een laar! aan
de brigade...'
„Het lawaai van
de golven die
over je slaan
is oorverdovend"
rr
PAGINA 16
ZATERDAG 10 JULI 1976
„in feite zit Je hier op de grens
tussen leven en dood, maar er zijn
maar Heel weinig mensen die dat
beseffen."
De man die deze woorden spreekt
en daarbij wijst naar de raaklijn
tussen het koele water van de
Noordzee en het gloeiend hete
Scheveningse strand is er niet op
uit om met stoere taal indruk te
maken. Hij praat met de nuchtere
rust van iemand die uit ervaring
weet dat hij gelijk heeft. En
ervaring heeft de man zeker: al
zestien Jaar geeft hij zijn vrije tijd
aan de Haagse Vrijwillige Reddings
Brigade (HVRB) die aan het strand
probeert al te enthousiaste
badgasten van hun voornemen om
er eens een lekker en d op los te
zwemmen te weerhouden. Want de
Noordzee herbergt voor de
onervaren zwemmer (en dat zijn de
meeste zonaanbidders) vaax
onvermoede gevaren.
De Haagse politie, die van medio
mei tot eind september een speciaal
stranddetachement (30 man
vrijwilligers) aan de kust heeft
gestationeerd, heeft behalve de
reddersfunctie ook nog eens de taak
van manusje van alles op het strand.
DOOR
ALEXANDER MUNNINGHOFF
Een seizoen lang prettig
strandverkeer, behulpzaamheid,
vriendendiensten. De mannen van
het stranddetachement weien zich
er duidelijk waarneembaar wel bij,
en r.emen het verlies aan vrije
dagen op de koop toe. Het strand js
zo vredig en vriendelijk.
Totdat het drenkelingenalarm wordt
geslagen. Dan wordt het opeens
duidelijk, hoe waar die opmerking
over leven en dood is. „Er zijn een
paar vuistregels voor mensen die bij
het zwemmen in nood komen",
vertelt inspecteur Petow van het
stranddetachement, „in de eerste
plaats moet ten koste van alles
paniek vermeden worden, maar dat
is natuurlijk gemakkelijker gezegd
dan gedaan. Alleen in het water,
uitgeput door de stroming, zijn de
mensen zichzelf niqt meer. Een
steeds weer voorkomende reactie
van drenkelingen is. dat zij uit alle
macht proberen terug te zwemmen
naar hetzelfde punt op het strand
waar ze in het water zijn gegaan.
En dat is beslist verkeerd, dan leg
Je het onherroepelijk af tegen de
natuur.
Als Je in de buurt van een pier
zwemt, en Je wordt meegetrokken
door de stroming, dan tun je Je
beter laten meedrijven en aan de
andere kant van de pier, waar bet
water weer rustiger is. proberen aan
land te komen. Maar er zijn maar
heel weinig drenkelingen, die deze
tegenwoordigheid van geest
opbrengen. De meestcn weten
trouwens mets van het zwemmen in
zee af."
Zowel het politie-stranddetachement
als de burger-vrijwilligersbrivade
houden bij, hoeveel mensen zij van
de verdrlnkingsnood hebben gered.
Maar beide teams zijn unaniem in
hun commentaar, dat zo'n archief
eigenlijk willekeurig is. „Je kunt net
zo goed zeggen, dat we tienduizend
reddingen hebben verricht in plaats
van de tientallen, die we hebben
genoteerd", zegt een politieman,
„want in wezen is iedere keer dat
we toeteren naar een zwemmer, die
ons iets te ver gaat, een redding, al
hoeven we er niet voor het water in.
Het is bepaald niet zo dat
we „turven" ot een soort competitie
houden".
Het gaat in dit verhaal niet oni de
vaak krasse staaltjes van domheid
of koppigheid die vakantievierders
in de Noordzee etaleren. Hoewel:
wat dacht u van de man die
honderden meters van de kust werd
aangetroffen op zijn luchtbed,
lekker lui zonnebadend met een
been in het gips? Hij was nog
verontwaardigd ook, dat de politie
hem met een snelle motorboot
kwam storen.
Wat wij naar voren willen halen is
een van die vele geslaagde
reddingsacties aan onze stranden.
Tijdloos, omdat ze ieder jaar weer
zullen plaatsvinden. We hebben dit
verhaal door een burgervrijwilliger
laten vertellen. Het had evengoed
een agent kunnen zijn, maar om
practische redenen: kozen we de
burger: zijn drenkeling was
gemakkelijk op te sporen en
bovendien graag bereid om de
andere kant van het verhaal, de
visie van het slachtoffer, uit de
doeken te doen.
Maar weinig drenkelingen hebben
zoveel afstand kunnen nemen van
wat hun overkomen is, dat ze er
rustig op kunnen terugblikken.
Volledigheidshalve de namen van de
beide vertellers.
Han? Alting is 21 jaar, en al bijna
tien jaar aktief in de HVRB. Hij is
de redder.
Ton Hakkenes is ergens in de dertig
en had er op die mooie zondag in
september geen flauw benul van dat
hij, al pootjebadend, binnen enkele
ogenblikken de grens tussen leven
en dood akelig dicht zou benaderen.
Hij is de drenkeling.
„We woonden pas drie maanden in
Den Haag, en waren nog volop bezig
met het opknappen van het huis.
Een vermoeiend karwei en erg heet
bovendien, het was een prachtige
zomer. Vandaar dat we vaak
's avonds naar het strand gingen om
ons wat op te frissen. Wij woonden
vlak bij zee. Mijn vrouw kon goed
zwemmen, had de gebruikelijke
zwemdiploma's en had. kortom, geen
moeite zich in het water te bewegen.
Bij mij lag dat anders: ik had geen
zwemles gehad, krabbelde maar zo n
beetje vooruit en zorgde er daarom
altijd voor in zee grond onder mijn
voeten te hebben. Meestal ging ik
tot mijn knieen het water in, beslist
niet verder. Af en toe probeerde ik
een paar zwemslagen, maar dat
6telde niks voor.
Op die avond in september gingen
we met z'n drieen naar het strand,
mijn zuster was er ook bij.
Tegenover de trap naar het
Zuiderstrand legden we onze kleren
neer en gingen we de zee in. Het
bekende recept: een paar meter het
water in, een beetje stappen en
proberen te zwemmen. Wisten wij
veel dat we in een van de vele
muien, een soort valkuilen, die
vooral bij de pieren ontstaan, waren
terechtgekomen.
Enfin, ik voelde de stroming wel
maar we zaten zo dicht bij de kust
dat ik er nauwelijks aandacht aan
besteedde. Tot mijn zuster opeens
riep: *He, hier kun Je niet meer
staan, we moeten terug'.
Voor mij was dat het sein om in
paniek te raken. Het ging toen
allemaal razendsnel. We stonden
eerst op enkel? tientallen meters
van het strand af, maar een paar
tellen later waren we al door de
stroming in de mui meegesleurd ?n
de richting van de kop van de pier.
Het water is daar al vrij diep.
Brullen
Inmiddels waren by mij alle
stoppen doorgeslagen. Ik was
volkomen in paniek, en dat werd
nog erger doordat ik mijn bril niet
op had, en dus nauwelijks iets kon
Ik ben namelijk bijziend. Hoe weet
ik niet meer, maar op een of andere
manier heb ik me aan mijn vrouw
vastgeklampt De stroming was zo
sterk, dat zij er in haar eentje nooit
Drenkeling Ton Hakkenes:
„het ging razendsnel".
tegenop had kunnen zwemmen, laat
staan dus met mij erbij. Ik brulde
zo hard ik kon om hulp, maar of
die inderdaad kwam, kon ik niet
zien.
Mijn vrouw wel, die zag na enige
tijd de reddingsbrigade aankomen,
dus die putte daar weer moed uit.
Maar het lawaai van de zee was zo
groot, dat ze er niet in slaagde mij
duidelijk te maken dat er hulp op
komst was. Dat lawaai van de
golven die telkens weer over Je heen
slaan, dat is oorverdovend. Je raakt
daar helemaal van bulten zinnen,
van zo'n enorme bak water die over
je heen komt terwijl Je er niets
tegen kunt doen. Je ziet niks, je
hoort niks, je adem wordt compleet
afgesneden, omdat Je zoveel zeewa
ter binnenkrijgt, het is verschrikke
lijk.
En je raakt er van uitgeput, al blijf
Je natuurlijk tot het uiterste
vechten voor Je leven. Naar mijn
idee, duurde het oneindig lang, die
worsteling met het water.
In werkelijkheid was het misschien
tien minuten, zeker niet meer. Want
mijn zuster had eruit kunnen
komen en had op het strand alarm
geslagen.
Niet bang
Ik was werkelijk aan het eind van
mijn krachten toen ik opeens
voelde, hoe ik werd beetgepakt. Op
een of andere manier gebeurde dat
zo stevig en beslist, dat ik mijn
vrouw losliet. Van wat er hierna
gebeurde herinner ik me alleen
maar, dat ik de redders af en toe
hoorde roepen „daar komt er weer
een", en dat er dan weer zo'n golf
over me heen daverde.
Wat er met mijn vrouw gebeurde
wist ik niet, maar door alle ellende
heen voelde ik af en toe iets van
vertrouwen in de goede afloop voor
ons beiden in me opwellen.
Tenslotte kwamen we op het strand
aan. Ik werd op een brancard
gelegd en naar de loods van de
HVRB gedragen, waar ze me droog
wreven en koffie gaven.
Iemand haalde onze kleren op, mijn
vrouw werd intussen in een andere
kamer verzorgd. Met een Landrover
werden we vervolgens naar het
Zuiderhavenhoofd gebracht, waar
een ambulance ons opwachtte voor
het vervoer naar het Rode
Kruisziekenhuis.
Daar zijn we een kwartier geweest,
de dokter controleerde ons en gaf
mijn zuster, die erg overstuur was.
een kalmerend middel. We zijn toen
naar huis gelopen, het was vlakbij.
Een heel eigenaardig sfeertje was
dat, we spraken niet veel. Later op
de avond zijn we nog naar het
strand terug geweest om onze
fietsen op te halen, ja, gek eigenlijk,
niet?
Ik moet bekennen dat ik toen nog
even naar de zee heb gestaard, en
bij mezelf heb gezegd dat ik met
dat tfater heel erg voorzichtig moest
zijn in de toekomst. Nog veel
voorzichtiger dan ik geweest was.
Maar ik was door het gebeurde niet
bepaald bang geworden van de zee.
Mijn zuster wel, die durfde tijden
later nog niet het water in.
De eerste dagen na die zondag
gebruikten we om een beetje op
verhaal te komen. Langzaamaan
kwamen de gesprekken over het
onderwerp los, we konden er Juist
door te praten een beetje afstand
Voorbij
Over de mensen van de HVRB, die
ons gered heben, spraken we
natuurlijk ook. We wilden iets
terugdoen, dat is normaal, niet
waar We hebben de brigade toen
bij ons thuis uitgenodigd en ze van
alles aangeboden, maar ze wilden
van geen geschenken weten. Een
taart, dat was het maximum. En
een van hen zei. dat ik maar
zwemmen moest leren als ik dan
werkelijk iets voor ze wilde doen.
Dat hielp ze het meest, zei hij.
Nou, dat heb ik gedaan. Binnen een
paar Jaar had ik mijn diploma's, en
bovendien werd ik lid van de
HVRB. Of dat aflossen van- een
bepaalde morele schuld genoemd
kan worden, weet ik niet. Ik kom
mijn vroegere redder vaak tegen,
maar we spreken nooit meer over
wat er indertijd gebeurd is. Wij
hebben er afstand van kunnen
nemen, mijn vrouw en ik, juist ook
door onze redders naderhand nog
eens op te zoeken.
Wij hebben geen nachtmerries van
het voorval, het is voorbij. De
meeste mensen die gered zijn,
kroppen de emoties op en blijven ze
met zich meedragen.
Het gebeurt zelden dat drenkelingen
hun redders later nog eens
opzoeken, hoewel dat voor de
redders een grote voldoening zou
betekenen. Maar het gebeurt niet,
omdat de mensen het ongeluk willen
vergeten, denk ik.
Of omdat ze denken dat het redden
de plicht is van de strandwacht, en
daarmee is de kous dan af. Of
omdat ze zich rot schamen, dat ze
het, zover hebben laten komen dat
iemand anders zijn leven voor ze
moet wagen".
„Het was op een late zondagmiddag
in september, een uurtje of half zes,
denk ik. Zoals vaak in die tijd van
het Jaar, zo tegen het begin van de
herfst aan, stond er een behoorlijk
ruwe zee, de eerste najaarsstormen
dienden zich al zachtjes aan. Maar
het was prachtig weer, en het
strand was nog vol met badgasten.
Juist omdat er zulke hoge golven
op het strand kwamen aanrollen
waren er veel mensen in het water.
Want niets is leuker dan tegen de
branding in springen en Je laten
meedrijven op de rollers.
Ik was toen veerbien jaar, dus
eigenlijk nog te jong voor het werk
bij de vrijwillige reddingsbrigade.
Maar ik had al twee seizoenen lang
dag in, dag uit meegedaan met de
oefening, en ik was behoorlijk
getraind, al had ik dan met het
redden -self nog geen ervaring
gehad. Mijn lichamelijke conditie
was voor een jongen van veertien
jaar erg goed, geloof ik. Ik deed veel
aan sport, roeien onder anderen, en
natuurlijk zwom ik als de beste.
Want, zoals gezegd, reddingswerk
had mijn belangstelling en dan is
goed kunnen zwemmen een eerste
vereiste.
Ik liep samen met Connie van der
Pol, een van de teamleden van de
brigade-post, langs het water te
wandelen, toen we opeens een
hysterisch gegil hoorden. Je hoort
op het strand wel vaker gillen, maar
als er echt iets ernstigs aan de hand
is, dan hoor je dat ogenblikkelijk,
ook al heb Je geen enkele ervaring
op dit gebied, zoals ik toen.
In ieder geval, het was ons direct
duidelijkdat er iemand in
levensgevaar verkeerde. We zagen
een vrouw by de vloedlijn staan, die
met haar armen zwaaide en in de
verte wees. „Ze verdrinken, ze ver
drinken", schreeuwde ze.
Zwemmen
Connie en ik zijn toen meteen de
zee in gegaan, hoewel we niet
precies hadden gezien waar de
drenkelingen zaten. Wat mij betreft,
het was meer uit een soort reflex
dat ik begon te zwemmen, ik dacht
er op dat moment zeker niet bewust
bij na wat ik aan het doen was. Het
enige wat er steeds weer door mijn
hoofd ging was: „Ik moet sneller,
nog sneller, nog sneller". Verdere
gedachten, bijvoorbeeld over wat ik
zou moeten doen als ik bij de
drenkelingen zou zijn aangekomen,
had ik niet, Dat wil zeggen: de
training zat er bij mij zo
ingehamerd, dat ik de hele
reddingsactie als het ware gepro
grammeerd in me had zitten. Dat is
het voordeel van een goede training:
dat Je op het beslissende moment
eigenlijk niet hoeft na te denken.
Het eerste bewuste moment kwam
pas. toen ik de drenkelingen hoorde
schreeuwen. Connie hoorde het ook,
en we zwommen ogenblikkelijk op
het geluid af. „Help, help", dat was
zo'n beetje alles wat we hoorden,
maar het was toch voldoende om
ons er op te kunnen oriënteren.
Kort daarop hadden we het tweetal
bereikt en, eerlijk gezegd, ben ik
toen erg geschrokken van wat ik
zag. De vrouw probeerde met een
arm haar man's hoofd boven water
te houden, en met de andere arm
spartelde ze wat in het water om
zelf drijvend to blijven.
Het was duidelijk dat we niet veel
later hadden moeten komen, want
ze was aan het einde van haar
krachten.
Lijkwit
Steun
Al die tijd was ik me maar
gedeeltelijke echt bewust van wat ik
aan liet doen was. Er was maar een
doel. en dat was de kust. Mijn
handelingen op weg daarheen waren
automatischhet spreken met de
drenkeling, de manier waarop ik
hem vasthad, het afweren van de
andere badgasten die ons halverwe
ge tegemoet kwamen zwemmen en
wilden helpen.
Dat'kun je namelijk niet toestaan,
omdat de niet-geoefende badgast nu
eenmaal niet exact weet wat hij
moet doen en je daarom vaak alleen
maar hindert. Bij het redden met
een lijn vanuit de kust gebeurt het
bijvoorbeeld wel eens, dat de
mensen op het strand zo hard
mogelijk aan de kabel gaan trekken
om de drenkeling snel op het droge
te halen, met als gevolg dat het
slachtoffer door de vaart waarmee
hij door het water wordt gesleurd
naar beneden wordt getrokken als
een duikboot.
Kortom, dit soort werk kun je beter
aan mensen, die ervoor opgeleid
zijn, overlaten.
Haar man, die eigenlijk nauwelijks
kon zwemmen, was er neg erger aan
toe. Zijn weerstand was zo
verminderd, dat hij zijn vrouw
voortdurend onder water trok. Zijn
gezicht is me nog lang bijgebleven:
liet was helemaal verkrampt en
lijkwit.
Connie pakte de vrouw in de
zeemansgreep, en ik deed het zelfde
met de man.
Hij spartelde niet tegen, wat wel
eens gebeurt, en dat was een geluk
voor mij want als jongen van
veertien heb je daar niet zoveel
weerwoord op als een volwassen,
ervaren redder. De gedragslijn
tegenover een drenkeling die in
paniek raakt en niet kan meewer
ken, is, dat je in zijn buurt blijft'
maar hem pas benadert als hij
onder is geweest en zo uitgeput is
geraakt dat hij zijn paniek niet
meer kan afreageren. Dat stadium
had deze man al bereikt: toen ik op
hem toezwom zei hij nog iets als
„doe alsjeblieft wat", maar kracht
om te bewegen had hij nauwelijks
Toen ik hem vasthad liet hij zich
willoos vervoeren, hij gaf zich
helemaal over aan wat er met hem
gebeurde.
Gnder het zwemmen naar de kust
sprak ik hem af en toe bemoedigend
toe: rustig maar, alles komt in orde,
we zijn er bijna. Dat soort dingen,
die als je ze op het droge hoort
misschien erg kneuterig klinken,
maar die in zo'n noodsituatie voor
het slachtoffer van wezenlijk belang
zijn. Het staat trouwens voorge
schreven in het handboek voor
reddingszwemmen, dat je met de
drenkeling moet blijven praten.
Redder Hans Alting
ik moet nog sneller
In je eentje
Toen we uiteindelijk aan land
kwamen, werd „mijn" drenkeling
onmiddellijk overgenomen door de
brigade. Hij had geen ademhalings
stoornissen, werd naar de loods
gebracht en van daar afgevoerd
naar het ziekenhuis. Dat heb ik
overigens maar met een half oog
gezien, want al vrij snel klapte ik in
elkaar.
Want de ogenblikken die Je samen
hebt doorgemaakt zijn zo intens en
zo onwezenlijk tegelijk, dat Je er het
liefst zo snel mogelijk afstand van
wilt nemen. De twee mensen die in
het water de hoofdrol hebben
gespeeld. hebben een ervaring
echter de rug die zo strikt privé is.
dat er geen kwestie van is dat je er
na afloop nog eens gezellig over
napraat of zoiets.
Je loopt van elkaar weg. om het in
je eentje te verwerken. Ook bij ons
op de brigade, waar dit soort dingen
toch vrij geregeld voorkomen, is het
gebruik om na een redding heel
even zakelijk over de actie van
gedachten te wisselen en er dan met
geen woord over te reppen. De
details worden opgetekend in een
rapportenboek, en daar gaat telkens
weer een heel groot slot op.
Voor zover ik weet gebeurt het
nooit, dat iemand na afloop van het
seizoen nog eens dat boek opslaat
om. te kijken hoeveel acties hij op
z'n naam heeft staan.
Met z'n allen
Wat het geval betreft waarover ik
net verteld heb: de man die ik er
toen uitgehaald heb is een van de
zeer weinigen, die later nog eens
iets van zich heeft laten horen.
Connie en ik werden uitgenodigd om
bij het echtpaar op bezoek te
komen, en Je zult me wel willen
geloven als ik je zeg, dat ik daar
tegenop zag.
Want ik voelde, dat ik op een of
andere manier die man een
schuldcomplex had bezorgd, terwijl
dat In de verste verten mijn bedoe
ling niet was geweest.
Ik bedoel, als lid van een
reddingsbrigade ben je er niet op
uit om andere mensen het gevoel te
geven, dat ze iets aan je
verschuldigd zijn. Maar het gebeurt
wel, zo ook met deze man: hij bood
me een geschenk aan, maar dat heb
ik geweigerd. Ten slotte zei ik,
omdat hij bleef aandringen, dat hij
dan maar een taart moest sturen
naar de brigade in haar geheel.
Want zo ervoer ik deze eerste
reddingsactie van mijn leven
uiteindelijk: als een klus die we met
z'n allen tot een goed einde hadden
gebracht".