Wat is er aan de hand in Welzijnsland? 'Die resolutie is niet on democratisch' Door Ton van Brussel Het welzijnswerk in Leiden kent vele facetten. Naast het maatschappelijk werk is er het cultureel werk: det gebeurt bij voorbeeld in het Leidse Vrije- tijds Centrum aan de Bree- straat. Deze foto werd gemaakt tijdens een volksdansavond. In de welzijnssector en in kringen van betrokkenen is het laatste jaar een heftige dis cussie gaande. Het ministerie van CRM, die het welzijns werk voor een belangrijk deel subsidieert, heeft een aantal bezuinigingen afgekondigd en bereidt bovendien een andere opzet voor. Gemeenten, en niet zoals de afgelopen jaren ge woon was het ministerie zelf, zullen een aanzienlijk grotere vinger in de pap gaan krijgen en samen met de door te voeren bezuinigingen, is de kans op een anderfunctioneren van het welzijnswerk groot. Zoals in dit soort gevallen gebruike lijk, is de discussie over de manier waarop alles nu gaat en over de plaats van het werk in de toekomst, door de aan kondiging van de nieuwe op zet, hoog opgelaaid. Wat is nu eigenlijk welzijns werk? Wat doen welzijnswer kers en voor welke mensen doen ze dat? Deze drie vragen hebben de gemoederen flink in beroering gebracht. Werd daar aanvankelijk nog slechts ge zellig aan de borreltafel over gediscussieerd, later bereikten deze geluiden de vakbladen en weer later werden ze door pu blicaties in dag- en weekbla den gemeengoed. Het zal duidelijk zijn dat op een moment dat het ministerie druk doende is met de voorbe reiding van een nieuwe aan pak van het welzijnswerk en ook niet bereid is steeds maar meer geld voor deze sector te blijven uit trekken, geen van de werkers behoefte had aan een ondergraving van zijn po sitie, zoals die door deze publicaties werd beoogd. Zowel landelijk als plaatselijk staan acties op stapel tegen het beleid van staatssecretaris Meijer (CRM) en de plaatse; lijke overheden. In Leiden werd een manifestatie gehou den, waarin het beléTd van wë- thouder Tesselaar (samenle vingsopbouw) werd bevoch ten. Bij elke actie valt echter op, dat de welzijnswerkers sterk pleiten voor het opheffen van vacaturestops, die bepalen dat personeel dat weg gaat, niet vervangen mag worden, en dat er wordt geroepen om meer geld, maar dat nooit iemand eens duidelijk maakt, wat het werk inhoudt en wat er nu pre cies met het geld gebeurt. On duidelijkheid blijft door die tekortkoming voortduren en het welzijnswerk wordt er voor de doorsnee burger niet grijpbaarder op. Wat is er eigenlijk allemaal aan de hand? Is de woede van de welzijnswerkers terecht en in hoeverre hebben alle acties die nu worden gevoerd, nog iets te maken met het eigen lijke doel van het welzijns werk: een verbetering van de positie van achtergestelde groepen? „Waaraan ik denk als ik welzijn zeg? Nou, het reuze naar je zin hebben, je verheugen op morgen, in harmonie met elkaar leven, al heb je natuurlijk problemen. Het lekker hebben in je werk en leven zonder waanzinnig strikte regels. Een ongeorganiseerde organisa tie, waarin je tijd voor jezelf over houdt en tijd voor die anderen. En als dat allemaal in een goede gezondheid mag. Zoiets noem ik welzijn". Het voorlichtingsblad van de zie kenfondsen, dat vorige week huis-an-huis werd verspreid, bevatte bovenstaande uitspraak van Mies Bouwman. Daarmee beantwoordt zij,op een manier die haar de afgelopen jaren grote populariteit heeft bezorgd, een vraag, waar in de welzijnssector op dit moment vrijwel niemand een antwoord op heeft. Wat is dat „welzijn" eigenlijk. Helemaal niet zo'n speciaal antwoord, want als je op straat gaat staan en voor bijgangers een soortgelijke vraag stelt, komt er vermoedelijk geen beduidend andere reactie. In de discussie blijkt het zicht op de mening van de gebruikers van het welzijnswerkers echter ver dwenen. Het verhaal is bekend. De weder opbouw na de Tweede Werel doorlog bezorgde Nederland welvaart, maar al gauw bleek dat we daarnaast nog iets anders no dig hadden om ons goed te voelen en dat „werd dan maar voorzich tig welzijn genoemd." Niet dat daar voor die tijd nooit wat aan gedaan werd. De kerken speel den op dat gebied een belangrijke rol. Er waren clubhuizen, er was „liefdewerk" en „armenzorg", waarmee op een wat minder pre tentieuze manier dan nu welis waar, toch werd gewerkt aan het „wel gevoelen van de mensen" en aan een positieverbetering van achtergestelde, groepen. Geld werd bijeengebracht door de meer welgestelden, soms was er een subsidie, maar om het welzijn echt te bevorderen was een geor ganiseerd apparaat nodig, dat verzekerd kon zijn van financiële steun en van vakbekwame men- TREND De trend bij veel jongeren om wat voor een ander te willen doen, is ook bekend. Er kwam een ware rush op de Sociale Academies, vroeger nog „School voor maat schappelijk werk" geheten. Maar de publieke opinie over die op leiding is er de afgelopen jaren niet beter op geworden. Einde loze praatpartijen over democra tisering, groepsgebeuren en maatschappijvernieuwing en de daaruit voortvloeiende acties van leerlingen leverden de academies bij niet-betrokkenen weinig goodwill en hoop op een werke lijke verbetering op. Met name echter onder minister Marga Klompé werd een belang rijke stoot gegeven om het werk meergeld te geven. Er was sprake van een expansieve groei, die er uiteindelijk op neer kwam dat CRM het werk voor vijftig pro cent betaalde en die er nu toe heeft geleid dat de gemeenten de andere helft voor haar rekening nemen. Logisch Het is natuurlijk niet meer dan lo gisch, dat wanneer een opzet voor financiering rond is, en wanneer daar aanzienlijke bedragen mee gemoeid zijn, de belangstelling om te weten waar dat geld blijft toeneemt. De regelingen en het geld zijn er, maar hoe moeten we de zaak nu gaan aanpakken? De vraag wat welzijn is, blijkt dan uit de losse hand nog wel te beant woorden, maar de zaak wordt pas echt gecompliceerd, wanneer bepaald gaat worden, hoe dat welzijn moet worden bereikt. De sociale academies geven daar gedeeltelijk een antwoord op, door een opleiding te geven in verschillende richtingen Er is cultureel werk (voor buurt- en clubhuizen) er is maatschappe lijk werk (voor opvang en bege leiding), en er is bijvoorbeeld ook medisch maatschappelijk werk. De acties die nu aan de gang zijn, richten zich met name op de si tuatie in het buurt- en clubhuis werk. Dat is de "basis", daar ligt "het werkveld" en daar heb je de mogelijkheid om achtergestelde groepen in huis te halen en hun problematiek te signaleren. Kerken Geen stad in Nederland zonder dergelijke centra, waarin het werk van de kerken veelal is op gegaan. Een clubhuis organiseert cursussen en formeert groepen op het gebied van handvaardig heid, vrijetijdsbesteding en in formatie. Een goed buurt- en clubhuis doet dat tegenwoordig steeds meer in samenwerking met wijkcomites en verenigings besturen, om zoveel mogelijk aan te kunnen sluiten op de proble matiek die in de wijk waar het centrum ligt, belangrijk is. Je hebt buurthuizen, clubhuizen, maar ook centra voor jongeren, veelal weer verdeeld door een specifiek werken voor scholieren of werkende jongeren. Al die mo gelijkheden zijn in Leiden verte genwoordigd. De broekriem moet strakker, de uitgaven voor collectieve voor zieningen kunnen niet maar blij ven stijgen en dit bekende poli tieke verhaal heeft er toe geleid' dat CRM de zaakjes in de wel zijnssector wat anders wil gaan aanpakken. CRM wil in grote lijnen het beleid blijven bepalen, maar wil de uit voering daarvan in handen geven van de gemeenten. Een eerste aanzet daartoe is de rijksbijdra geregeling, waar op dit moment nog aan gesleuteld wordt, maar die in de toekomst in werking zal treden. Daardoor wordt het mo gelijk voor gemeenten om met een maximum van tachtig pro cent de aan het welzijnswerk uit gekeerde subsidies van het rijk terug te krijgen. Uiteraard is dat niet eindeloos mogelijk, en zal het toekennen van geld aan een buurt- en clubhuis moeten ge beuren op grond van een beleid splan en de daarin gestelde prio riteiten. Inventarisatie Nemen we Leiden even als voor beeld, dan moet in de stad een inventarisatie gemaakt worden van wat er op dit gebied al ge beurt, waar nog "tekorten" of "tevelen" zijn en zal er op basis daarvan tot een nieuwe subsidie verdeling moeten worden geko men Een dergelijke inventarisa tie wordt momenteel gemaakt door de samenstellers van het 'sociaal-cultureel beleidsplan" dat begin volgend jaar zal uitko men. In de commissie die dat plan maakt zijn alle betrokkenen vertegenwoordigd. Dat de totale werkgelegenheid voor de welzijnswerkers in de toe komst zal afnemen, is een angst die in deze kring zeer sterk leeft, het ligt echter niet voor de hand en twiifels er over kunnen voor alsnog op geen enkele mapier op feiten worden gebaseerd. Wel is het duidelijk dat, in het kader van de inventarisatie en het voorrang geven waar nodig, het ene club huis een veer zal moeten laten voor een andere instelling en dat bijvoorbeeld de samenwerking tussen de verschillende instellin gen in de welzijnssector er nu eindelijk eens van komt. Die sa menwerking ontbreekt veelal he lemaal, want de huidige, ook niet volledige, eensgezindheid van welzijnswerkers, is tenslotte niet meer dan een schijnsamenwer- king, die ongetwijfeld zal ver minderen als hun gemeenschap pelijke eisen aan de wethouder en de minister, ingewilligd zijn. De angst dat iedereen daarna weer in zijn schulp kruipt en zijn eigen hachje verdedigt, is in overheidskringen groot en is er niet zo maar. Herschikking Een herschikking van mankracht in het welzijnswerk is nodig, en komt makkelijker gezegd hier op neer dat in een clubhuis met prio riteit meer mensen gaan werken, die dan moeten komen uit hui zen, waar volgens de inventarisa tie met minder krachten volstaan kan worden. Een mogelijkheid is ook dat een slechte accommoda tie, waar bijvoorbeeld vijf mede werkers aan de gang zijn, maar door de tekortkomingen in de huisvesting nauwelijks bevredi gend kunnen werken, tijdelijk krachten inlevert, om geld vrij te maken voor de bouw van een goede accommodatie. Geschud Zo liggen de kaarten in Leiden bij wethouder Tesselaar geschud en ook in een aantal andere steden is dat het geval. Een grote groep welzijnswerkers wil van die maatregelen helemaal niets we ten. Zij wallen niet over herschik king praten. Zij wensen alleen meer geld en verliezen zich daar door in het spel van actie met loze kreten en waanzinnige eisen aan de overheden. Een mooi voor beeld daarvan was de manifesta tie die in Leiden werd gehouden. Daar bleek dat de landelijke be- langenbehartigingsgroepen in vele gevallen helaas behoren tot de club die niet meer doet dan polariseren. Helaas gering is het aantal werkers met het inzicht dat een betere functionering van het clubhuis, in samenwerking met anderen en een herschikking op grond van opnieuw vastges telde prioriteiten, de meest rechtvaardige oplossing voor de welzijnsproblematiek oplevert. Op het moment dat de plaatselijke overheid bereid is samen met de betrokkenen een oplossing te zoeken, is het voor de gebruikers van het welzijnswerk ("de men sen", zoals dat heet) alleen maar bedroevend dat binnen deze sec tor verbetering van de positie van de welzijnswerker zelf, kennelijk vaak belangrijker is dan een ver betering van de positie van ach- tergestelden. En om dat laatste is het tenslotte allemaal begonnen. In zo'n geval kunnen ingewijden niet volstaan met te beweren dat een verbeterde positie van de welzijnswerker in de samenle ving tevens inhoudt dat de posi tie van de achtergestelden zal verbeteren. De acties van de welzijnswerkers zijn in eerste instantie gericht op hun eigen positie en minder op een verbetering van het wel zijnswerk Laat daar geen ondui delijkheid over bestaan. Door Mr. Dr. R. J. in 't Veld De saaiheid bij de algemene poli tieke beschouwingen in de tweede kamer vorige week (en wordt onze waardering voor poli tiek niet in zekere mate bepaald door de thriller-trekjes?) ver dween plotseling door het tumult dat ontstond over de PvdA/PPR-ontwerp-verkiezingsi resolutie. Er banjerden boze PvdA- ministers door het kamerge bouw, het politieke midden gaf spoedverklaringen uit en Wiegel wreef zich in de handjes. Van Thijn kreeg op zijn kop van een meerderheid van zijn eigen frak- tie; hij en de minst oude De Gaay Fortman lichtten hun steun aan de resolutie toe met een beroep op voortzetting van de politieke vernieuwing. Tenzij al eerder iets gebeurt zullen de congressen van beide partijen zich over enige maanden wel definitief uitspre ken. Opvallend is hoeveel deze voorstel len lijken op datgene wat vooraf gaand aan de gemeenteraadsver kiezingen 1970 in Leiden aan de orde was. Nu als kern (dat heb ik zo begrepen) van het voorstel van het PvdA/PPR-bestuun "alleen in de regering, indien daarbinnen een meerderheidspositie", toen de PAK-overeenkomst "alleen in het college van B en W als daarbinnen de meerderheid". Ook de argumenten voor en tegen lijken nogal veel op elkaar. Van CDA-zijde wordt vooral het machtsdenken dat als achter grond aan de totstandkoming van de resolutie wordt toege dicht, verweipelyk verklaard. Alsof het uitstippelen van strate- giën die in de eerste plaats zijn gericht op de verwerving van po litieke macht door de eigen groe pering, vreemd is aan de politiek in het algemenof het opereren van de confessionelen partijen in het bijzonder. In de PvdA/PPR-voorstellen wor den toch geen middelen gehan teerd, die oneigenlijk of immo reel zijn? Het gekissebis of nu wel of niet de inmiddels beruchte po litieke duidelijkheid wordt ge diend door het stellen van voor waarden vooraf voor regerings deelname, leidt vooralsnog niet tot erg overtuigende conclusies. Een beoordeling van de PvdA/PPR-voorstellen kan ook heel goed plaatsvinden op doel- matigheidsgronden. Daarbij vind ik de volgende vraag van belang: 1 Zou het verkiezingsresultaat 1977 voor PvdA en PPR na aan vaarding van de resolutie gunsti ger worden? 2. Zal het beleid van de regering in de periode 1977-1981 meer over eenkomen met de programma's van PvdA/PPr, ook als de eerste vraag ontkennend wordt beant woord? 3. Gaat er een effect van de resolutie uit op het resultaat van de verkie zingen 1981 en daarmee op het beleid daarna? Verkiezingsresultaat 1977 Vanuit het politieke midden gezien is het natuurlijk erg comfortabel om na de verkiezingen, bijna zonder naar het eigen resultaat te hoeven zien, rustig te kunnen kiezen met wie je in de regering wilt stappen. Zo is immers sinds de Tweede Wereldoorlog bijna steeds de positie van de KVP ge weest. Er ligt echter noch in mo rele beginselen, noch in de wette lijke struktuur vast dat de keuze vrijheid van dat politieke midden zo groot behoort te zijn. Een van de manieren om daaraan een eind te maken is de rechte lijn links - midden - rechts te verlaten en aan te sturen op een PvdA/WD- coalitie of die althans als moge lijkheid ernstig te nemen. De po litieke werkelijkheid van van daag de dag sluit dat echt wel uit. Een andere manier om de macht van het midden wat in te tomen is van te voren heel duidelijk te zeggen datje alleen maar zus of zo in de regering zult gaan zitten. Daartoe heeft zowel links als rechts het volste recht. Dat kan door een minimumprogramma waarin staat wat in ieder geval door de komende regering wel en/of niet zal moeten worden ge daan, dat kan ook door eisen te stellen aan de politieke samen stelling van het kabinet. Of de kiezer die laatste eisen in zijn stem zal meewegen lijkt mij on zeker. Regeringsbeleid 1977-1981 Blijven de PvdA/PPR- voorwaarden tot en met de ver kiezingen in stand, dan hoeft de kabinetsformatie niet zo lang te duren. Of PvdA en PPR komen met het CDA in een door de eer ste groep overheerst kabinet of er komt een CDA/WD-regering. Zonder de voorwaarden zou ook bij een minder goed verkiezings resultaat voor PvdA/PPR een coalitie PvdA/(PPR?(/CDA niet onwaarschijnlijk zijn. Deze laat ste mogelijkheid wordt door de voorwaarden nagenoeg uitgeslo ten. De belangrijke vraag lijkt mij nu of PvdA en PPR vanuit een opposi tierol een mate van invloed op het regeringsbeleid zouden kunnen uitoefenen, die niet al te veel kleiner is dan diezelfde invloed vanuit een (niet al te sterke) plaats in het kabinet. Voor het gemeentebestuur van Leiden in 1970-1974 heb ik achteraf die zelfde vraag bevestigend beant woord. )Maarook dienaangaande is meningsverschil mogelyk). Ten aanzien van het nationale be leid heb ik ernstige twijfels. Of men dat nu leuk vindt of niet, de positie van de regering is toch wel zeer overheersend. Verkiezingen 1981 De regering van welke samenstel ling dan ook zal in de periode 1977-1981 een groot aantal impo pulaire beslissingen moeten ne men. De kiezer heeft nu eenmaal het middel om door zijn stem niet alleen politieke voorkeuren maar ook indirect politieke afkeren uit te drukken. Bijft de WD ook de komende vier jaar buiten de regering, dan is sterke voortgezette groei van die partij waarschijnlijk. Dat is voor links vervelend, maar wellicht de prijs waard als je in die vier jaar erg veel van je eigen programma kunt verwezenlijken. Erg verve lend wordt een steeds krachtiger positie van rechts voor links als de regeringdeelname, vanwege de betrekkelijke positie van links daarbinnen, ook niet veel ople vert. Neemt de WD in 1977-1981 wel deel in de regering, dan zullen PvdA en PPR na een met vrucht gevoerde oppositie in 1981 zeer sterk kunnen terugkomen en de WD minder sterk. Anderzijds valt ook te verdedigen dat er in 1977-1981 zal worden geoogst wat in 1973-1977 werd gezaaid en dat de kiezer de PvdA over vier jaren dankbaar voor die oogst zal zijn en zal belonen met stem menwinst. Afweging Er is twijfel mogelijk over de vTaag of de PvdA/PPR-resolutie als partijpolitieke strategie doelma tig is. Het is kletskoek te beweren dat die resolutie ondemocratisch is. Drammerig is het voorstel wel, maar dat is meer een kwestie van politieke stijl. Mijn voorkeur zou uitgaan naar - de blijkbaar ver worpen gedachte van - een mi nimumprogramma als voor waarde voor regeringsdeelname. Dan is immers duidelijk wat je inhoudelijk erg belangrijk vindt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 19