PROPPEN OF FUN WONEN? KAN POLDER GESPAARD BLIJVEN? DICHTER BOUWEN: Van ruim tot dicht opeen Onderzoek Stevenshof moeite waard ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1976 EXTRA In maart van dit jaar is het College van Burgemeester en Wethouders van Leiden met het voorstel gekomen om wo ningen in de Stevenshofjes- polder te bouwen. Gave polder Een goed voorbeeld van de „invulling" van open gaten. Op de plaats van een oude en vervallen leegstaande fabriek, een drukkerij en een autosloperij werd in de schaduw van de Hooglandse Kerk nieuwe woongelegenheid gecreëerd voor werkende jongeren. Aan de Middelweg - hoek Choorsteeg verrezen 40 eenkamerappartementen. Het is een mooie en nog vrij gave polder met een aantal oude boer derijen en een prachtige molen er in. Maar het belangrijkste is wel dat deze polder een deel vormt van het bijzonder waardevolle landschap van landgoederen, polders, en duinen tussen Den Haag en Leiden, dat als Nationaal Het (nog in aanbouw zijn de) Oosthoek complex in Alphen: voor beeld van dicht op elkaar gepakte nieuwbouw. Landschapspark is voorgesteld. Steeds als er een stuk dat van dit gebied wordt afgesneden bete kent dit dat de rest weer verder onder druk komt te staan. We vinden wel, dat het gebied een grotere betekenis voor aan het landschap aangepaste recreatie moet krijgen (wandelen, fietsen en eventueel volkstuinen). Er is nóg een groot bezwaar tegen volbouwen van de Stevenshof. Het bouwen van zo een grote nieuwe wijk vraagt zoveel aan dacht en inspanning van de ge meentelijke diensten, dat te vre zen valt dat de renovatie en reha bilitatie van de binnenstad en aangrenzende wijken nooit wer kelijk goed op gang zal komen. De huidige praktijk met de Me- renwijk toont dat aan. We denken dat goed stadsherstel alleen mo gelijk is zonder bouwen in de Stevenshof. "Gaten" Maar waar moet er dan gebouwd worden en hoe? De Werkgroep Milieubeheer aan de Leidse uni versiteit kwam met het voorstel om "open gaten" binnen de be bouwde kom te vullen, en om bij nieuwbouw in het algemeen in hogere dichtheden te bouwen. Op deze voorstellen is nogal wat kritiek gekomen. Is de binnen stad niet al te dicht genoeg be bouwd en is er niet meer behoefte aan extra groen? En is het niet juist plezierig, dat nieuwe wijken in lage dichtheden gebouwd worden (met weinig woningen op een hectare), omdat er dan ten minste ruimte is voor grote tuinen en voor parken? Boven dien: wie wil er nu tegenwoordig nog in een flat wonen? We willen hier proberen om op deze kritiek wat nader in te gaan. Eerst op de nieuwbouwmogelijkheden bin nen de bebouwde kom en dan op de voor- en nadelen van hogere bebouwingsdichtheden bij nieuwbouw. Woningbouw voor de "eigen Leidse behoefte". Dat die be hoefte er is, daar wordt niet aan getwijfeld. Dat er dus gebouwd moet worden is ook een duide lijke zaak. De vraag is alleen waar en hoe. En toch ook wel een beetje: hoeveel. Want het college wil tot 1985 10.000 nieuwe wonin gen bouwen, terwijl er voor de ei gen Leidse behoefte maar zo'n 6000 tot 6500 nodig zijn. Dat zou betekenen dat er een paar duizend woningen voor "import" uit Den Haag of Amsterdam ge bouwd worden, terwijl hier in Leiden de grond erg schaars is. En dat betekent ook weer veel ex tra verkeer, bijv. tussen Leiden en Den Haag, waardoor dan mis schien weer nieuwe wegen zou den moeten worden aangelegd. Maar ook al zouden er niet te veel woningen gebouwd worden, dan nog zijn er flinke bezwaren tegen nieuwbouw in de Stevenshof. LEIDEN - Men is het er algemeen over eens dat open gaten in de bebouwde kom moeten worden opgevuld. En dat leegstaande huizen en andere gebouwen voor bewoning geschikt gemaakt moeten worden. Dat betekent dat er dan weer mensen in de wijk komen te wonen. De buurt komt er op deze manier weer beter uit te zien. Dit is ook van belang voor een levendige middenstand en zeker ook voor de scho len. Dit betekent natuurlijk niet dat alle open gaten zonder meer met hui zen moeten worden opgevuld. Er is inderdaad in de binnenstad en in de wijken erom heen grote be hoefte aan meer groen. Daarom verdient het plan om langs de singels een doorlopend park te maken alle steun. Dus bijvoor beeld géén woningbouw op het terrein van de broodfabriek! Ook kleine trapveldjes kunnen erg be langrijk zijn voor de leefbaarheid De gemeente vond in de binnen stad ruimte voor 1440 nieuwe woningen. Bij een nauwkeuriger inventarisatie bleek, dat er in de binnenstad nog veel meer rotte plekken en open gaten zijn die Door P. Mantel, E. Meelis H.A. Udo de Haes Leden werkgroep milieubeheer van de Leidse universiteit voor bebouwing in aanmerking komen. In totaal is er nog ruimte voor bijna 1000 woningen extra. Daarbij is ook gekeken naar leeg staande of binnenkort leegko mende fabrieken, werven, pak huizen, garages en scholen. Ver der levert de nieuwbouw van de universiteit aan de Witte Singel woonruimte op, doordat een aan tal panden in de binnenstad vrij komt. Ook in de buitenwijken zijn meer mogelijkheden dan de gemeente denkt: bijvoorbeeld in Zuid-West langs het spoor (het terrein van de wisselwoningen), aan de Vijf Mei laan naast de nieuwe bejaarden flat, aan de Verdistraat (waar eerst een school zou komen), enz. Bovendien kunnen de nieuwe opvattingen over het verkeer plaatselijk veel ruimtewinst op leveren. Zo zou een meer be scheiden aansluiting van de Noordhoflandbrug op de Vijf Meilaan goed voor woningbouw benut kunnen worden. De ma nier waarop deze aansluiting nu wordt aangelegd is een ronduit ergerlijke verkwisting van ruim te: een wegbreedte die in geen verhouding staat tot het ver wachte verkeer (voetgangers, fietsers en enkele buslijnen). Een goed voorbeeld van de gevolgen voor de leefbaarheid vormen de nieuwe flats langs de Voorscho- terweg: die hebben er voor ge zorgd dat de enige kleuterschool in de gehele Gasthuiswijk kan blijven voortbestaan. Voorzichtig gaten opvullen door in dezelfde stijl en schaal als de om geving te bouwen is vaak niet zo makkelijk. Het is soms duurder en er moet meer naar subsidie mogelijkheden worden gezocht om de financiering rond te krij gen, dat wil zeggen de woningen betaalbaar te houden. Het levert veel organisatorische problemen, vaak moeten bestemmingsplan nen worden gewijzigd en een en kele dwarsliggende eigenaar kan de plannen tijden blokkeren. Tij dens de werkzaamheden veroor zaken de bouwactiviteiten over last voor omwonenden. Maar het resultaat kan, zeker in de oudere wijken, een opleven van een hele buurt betekenen. Toch blijft de vraag: hoe ver kan je met het opvullen van deze gaten doorgaan? Wanneer staan er te véél huizen in een wijk? En in welke dichtheid zal je een nieuwe wijk moeten bouwen? In de oude wijken van de binnen steden staan de woningen vrij dicht op elkaar met weinig groen en met straten vol geparkeerde auto's. Als reactie hierop zijn de woonwijken van na de Tweede Wereldoorlog veel ruimer opge zet: ofwel in hoogbouw met brede groenstroken, ofwel in laagbouw met ieder huis een ei gen tuin. Gevolg hiervan is, dat in de nieuwe woonwijken veel min der woningen op dezelfde opper vlakte staan dan in de oude. Nemen weals oppervlakte-eenheid één hectare, dan staan daar in de oude wijken vaak 80-100 wonin gen op, in de nieuwere 50 en in de nieuwste vaak nog maar 20-30. Bekijken we alleen het netto woongebied (dus zonder de ruimte voor plantsoenen, ver keerswegen, scholen, winkelcen tra e.d.), dan zijn die cijfers resp. 100-150, 70 en 40-50 woningen per hectare. Dit betekent dat er steeds méér ruimte nodig is om hetzelfde aantal woningen te bouwen. Daar moeten we wel re kening mee houden, omdat nu al een kwart van het westen van Zuid-Holland bebouwd is (van heel Nederland "maar" 7 pet.). Veel groen Uiteraard is het een goede zaak, wanneer mensen veel groen in hun woonomgeving hebben. Een woning in een oude wijk heeft vaak gemiddeld maar 2m2 groen in de directe omgeving en in de nieuwste wijken soms wel 50 m2. Maar niet alle groen is hetzelfde. Ook een brede middenberm van een ontsluitingsweg wordt al§ groen meegerekend. En verder is vooral bij flats de groene tussen ruimte vaak zo groot en vlak, dat deze ruimte eerder als leegte wordt ervaren. Uiteraard is de parkeerchaos in de smalle straten van de oude wij ken verre van ideaal. Maar om de oplossing te zoeken in ruimtever- spillende brede wegen met uitge strekte parkeerterreinen draagt ook niet bepaald tot de gezellig heid van een wijk bij. Minder woningen per hectare be tekent ook, dat de afstanden in de wijk groter worden, d.w.z. moei lijker te belopen en te befietsen. Dit brengt o.a. met zich mee dat de exploitatie van een goed openbaar vervoer een stuk moei lijker wordt, omdat er minder mensen in de buurt van de haltes wonen. Verder noemden we al de moeilijkheden om scholen en winkels in de buurt te houden. En kinderen hebben vaak geen SDeelkameraadjes meer in de buurt. Verlaging van de bebou wingsdichtheid brengt dus zeker niet alléén voordelen met zich mee. Dit alles wordt nog ver sterkt door het feit dat het ge middelde aantal mensen per wo ning sterk is afgenomen en nog verder zal afnemen. Als we zeggen: hoge bebouwings dichtheden, dan denkt bijna ie dereen direct aan hoge flats: een niet bepaald populaire woon vorm. Die willen we dan ook ze ker niet bepleiten. Bovendien blijkt hoogbouw maar nauwe lijks tot hogere dichtheden te lei den: De Bijlmer en het Waardei- land hebben beide even veel wo ningen op een hectare! Er zijn ook andere mogelijkheden, waarbij geprobeerd wordt om de voordelen van privacy en het hebben van een eigen tuin te combineren met de voordelen van hoge bebouwingsdichthe den. Ook in de architect enwereld is er de laatste tijd een stroming die, juist terwille van de leefbaar heid, in hogere dichtheden wil Een viertal tekeningetjes met ver schillende bebouwingsdichthe den. Op tekening 1 een dichtheid van 28 woningen per hectare: speciaal voor ongesubsidieerde bouw, patiowoningen en alle wonin gen met carport/garage. Tekening 2 met een dichtheid van 41: speciaal voor premiewonin gen, alle woningen met "auto voor de deur" of in carport/ga rage achter in de tuin. Tekening 3 met een dichtheid van 52: eengezinswoningen (pre- miehuur), de hoge dichtheid wordt bereikt door toepassing van woningtype met woonlaag (met balkon) op 1ste verdieping, de onderbouw is bestemd voor carports en bergingen. Tekening 4: dichtheid 64 per ha. Grote dichtheid t.g.v. meerge zinswoningen (max. 4 bouwla gen met kap, 2 maisonnettes bo ven elkaar) en "opgetilde wo ningen" (met carports en be rgingen in onderbouw). Tekeningen overgenomen uit rapport "Woonproject Samenspel" van Mul- tibouw Nederhorst BV, 1974). bouwen. Dit om een grotere inti miteit en beslotenheid van de woonomgeving te bereiken; en zeker ook om hierdoor tot een grotere afwisseling en levendig heid van een nieuwe wijk te ko- Dit stelt dan wel hoge eisen aan het bouwkundige en stedebouw- kundige ontwerp. De serie teke ningen hiernaast geven er een voorbeeld van hoe bij hogere dichtheid ook goede woonvor men kunnen ontstaan. Dat is vooral mogelijk als niet alleen voor gezinnen met kinderen ge bouwd wordt, maar wanneer ook veel kleinere woningen gebouwd worden. Daar is nog steeds grote behoefte aan: woningen voor be jaarden, werkende jongeren, stu denten, alleenstaanden en twee persoonshuishoudens. En dat dit soort stedelijke nieuwe wijken gebouwd kunnen worden bewijst een aantal uitgevoerde en nog in uitvoering zijnde plannen, met maximaal twee woningen boven elkaar, waarin netto dich theden van 70 woningen per hec tare worden bereikt. Hierbij kan ongeveer 60 pet. van de woningen een eigen tuin hebben; de overige een groot dakterras. De auto speelt in dit soort wijken een veel minder overheersende rol: rij dend moet hij zich aanpassen aan de voetgangers en fietsers (woonerven) en de parkeerplaat sen zitten onder de grond. Voor dit laatste kan het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening overigens extra subsi die geven. Voorbeelden van dit soort nieuwe bouwplannen zijn Nieuw Waldeck in Den Haag, Be verwaard in Rotterdam en Spaarndam-oost (bij Haarlem). Een belangrijk punt is ook dat bij hogere bebouwingsdichtheden de grondkosten per woning lager worden, wat dan weer tot lagere huren kan leiden. Hoge eisen Wonen in hogere dichtheden blijkt dus juist te kunnen bijdragen tot een betere kwaliteit van het woonmilieu. Maar het stelt wel hoge eisen aan het ontwerp. Er zal bijvoorbeeld erg goed voor gezorgd moeten worden dat niet te weinig privacy ontstaat (bijv. geluidsoverlast). Hoogbouw is hierbij zeker ongewenst: niet proppen dus, maar misschien wel een stapje dichter naar gewoon fijn wonen. Om welke nieuwe gebieden gaat het? Waar zouden dan afgezien van het vullen van gaten nieuwe bouw terreinen zijn als de Stevenshof groen zou blijven? Als werkgroep denken we daarbij aan Room burg. aan het Schuttersveld, aan gedeelten van de Leeuwenhoek, aan de Coebel en aan de nieuwe bouwterreinen in de Mors: de Bokhorst en Koppelstein Hoe gaat er in deze laatste beide ter reinen gebouwd worden? We hebben de indruk, dat dit voor namelijk eengezinswoningen zullen zijn, met bovendien een groot ruimteverjies langs de ran den van de beide terreinen: bij de Lelylaan zou een afstand van 60 m. tot het hart van de weg moeten worden aangehouden! Andere Wij vinden het erg belangrijk, dat voor deze terreinen ook andere plannen gemaakt worden, op de manier zoals hierboven werd be schreven. Het lijkt ons de moeite waard om te weten hoeveel wo ningen er dan gebouwd kunnen worden. De meerderheid van het Leidse college van Burgemeester en Wethouders heeft een duide lijke voorkeur voor het bouwen in de Stevenhofjes- polder. Dit komt vooral voort uit de vrees, dat bij in voering van andere plannen niet elk jaar het gewenste aantal nieuwe woningen kan worden opgeleverd. Met an dere woorden: men is bang dat de „bouwstroom" niet voldoende gegarandeerd is. Over het aantal nieuwe wo ningen dat nodig is in de ko mende tien tot vijftien jaar, is weinig verschil van me ning. Dat aantal Iaat zich vrij goed voorspellen. Im mers, de mensen die over bijvoorbeeld vijf jaar een huis gaan zoeken, zijn er nu al, maar zij wonen nu nog bij hun ouders of op kamers. Ook is men het er over eens dat in Leiden alleen ge bouwd moet worden voor de „eigen woningbehoefte", d.w.z. voor degenen die in Leiden (of directe omgeving) wonen of werken. Daarbij wordt dan verder aangeno men dat er ongeveer even veel mensen uit Leiden ver trekken als er zich vestigen. Op die manier weet men wat er nodig is. De vraag is nu: kan deze mooie polder voorlopig (en hope lijk definitief) behouden blijven, terwijl er toch aan de vraag naar nieuwe wo ningen wordt voldaan? Het is wel begrijpelijk dat men in eerste instantie liever voor de veilige weg wil kie zen: bouwen in een kale, pas opgespoten polder is nu eenmaal gemakkelijker dan het behoedzaam opvullen van gaten in de binnenstad en het afbouwen van bui tenwijken. Maar eens be bouwd, blijft bebouwd. Als de eerste huizen uit de grond verrijzen, is het "Land schapspark in oprichting" definitief een heel stuk kleiner. En wie weet, wat er daarna gebeurt. "Daarom stellen wij voor dat de gemeente met een zo vol ledig mogelijke opgave komt van alle eventuele bouw plaatsen in de bebouwde kom (ook de onzekere), zowel in de binnenstad als in de buitenwijken, met een ver melding daarbij van de ste- debouwkundige, bestuur lijke en financiële knelpun ten. Hieruit kan dan een schatting worden gemaakt welke bouwstroom met deze gatenplannen kan worden gerealiseerd. Dit laatste is zeker ook van belang voor de goedkopè' woningwetwo ningen, want in die categorie is de woningnood het groot st. Verder stellen we voordat een begeleidingscommissie wordt ingesteld voor de nu in voorbereiding zijnde bouwplannen Koppelstein en Bokhorst in de Mors, om na te gaan in hoeverre de nu voorgestelde aantallen wo ningen kunnen worden ver hoogd". Een heel apart punt is, dat de gemeente Leiden al een paar miljoen gulden in de Steven shof heeft geïnvesteerd (grondaankopen en dergelij ke). Zou dat weggegooid geld zijn als er niet wordt ge bouwd? Het lijkt erop dat dit niet het geval hoeft te zijn: het rijk vindt het erg belang rijk dat het groen tussen de steden groen blijft. Voor dat beleid wordt er elk jaar (in "bufferzone-pot") geld op de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gezet. Het zou best kunnen dat het rijk de grond met geld uit deze pot zal willen overne men van de gemeente, zodat de gemeente dan niet met een strop blijft zitten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 15