Congres danst niet, maar werkt
APARTHEID IN DE PRAKTIJK
geplaagd door tweeslachtigheid
'Links'
DONDERDAG 12 AUGUSTUS 1976
derde wereld en de beheersing van
het milieu.
Binnen de Nederlandse samenle
ving bestaan echter belangrijke
hinderpalen op de weg naar mense
lijk geluk waarvan op dit ogenblik
niet eens duidelijk is o 1, laat staan
h o e de overheid een taak heeft bij
het uit de weg ruimen.
Aan de ene kant is het voor ieder
een duidelijk dat mensen op on
volmaakte wijze met elkaar om
gaan, dat zij elkaar onlust en leed
berokkenen ook als dat onnodig is.
Aan de andere kant erkennen bijna
allen dat er een belangrijk en ge
rechtvaardigd verlangen naar indi
viduele vrijheid bestaat, naar het
zonder dwang van buiten bepalen
en uitvoeren van een eigen gedrags
lijn.
Sommige van de inbreuken op die
individuele vrijheid door de rege
ring, het gemeentebestuur, kortom
de overheid worden thans reeds
door velen als te vergaand ervaren.
Daar komt dan nog bij dat ook het
overheidsoptreden in zijn concrete
uitwerking soms als onzorgvuldig
wordt beleefd.
Politiek links wordt geplaagd door
tweeslachtigheid. Enerzijds is de
wil aanwezig om op al die punten
waarop de handelingen van de een
de (vrijheid tot) zelfontplooiing van
de ander verhinderen, door ingre
pen vanuit de overheidsorganisatie
die laatste vrijheid te herstellen. In
de klassieke situatie van uitbuiting
van. arbeiders door kapitaalver
schaffers lag dat vrij simpel. Maar
hoe zit dat bij reclame in al zijn ver
fijnde vormen? Veel informatie
overdracht naar iemand toe heeft
twee effecten: diens vrijheid neemt
toe omdat hij meer weet en tegélij-
kertijd af omdat zijn toekomstige
keuzen in een bepaalde richting
worden omgebogen.
Dit laatste namelijk inzover in die
informatieoverdracht ook waarder
ingsoordelen verscholen lagen: zo
van dit is goed en dat slecht of dit is
lekker en dat niet. Het honorarium
van baas in eigen buik is een van de
elementen van het anderzijds; links
immers zet zich ook in voor het uit
de weg ruimen van die belemme
ringen van de persoonlijke vrijheid,
die door de overheid eerder werd
opgeworpen ter bescherming van
de toen aanvaarde, thans niet meer
algemene geldende moraal. Naar
mijn vermoeden liggen in dit span-
nirtgsveld grote problemen voor de
toekomst. Immèrs, voor zover sek
suele vrijheid verregaand in veran
derde wetgeving wordt erkend,
blijven overeenkomstige vragen
rijzen met betrekking tot onder
wijs. cultuur en recreatie.
Zelfs als materiele schaarste zou
verdwijnen (wat in de komende 50
jaar zeker niet het geval zou zyn)
blijft een soortgelijk verschijnsel
als schaarste zich voordoen bij
kennisoverdracht en culturele ma
nifestaties. Het vermogen van de
mens tot het opnemen en verwer
ken van informatie is immers be
perkt en dus zijn er heel belangrijke
beslissingen te nemen over de
vraag welke kennis moet worden
overgedragen, welke informatie
verschaft. Wat voor soort mens een
kind later zal zijn is immers onder
meer daarvan afhankelijk.
Onderwijs- en cultuurpolitiek in
ruime zin, ook het beleid ten aan
zien van bijv. de massacommunica
tiemedia zullen daarmede, nog
meer dan thans het geval is in het
centrum van de politiek komen te
staan.
Omdat in onze samenleving de
aanwezigheid van groepen met
verschillende overtuigingen niet al
leen eert feit is, maar ook als positief
wordt ervaren, zal bij een centrale
plaats voor vraagstukken die ik zo
juist probeerde te omschrijven het
gevaar van bittere conflicten groot
zyn, tenzij tenzij we erin slagen
een nieuw soort grondbegrip in de
politieke besluitvorming uit te
werken en in te voeren, dat ik om
schrijf als echte tolerantie, een
soort waarborg voor honorering
van veelzijdigheid welke in de ma-
chanismen van politieke besluit
vorming zelf een plaats zou moeten
vinden. En dan op een betere wijze
dan in ons omroepbestel of onze
dagbladpers van het ogenblik, waar
subsidies lapmiddelen vormen om
het onrecht van de economisch
sterkere voor een deel te corrige
ren. Veel verdergaande decentrali
satie van besluitvorming dan thans
veelal gebruikelijk, zou een van de
instrumenten kunnen zijn om
zoiets te verwezenlijken. Misschien
ook de ontwikkeling van een soort
pseudo-markten, plaatsen waar
vraag naar en aanbod van voorzie
ningen elkaar ontmoeten, nadat
zeker is gesteld dat de "koop
kracht" van iedere burger ieders
invloed op de besluitvorming de
zelfde is.
Op deze plaats voorspelde ik eerder
hoe verschillende partijen zouden
reageren op de eenprocents-
operatie (al bijna vergeten, lezer?).
Het klopte aardig maar niet hele
maal. Bij die gelegenheid gaf ik ook
mijn eigen prioriteiten. Op som
mige punten hebben de regerings
beslissingen mij toch teleurgesteld.
Daar moet ik bij zeggen dat op een
groot aantal punten pas de Rijks
begroting 1977 enigszins zal ver
duidelijken wat er in een zekere
sector nu voor concreets gaat ge
beuren. Nu al echter bestaan aan
wijzingen dat in een aantal sectoren
de investeringen van de overheid,
het tot stand brengen van duur
zame werken als gebouwen, kanto
ren etc. zullen moeten dalen. Het
nalaten van overheidsinvesterin
gen maakt het in een situatie van
volledige werkgelegenheid moge
lijk om de produktie-middelen die
daarvoor zouden zijn gebruikt voor
andere doeleinden aan te wenden,
bijvoorbeeld investeringen in de
industrie. Die situatie kennen wy
echter momenteel niet. Voorzover
die investeringen later toch moeten
worden gedaan, vormt het nalaten
nu efen nogal zware last voor de toe
komstige belasting-betalers.
En voorzover er geen volledige
werkgelegenheid is, schept het na
laten van de investering nu geen
enkele garantie dat daardoor vrij
blijvende produktiemiddelen el
ders wel zullen worden ingezet.
Voorzover het investeringen in de
onderwijs- en C.R.M.-sector be
treft, lijkt het mij dat het hanteren
van het rode potlood nu eigenlijk
economisch en sociaal onverant
woord is. Tenzij men de toekom
stige capaciteit van die sector, de
thans en ook straks gewenste om
vang wil bepalen door het nalaten
van investeringen. Maar waarom
zouden die voornemens tot inves
tering er dan eerst wel zijn ge
weest? Het is te hopen dat de rege
ring voor wat de genoemde secto
ren betreft nog tijdig op haar schre
den terugkeert.
Vandaag wil ik wat schrijven over
de internationale politiek. Zo op
het oog niet zo actueel, maar juist in
de vakantietijd, waarin veel Neder
landers weer veel van het buiten
land hebben gezien, misschien juist
wel.
De buitenlandse politiek, speciaal
dc Europese, is ook actueel omdat
Nederland sinds 1 juli het voorzit
terschap bekleedt van de EG-
ministerraad. Als dit artikel ver
schijnt zal er al het nodige over de
resultaten daarvan te zeggen zijn.
Ik zou het vandaag niet over de EG
willen hebben, waartoe 9 Europese
landen behoren, maar over de Raad
van Europa. Dit orgaan met een
parlementaire- en een regerings-
poot omvat 18 landen van Europa.
De discussie over de vraag of naast
de EG aan dit orgaan nog behoefte
bestaat, is nog steeds gaande. Een
op dit moment niet zo vruchtbare
discussie. Immers, de Raad van Eu
ropa, die een dubbel zo groot aantal
landen omvat als de EG. is een feit.
En men moet daarvan gebruik ma
ken, zeker zolang de samenwerking
in de EG aan veel spanningen on
derhevig is.
Gebruik maken, niet alleen voor de
politieke discussie in de parlemen
taire Assemblée, maar ook voor het
tot stand brengen van concrete ge
meenschappelijke maatregelen,
die de oplossing van bestaande no
den naderbij brengen.
Deze Assemblée hield onlangs zijn
zomer mini-sessie in Wenen. Het
was daar gelukkig niet: het congres
danst, maar: het congres werkt.
Voor de eerste keer duurde de dis
cussie van het parlement met
plaatsvervangers van de ministers,
een hele dag. Wat komt daar nu uit,
zult u vragen.
In de eerste plaats is een Europese
conventie (dat is een regeling die in
Straatsburg wordt opgezet en die
na goedkeuring door de lid-staten
in die landen wet wordt) inzake het
terrorisme aan de orde geweest. Wij
leefden in Wenen sterk onder de
indruk van de gijzeling in Entebbe
en daarom was het spijtig, dat één
land maakte, dat de conventie nog
niet voor tekening kon worden
vrijgegeven. Maar als dat het geval
is. dan is op dit probleem dat ons
allen zo ter harte gaat, een belang
rijke stap naar een oplossing gezet.
Van deze harde sector naar de zach
te, zoals men dat wel eens noemt.
Op het terrein van de bescherming
van de vogels werd in een rapport
van de Belgische afgevaardigde
Godinache een aantal
ardevolle aanbevelingen gedaan
die hopel^k tot noodzakelijke aan
vullingen op bestaande conventies
op dit terrein zullen leiden.
Nog eens werd een beroep gedaan
op de landen aan de Midellandse
Zee zich aan het lot van de trekvo
gels veel meer gelegen laten liggen.
Zo werd het werk dat door velen in
ons Parlement hier wordt verricht,
door 18 landen onderstreept.
Nu terug naar de harde sector voor
een laatste punt, dat van de multi
nationale ondernemingen. In de af
gelopen jaren is hierover in de pers
voortdurend - te vaak alleen in ne
gatieve zin - gesproken. Het is dui
delijk, dat er problemen zijn met de
multinationals. Het is dan ook de
verdienste van de Organisatie van
Internationale Economische Sa
menwerking (OECD of OESO) te
Parijs, waartoe de meeste landen
van Europa. Amerika. Canada en
Japan bv.. behoren, dat zij in een
snel tempo, overigens gedegen,
richtlijnen heeft opgesteld, om die
werkzaamheid beter onder con
trole te krijgen. Deze richtlijnen
gaan overigens terecht uit van dc
positieve bijdrage, die deze multi
nationals voor de werkgelegen
heid, ook in de ontwikkelingslan
den, kunnen geven.
In het besluitvormingsproces
speelt de Raad van Europa een be
langrijke rol. Niet alleen heeft de
economische commissie van die
Raad in maart een massa-hearing
gehouden van alle betrokkenen:
werkgevers en werknemers. Zij zal
ook in de parlementaire Assemblée
op 21 september in aanwezigheid
van vertegenwoordigers van lan
den buiten Europa, de richtlijnen,
hopelijk dan in positieve zin. be
spreken Het is nl. belangrijk dat
naast de Kegeringen, de internatio
nale werknemers- en werkgever
sorganisaties die hun steen al aan
de richtlijnen gaven, ook de parle
mentaire Europese steun wordt ge
geven. Dat zal de evenwichtige
werkzaamheid van de multinaion-
als waarbij ieder belang heeft, ten
goede komen.
Dan is weer een van de problemen
die internationaal en nationaal spe
len, in belangrijke mate opgelost.
Ook dankzij het werk van de Raad
van Europa, dat ik in de komende
maanden nog meer wil belichten.
DOOR MR. FRITS PORT II EI ME
VVD-LID TWEEDE KAMER
Nog nooit sinds Jan van Riebeeck in 1652 een begin maakte met de kolonisatie van
Zuid-Afrika, heeft dit land zo Sterk in de internationale belangstelling gestaan als op
dit moment. Met name de gebeurtenissen jn Soweto en ook andere Zuid-Afrikaanse
steden hebben de discussie over de apartheid in een stroomversnelling gebracht. Be
halve in het Westen spreken bijna alle landen een scherpe veroordeling uit over dit
systeem, dat bewust steunt op een scheiding der rassen. Het is merkwaardig, dat met
name in een land als Nederland zoveel vergoelijkend over de rassendiscriminatie in
Zuid-Afrika wordt gepraat. Gevraagd naar zijn oordeel over rassendiscriminatie zal het
merendeel (zo niet overgrote merendeel) van de Nederlanders zeggen dit systeem te
veroordelenmaar wanneer het om Zuid-Afrika gaat wordt men 'genuanceerd' en ziet
men de grote problemen van een gemengde samenleving. Men heeft begrip voor de
blanke Zuid-Afrikaanse regering, die een politiek voert van gescheiden ontwikkeling.
Door
Bas de Groot
(Boycot Outspan Aktie)
Deze politiek komt tot uiting in de
sociaal-economische opbouw van
de Zuid-Afrikaanse samenleving;
de zwarte en gekleurde bevolking
is in elke maatschappelijke sector
ondergeschikt gemaakt aan de
blanke. (Zo is het bij de wet ver
boden dat een zwarte Afrikaan een
betrekking heeft, waarin hij de
superieur is van een blanke.) Drie
zaken waaraan men dit heel dui
delijk kan zien
1. Het rechtssysteem.
Het is algemeen bekend dat het wet
boek van Zuid-Afrika talrijke wet
ten kent, waarin de rassenschei
ding geregeld wordt. Om er een
paar te noemen: a) De wet op de
Bantu-Arbeid verbiedt Afrikaners
te staken. Blanken mogen dit wel.
b) Clausule 77 van de Industriële
Conciliatiewet no. 28 uit 1956 geeft
de minister van Arbeid het recht
iemand de toegang tot een baan te
ontzeggen op grond van zijn huids
kleur. Onnodig te zeggen dat deze
wet veelvuldig wordt toegepast.
c) De Bantu Bouwvakkers wet ver
biedt Afrikanen geschoold werk in
de bouw te verrichten in 'blanke'
gebieden (waar de Afrikanen altijd
nog meer dan de helft van de be
volking uitmaken, nl. 54%.)
Dit zijn maar een paar willekeurig
gekozen voorbeelden, die door tien
tallen andere vervangen kunnen
worden. Niet gerept is bv. over de
bijna onbeperkte mogelijkheden,
die de politie heeft om mensen
zonder enige reden voor onbeperk
te tijd vast te houden. Zij maakt
dan ook van haar bevoegdheden
royaal gebruik.
2. Het onderwijssysteem.
Leerplicht bestaat voor blanke
■kinderen, in beperkte mate voor
gekleurde en Indiase kinderen,
maar niet voor zwarte Afrikanen.
De overheid geeft per Jaar voor
een blank kind f1290,- voor on
derwijs uit en slechts f95,- voor
Afrikaanse kinderen. Bovendien
moeten Afrikanen een aantal
schoolvoorzieningen, zoals schrif
ten en boeken zelf betalen, blan
ken niet.
Er is één leraar op 60 Afrikaan
se leerlingen. Voor blanke kinderen
is de verhouding 1 op 20.
3. De gezondheidszorg.
Een algemeen aanvaard criterium
om de kwaliteit van de gezond
heidszorg te meten is het percen
tage van de zuigelingensterfte voor
de eerste verjaardag: In Zuid-
Afrika sterven 27 van de 1000
blanke babies voor hun eerste Jaar.
Voor zwarte babies geldt, dat er
322 per 1000 sterven, dat is twaalf
keer zoveel. Hier is commentaar
overbodig lijkt mij.
De Zuida/rikaanse premier
Vorster uitgeteld? Geen spra
ke van. De eerste man van
Zuid Afrika is op deze archief
foto doende bloed af te staan
ten behoeve van de bloedbank
van het Groote Schuur-zieken
huis in Kaapstad.
Uit bovenstaande moge blijken, dat
de politiek van Apartheid niet be
tekent, dat de ontwikkeling van
blank en zwart gelijk opgaat. In
tegendeel, nog dagelijks worden er
in het Zuid-Afrikaanse parlement
wetten aangenomen die de rassen
discriminatie alleen maar groter
maken.
In 1966 verklaarde de Zuid-Afri
kaanse minister van Bantuzaken
en bestuur: In laatste instantie is
ons werk gericht op een uiteinde
lijke geogafische scheiding.' Deze
uitspraak slaat op de zgn. Thuis
landen'-politiek van de Zuid-Afri
kaanse regering. Deze politiek
houdt in. dat de zwarte bevolking
eigen gebieden toegewezen krijgt,
waarin zij een beperkte mate van
zelfbeschikking krijgt. Bij een wet
Uit 1936 is bepaald, dat de totale
oppervlakte van de Thuislanden'
14% van de totale oppervlakte van
Zuid-Afrika zal bevatten. Thans
bezit de zwarte meerderheid 13.6%
van het land en dat terwijl zij
71,2% van de bevolking uitmaakt.
De blanke minderheid bezit de rest
van de grond. Ook hier is geen
sprake van evenredigheid, zou ik
zeggen.
De onafhankelijkheid van de Thuis
landen' is ook geenszins compleet-
Zo valt het op 26 oktober a s. on
afhankelijk wordende Transke
volledig onder de Jurisdictie var
Zuid-Afrika.
In het in Juni voor het eerst ver
schenen blad Terzake', dat uitge
geven wordt door de afdeling Pers
en Voorlichting van de Zuid-Afri
kaanse ambassade wordt gerept
van het volgende: 'Na vele Jaren
van voorbereiding en grote finan
ciële offers is Transkei gereed om
politiek volledig op eigen benen te
staan'. Dat het woord 'volledig' wel
tussen aanhalingstekens kan moge
blijken uit het feit dat wanneer
iemand in het 'onafhankelijke'
xxaiisaei m appei wn gaan tegen
een uitspraak van het Transkeiso
Hooggerechtshof, hij dit moet in
dienen bij de Appéldivisie van het
Hooggerechtshof van Zuid-Afrika
in Bloemfontein.
Hier zien wü dat de Zuid-Afrikaanse
regering diudelijk een andere op
vatting heeft over democratie en
onafhankelijkheid, dan die welke bij
ons gebruikelijk is.
Uit al het bovenstaande (dat op geen
stukken na een volledig beeld geeft
van de situatie in Zuid-Afrika)
blijkt dat iedereen, die economi
sche. sociale of culturele contacten
met blank Zuid-Afrika onderhoudt,
meehelpt om een verachtelijk sys
teem in stand te houden, namelijk
het systeem van Apartheid.
Helaas onderhoudt Nederland nog
zeer vele hartelijke banden met
Zuid-Afrika en werkt het hard mee
om de Zuid-Afrikaanse regering te
steunen in haar beleid. Minister
president J B. Vorster van Zuid-
Afrika zei op 25 augustus 1972 bij
de opening van een agrarische
tentoonstelling te Pretoria: 'Elke
keer als er een Zuid-Afrikaans pro-
dukt wordt gekocht, wordt er een
nieuwe bouwsteen toegevoegd aan
de muur van ons voortbestaan'.
Het siert de Nederlander niet, dat hij
een intensief bouwer aan deze
muur Ls. Hij consumeert in grote
hoeveelheden Zuidafrikaanse pro-
dukten, waaronder de in ons land
zo langzamerhand zeer bekende
Outspansinaasappelen. Het wordt
tijd dat hU luistert naar de woor
den van Albert Lutull, leider van
de Afrikanen, die in 1960 het bui
tenland opriep om Zuid-Afrika te
boycotten. Helaas leggen wij ons
oor te vaak te luisteren bij de foute
mensen.
DOOR DR. ROEL
IN r VELD
O UD-PVDA—RAADSLID
Het belooft een roerig jaartje te
worden in politiek Den Haag; de
kamerverkiezingen staan al bijna
voor de deur. Zonder twijfel zal het
zwaartepunt van de verkiezings
strijd ook ditmaal zijn gericht op de
sociaal-economische verhoudin
gen in ons land.
Daarnaast zal misschien de
abortus-wetgeving niet tijdig zijn
afgerond zodat er ten tijde van de
verkiezingen nog verschillende
keuzemogelijkheden openstaan.
Idealisten zouden verwachten dat
in de verkiezingsstrijd de Grote
Maatschappelijke Vraagstukken
aan de orde komen en dat de oplos
singen daarvoor de keuze tussen de
partijen bepalen. Zo blijkt dat niet
te gaan. De vraag is trouwens of de
problemen die op lange termijn als
eerste om een oplossing zullen vra- -
gen voor ons wel duidelijk zicht
baar zijn. Natuurlijk geldt dat wel
voor die twee kolossale, naar hun
omvang angstaanjagende vraag
stukken die wij aanduiden als de
ontwikkelingsproblematiek van de