Gewone boodschappenjongen
KINDERBOEKENWEEK
"Overzeese Griffel" naar
Antilliaanse schrijfster
Zilveren
Griffels
van 1976
Guus Kuijer ("Gouden Griffel") over zijn schrijversschap:
Kinderboekenweek
Het verdwenen
plakboek
Rijnlandse Boekhandel
ZATERDAG 16 OKTOBER 1976
Guus Kuijer: "Per ongeluk" voor kinderen gaan schrijv
ADVERTENTIE
Het plakboek van Koos
als spannend leesboek
voor maar f2,75 ais je een
kinder- of jeugdboek koopt
Lange Voort 35-37 Oegstgeest Telefoon 071-151510
VOLOP PARKEERGELEGENHEID,
Gouden Griffelaar van dit jaar, Guus Kuijer, moet langza
merhand zelf tot soep zijn gekookt door de vele interviews
waarin hem zijn mening gevraagd werd over kinderlitera
tuur. Hij komt oorspronkelijk niet uit die sector, dus ver
wacht je wat van zo'n man, die na 2 verhalenbundels (Rozen
met vrome wimpers, 1971, Meulenhoff; De man met de
hamer, 1975, Arbeiders Pers) en een roman (Het dochtertje
van de wasvrouw 1973, Meulenhoff) ineens met een kin
derboek kwam: ,,Met de poppen gooien" (uitgeverij Queri-
do, illustraties Mance Post).
Dit boek voor 7-10 jarigen over Ma
delief en de buurtkinderen Jan-
Willem en Roosje is zó - anders
niet alleen door de uitgemeten
woord-acrobatiek, maar vooral
door de themakeus in de 40 korte
hoofdstukjes - dat het de Gouden
Griffel niet missen kon. Dit jaar
was er maar één, en na jaren ein
delijk eens eentje voor kleinere
kinderen.
Door
Miep' Diekmann
Wat in 1975 nog een vraag was: gaat
Kuijer op die toer door en houdt
hij dat niveau, is intussen een
weet geworden. Madelief zien we
terug in „Grote mensen, daar kan
je beter soep van koken" (1976,
Querido, illustraties net zo
schoon als in het eerste deel, van
Mance Post).
„In de kinderboeken gaat het mij
om het meedoen; in tienerro
mans meer om het meedenken,"
zo definieert Kuijer zelf nogal
trekkerig zijn werk van de laatste
drie jaar. Zijn twee romans voor
tieners „Een gat in de grens"
(over een meisje en twee jongens,
weggelopen, uitgebuit door een
slijmerige journalist van een
groot landelijk ochtendblad en
weer opgepakt) en het net ver
schenen „Drie verschrikkelijke
dagen" hebben met zijn kinder
boeken gemeen dat ze - met een
bijna onhoorbaar alsjeblieft - de
mensen naar elkaar toe schrijven.
Vloeiend afgewikkelde verhalen
kan je ze niet noemen. Eerder
flarden waarbij de lezers zelf
veel in kunnen vullen naar eigen
ervaring. Zonder die denk- en
speelruimte zou het te moralis
tisch zijn overgekomen. Want een
moralist is hij, zoals hij zelf duide
lijk stelt.
Tobben
Hij is van 1942 en niet bepaald het
zorgeloze welvaartszieltje van de
naoorlogse jaren. „Pas na mijn
dertigste was ik bevrijd van mijn
jeugd. Ik voelde dat grote men
sen niet gelukkig waren in mijn
kindertijd. Maar als je eens iets in
die richting vroeg, ontkende mijn
moeder dat. Ze draaide er een
punt aan: waarom ging ik niet
liever buiten spelen? Maar ook
daar liep ik te tobben hoe het nu
verder moest met mijn broers en
zusters, met mijn ouders."
Het buitenspelen en buitenshuis
zijn is niet zomaar een decorwis
seling in zijn boeken, want al die
buitenactiviteiten van zijn
verhaal-mensen worden bepaald
door wat er binnenshuis in hen is
losgetrokken.
Na zes jaar gaf hij er in 1973 zijn
onderwijzersschapin Didamaan,
want hij voelde zich teveel be
trokken bij wat kinderen over-
sommigen me dit nu al kwalijk
nemen. Laat ik in godsnaam niet
eindigen als kindervriend, maar
het viel me wel op dat in mijn
boeken voor volwassenen nooit
een kind een rol speelde. Ze had
den allemaal zo'n sore-benauwde
sfeer. Het schrijven van een ver
haal waar je om lachen kunt, is
een verademing. Die ervaring
had ik voor het eerst met „Met de
poppen gooien".
Je kunt het „per ongeluk" noemen,
dat ik voor kinderen ging schrij
ven. Ik werd beroepsauteur in
1973 en moest om te kunnen le
ven op meer genres overschake
len. Al gauw merkte ik dat een
kinderboek dubbele oplagen
haalt. Een kinderboek bleek ook
meer recensies te krijgen dan een
roman en vooral: meer reacties
van de lezers".
Brievenstroom
„Madelief uit „Met de poppen
gooien" is een kind uit een onvol
ledig gezin. Daar wordt nuchter
over gepraat en gedacht, al laat
Kuijer zijn Madelief in „Grote
mensen, daar kan je beter soep
van koken" protesteren tegen "al
dat gepraat van grote mensen, net
zolang tot ik er niks van snap".
Nog altijd stromen de brieven bin
nen van kinderen, die zichzelf re
gelrecht het verhaal inschrijven
en zeggen dat ze de beste vrien
den van Madelief zijn. Of van
kinderen van gescheiden ouders.
„We vinden het fijn dat u dat kind
niet zielig vindt. Ik voel me pri
ma, maar iedereen doet altijd of je
je zielig moet voelen!" of van ou
ders zelf. Een moeder. „Ik kijk na
het lezen van dat boek van u met
meer plezier tegen m'n eigen
kinderen aan".
Moeders moeten er ook eens voor
uit durven komen dat kinderen
opvoeden niet zo'n hemels ge
noegen is, vindt Kuijer. Aan de
ene kant ontkent hij dat hij reke
ning houdt met zijn jeugdige le
zers. Alleen het verhaal intrigeert
hem. Daarom loopt „Een gat in de
grens" rot af, omdat zo de strijd
tussen machtigen en machtelo
zen altijd afloopt, al zouden jonge
lezers anders willen. Aan de an
dere kant vroeg hij zichzelf af:
„Wie is geïnteresseerd in een
nogal rechtlijnig, spannend ver
haal? Tieners. Wie is geïnteres
seerd in de wereld met een luch
tige, grappige kant? Kinderen".
Jaren lerug al kreeg nij een visie op
kinderen, die hij niet in de kin-
Illustratie van The Tjong Khing uit Guus Kuijers "Drie verschrikkelijke
dagen"
derliteratuur terugvond. Dat
moest hij kwijt. Wat hem nooit
gelukt zou zijn als hij in het on
derwijs was gebleven.
Hij moest afstand scheppen.
Wal
„Toen ik zelf zo,n veertien was, was
alles braaf. Onze taal bijvoor
beeld. Hoe we over onze ouders
dachten en de meidendat
dacht je, dat zou ik nog niet op
durven schrijven. Er is een wal
van pedagogen tussen. Kinderen
willen trouwens bepaalde woor
den en termen wel van elkaar ho
ren, niet van volwassenen. Ik
probeer de middenweg te vinden.
Je kunt niet in de beschrijvingen
je eigen taal etaleren en in de dia
logen zware krachttermen
dan wrikt het.
Het enige houvast wat je hebt, is
wat je zelf was. Voor mij neigen
de meeste kinder- en jeugdboe
ken teveel naar het onpersoonlij
ke. Voor de lezer is het van belang
dat hij weet wat voor mensen er
bestaan. Aan de andere kant
heeft de jeugd geen boodschap
aan jouw hoofdpijn. Daarom
moet je het verpakken in een
amusant, spannend verhaal. Nou
ja, ik weet het niet zo precies. Je
doet je best. De vervelendste pe
riode is voor mij tussen twee
boeken in, dan heb ik geen ziel.
Dan leef ik niet in een verhaal,
alleen in mijn eigen verhaal. Ook
wel aardig, maar niet voor lang.
„Je moetje meedelen - ik vind dat
een schrijver een boodschap
moet brengen. Ik ben een heel
eenvoudige boodschappenjon
gen. Respons is er nauwelijks'op
boeken voor je eigen leeftijdge
noten. Bij het kinderboek is het
zo: er is behoefte aan meedelen.
Dat heb ik altijd gewild. Het is
goed dat mensen daar met je over
willen praten - ouders, leraren,
kinderen. In die zin heb ik bereikt
wat ik als schrijver wilde. Peda
gogie is een grote STER-
reclame!"
Bruisend
Het gevoel van bruisend leven, dat
je na het lezen van Kuijers kin
derboeken overhoudt; die stem
ming van opgekropte woede over,
de afloop van „Een gat in de
grens" hoeven de lezers van 13
jaar en ouder niet te verwachten
vön „Drie verschrikkelijke da
gen" (Querido, illustraties The
Tjong Khing). Het is het verhaal
van de hulpeloosheid, toch over
eind willen blijven dan maar met
barstende leugens en met iele
spoortjes van geloof, dat in vroe
ger tijden bergen kon verzetten.
De 15-jarige Jos uit het betere
bourgeois-milieu gaaft zich
tegenover de 17-jarige Marion,
ateliermeisje en dochter van een
werkloze, uit voor een 18-jarige
autotester. Marion speelt de leu
gens mee, maakt van zichzelf een
mode-ontwerpster. Dit jezelf
groot houden van de tieners ver
dubbelt Kuijer hier en daar tot in
het groteske, in zijn schetsen over
de beide families.
Waar het om die volwassenen gaat,
blijft het mij te lang na de inzet
teveel cliché, te zwart-wit. Dat
verdoezelt zelfs de spanning van
het gegeven niet. Jos pikt de
Mercedes van pa omdat Marion
zo serieus op zijn leugens ingaat.
Met hun groothouderij hebben ze
vanaf het eerste moment de weg
naar elkaar versperd, al lijken ze
door hetzelfde blok aan hun ziel
aan elkaar geoonden.
Glibberig
Marion kan aan Jos niks kwijt over
haar ellendige werk; over de
glibberige chef, die haar achter
volgt en haar er figuurlijk en let
terlijk onder probeert te krijgen;
over haar zakkige vader en het
eeuwige gezwets over de jeugd
van tegenwoordig die het toch zo
gemakkelijk heeft; over dat
vreemd soort liefde bij haar thuis
dat tegen alles bestand schijnt te
zijn.
Jos heeft van thuis ook niet zoveel
te melden, want het is "niks"
Zijn geloof is alleen het water-
paard, datje macht over alles kan
geven.
De autopikkerij loopt uit op een
confrontatie met Jos' vader en
diens vriendin in hun tweede
huisje buiten. Een nacht praten
brengt geen uitkomst. Op weg
naar huis krijgt de vader met Jos
en Marion een niet zo ernstig on
geluk. Maar Marion blijkt levens
gevaarlijk gewond. De drie ver
schrikkelijke dagen in het zie
kenhuis, de confrontatie van de
ouders met eikaars kinderen, de
vaagheden die rond het ongeluk
en het leven in die zo verschil
lende milieus blijft hangen, heeft
Kuyer duidelijk neergezet als een
stuk on-leefklimaat.
Wie dieper doorleest dan de
schetsmatig aangezette situaties
zal ook zo hard niet meer lachen
om de rake klappen die er verbaal
worden uitgedeeld. De ver-
schrikkelike dagen duren langer
dan drie alleen. Het is de periode
vanaf geloven in een waterpaard
en denken: "Alle grote mensen
zijn verkleed. Straks doen ze die
malle pakken en jurken uit dan
zijn ze gewoon, net als ik. Dan
gaan we spelen." - tot aan het
voorgoed vastgebakken zitten in
een warnet van leugens om jezelf
groot te houden.
Samengebald
Waarom? Kuijer laat die vraag voor
zijn lezers liggen. Zijn boek is als
een sein ONVEILIG, samenge
bald in dat ene zinnetje, waarin
Jos maar het liefst niet meer zou
willen bestaan, zo heeft hij zich
met zijn gedraai naar alle kanten
onmogelijk gemaakt.
Met andere woorden: je kan net zo
goed dood zijn. Maar wie even te
rugdenkt in het verhaal stuit op
de onverzettelijkheid van Jos'
vader om Marions dood te accep
teren.Dood hoort niet bij leven,
het is onzin het te accepteren. En
wie dit wel doet, liegt. Op dit punt
schrijft Kuijer vaderen zoon naar
elkaar toe. Terecht, want zolang
er leven is, is er hoop.
Voor éen van de bekroonden zal de Zilveren Griffel meer betekenen dan
voor de andere acht: voor Diana Domacasse-Lebacs te Curacao. Haar
"Nancho van Bonaire" zal als het eerste bekroonde jeugdboek van een
Antilliaans auteur de geschiedenis ingaan. De verstrekkende gevolgen
hiervan kunnen sommigen misschien alleen maar raden.
Een handjevol Antilliaanse auteurs
schrijft ook voor kinderen, mees
tal korte verhalen, en in de eigen
taal, het Papiaments Want die
taal wil men nu eindelijk eens op
de scholen, te beginnen met de
laagste klassen, ingevoerd zien.
De eigen taal werd het wapen van,
de nationalistische gevoelens.
Met als keerzijde, dat vanuit die
taal vrijwel onmogelijk een gro
tere markt bereikt kan worden.
Heel bewust splitste Diana Lebacs
haar werk daarom op in uitgaven
in haar eigen taal, en die in het
Nederlands. Want het werd tijd
dat Antillianen zelf voor en over
hun eigen kinderen gingen
schrijven, ook voor kinderen in
andere landen. Het werd ook tijd
dat waardevolle tradities en leef
patronen voor de jeugd, van later
werden vastgelegd. Na "Nancho
van Bonairp" zal volgend jaar
"Nancho Matroos" volgen en
daarna een derde en misschien
een vierde deel samen een kwart
eeuw geschiedenis over kinder
en jeugdjaren van een vissers
zoon.
Hiermee heeft 26-jarige Diana Le
bacs een unicuVn toegevoegd aan
de Caraibische literatuur, dat
straks in Engelse, Spaanse en
Franse vertaling voor heel het
gebied toegankelijk zal zijn. Maar
ook voor de Afrikaanse landen,
waar de onderwijzers al jarenlang
op zoek zijn naar kinder- en
jeugdboeken -die hu eens niet in
een blanke gemeenschap spelen
en die door een van de "eigen"
mensen geschreven zijn.
"Verraden"
Of Diana dit alles op haar eigen ei
land in dank zal worden afgeno
men? Niet door iedereen. Want zij
is een vrouw, nietwaar? Zij werkt
en ploetert met een nietsont
ziende verbetenheid aan wat zij
realiseren wil. En, zij heeft haar
eigen taal "verraden"!
Niet alleen dat zij in haar boeken
die barrière van een vreemde taal
(het Nederlands) moet nemen,
die zo emotioneel beladen is, bij
haar researchs stoot zij vaak op
gegevens, die "men" liever niet
gepubliceerd ziet, want het is
daar maar een kleine wereld. En
daarbij moet zij bij elke regel die
ze schrijft nagaan in hoeverre dat
vertrouwde wereldje van daar
vreemd is voor haar Europese le
zerspubliek, hoever zij met feite
lijke informatie moet gaan zon
der dat het verhaal verstart.
Hoeveel jonge, aankomende en
vooral vrouwelijke auteurs zal zij
in de loop van de jaren zelf nog op
weg kunnen helpen daar? Die
Zilveren Griffel moet voor haar
een enorm stuk zekerheid bete
kenen wat door velen wel weer
als "verwaandheid" zal worden
uitgelegd. Maar mag ze, alsje
blieft? Want schrijven zoals
Diana Lebacs doet is bewust stel
ling nemen. En dan komt er een
moment dat je boeken voor je
spreken, en jijzelf maar liever
zwijgt. Ook tegen je critici in Ne
derland, waarvan sommigen je
verwijten dat je "te moeilijk"
bent. Dat je hoofdpersoon een
ondergeschikte rol speelt.
Generaties lang hebben Antil
liaanse kinderen "moeilijke en
onbegrijpelijke" Nederlandse
boeken verplicht moeten lezen.
En geen criticus bij ons die zich
daar de kop over brak. Generaties
lang en nog zijn er Antilliaanse
kinderen het Nederlandse leefpa
troon en normbesef als alleen za
ligmakend voorgezet.
En nu er eens een paar jeugdboe
ken van een Antilliaanse auteur
dit patroon doorbreken, vinden
volwassenen hier het nodig al bij
voorbaat te gaan jammeren over
de eisen die aan het Nederlandse
kind worden gesteld!
De jeugdige lezer die gedu
rende deze week een kinder
boek koopt, kan zich ook een
speciaal voor de kinderboe
kenweek geschreven boek
aanschaffen.
Samen met een aantal kin
deren heeft het team van de
Stratemaker-op-zee-show
namelijk daarvoor een
plakboek gemaakt dat op
fraaie wijze is geïllustreerd
door Fiel van der Veen.
Uitgangspunt was dat het
hier niet alleen om het ge
sproken of geschreven woord
moest gaan, maar dat de
„verstaanbaarheid" in de
meest brede zin het middel
punt moest zijn.
Het boekje haakt heel speels
in op de tekens die de ver
staanbaarheid voeden, hou
vast geven en informatie
door spelen; van verkeers
borden tot rooksignalen.
Max Bolliger: „De kleine reus" Il
lustraties Monika Laimgruber;
vert. L.M. Niskos, uitg. Lemniscaat.
(prentenboek 4-6 jaar), 14,50.
Jantien Buisman: „Kees en
Keetje" Illustraties v.d. schrijfster;
uitg. Harmonie. (Voor 5-7-jarigen),
8,50.
Paula Fox: „Duvelstoejager op een
slavenschip". Omslag Bab Siljee;
vert. Han de Boer. (Vanaf 12 jaar),
12,90.
Lynn Hall: „Maak me niet kapot".
Omslag Dick v.d. Maat; vert. A.
Terlouw-van Hulst; uitg. Lemni
scaat. (Vanaf 14 jaar), 10,90.
Russell Hoban: „Hoe Tom won
van kapitein Najork en zijn ge
huurde sportlingen." Ill: Quentin
Blake; vert. Hans Plomp; uitg. Boe
len. (Prentenboek voor 7-9-jarigen),
4,90.
Éduard Klein: „Severino". Omslag
Lidia Hartog-Postma; vert. Alet
Schouten; uitg. Van Holkema Wa-
rendorf. (Vanaf 13 jaar), 16.90.
Anke de Vries: „Het geheim van
Mories Besjoer". Ill: Dick v.d.
Maat; uitg. Lemniscaat (Voor 11-
14-jarigen), 12,50.
Waechter en Eilert: „De Kroon-
dieven". Vert. Anne Otten en Chan-
tal d'Aulnis; uitg. Ploegsma. (Voor
Illustrator Fiel van der Veen met „Het verdwenen plak- oiana^Lebacsf „Nancho van Bo-
boek", speciaal voor de kinderboekenweek gemaakt. naire". Ill: The Tjong Khing; uitg
Leopold. (Voor 10-13-jarigen),
14,90.