'Een kweekschool
voor kunst en
goede zeden
Marie van Eysden-Vink en Frits Tartaud,die in de vorige eeuw regelmatig in de Leidse schouwburg speelden.
DINSDAG 12 OKTOBER l'J76
„Met die ijzeren trappen maakt het wel eens den indruk, of de binnenmuur
naar buiten is gedraaid. De ongehoorde weelde van gemarmerd hout, ver
gulde krullen en roode trijp, welke aan de toneelzaal is verkwist, vermag
nog steeds niet de critische geest van het schouwburg-publiek te blus-
schen. Toch kan niet ontkend worden: het is een knus en gezellig, en, in een
bepaald opzicht, wonderbaarlijk theatertje. Ik houd altijd mijn hart vast
voor de verheven logebetalers, die in het ijle luchtruim zweven, op geen
andere stutsel steunend dan een rij rood-geverfde stalstaken. Daarom is het
veiliger in de badkuip of baignoire te blijven liggen en bij tijd en wijle,
tusschen twee stalpalen door, de spelers toe te loeien.
Onze laatste kans, om op Arnhemsche wijze, met goed fatsoen en geld toe,
van onze schouwburg verlost te worden, is bij de vervanging van kachels
door centrale verwarming, voor altijd weggenomen. Wie desalniettemin
een middel weet om op oir- of minder oirbare manier de schouwburg te
verdonkeremanen, kan rekenen op den dank der Leidsche burgerij, en,
ingeval van misdrijf, op verzachtende omstandigheden".
de voorstelling ophielden - uit de
schouwburg weg of ze bezochten
zoveel mogelijk de voorstellingen
van buitenlandse, voornamelijk
Franse of Duitse, toneelspelers.
Muziek
De theaterkunsten (toneel, opera,
ballet en pantomime) waren in de
19de eeuw geweldig populair. Geen
enkele toneelopvoering was denk
baar zonder rpuziek Het orkest
speelde niet alleen tijdens de pau
zes. maar vervulde een duidelijke
rol in de begeleiding van de drama
tische actie: de aandoenlijk zwij
gende scène, het binnenkomen van
de schurk.
Klagende violen ter ondersteuning
van het optreden van het ongeluk
kige meisje, dreigende trommels
van een naderend leger of de poli
tie, de herkenningsmelodie van de
held.
Muziek hoorde er duidelijk bij,
sterker nog het was de hoogste post
op de uitgavenlijst van de Leidse
Schouwburg; 30 staat er voor mu
ziek genoteerd in 1883 op een to-
taaluitgave van 120.
Publieke opinie
Vele acteurs en actrices konden
bogen op een zekere populariteit
bij het publiek. Een stuk als
'Zwarte Griet", met Catharina
Beersmans in de titelrol, werd in de
jaren tachtig in korte tijd vijfmaal
in Leiden opgevoerd. De belang
stelling was telkens weer zo groot,
dat veel families die anders in de
baignoire of zelfs de lpge gezeten
waren genoodzaakt waren zich met
een plaats in "het parterre" tevre-
"In de
logehokjes
zat men
heel
dapper te
minne
kozen"
den te stellen. Geen stoel was onbe
zet, men had zelfs mensen die om
kaarten kwamen terug moeten stu-
Ook het stuk "Margaretha Gautier"
(La Dame aux Camélias) kon zich in
een enorme belangstelling verheu
gen. De vertolkster van de titelrol
vielen herhaalde toejuichingen te
beurt.
De actrices kregen dikwijls bloe
men aangeboden: zo stond er in het
Leidsch Dagblad van 9 december
1883 "haar werden twee fraaie bou-
quetten overhandigd door even
zoovele heeren, die zich daartoe
vooraf achter de coulissen hadden
begeven".
De Bouwmeesters
Tot 1885 was Maria Johanna
Kleine-Gartman, een kleindochter
van Jelgerhuis, de eerste actrice bij
het Nederlands Toneel. Zij heeft de
"naturalistische" toneelspeelkunst
helpen voorbereiden. In deze tijd
van hevige emoties bepleitte zij
maathouden, beheersing en dis
tinctie.
Na haar dood in 1885 nam de zuster
van Louis Bouwmeester, de latere
Theo Mann, deze plaats in. Louis en
Theo Bouwmeester werden de cen
trale figuren in grote toneelcreaties.
Ze stamden uit een oud toneelspe-
p.fl.p.Q-fl.o.p.8 B-9.A Bflgflggflgoggaaa
Illustratie uit „Jelgershuis"
Theoretische Lessen over de Gesticulatie en Mimiek.
i b b a a a a a'a a a a a e a-fl-fl a a a Bfl-fl'a'fl'B b'b'b'b'b-b'b'b a b e B'avo'P a a aa'a'a'a'
Natuurlijk kwam het ook voor dat
men niet onverdeeld gunstig over
spelers en stukken dacht. Er wer
den wel voorstellingen afgelast bij
gebrek aan belangstelling en Klik
spaan laat zich vrij negatief uit over
twee actrices: "De oude juffrouw
Hoedt, de jeune première van den
troepeen uitgemergeld kne
kelhuis met een aamborstig gegie-
gaag, dat op de longen der toehoor
ders pijnlijk en afmattend terug
werkt, haaft de gaaf van heviger de
lachspieren in beweging te bren
gen, naarmate zij, op het ondraag
lijke deuntje, dat ten voertuig
strekt aan haar geluid, pogingen tot
het tegenovergestelde aanwendt.
Juffrouw Sablairolles, een kort en
dik schuddegatje, dat op een win
keldochters toon adellijke dame
nabootst, eene leerling van het ge
raamte, is door hetzelve, zoo iets
goeds in haar stak, in den grond be-
lersgeslacht en kwamen via het
volkstoneel bij het Nederlands To
neel. Broer en zus hadden een pri
mitief dramatisch talent en een
grote allure; ze vulden het toneel
met hun aanwezigheid. Toch is dit
nog de tijd dat aan het eigenlijke
toneelstuk voorafgaand vaak acro
baten met een soort circusnum
mers optreden.
Langzamerhand verbeterde de
keuze van de stukken, al bleven
draken als de Voddenraper van Pa
rijs en boertige kluchten nog zeer in
trek. Na de eeuwwisseling werd het
beter en kon men een aantal we
reldberoemde voorstellingen bij
wonen. De schouwburg was ge
worden "een kweekschool voor
kunst en goede zeden, waar de spe
ler voldoening kon vinden voor ka
rakterrollen, waarin hij zich met
studie en inspanning had ver
plaatst".
Zo luidt in 1941 het oordeel van
een samensteller van een Leidse
Gids aangaande de schouwburg,
waarover men in 1874 schrijft:
weinige schreden verder verrijst
voor onze ogen de onlangs ver
nieuwde Schouwburg, thans on
zer academiestad waardig, waar,
behalve onze binnenlandsche
tooneelgezelschappen, zich ook de
Vlamingers, en de Fransche en
Hoogduitsche operisten doen hoo-
ren. Wij zullen er maar niet bin
nentreden, omdat het er bij dag
vrij duister is; maar kunnen u bij
een langer verblijf wel aanraden
met het keurig nette gebouw en
betrekkelijk groot tooneel kennis
te maken".
Het gaat hier om de schouwburg,
die in 1705 op het „ledige erf' van
een afgebrande mouterij aan de
Oude Vest gebouwd werd en in de
19de eeuw verscheidene malen
vergroot en vertimmerd werd met
tenslotte de grote verbouwing van
1865.
Toneelinrichting
De inrichting van het toneel was
gebaseerd op een perspestivisch ef
fect vanaf een plaats in het midden
van de zaal. Daarom moest de to
neelvloer naar achteren oplopen.
Op deze vloer werd het decor zo ge
plaatst, dat het een naar achteren
toelopende speelruimte vormde.
Links en rechts waren daarvoor,
vrijwel evenwijdig aan het voet
licht, zijschermen geplaatst, naar
achteren steeds iets dichter bij el
kaar Ieder paar schermen werd op
een hoogte van ongeveer 6 meter
verbonden met een fries. Elk vol
gend fries hing iets lager. Het open
achtergedeelte werd afgesloten
met het grote achterdoek.
Decorwisseling vond plaats bij
open doek en ontaardde meestal in
een onbeholpen schuiven en wrik
ken onder een oorverdovend la-
Bij deze toneelbouw behoorde een
speciale manier van optreden en
acteren. De acteurs mochten de
perspectivische illusie niet versto
ren en daarom niet recht op het pu
bliek toelopen. Bij het opkomen
liep men tussen de achterste cou
lissen langs verschillende rondin
gen naar voren. Daar gekomen
stelde men zich zoveel mogelijk in
de breedte op en speelde van links
naar fechts en vice versa, zo min
mogelijk van voren naar achteren
of in een diagonale lijn. Dit "plan"-
spel handhaafde zich nog tot in het
derde kwart van de 19de eeuw.
Jelgerhuis
De schilder-acteur Johannes Jel
gerhuis hield zich kort na 1800 al
bezig met de "plastiek" van de be
weging. In zijn lessen tekende hij
de mooie standen op een school
bord en gaf hij aan hoe een speler
van de ene fraaie houding tot een
andere kon komen en wat hij ver
mijden moest, hoe een koning edel
schrijdt en sierlijk plaats neemt,
hoe expressies in lichaam en ge
baar konden worden uitgedrukt.
Uit deze tekeningen van Jelgerhuis
krijgt men nog een beeld van de ge
durfde, hevige, "brede" gebaren
kunst uit het begirj van de 19de
Acteurs er. actrices
De grote actrice omstreeks 1800
was Johanna Cornelia Wattier-
Ziesenis, van wie zo'n fascinerende
indruk uitging, dat het altijd onrus
tige publiek er stil van werd. Naast
Het Schellinkje
haar in het Haagse gezelschap van
Ward Bingley stonden eveneens
spelers van allure, zoals Andries
Snoek, Theod. J. Majofski en Jo
hannes Jelgerhuis. Zij bespeelden
de schouwburgen van Den Haag,
Rotterdam en Leiden. Dat het pad
van een acteur niet altijd over rozen
ging bewijst wel de verzuchting
van een Amsterdamse toneelspeler
uit 1812:
"Is dit dan menschwaardig? Maan
dagmorgen om negen uur repetitie.
Tot twaalf. Naar huis of naar den
uitdrager of naar den verhuurder.
want Uw costuum dient bij elkaar
gezocht. Terug naar den schouw
burg, waar reeds de heele troep te
wachten staat. Op den wagen naar
Leiden. In onverwarmde kleedka
mers. Zij hebben met rotte appelen
eergisteren geworpen, gisteren in
Rotterdam vielen drie bierglazen
van boven in de bak op het kale
hoofd van een heer. Men schold en
schimpte. Wij hebben de voorstel
ling moeten onderbreken.
Er was trouwens geen woord te
verstaan door het geroep van de
verkoopsters van pruimtabak en
sinaasappelen. Uit de voorste rijen
gooide men mij een pepermunt in
het oog en in de logehokjes zat men
dapper te minnekoozen onder mjjn
schoonste passage. Het hagelde als
een kogelregen, toen wij naar huis
reden en om vier uur 's nachts aan
kwamen. Den volgenden dag weer
om negen uur repetitie tot twaalf.
Naar Den Haag. Ziek geworden 's
nachts onder het terugrijden. De
paarden zijn twee maal gevallen
van de gladheid. Dan weer repetitie
om negen uur, tot drie, een uur naar
huis, om vijf uur voorstelling".
Voorstelling
Sinds het begin van de 19de eeuw
werd de lichtkroon in het midden
van 1e zaal opgehaald, als de voor
stelling begon. De toeschouwers, in
het donker gezeten, konden nu de
illusie van een andere wereld, hevi
ger, kleuriger en demonischer dan
de duffe werkelijkheid van de bur-
germanssleur, op zich in laten wer
ken. Het toneel was uitgerust met
allerlei toestellen, zoals regentoe
stel, donderplaat en wolken. Na
tuurrampen en branden, vuren in
roversholen konden reeël worden
nagebootst en verzinkingen in de
vloer zorgden er voor dat geesten
uit grafkelders konden verschij-
Het repertoire bestond voor het
grootste deel uit Franse klassieken,
Shakespearebewerkingen, burge-
lijke toneelspelen, melodrama's,
kluchten, blijspelen en vooral his
toriestukken. Een geliefd onder
werp bij het Leidse publiek waren
de stukken over Leidens Ontzet.
Zeven toneelstukken en drie mu
ziekspelen, alle handelend over
deze heroïsche periode, zagen in de
19de eeuw het licht.
Publiek
Het publiek varieerdevan "be
schaafde burgers" tot "gemene
volk". Een groep apart vormden de
studenten, die eigen banken in de
schouwburg hadden, een verboden
gebied voor de gewone Leidse bur
ger. Vanaf deze gereserveerde
plaatsen werden vaak gesprekken
gehouden met de acteurs op het to
neel. Klikspaan schreef rond 1840
dat "met woest getier en ruw mis
baar, overspannen door scherts en
wijn, dwazelijk toegetakeld en uit
gemonsterd, met den Doctor aan de
spits" een promotiepartij tijdens
een voorstelling de zaal binnen
kwam
Vaak vonden handtastelijkheden
van de heren studenten plaats, ze
schopten herrie en beklommen het
toneel. Maar ook op het schellinkje
was het bijna nooit rustig. Bezoe
kers op de galerijen schreeuwden,
vochten, spuwden of gooiden schil
len naar beneden.
Lange tijd bleven daarom de dames
- aan wie men vroeger trouwens
aanstoot had genomen vanwege
hun kolossale hoeden die ze tijdens
T.J. Majofski (1770-1836). een acteur van allure.