatsomroep mocht
worden, maar waarin iedere le
vensbeschouwing die niet in
strijd is met 's lands wetten, gele
genheid moest krijgen zich te uit
en". Zo staat het ook in de con
clusie van de Commissie Ruys de
Beerenbrouck, ingesteld tijdens
het eerste kabinet-Colijn. In het
eerste hoofdstuk „Het einde van
de verloedering" wordt uitvoerig
verteld waarom die nationale
omroepgedachte geen been aan
de grond kreeg en hoe toch de
verzuilde omroeporganisaties tot
verlengstukken van de regering
degradeerden. Daar was bijvoor
beeld het Radio Controle Regle
ment dat voorzag in preventief en
repressief toezicht op de uitzen
dingen. Ruim 1000 programma's
of programmagedeelten zijn tus
sen 1930 en 1940 preventief afge
wezen door deze censuur. Het
leeuwendeel was door de VARA
geproduceerd. Zelfs de vijf minu
ten stilte na de terechtstelling van
Van der Lubbe was een beledi
ging van een bevriend staats
hoofd.
Schets
In 1959 deed de VPRO een nieuwe
poging in een „Schets voor een
Nationale Omroep" om een orga
nisatorisch kader te schetsen
voor een Nederlandse Omroep
Stichting. Ook niet na terechte
wijzigingen in deze schets bleken
de omroepen iets te voelen voor
een afbraak van hun positie.
,In het midden van de jaren zestig",
zo gaat het hoofdstuk verder „be
gint de voor de Nederlandse sa
menleving zo typerende ve
lingsstructuur zichtbare scheu
ren te vertonen met als drama
tisch hoogtepunt de Provo
rebellie tegen een aantal uitwas
sen van de moderne welvaart
staat". Maar Provo had nog te
weinig politieke invloed om ver
anderingen te bewerkstelligen.
„De enige - en zo zou later blijken
fatale - veer die het toenmalige
omroepestablishment en zijn po
litieke vrienden moesten laten
was de in de nota-Vrolijk geventi
leerde gedachte van wat met wel
licht een te groot woord „open
omroepbestel" werd genoemd".
Dat open bestel haalde de TROS
binnen en later Veronica. Daarbij
wil de ironie van het lot dat het
door de zuilen zo fel begeerde
medium televisie het ontzui-
lingsproces nog heeft bespoe
digd. Want uitgerekend de televi
sie introduceerde de protestant
se, katholieke of socialistische
vijand dag in, dag uit in de Neder
landse huiskamer en droeg op
deze manier bij tot een zekere
gewenning aan en begrip voor
andersdenkenden. De schrijvers
van het eerste hoofdstuk. Jan
Haasbroek, Ad Kooyman en Jan
Rogier, constateren tenslotte dat
de nota over het massamediab-
eleid ook geen alternatief biedt
voor het huidige omroepbestel.
Kritiek
Het jubileumboek is geen eenzij
dig, jubelend betoog geworden
over de goede werken van de
VPRO. Onverbloemd wordt bij
voorbeeld de houding van ds.
Spelberg gekritiseerd nadat Ne
derland had gecapituleerd.
„Spelberg had al lang voor de oor
log vele malen geprotesteerd
tegen het nationaal-socialisme en
gewaarschuwd voor wat te ver
wachten viel en hij had de joden
vervolging aangeklaagd. Maar de
nazi's hadden nauwelijks het
buurland overweldigd of de
VPRO stelde geheel vrijwillig de
regeringscommissaris voor de
wederopbouw, ir. Ringers, in de
gelegenheid om voor de VPRO-
microfoon propaganda te maken
voor de Rijkscommissaris Seyss
Inquart en de vooroorlogse maat
schappij te kritiseren.
En dat was geen passieve houding
van de VPRO, want de rede van
Ringers werd ook in Vrije Gelui
den afgedrukt en door Spelberg
tegenover verontwaardigde luis
teraars en lezers verdedigd".
In het boek is ook een artikel uit
1968 van Jan Blokker in „Vrij
Nederland" afgedrukt waarin hij
fel tekeer gaat tegen de halfslach
tige houding van het VPRO-
bestuur en de ondeskundigheid
van de mensen die belast zijn met
het samenstellen van radio- en
televisieprogramma's.
Virus
In een uitzonderlijk knap verhaal
verklaart opnieuw Jan Blokker
het begrip vrijzinnigheid tegen
de achtergrond van het histori
sche, vaderlandse cultuurpa
troon. „Het vrijzinnig-
protestantisme", zo zegt hij, „is,
ondanks alle schijnbloei van tus
sen twee wereldoorlogen, nooit
een hecht doortimmerde reli
gieuze denominatie geweest en
had dat, gegeven zijn afkomst en
zijn vrijheid in het twijfelachtige,
per definitie nooit kunnen wor
den. Het vrijzinnig protestan
tisme is een virus van zeer ge
compliceerde aard. En dat is het
nog, al heet het misschien niet
Daaruit vloeit volgens Jan Blokker
automatisch voort dat de VPRO
een niet-zuil is. Want een zuil is
gesloten en mag zich geen enkele
van de traditioneel-Hollandse
weelden verloorloven op straffe
van de eigen ondergang. Geen
twijfel maar geloof. Geen toleran
tie, want dan lopen de eigen leden
weg. Geen openheid, maar ieder
z'n eigen lepeltje en z'n eigen
scheurkalender. En vooral geen
avonturen op volle zee, want de
radio is een massamedium en de
massa is op zijn rust gesteld.
Aanhangers
Jan Blokker constateert dat de
„breuk" met de oude garde in
1968 niet meer is geweest dan de
formele bekrachtiging van wat de
Vrijzinnig Protestanten altijd
voor ogen heeft gestaan: „Een
heid in het nodige, afgesproken.
Maar wie bepaalt
nodig is? De Prins van Oranje?
De Paus van Rome? De dominee
van Urk? Dan liever de Vrijheid
in het Twijfelachtige. Sprekende
over wat vroeger een achterban
heette is daarvoor een schare
aanhangers in de plaats geko
men. Onderling hebben die
weinig met elkaar te maken, want
ze ontmoeten elkaar niet meer op
zondag in de kerk, noch midden
in de week in de geitenfokkers-
vereniging van hun confessie,
laat staan op het congres van de
politieke partij".
Identiteit
Maar aan welke kant staat de
VPRO, wat is haar ideologie. Ad
Kooyman erkent dat haar identi
teit moeilijk te omschrijven is.
„Dat heeft vooral te maken met
het feit dat de VPRO eerder staat
voor een progressief-linkse men
taliteit dan voor een rechtlijnige,
linkse ideologie. Zij is eerder de
optelsom van een aantal ideolo
gische, ludieke, intuïtieve mo
menten dan de profeet van de
Grote Waarheid, van welke poli
tieke signatuur dan ook".
Hoe dan ook, aan de VPRO kan
men niet voorbij. Dat blijkt ook
uit de boze reacties van velen op
bepaalde programma
onderdelen waarvan de namen
genoegzaam bekend zyn.
In dit verband is de reactie grappig
van dr. A. Mulder die zegt: „Wat
naakt, uitwerpselen en schut
tingwoorden betreft: ik kom uit
een familie van louter medici,
dan reageer je vrij nuchter op
naakt. Uitwerpselen - bepaalde
kunnen daar enorm ple
zier om hebben, waarschijnlijk
een frustratie uit de anale fase. En
schuttingwoorden - wie letter
kunde heeft gedoceerd op een
Amsterdams lyseum - uitgere
kend in de jaren zestig - is wel
door de wol geverfd. Niet dat ik
op al die dingen zit te wachten.
Maar in de Barend Servetshow
gebeurt toch iets anders. Een
avond gaan zitten voor de groot
ste onbenulligheden. Als het pu
bliek nu eens doorkrijgt dat het
ook de andere avonden in ver
schillende andere programma's
naar de grootste onbenulligheid
zit te kijken, dan hebben Haché
en Servet toch hun doel bereikt".
Doorwerking
Mediumdeskundige Jef Radema
kers zegt het nog duidelijker:
„Nederlaag of geen nederlaag,
het Servettisme heeft gewerkt.
Op de radio trad een soort Van
Oekelisering der disc-jockeys op.
Op de tv bleek een aantal pro
gramma's toch tenminste door
het Virus van het Servettisme
aangestoken". Rademakers
noemt dan het Simplisties Ver
bond, programma's van Frans
Boelen voor de VARA en „Zaal
Concordia" van de TROS.
Wat hier wordt aangeduid is niet
meer dan een greep uit een waar
devolle bijdrage aan de Neder
landse omroepgeschiedenis en
de betekenis van de VPRO. Het
boek telt 247 bladzijden, is ver
lucht met vele - overigens niet
bijster goede - foto's en werd uit
gegeven bij Uitgeverij Contact in
Amsterdam.
Hubrecht Duijker (34) is een geboren Amsterdammer die tot zijn
18de jaar om, naar hij nu zegt, een niet meer te achterhalen
principe volledig geheelonthouder was. In de jaren erna dronk hij
veel bier en waande zich daardoor bijna een familielid van
Freddy Heineken. Op zijn 24ste jaar stapte hij heel voorzichtig
over naar het uitgegiste nat van druiven. Zijn wijn betrok hij bij
voorkeur van die grote kruidenier uit Zaandam die op de etiket
ten aangeeft waarbij en op welke temperatuur je de wijn moet
drinken. Naarmate de omzet van het edele vocht in huize Duijker
steeg, zo steeg ook zijn belangstelling voor de voorlichting over
deze dranken.
Hij ergert zich dan enkele jaren aan de wel erg beperkte informatie
die de wijnhandel aan de geachte clientele" verschaft. Schrijft
op een dag aan een grote importeur wat hij er allemaal van vindt
en zet dan de eerste stap op de weg die leidt naar zijn wijnschrij-
verschap. In zijn vrije tijd - hij is dan adviseur bij een groot
reclamebureau - redigeert hij "Wijn en Spijs" voor de firma Ver
linden. te Den Bosch. Heel langzaam begint hij eerst in vakkringen
- naam te maken. Begin 1974 zegt hij zijn baan op en besluit
voortaan te leven van de opbrengsten van zijn pen
Van Hubrecht Duijker verschenen tot dusverre "De Grote Wijnen
van Bordeaux",Avontuurlijke wijnen""Kleintje wijn" en "500
betaalbare wijnen". Onlangs presenteerde hij zijn "De complete
wijnliefhebber"een uitgave bij Van Dishoeck waarin hij zonder
veel bla-bla veel zinnige informatie geeft waarvan een groot deel
nog nooit in een in het Nederlands verschenen wijnboek heeft
gestaan.
STEEDS MEER WIJN
Wij Nederlanders drinken steeds meer wijn. Per hoofd van de be
volking al veel meer dan tien liter per jaar. Vergeleken met onze
zuiderburen nog wel een schijntje, maar we zijn wel op weg die
achterstand in te lopen. Vergeleken met 1960 - Hubrecht Duijker
begon toen net aan de pils- drinken weal tienmaal zo veel wijn en
er zijn geen aanwijzingen dat het patroon zich zal wijzigen. Nee,
men verwacht nog een veel grotere toename van de wijncom-
sumptie in ons land.
Met de toename van het wijnverbruik verandert ook de informatie
aan het publiek. De zichzelf wijnschrijver noemende Hubrecht
Duijker heeft daartoe al veel bijgedragen.
"Bijna een halve eeiw lang werd er in ons land over wijnen ge
schreven op een manier die je eerder afschrikte dan aantrok. Wijn
werd meestal omschreven als een zeer elitair vocht dat zo bijzon
der was dat je wel van heel goede huize moest komen wilde je er
werkelijk van kunnen genieten".
Helaas wordt er door sommigen vandaag de dag nog zo over ge
schreven. De navolgende regel bijvoorbeeld zou zo uit een popu
lair magazine gerukt kunnen zijn. "De wijn had zich volledig
ontplooid, het bouquet was een wonder van gedistingeerde ver
fijning en vibreerde als een bloeiende toon van een meesterviool"
„TROMPETGESCHAL"
„Trompetgeschal"In Abcoude zegt de wijnschrijver: "Nooit hoor ik
trompetgeschal, orgelklanken of klokgelui als ik wijn drink. (Jok
de hemelpoorten zijn nimmer voor mij opengegaan. Met dat
bloemrijke taalgebruik wek je veel te hoge verwachtingen bij het
publiek. Het is juist mijn bedoeling om eerlijke informatie te
verstrekken en ik tracht met een eenvoudig taalgebruik te voor
komen dat men te hoog gespannen verwachtingen heeft"
"Wijn is voor een steeds groeiende groep mensen niet meer dat
elitairevocht van weleer. Het is een erg prettige, lekkere drank die
de avonden gezellig maakt,stemming schept aan tafel en het eten
beter laat smaken. Laat niemand vergeten dat wijn gemaakt is
om gedronken te worden. Wijn is geen beleggings of verzamelob
ject: wie de drank zo ziet, moet men vergelijken met een filatelist
die het zonde vindt om op zijn brieven een postzegel te plakken".
ETIKETTENTAAL
Etikettentaal "De complete wijnliefhebber" vertelt Hubrecht Duij
ker over het geheim van de etikettentaalhet verschil tussen de
Beaujolais Primeur en de Beaujolais Nouveau, geeft aan hoe je
wijn in een restaurant moet bestellen, hoe je wijn moet proeven,
noemt namen van de beste wijngaarden, van de Bordeaux en
Bourgogne, beschrijft de belangrijkste wijngebieden in Europa,
geeft tips voor het kopen op wijnveilingen en merkt terecht op dat
de kruideniers meestal geen sjoege van unjn hebbenwaarschuwt
voor wijn als stuntartikel en geeft de groot-kruidenier uit Zaan
dam een compliment. Hij zegt de zg. wijntapperijen niet zo te
waarderennoemt namen van de inkoopcombinaties, vertelt over
de gesloten wijnhuizen en wijnclubs en adviseert u uw wijnen
uitsluitend van een betrouwbare leverancier te betrekken.
Hubrecht Duijker legt ook uit datje de wijn moet leren ontdekken en
dat je heel langzaam ook de enorme prijsverschillen gaat proe
ven. Zijn stelregel is: eenvoudig beginnen en af en toe een duur
dere wijn keuren. Wie thuis raakt in de wijn beleeft daar voor de
rest van zijn leven ontstellend veel genoegen aan".
RODE BORDEAUX
Over zijn favoriete drank: champagne, vertelt hij thuis dat hij die
drank waardeert omdat hij eigenlijk niet de kans heeft die
belletjes-wijn iedere dag te drinken.
Hij prefereert de rode Bordeaux boven de rode Bourgogne omdat er
in 't algemeen meer aan de wijnen uit de Bordeaux te beleven
valt. Schrikt dan even van zijn woorden en voegt er haastig aan
toe dat hij in de afgelopen zomer - tijdens een twee maanden
durende proeftijd door de Bourgogne - toch wel heel mooie Bour
gognes gedronken heeft.
Hubrecht Duijker rookt niet, drinkt geen koffie en houdt niet van al
te gekruide spijzen), zegt vele duizenden wijnen per jaar te proe
ven. Proeven jen die voor hem telkens weer nieuwe gezichtspun
ten opleveren.
»Hij vindt het jammer dat in ons land wijn pas als goed gekenmerkt
wordt als er een Frans aandoend etiket op de fles zit. "Veel mensen
denken nog dat wanneer er op een etiket "Grand vin de staat,
het persé een Franse wijn is. De meesten weten niet dat die wijn
best eens uit Algerije of Marokko kan komen of dat het een mengsel
van Franse en Italiaanse druiven is".
SLOBBERWIJNTJES
Hubrecht ergert zich daar wel aan want een deel van die goedfcope
wijntjes, die vaak ten onrechte gesierd worden met schitterende
etiketten, zijn vaak heel plezierige slobberwijntjes die het aanbe
velen best waard zouden zijn.
Hubrecht Duijker meent dat in Nederland de wijnen vaak op te
hoge en te lage temperaturen geserveerd worden. Een rode drinkt
hij graag iets beneden de normale kamertemperatuur. Een witte
wijn mag beslist niet regelrecht uit de koelkast komen. Ook ïn de
Nederlandse restaurants maakt men nog die fouten. Bij te hoge
temperaturen wordt de wijn "overgeflatteerd" terwijl een ijs
koude zich nauwelijks meer laat kenmerken.