Willem Nijholt: klem tussen twee werelden Paauwe moet een toontje lager zingen ZATERDAG 13 NOVEMBER 1976 Door Frans Happel De opnamen voor "De kris Pusaka", een nieuwe televisieserie van de KRO (uitzendingen pas in het volgende winterseizoen) hebben acteur Willem Nijholt teruggebracht naar zijn geboorteland, Indonesië. Het werd een weerzien na dertig jaar. Als we Nijholt opbellen of hij - weer terug in Nederland - iets wil vertellen over zijn ervaringen, zegt hij: "Ach nee. Wat wil je zeggen met zo'n verhaal? Dat ik met tranen in mijn ogen in mijn geboortedorp heb gestaan?" We maken niettemin een afspraak, treffen Willem in het Hilversumse Spanderswoud, waar deze week acties voor "De kris Pusaka" werden vastgelegd. Tijdens de draaipauzes is het onaards stil in het bos. Een décor van nevel en vallend herfstblad. In de verte blaffen honden. Met een heel klein beetje fantasie horen we het ruisen van de Waringin... "Nóu!",'zegt Willem Nijholt. "Die bomen hoorde je altijd. Vooral als we na het eten op het platje voor het huis zaten. Als vader met ons zong: "Kijk je 's avonds even naar de sterren...". Nijholt vertelt dan toch over zijn bezoek aan Indonesië. In totaal meer dan vier uur. Zegt in het begin: „Als je me in godsnaam maar begrijpt...". "Ik ben teruggekomen met een vreemd gevoel van vertwijfe ling. Daarom vind ik het ook zo moeilijk om er over te praten. Ik was terug in mijn geboorte land, ik heb de r ^st.emotio nele weken van mijn' leven meegemaakt. Twee uur na aankomst in Indonesië wist ik het al zeker Willem, je bent thuis. Het kwam als een snik uit mijn lijf. Later doe je een an dere ontdekking, een enge ei genlijk: ik voel zo sterk dat ik hier hoor en dat ik hier niet meer hoor. Tegenover de film ploeg voelde ik me min of meer een Indonesiër. Dat gaf soms problemen, want al deed ik mijn werk goed, m'n kop zat ergens anders. Verkeerde ik tussen de autochtone bevol king, dan werd ik behandeld als een ontzettend aardige toe an, een blanke toean, dat wel. "Ach toean, jij komt van hier...?" Het gaf me een pluspunt, er ontstonden innige contacteh, de laa^tsté week heb ik bij een Indonesische familie in huis gezeten en droeg ik een sarong, omdat ik dat wilde en omdat het kpn. De jongens van de filmploeg vonden die sarong wel een beetje raar...maakte niet uit. Ik voelde me daar gees telijk tot over m'n knieën in de grond staan. En toch de onrust. Het gevoel hebben-datje een brug bent die aan beide overs zijn verbinding kwyt is. Wegvluchten uit dure hotels, waar toeristenvrouwen "in batikiurken dubbele whis ky's zuipen a raison van het dagloon van een jong Indonesi sche arbeider. Naar de passar, daar praten, roken, met je ham den eten en nooit weer terug willen naar Holland. Dat toch doen, omdat je nu eenmaal je werk hebt, je verplichtin gen...". 'Ik heb mijn geboortedorp weer gezien. Gombong, een klein garnizoensplaatsje op midden-Java. Mijn vader was onderofficier bij het KNIL. Als klein kind bestond mijn uit zicht vooral uit kazernes en mi litaire parades. Achteraf ge dacht moet mijn moeder het daar niet zo leuk gehad hebben. Alleen maar militairen en pas tachtig kilometer verder - over een zeer slechte weg - Djogja- karta". "Die weg is nog steeds slecht. Tweeëneenhalf uur in de taxi en de chauffeur stopte steeds omdat ik zo nodig batik of houtsnijwerk moest kopen bij vriendjes van hem. Wel ver domme, riep ik uiteindelijk, ik ben geen toerist, ik ben hier ge boren!" "Mooie herinneringen werden' levend, ook heel verdrietige. Ik hteja nu thuis een pot staan met rode aarde, aarde van de sawa. De herinnering aan de Jappen kampen. We waren opgepakt. den-die zijn omgekomen in de kampen in West-Europa. Hoe de Jappen hebbèn huis gehou den wordt maar al te vaak ver geten". "De kris Pusaka" (script Van An ton Quintana) ruikt naar een doodgewone avonturenserie. Is dat niet vreemd, enerzijds - vaak ontroerd - herinneringen opgraven en anderzijds een hoofdrol spelen in een leuk diefjesverhaal met een portie stille kracht? "Natuurlijk waren de camera's en alles wat daarbij hoorde een andere realiteit. Gelukkig had den regisseur Bram van Erkel en vooral producer Carl Tewes begrip voor mijn situatie. Carl zei bijvoorbeeld halverwege de opnamen tegen me: Willem, weetje wat jij moet doen? Ga naar je hotelkamer én huil es lekker uit. Die jongen begreep het". En..."De kris Pusaka" is niet zo maar een liilligé avonturense rie. Anders was ik er nooit inge stapt. Het verhaal is juist zeer wezenlijk voor de oude cultuur van Indonesië. .Het gaat uit van de "adat", het gewoonterecht. Met de adat moet je je als bui tenstaander niet bemoeien. De kris Pusaka - pusaka betekent erfstuk - wordt geroofd en komt via duistere wégen in Ne derland terecht. In de serie ben ik de Hollander die, samen met zijn jongere broertje, de kris wil terugbrengen, die het zaakje even wil regelen maar merkt datje de adat niet naar de hand kunt zetten". "Trouwens, zo'n kris als die in het verhaal, hoort al helemaal bij de oer-cultuur van Indonesië. Het is geen wapen, maar een familie-relikwie. De smid die de kris maakt is meereen pries ter, of een fakir. Voor hij aan de arbeid begint, vast hij veertig dagen. Vervolgens smeedt hij de kris en gébruikt dan ook zijn tong! Met zijn tong drukt hij het gloeiende metaal in de juiste vorm en voelt geen pijn!" Eind oktober, in Nederland speelt Willem Nijholt in het zeer Amerikaanse toneelstuk "Gingerbread Lady" (Een doos vol kruimels) en dan is er ook iets ontnuchterends als de tele visieserie "Pleisterkade". Willem Nijholt: "Zoals ik al zei, ik heb hier mijn werk, mijn ver- plichtingen. Maar eind maart al loopt voor mij dit theatersei zoen af en dan ga ik zo gauw mogelijk weer naar Indonesië. Alleen, helemaal mijn eigen zin doen'. En voor het volgend sei zoen zal ik weinig werk aanne men. Ik heb geleerd datje ook prima kunt leven zonder een bintang te zijn. Het Nederlands-Indisch woor denboek: bintang - een belang rijk persoon. "Ik heb er mijn buik vol van om belangrijk te zijn", zegt Willem Nijholt. Willem Nijholt: ''De jongens van Bakker). het hele gezin. Dagelijks op de sawa werken, en weten dat aan de einder je moeder werkt, een schim tussën een hele rij an dere vrouwen. Steeds het ge voel van vreselijke paniek als je tussen die vrij moeder niet vonden die sarong wel een meer dacht te ontdekken. Het was te ver om de vrouwen te onderscheiden, maar je instinct zei: ik zie moeder niet. De Ja panners zijn nu weer in Indo nesië en fotograferen als idio ten. Ik weet wel, je moet oud zeer niet open krabben, maar ik word altijd weer bitter gestemd als ik in Nederland merk dat de verschrikkingen van de oorlog alleen in verband wordén ge bracht met Duitsers, dat. oor logsslachtoffers herdacht wor Door Ger Stolk De Kapelweg in Amersfoort. Een met veel groen omzoomde ver keersader aan de rand van het bos met aan de ene kant zuinig' onderhouden eengezinswo ningen, aan de overzijde grauwe huurflats van het soort, zoals dat vlak na de oorlog werd neergezet. Uitwerpselen van verwilderde duiven, op num mer 191 neergelaten jaloezieën tegen de najaarszon en een be woner, die een zakdoek als noodverband om een bloe dende vinger wikkelt. Zijn naam: Bas Paauwe, vorige maand toegetreden tot de be volkingsgroep der 65-plussers, 31-voudig international, ex- ^eyenoord-speler, tot voor kort en van een werkloosheidsuit kering levende voetbaltrainer. Weinig veranderd. Dat wil zeggen hooguit een extra rimpeltje toegevoegd aan het in foeile lijke kleuren uitgevoerde voet balplaatje, zoals dat in dé late crisisjaren door Miss Blanche bij aankoop van een pakje siga retten werd cadeau gedaan. Daarbij gaan we ervan uit dat dit verhaal B. J. (Bas) Paauwe als onderwerp heeft en niet J. B. (Jaap) Paauwe. De Paauwes waren er eerder dan de voetbal lende broers Cock en Mick Cla- van, Cees en Ees Cortenberge, Jan en Abe Lenstra in een tijd toen René en Willie van den Kerkhof nog in de moeder schoot rustten. Ten aanzien van die driejaar ou dere Jaap, zij vermeld dat deze in de dertiger jaren in het Ne derlands elftal werd verdron gen door zijn bloedeigen broer. Tot een familievete is het noch tans nooit gekomen, want Bas liet de voetbalbond per aange tekend schrijven weten dat hij de plek van zijn broeF niet wil de. Waarna de heren van de keuzecommissie meteen streng straften door heiemaal geen Paauwe tegen de Belgen op te stellen. Knijperig Herinneringen met hier en daar vervaagde contouren, door vrouwlief op verzoek aan de vergetelheid ontrukt. Soms met een intonatie, die hem te ver gaat, waarna de rem er op gaat, al weigert die opvallend vaak dienst. Zij op haai-baai toon: „Feye- noord was een knijperige club, Bas". Hij: „Knijperig?" Zij weer „Ja, knijperig. We heb ben het toch meegemaakt dat we ons eigen brood mee moes ten nemen naar Blauw Wit. Mooi afscheidscadeau kreeg je ook. Een zogenaamde zilveren sigarettenkoker, na twee dagen was dat ding zwart". Hij: „Mens zeur niet. Het is al zo lang geleden". In een poging het gesprek een andere draai te geven: „Er zijn voor mij nog altijd twee clubs in Nederland, dat zijn Feye- noord 1 en Feyenoord 2". Herinneringen dus. Vroeg over leden vader, een moeder die acht holle kindermagen vulde. Drie wasjes per week a raison van twee kwartjes per stuk.'Vijf kostgangers. De eerste één-twee's, tegen de muur van de Oranjeboomstraat op Rotterdam-zuid. Het geluk om toch naar de ambachts school te mogen en een door een paar ooms voor het talent volle neeQe bijeengelapt paar voetbalschoenen. Meneer Flitscarrière, want wat goed is komt door de eeuwen heen al snel. Zijn eerste wedstrijd in Feyenoord 1: „Jaap Barend- regt, de man is dood, geweldige midvoor. Als midhalf mocht je in die tijd niet naar voren en je had niet het hart om tegen die regel te zondigen. Op een keer dacht ik: ik doe het toch, wat kan mij het schelen. Jaap Ba- rendregt roept tegen mij: „Hé kleine terug jij naar je plaats". Hij schiet onverwacht vol. 'Zegt: „Ik zal het nooit vergeten, ik heb toen meneer tegen hem gezegd. Ik heb terug geroepen: „Goed meneer. Nee, ik heb nooit meer gezondigd". Achteraf is hij misschien toch stom geweest. Nee, geen stui ver vingen ze in die tyd. Van dè bierbrouwerij moesten ze het hebben. Uit commercieel oog punt slim geredeneerd om be kende voetballers' een café aan te bieden onder gunstige finan ciële voorwaarden. Over goede cliëntele geen plagen. Op de hoek Hillevliet-Putselaan had hij op Zuid een goede zaak, twee kelners, zijn vrouw die meehielp. Ze hadden het goed. En zaterdag 's avonds schraapte hij in een volle zaak de keel, zei: „Dames en heren, u kunt gezellig blijven zitten maar ik ga naar bed. Welterus ten". „Moet je nu komen bij die jonge gasten." Mooi vak Achteraf had hij misschien toch beter net als Puck van Heel en Jan Linssen kunnen blijvén zit ten. Meer sociale zekerheid, desnoods iemand anders er in. Jan Linssen is ook nooit erg vaak in de zaak geweest. Maar hij was gek van sport, trok met zijn A-licentie naar Geleen om de mijnwerkers van Maurits de voetbalbeginselen bij te bren gen. Hij: „Als je jong bent kijkje niet verder dan je neus lang is. Nu ik 65 ben moeten we eên stab te- rug doen. Denk niet dat ik spijt heb, ik heb een móói vak ge had, een mooie tijd. Maar in de trainerij zit een aantal onzekere factoren opgesloten. Kijk, een trainer moet eerder dan op 65- jarige leeftijd met pensioen. Er zou trouwens een gped pen sioen moeten zijn voor oefen- meesters. Ik heb eens geïnfor meerd, heb gevraagd: hoeveel is het? Nou, het blijkt op 1500 gulden per jaar neer te komen." Zij: „Na aftrek van belasting dus ongeveer zeshonderd, tel uit je winst." Hij: „Tikkeltje overdreven na tuurlijk, maar het wojdt wel een fooi. Aan de andere kant ben ik vanaf het allerprilste be gin lid van de WON. Daar zit ook ipgiets aan vast". Zij weer: „Toch is het te. gek dat een trainer tot aan zijn 65ste mee moet. Dat zou minstens verlaagd moeten worden tot zestig, de politie gaat ook al op 55-jarige leeftijd met pensioen. En als ouwe vent nemen die gasten, die je traint, je nog in de maling ook". Hij: „Ik heb nu de junioren van HVC, die apies hebben nog wel respect. Bovendien .vind ik hét leuk". Zij weer „Als je een goed pen sioen zou hebben gehad, had je het voor jé plezier kunnen dóen, Bas. Nu moet je". Kussen Herinneringen aan het rooms- katholieke Limburg van vlak na de oorlog. Kampioen werd- ie met Maurits, het draaide niettemin bijna uit op een ont goocheling. Vrouwlief griste ten overstaan van een volge pakte tribune het hoofddeksel van het hoofd van de kapelaan en zoende de man vreugdevol op beide wangen, toen het win nende doelpunt erin ging. Een doodzonde in het naoorlogse Limburg. Een dag later werd de trainer door het bestuur streng toege sproken. Het ernstige vergrijp zou voor een keer door de vin gers worden gezien. Maar de kapelaan eiste wel excuses van mevrouw Paauwe. Minder prettige ervaringen bij HVC: „We draaiden lekker, niets leek een kampioenschap in de weg te staan. Hoor ik een speler een keer zeggen: wat hebben we er aan om te promo veren, we verdienen zo toch lekker. Ik de pest in. De voor- zitter was naar een waarzegster geweest. Bas, zegt die man op een keer tegen me, Bas, we worden kampioen. Ik zeg: het spijt me meneer, ik ga weg. Onze eigen' spelers saboteren de zaak". Later kreeg ik bij VW een auto en voor het eerst een jaarsalaris boven de twintigduizend gul den. Ik had voor driejaar gete kend. Na één seizoen was ik al vertrokken. Een frietenkoning en een accufabriek maakten daar de dienst uit". Zij: „De auto konden we inleve ren, hoewel die contractueel ons eigendom was. Over het geld van de resterende twee jaar heeft hij nooit gesproken. Later leerden we bij FC Amers foort een zekere Jacques Ho- gewoning als bestuurslid. Geen aardige man. We woonden in een huis, dat niet eens eigen dom was van de club. Toen er moeilijkheden kwamen schreef Hogewonirig een brief dat wij dat huis uit moesten op straffe van honderd gulden per' dag dat we langer bleven. Hans Croon moest er in, begrijp je?" Hij: „Toen hebben we ook Jaap van der Leek leren kennen. Van der Leek was toen nog geen bestuurslid van de WON. Hij woonde in De Bilt, hij was werkeloos. Vóór Hogewoning mij op de hoogte stelde dat ik weg moest gingen ze by Van der Leek op visite om hem te vragen of hij wilde komen trainen. Weet Bas hiervan?, vroeg Van der Leek. Natuurlijk niet, antwoordde Hogewoning. Dan is daar de deur, zei Van der Leek. Kijk, dat vind ik klasse van een man, die zelf geen werk heeft". Bejaardenwoning De zakdoek wordt van de vinger van Bas Paauwe. verwijderd, het bloeden heeft opgehouden. Zij: „Bas is al aan het werk voor de verhuizing, zo is het geko men. We gaan hier weg, krijgen een bejaardenwoning. Ach, zelf zou ik liever terug zijn gegaan naar Rotterdam. Ik doe het echt voor hem". Hij geïrriteerd: „Zeur niet, juf frouw Paauwe. Je weet blik semsgoed datje slecht ter been bent. Die 36 traptreden, weetje wel? We krijgen een tuin, een benedenwoning. We staan in geschreven in, Amersfoort, dacht je dat de benedenwonin gen in Rotterdam voor het op scheppen liggen. Die zussen van je zie je 's zomers wel op de camping". Zij weer. „Zet maar in je stuk dat het echtpaar Paauwe voor de 21ste keer ghat verhuizen en dat het waarschijnlijk voor de een na laatste maal zal zijn. Ach ja, ik heb een jaar of wat gele den nog eens geprobeerd voor Bas bij Feyenoord. Maar Kie- boom was toen al geen voorzit ter meer. Jammer. Bas had zo graag de jeugd van Feyenoord getraind. Kieboom zei: „Het zou leuk zijn als Bas Paauwe hier zijn carrière ook zou beëindigen. Later zei Kieboom zich te schamen voor het feit dat het bestuur onze sollicita tiebrief niet eens had beant woord." Hij: „We hebben het niet slecht. Een jaar of wat terug ging Hol- link midden in het seizoen in eens naar Roda JC, toen heb ik bij FC Amersfoort zijn werk overgenomen. Een halfjaartje, maar wel op basis van 22.500 gulden per jaar. Dat resulteerde in een WW-uitkering tot verle den maand van tachtig procent van die 22.500 gulden. Plezier „Maar nu zullen we toch een toontje lager moeten zingen". Zij bits: „Wat hebben we nu voor een toontje lager te zingen? We kunnen niet meer doen dan eten. We hjebben een auto, een caravan, we zijn te oud om te dansen en. we houden niet van de bioscoop. We hebben plezier gehad." Hij met een zucht „Toen ik 65 werd, belde Jan Linssen me op. Erg attent. En dat doelpunt van Manus Vrauwdeunt toen we de openingswedstrijd speelden van het Feyenoord-stadion tegen Arsenal. Leen Vente mis te, pats, zei Manus. Maar nu moeten we een toontje lager zingen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 15