TIBETANEN
IN INDIA
ZATERDAG 30 OKTOBER 1976
EXTRA
Op 24 oktober 1966 werd in Neder
land een Vluchtelingenactie gehou
den. De opbrengst was bijna negen
miljoen gulden. Dat bedrag is be
steed aan het helpen van 20.000 Ti
betaanse vluchtelingen die na de
Chinese bezetting van hun land In
dia binnenstroomden na een door
gaans grimmige tocht over het Hi-
malajagebergte. De aktie was een
succes, de daaruit voortvloeiende
aktiviteiten niet minder: de' parti
culiere hulporganisatie Myrada
heeft van dat geld (en van giften uit
andere landen) in de Indiase staat
Karnstaka een groot aantal neder
zettingen gebouwd waar de vluch
telingen onderdak vonden. Ze zijn
geïntegreerd in de Indiase samen
leving, kunnen zich voor het eerst
na jaren volwaardig mens voelen.
Het is een voorbeeld van een succes
verhaal.
Maar over de hele wereld verspreid
leven nog altijd vele tienduizenden
vluchtelingen in miserabele kam
pen, voorlopig zonder enig u*'"icht
op een toekomst. Ze doen Tiets,
wachten alleen maar. Wachten op
een trein kan irritant zijn; wachten
op niets is staren in de leegte die
geen grens heeft.
Van maandag 25 oktober tot en met
zaterdag 30 oktober had er een
Vluchteiin gen week plaats. De stich
ting „Vluchteling 1976" (onder,
voorzitterschap van ex-Tweede
Kamerpresident mr. F. J. F. H. van
Thiel) deed opnieuw een beroep
op Nederland om het geld te
geven waarmee voor 30.000 van die
vluchtelingen althans een aanzet
tot een toekomst geschapen kan
worden. Het gaat hierbij om 20.000
mensen in Azië voornamelijk Thai
land) die door de Indonechinese
oorlog uit Vietnam, Cambodja en
Laos verdreven zijn. Verder om
6000 vluchtelingen Afrika, 2500 in
Latijns Amerika en 1500 in een nog
nader aan te wijzen gebied. Voor
500 per persoon kunnen een nieu,w
bestaan, huisvesting, voeding en
medische verzorging aangedragen
worden. (Er wordt gestreefd naar
een opbrengst van 15 miljoen gul
den).
lijkt weinig, maar de ervaring met
de Tibetanen in India heeft geleerd
dat het voldoende is. Dat heeft oofc
H. J. Oolbekkink ontdekt toen hij
met een groepje Nederlandse ver
slaggevers een reis langs de Tibe
taanse nederzettingen in India en
langs de vluchtelingenkampen in
Thailand maakte. Vandaag het
verslag van dat succesverhaal; vol
gende week aandacht voor het be
staan in de marge van ruim 75.000
ontheemden in Thailand.
Thondoep Tsjolon (37. klerk bij de
rechtbank), zijn vrouw Namgyal
(35) en hun vriend Nina Nina stu
dent letteren), deden er, in septem
ber 1973, vijfentwintig dagen over
om van Tibet naar India te komen,
i Het werd een voettocht door het
Himalajagebergte die je zou kun-
I nen beschrijven met de harde, vaak
wijdlopige lyriek van Hemingway,
I maar die je ook kunt afdoen met de
woorden Thondoep zelf: „Het was
j moeilijk".
Voor dit verhaal lijkt eenvoud aan-
gewezen, de feiten hebben geen
j sierrandje nodig.
Thondoep is een frele, kleine man
met zwart piekhaar en een mager
gezicht waarin de ogen half dicht-
I geduwd worden door de jukbeen-
deren. Hij zit op een stapel lappen
in een kale, betonnen kamer in de
nederzetteing Tsjowkoer in de
i zuid-Indiase staat Karnataka. De
j lappen, een dunne matras, een vale
deken vormen het slaapmeubilair.
I Wat kookgerei, een geblutste pan,
een theepot. Verder is de scheme-
j rige kamer kaal. Zijn vrouw Nam-
gyal zit apatisch naast hem, de be-
I nen gekruist, de ogen versluierd en
j leeg. Zij is 35, lijkt er in te berusten
dat het leven op 23 september voor
i haar bleef stilstaan.
Thondoep, Namgyal en Nima be
horen tot de laatsten van de 30.000
i Tibetaanse vluchtelingen die on
derdak hebben gevonden in India,
i Op 10.000 na zijn ze allemaal in
Karnataka ondergebracht. De apa-
thie van Thondoep en Namgyal is
J niet symptomatische Want in
Hoensoer, Kollegal en Bylakuppe -
een kleine driehoek in het onaf-
I zienbare India - heb ik Tibetanen
gezien die konden lachen, werken,
I vrijen, ongeremd praten en hopen.
IJle lucht
Sinds in 1959 de vluchtelingentrek
uit het al acht jaar door communis
tisch China beheerste Tibet begon,
hebben de Tibetanen vaak jaren-
lang doorgebracht in werkkampen
j in noord-India, waar ze strategische
wegen aanlegden ten gerieve van
j de Indiase regering. Als bergbewo
ners waren ze in staat dat zware
werk in de ijle lucht te verrichten,
waar laaglanders aan bezweken
zouden zijn. Dat daarna, ook onder
druk van het Hoge Commissariaat
I voor de vluchtelingen van de VN,
India onderdak bood aan de vluch
telingen is dus gedeeltelijk een po
litiek besluit geweest het land van
1 Indira Ghandi had de Tibetanen
nodig en heeft, toen het wegennet
j in het noorden klaar was, een geste
j gemaakt.
De meeste Tibetanen hebben, ge
steund dóór hun geloof in terug-
keer en hun wereldlijke en geeste
lijke leider, de Dalai Lama, jaren ge
leefd zoals vluchtelingen per defi
nitie schijnen te moeten leven: in
j de marge van het bestaan, door
niemand werkelijk gewenst, hoog
uit verdragen als een gewetenslast
i en aflaat voor eigen tekortkomin-
Igen. Nu wonen ze (of zullen ze
straks wonen) in stenen huizen in
hecht samengebalde nederzettin-
I gen; ze hebben stromend water en
j elektrisch licht, ze bewerken het
j land met traktoren en tillen, en pas
sant, ook de omliggende Indiase
dorpen uit hun isolement omdat de
j wegen, het water en het licht ook
J tot in hun gemeenschappen zijn
doorgedrongen.
Integratie
Het is het werk van Myrada (My-j
sore Resettelement and Develop
ment Agency), een particuliere or
ganisatie die, wat het uitvoerend
werk betreft, voornamelijk steunt
op Bill Davinson, een Anglo-Indiër
van in de vijftig, ex-kolonel van het
Indiase leger, uiterlijk onaandoen
lijk maar een soms benauwende
energie voortgestuwd organisator.
Hij heeft de eerste kampen voor de
Tibetanen in Noord-India aange
legd, begon in 1968 met de perma
nente nederzettingen in Karnataka
en heeft nu 20.000 Tibetanen aan
onderdak, werk en een toekomst
geholpen. Met steun van, voorna
melijk, Nederland dat in 1966 tij
dens een grote vluchtelingenactie
bijna negen miljoen gulden bijeen
gebracht die geheel in het Tibe
taanse project zijn gestoken. De
rest van de fondsen (rond elf mil
joen) kwam uit Duitsland, Zwitser
land, Italië, Canada en de Ver
enigde Staten.
Tibet, het magische, door bergen
omkranste land dat in zijn isole
ment altijd eergisteren leefde, be-,
slaat - als ingelijfde provincie een
kwart van China's grondgebied,
maar de autochtonen (misschien 6
miljoen) vormen nog niet een pro
cent van de Chinese bevolking (850
miljoen). De feodale staat is er,
sinds de bezetting, opgeheven;
door de Culturele Revolutie zijn de
Tibetanen gelijkwaardige burgers
geworden, maar toch een beetje
minder gelijkwaardig dan de Chi
nezen die hun de horigheid aan de
Dalai Lama verwijten en de diepe
religiositeit van de Tibetanen
kwetsen door hun boeddi'stische
priesters te vernederen.
Kloosters
De talloze grote tegen de bergwan
den aan gekleefde kloosters her
bergden vroeger duizenden lama's.
Velen van hen - ongeveer 3000, een
voor elke tien vluchtelingen - zet
ten hun ascetische bestaan nu voort
in India. De kloosters in Tibet tellen
nog een handvol monniken, de ge
tolereerde die de schijn moeten op
houden van godsdienstvrijheid;
suppoosten van een bezienswaar
digheid. Andere Monniken zijn
door de Chinezen gedwongen te
trouwen om hen in de ogen van de
bevolking te ontdoen van hun cele-
bataire nabijheid met de godheid.
Nadat de Chinezen Tibet in 1951
binnenvielen, bleef de Dalai Lama
nog acht jaar in zijn Potalapaleis
(dertien verdiepingen hoog, 450
meter breed) in Lhasa, omdat hij
meende ook onder de Chinezen
met zijn religie te kunnen blijven
leven, maar toen de rode druk
steeds sterker werd en de geruch
ten toenamen dat de Dalai Lama
vermoord zou worden, kwamen de
Tibetanen in opstand. Op 10 maart
1959 omsingelden ze het Potalapa
leis om de veertiende Dalai Lama te
beschermen en die dag vluchtte de
wereldlijke en kerkelijke heerser
naar India. In de daarop volgende
opstand werden duizenden Tibeta
nen gedood, tienduizenden vlucht
ten door de bergen naar India - de
wereld kende een nieuw vluchte
lingenprobleem.
Het is, zo niet opgelost, dan toch
bevredigender aangepakt dan de
meeste andere vluchtelingenpro
blemen.
Integratie en coöperatie zijn de
sleutelwoorden.
Thondoep Tsjolon lijkt er, voorlo
pig, nog niet in te kunnen geloven
Hij verblijft op het ogenblik in een
van de minst welvarende nederzet
tingen van Cauvery Valley en
wacht op doorstroming. Hij heeft
wachten geleerd (de voornaamste
karaktertrek van elke vluchteling),
maar hij wekt niet de indruk dat het
bij hem verwachting is. Hij is een
merkwaardig geval. Als jongeman
seiner in het Tibetaanse leger. Na
de overname schrijver bij de recht
bank. En informant voor de Chine
zen bij wie hij landgenoten rappor
teerde die kritiek op het nieuwe
regime. Tot de executies die
hij moest bijwonen l\em te veel
werden en hij zelfkritische opmer
kingen ging maken.
Het kostte hem ruim twee jaar ge
vangenkamp en vijf jaar beperkte
bewegingsvrijheid. Tot hij eind
1973 met vrouw en vriend langs
hem bekende sluiproutes door de
ijzige bergen wist te vluchterf
Tsjondoep. Een colaborateur, zou
den wij zeggen. Een windvaan
Maar in de Tibetaanse gemeen
schap van Cauvery Valley is hij op
genomen als eentje die is terugge
keerd. Hij heeft twee dochters van
15 en 8 in Tibet moeten achterlaten.
In India werd twee jaar geleden
hun zoontje Tempa Tsjongor gebo
ren. Collaborateur. Het is een
woord dat de Tibetanen niet willen
kennen. Omdat iedere landgenoot
die aan de Chinezen ontkomt ver
sterking van de hechte ge-
meenschp betekent. Straks zullen
Thondoep en Namgyal in een van
de veertien dorpjes van Cauvery
Valley II ook een huis en een stukje
land van ongeveer een hectare krij
gen.
750 hoogte, zodat irrigatie onmoge
lijk is, ook al door het slechte
grondwater. Het voornaamste pro-
dukt is mais, maar door de droogte
is de oogst dit jaar vrijwel mislukt.
En de studenten die straks een di
ploma krijgen, zuljen worden ge
confronteerd met de ontstellende
werkloosheid in India (rond 30%).
Bovendien bestaat er, ondanks het
feit dat de Indiase omgeving van
Cauvery Valley profijt trekt van de
technologische verworvenheden,
een kleine discriminatie omdat het
gemiddelde Tibetaanse kind in
deze gemeenschap een betere
schoolopleiding krijgt dan de In
diase kinderen. Maar door hun
sterke onderlinge verbondenheid
zullen de Tibetanen in een hun we
zensvreemde omgeving op de been
blijven. Boven hun huisjes steken
de palen met de saffraangele gebe-
dsvlaggen uit. Elke keer als de vlag
even in de zwoele wind wappert
'wordt er voor de bewoners van het
huis een gebed omhoog gezonden;
een praktische toepassing van de
religie die de handen vrijlaat om
jongeren gelooft daar niet meer in.
Tsoeltrim Khangsar (30) is vijfjaar
in Nederland geweest, heeft op
Nijenrode businessmanagement
gestudeerd, is in juni teruggekeerd
naar India en is nu bedrijfsleider
van de coöperaties. Over die reïn
carnatie zegt hij: "Ik moet er op
blijven hopen, maar ik weet dat het
onmogelijk is".
De Dalai Lama, sinds enige tijd in
retraite in zijn residentie in het
noord-Indiase Dharmsala, predikt
nog onvervaard de repatriëring.
Tegen jonge Tibetanen zegt hij:
Doe goed je best op school, want als
we straks teruggaan krijgen jullie
de goede banen. Het is een slim be
dachte aansporing, die regelrecht
ontleend lijkt aan de prestatie
maatschappij, maar realistisch is
het niet. Trouwens, de jongere ge
neratie, die in aanraking komt met
de op basis van gelijkheid wer
kende besluitvorming van de
coöperatie, zal zich niet meer
schikken in het feodale gareel van
•weleer. Het gezag van en het ontzag
voor de Dalai Lama blijven be-
Rijkdom
Mediterende
boedhistische
monniken
in hun tem
pel die nog
altijd aan
Tibet doet
denken,
maar wel
degelijk in
India staat.
En hoe ingrijpend de uitwerking
van die verbondenheid kan zijn
blijkt uit het feit dat in het omlig
gende gebied, waar Indiase pacht
boeren voorheen met os en ploeg de
harde, rode aarde openkrabden,
sinds de komst van de Tibetanen de
landbouwopbrengst verzevenvou-
digd is, onder andere door adviezen
en traktoren. De agrarische omzet
van Bylakuppe bedraagt 2,5 mil
joen rupees (plm. f 750.000) per jaar.
Een beetje boer in Nederland zal
daar, op zijn gemechaniseerde be
drijf, in zijn eentje aan toekomen,
maar voor mensen die nog geen
tien jaar geleden volstrekt niets be
zaten is het rijkdom. Vooral de rijk
dom van zelfverwerving. En hoe ze
tot die omzet zijn gekomen wordt
met trots voorgerekend op een
Chinees telraam.
In Kollegal, een nederzetting die in
1974 gestart is en eind volgend jaar
voltooid zal zijn, gaan ze nog een
stap verder: ze hebben er een eigen
bank. Die is er voornamelijk om
kredieten te verstrekken, want dat
is het voornaamste facet van de in
gang gezette landbouw. Zonder
kredietmogelijkheden zou de Tibe-
taan die met lege handen in zijn ne
derzetting arriveert het niet red
den; hij krijgt dus een voorschot op
de toekomst. Ook in dit opzicht
geldt de Tibetaanse aanpak als mo
del voor India.
Want in India is, om te beginnen,
een rente van 20% per maand (240%
per jaar) niet ongewoon. En als een
boer een lening aanvraagt duurt het
vaak zo lang dat hij gedwongen
wordt zijn os te verkopen. Als hij
dan eindelijk zijn kunstmest krijgt,
moet hij die ook verkopen omdat
hij geen os meer heeft om het land
te bewerken. Hij teert dus alleen
maar in teneinde in leven te blijven
en begint het volgende jaar met een
schuld die steeds onoverzichtelij
ker wordt tot hij tenslotte volledig
de horige van zijn pachtheer is ge
worden. Het valt te begrijpen dat
die Indiase boer gelukkig is met de
traktoren die, dankzij de komst van
de Tibetanen, beschikbaar zijn.
Tekst en foto's
H.J. Oolbekkink
Khangsar, in vijf jaar Nederland
toch duchtig geïnfiltreerd door de
westerse maatschappij, zegt "Ja,
daar is bij ons geen twijfel aan mo
gelijk - het kan hier zijn, of in China
of Nederland of Amerika, maar ik
kom terug".
Olifanten
Het is een overtuiging die ook een
bepaalde gelatenheid in de hand
schijnt te werken. De avond voor
dat wij Kollegal bezochten waren er
veertien olifanten uit het oerwoud
op de omringende heuvelflanken
gekomen en hadden zich een maal
bereid van de nog onvolgroeide
kolven van de toch al grotendeels
mislukte maisoogst. Van de eerste
inzaai, in 1974. hadden ze al eens
bijna 100 hektaren kaalgevreten.
De Tibetanen hadden toen een
gracht rond de akkers gegraven,
maar het was niet afdoende. Berus
tend werden er de schouders over
opgehaald - de olifant is ook een
schepsel van Boeddha dus het
moest zo geweest zijn.
Dat ze, als bergbewoners die ge
wend waren aan ijle lucht, sterk
vatbaar waren voor tbc werd aan
vankelijk ook verdragen als een
onontkoombaar feit. Het nam geen
epidemische vormen aan, maar in
Kollegal (3000 inwoners) werd on
geveer een op de tien mensen er
door gegrepen. Op het ogenblik
worden in het eigen ziekenhuis
(Indiase arts, Tibetaanse verpleeg
sters) 50 patiënten (onder wie zeven
gevallen van open tb) behandeld.
Maar vorig jaar waren dat er nog
230. Ook in medisch-hygiënisch
opzicht zorgt de Myrada dus voor
de uitstekende begeleiding die, al
weer, ook de Indiase bevolking ten
goede komt, want de rij voor het
spreekuur van de dokter telde
evenveel Tibetanen als Indiërs.
Aan die begeleiding van bovenaf
zal overigens een einde komen. Het
zal niet zo lang meer duren of Bill
Davinson moet een andere baan
gaan zoeken: Myrada trekt zich,
naarmate de zelfstandigheid van de
nederzettingen groter wordt, gelei
delijk uit de projecten terug. De or
ganisatie zal wel toezicht blijven
houden en adviezen geven, maar op
den duur moeten de Tibetanen het
helemaal zelf doen.
Dan worden ook zij lid van de
coöperatie "Tibetan Ragbay Ling
Co-op Society Ltd", wat ongeveer
"voorspoedig en zegevierend" be
tekent. Die coöperatie bestuurt een
terrein van omtrent 500 hectaren
waarin tussen 1971 en 1975 veertien
dorpjes werden gebouwd, water-_
putten geslagen, twintig kilometer
wegen en vijftien kilometer electri-
citeitskabel aangelegd. Er wonen
rond 2500 mensen, er is een school
voor 700 kinderen, een ziekenhuis
met 30 bedden. In de dichtstbij
zijnde stad, Bangalore, volgen 80
studenten een hogere opleiding.
Het is, kortom, het model van een
geslaagde vluchtelingennederzet-
ting. Niet dat ze in een welvaarts
staat leven. De nederzetting ligt op
een traktor te besturen of onkruid
te wieden. Daarnaast wordt in hun
godsdienstig onderhoud voorzien
door de monniken die elkaar in de
kleine, ragfijn gebouwde tempels
afwisselen in uren durende gebeds-
en reciteersessies, omringd door.
schitterende tempelschatten die ze
tijdens hun vlucht uit Tibet op de
rug hebben meegetorst.
Hoop
De monniken en de oudere Tibeta
nen leven, ondanks het redelijke
bestaan en de aanloop tot democra
tie die ze in het vluchtland hebben
gevonden, nog steeds met de hoop
naar het land van herkomst te zul
len terugkeren. Een groot aantal
staan, zijn portret hangt in ieders
huis, maar de jeugd heeft de droom
vervangen door de daad.
Zoals ook te merken is in de neder
zetting Bylakuppe, waar 3600 Tibe
tanen een bijna zelfstandig maat
schappijtje hebben gesticht. Er le
ven hier 300 monniken die hun ei
gen dorp en coöperatie hebben,
want in tegenstelling tot Tibet,
waar de religieuzen door de ge
meenschap werden onderhouden,
werken de monniken hier op het
land. Ook in Bylakuppe is gebleken
dat het bij elkaar houden van groe
pen Tibetanen, die elkaar uit het
vaderland of uit de werkkampen in
noord-India kenden", belangrijk is
geweest in die gegroeide samen
hang vond de coöperatieve ge
dachte een rijke voedingsbodem.
Sparen
De bank van Kollegal stimuleert
ook het sparen. Na enkele jaren
hebben de meeste gezinnen ge
middeld 3000 tot 4000 rupees op
hun spaarrekening staan en ze leg
gen per maand zo'n 10 rupees (plm.
f3,-) in. Veel is het niet, maar het
geeft hun een gevoel van eigen-
dommelijkheid die hun trots voedt.
De bank fungeert bovendien als
lommerd. In de brandkast achter
het kantoor liggen tien plastic zak
ken, volgetast met sieraden die be
leend zijn om de eerste aanzet tot
het nieuwe leven te financieren. Als
ze na drie jaar niet ingelost zijn,
worden ze geveild - ook in dit op
zicht praktische werkelijkheidszin
die niet gehinderd wordt door sen-
timentaliteitsoverwegingen: een
kip in de kookpot is belangrijker
dan een gouden bel aan het oor.
Overigens werkt een zekere mate
van onverschilligheid ten opzichte
van het aards bestaan wel eens frus
trerend voor Bill Davinson die zich
in lange, lange werkweken bezig
houdt met de Tibetanen. De be
rgbewoners hechten niet buiten
sporig aan het leven omdat het ge
loof in reïncarnatie hen nog altijd
doordrenkt. Het gaat er om hoe je
leeft, niet dat je leeft: je gedrag in
dit bestaan is bepalend voor de ge
daante waarin je straks terugkeert.
En ook de jongeren hangen dit ge
loof onwrikbaar aan. Tsoeltrim
Leren
Thondoep Tsjolon zal dat nog moe
ten leren. Nu zit hij in de hoek van
zijn kale kamer op de grond, de
handen uitdrukkingloos van zijn
knieën afhangend. Pas nadat we
drie kwartier met hem hebben zit
ten praten wordt hij iets levendiger.
Tot dan toe heeft hij monotoon van
zijn verleden verteld, zonder op
schik, zonder drama. Nu vraagt de
tolk hem naar de toekomst. Zijn
hoofd komt eindelijk omhoog, zijn
hand schiet als een magere vlerk
door de lucht. Hij trekt met een iele
schouder, alsof het een zinloze
vraag is. Dan is het alsof hij beseft
dat hij in India is, niet meer in Tibet.
"Ik wil hier boer worden", zegt hij.
De tolk knikt vergenoegd. Tegen
ons zegt hij: "Dat lukt wel met
hem". Thondoep wordt niet gezien
als een collaborateur. Hij is een
vluchteling, een boeddhist, een
landgenoot. Hij zal in de gemeen
schap worden opgenomen. Een
gemeenschap die in korte tijd be
wezen heeft dat een vluchteling
niet altijd in het vacuüm van een
meti triestheid gestoffeerd kamp
hoeft te blijven leven. Eerste voor
waarde is dat hem zijn eigenwaarde
en zelfstandigheid worden terug
gegeven. Aan de 20.000 Tibetanen
in de staat Karnataka valt af te lezen
dat als aan die voorwaarde wordt
voldaan een vluchteling weer
wordt wat hij vroeger was: gewoon,
een mens.
Tibetaanse vrouwen hakken de aarde open. Straks moet er mais groeien.
Thondoep Tsjolon met zijn vrouw Mangyal en hun tweejarige zoontje
Tenpa Tsjongor in de vluchtelingennederzettingen Tsjowkoer in zuid-
lndia.