Heftigheid over kleine problemen
1
Minderheden weren zich in heel Europa
Meer aandacht
voor club
148-plussers
JÊ
DONDERDAG 10 JUNI 1970
PAGINA 17
De wereld is verwarrend. Terwijl in
onze samenleving overeenstem
ming tussen burgers en politici
lykt te bestaan over de belang
rijkste doeleinden van verdere
ontwikkeling, is die elders nog
ver te zoeken. Overeenstemming
bestaat er over het belang van in
dividuele ontplooiing, het benut
ten van talenten bij gelyke kan
sen voor allen. Politieke verschil
len hebben vooral betrekking op
het tempo waarin en de instru
menten waarmee die gelijkheid
wordt bewerkstelligd. Wij maken
ons druk over "kleine" proble
men, over vraagstukken waar
mee noch ons leven noch onze
veiligheid is gemoeid.
Zo nu en dan merkt ieder van ons
iets van de vraagstukken in de
derde wereld. Soms in de vorm
van nuchtere cijfers als het gaat
om het aantal slachtoffers van
een hongersnood, het percentage
kindersterfte of de gemiddelde
leeftijd in een heel Afrikaans
land, die niet meer dan de helft
van de onze is. Soms ook door
afschuwelijke beelden die op de
televisie verschijnen en de Dood
in de Hitte tonen. Ook zijn er
bijna niet te verdragen medede
lingen over het aantal zieken dat
zou kunnen worden genezen als
wij dat ene zakje patat niet aten,
enzovoorts, enzovoorts. Heb je
daar eenmaal goed over nage
dacht, dan leef je verder met al
tijd op de achtergrond een vaag
schuldgevoel, dat je ver weg
stopt. Weg totdat de collectebus
langskomt. Weg omdat je een
soort zonderling zou worden als
het een even heftig gevoel zou
zijn als kiespijn. Want je zou die
pijn slechts kunnen vermijden
door alles na te laten wat niet
strikt nodig is en het overgeble
ven geld gauw weg te geven.
Eenprocentsoperatie
Hoewel wij weten dat onze interne
problemen feitelijk maar kleine
zijn, wordt de felheid waarmee
wij conflicten beleven, de heftig
heid van onze emoties daardoor
niet minder.
De woelingen rond de 1-
procent-operatie laten dat duide
lijk zien. Hoe die operatie er pre
cies gaat uit zien is op het mo
ment dat ik dit schrijf (maandag)
nog niet bekend. Maar het is niet
moeilijk te voorspellen welke
reacties zullen volgen op de be
kendmaking van de regerings
plannen dienaangaande. Plan
nen waarin zal worden aangege
ven hoe in de komende jaren de
som van overheidsuitgaven een
zogenaamde overdrachten
(waarbij van velen iets wordt ge
nomen om het aan bepaalde
groepen uit te keren) in de hand
kan worden gehouden. Alle be
langengroeperingen zullen ver
tellen dat hun belang te ernstig
wordt geschaad. De VVD zal ver
klaren dat de bezuinigingen te
gering zijn; de CPN zal medede
len dat het nu helemaal duidelijk
is dat de kleine man weer de klos
is en oproepen tot de loonstrijd.
De PvdA zal veel van de eigen ge
dachten in de plannen terugvin
den en het CDA wat minder,
maar genoeg. Hoe zal de Neder
landse burger in 's hemelsnaam
tot een eigen oordeel over die
plannen kunnen komen? Ik vrees
dat het antwoord is: niet. Hij zal
moeten vertrouwen op die mo
derne groep schriftgeleerden,
journalisten, hoogleraren en poli
tici die een uitleg zal verzorgen
van de inhoud der voorstellen.
Hij zal zich moeten beperken tot
een klein deel van de beschikbare
informatie en daaruit een mening
op hoofdpunten moeten opbou-
Zelf zal ik twee uitgangspunten
hanteren by mijn meningsvor
ming. Het eerste is dat die uitga
ven en overdrachten niet ernstig
mogen worden aangetast die
erop zijn gericht om op lange
termijn het perspectief van de
samenleving te verbeteren. Daar
toe reken ik: onderwijs, vorming
en cultuur in de zgn. zachte sec
tor, maar ook uitgaven ten be
hoeve van het milieu en heel in
het bijzonder die ten behoeve van
het behoud en waar nodig verbe
tering van de leefomgeving in de
steden, en tenslotte, de bedragen
voor ontwikkelingssamenwer
king.
Het tweede uitgangspunt is dat ik
liever het niveau van voorzienin
gen ten behoeve van achterges
telde groepen zou zien gehand
haafd dan algemene voorzienin
gen. Met een voorbeeld, ik zou
liever de kinderbijslag zien afge
schaft dan de uitkeringen voor
werknemers en zelfstandigen bij
arbeidsongeschiktheid.
Doelmatigheid
Zulke uitgangspunten zijn even
nodig als onzinnig. In ieder geval
zijn er een heleboel achterlig
gende ontwikkelingen die ook
belangrijk zijn. Je kunt wel zeg
gen dat het niveau van de onder
wijsuitgaven in stand moet blij
ven, maar daarmee zegje nog he
lemaal niet dat bijvoorbeeld de
verzuiling in datzelfde onderwijs
(in een dorp een protestants n een
katholiek h een openbaar
schooltje) ook tot in de eeuwig
heid goed is. Of dat de structuur
van de Mammoetwet zo ideaal is.
Je kunt wel zeggen dat er priori
teit aan vorming van werkenden
(jongeren en volwassenen) be
hoort te worden gegeven, maar
daarmee heb je over de inhoud en
organisatie van dat vormings
werk nog niets nuttigs gezegd.
Het is, denk ik, erg nodig dat de
overheid in de komende tien jaar
over een breed front laat zien niet
alleen geld te kunnen uitgeven
maar het ook goed en doelmatig
te kunnen besteden.
De enorme en langdurige groei van
de WD komt immers vast niet
alleen voort uit het talent van
Wiegel of de terugval der kerken
als partijpolitieke bepaler, maar
ook uit groeiend wantrouwen
van de burger tegen de overheid.
Een wantrouwen namelijk omtrent
de vraag of de overheid met be
schikbare middelen nog wel iets
anders kan dan enorme ambte
lijke apparaten tot stand te bren
gen en op andere wijze, al betut
telend, geld over de balk te smij
ten.
Dat laatste is natuurlijk niet zo,
maar op tal van punten is wel de
mogelijkheid tot verhoging van
de doelmatigheid aanwezig.
Vooral ook is voorlichting nodig
over wat dienaangaande wordt
en nog zal worden bereikt.
De doelmatigheid wordt ook ge
diend als strukturen verbeteren.
Een van de belangrijkste struktu
ren in ons land is de provinciale
en gemeentelijke indeling. Die is
slecht, zo slecht dat er al verge
vorderde plannen zijn voor een
andersoortige indeling in provin
cies en gemeenten. Het is echter
nog niet zo zeker dat de nu klaar
liggende plannen voor bestuur
lijke reorganisatie op alle punten
het slechte in de huidige struk-
tuur zullen wegnemen.
Neem nu Leiden en Oegstgeest.
Leiden heeft de dure centrum-
voorzieningen en een veel armere
bevolking dan Oegstgeest. Lei
den moet die voorzieningen voor
een deel betalen uit bij de eigen
bevolking geheven belastingen.
Met het gevolg dat van de inko
mens van de gemiddeld armere?
Leidenaren meer wordt afgepakt
dan van die van de rijkere inwo
ners van Oegstgeest, terwijl de
laatsten wel profiteren van de
voorzieningen die door de eer
sten zijn betaald. Daar kan geen
mens wat aan doen. Een van de
redenen van het faillissement van
New-York is diezelfde uitbuiting
door de sub-urbs, de buitenwij
ken. Daarom, maar daarom niet
alleen, moet in die struktuur ver
andering komen.
Toen de Duitsers in mei 1940 Rotterdam binnentrokken
vonden zij in een van de havendokken twee nog niet zee
waardige duikboten. Nadere inspectie van deze oorlogs
buit bracht aan het licht dat de vaartuigen uitgerust waren
met een technische voorziening die het hun mogelijk
maakte veel langer dan normaal onder water operatief te
blijven. Ogenblikkelijk werd de Duitse U-bootvloot van het
Nederlands instrumentarium voorzien, met als gevolg een
oneindige schade aan geallieerde konvooien die in de eer
ste oorlogsjaren totaal gaan vat hadden op hun onzichtbare
tegenstanders.
k Mr. l'Honore Naber: niet alleen professoren.
Door
Alexander Mlinninghof
Het apparaat waarmee de Duitse
onderzeeërs hun Grote Ver
dwijntruc uithaalden was de
"snorkel". De uitvinder ervan
was de Nederlandse marine
officier Wichers. Al vele jaren
voor de oorlog uitbrak had hij
met zijn snorkel geleurd bij hoge
marine-instanties in Den Haag.
maar overal was hem te verstaan
gegeven dat men geen vertrou
wen in en dus geen belangstelling
voor dit soort fantasieën had. Een
duikboot kon "nou eenmaal"
maar een bepaalde tijd onder wa
ter blijven, dat was wetenschap
pelijk bewezen. Pas toen het te
iaat was waagde Den Haag de
gok, met het bekende resultaat-
het patent van Wichers. bedoeld
om de slagkracht van de eigen ge-
Meningen op deze pagina
geuit, zijn voor rekening
van de auteurs.
Bijdragen van lezers zijn
welkom.
lederen te vergroten, verkeerde
in zijn tegendeel doordat de
vijand het in handen kreeg.
"Dit is nu een voorbeeld van een
idee, dat werd uitgedacht door
een hoog-intelligent iemand
maar dat niet aan bod kwam
doordat men het niet naar waarde
wist te schatten. Men zag een
voudig het belang van Wichers'
vondst niet in, en hij kreeg niet de
kans de voordelen van de snorkel
uiteen te zetten".
Aan het woord is mr. S. A. l'Honore
Naber. Hij is, net als Wichers, ge
pensioneerd marine-officier.
Beide oudgedienden zijn boven
dien lid van MENSA, een club die
in 1967 is opgericht door mr. Na
ber en waar niet meer dan twee
op iedere honderd Nederlanders
lid van kunnen worden. Want
slechts twee procent van ons is in
staat om de toelatingstest voor
Mensa zo goed af te leggen, dat de
schaal van Cattell, bedoeld om
ons intelligentiequotiënt (IQ) te
meten, het magische getal van
148 haalt of overschrijdt. En dat is
zeer, zeer hoog: bijna 70 procent
van de bevolking blijft steken
tussen de 75 en 125 Cattell-
punten, ongeveer 15 procent
moet het met minder doen en een
procent of twaalf benadert we
liswaar de 140, maar is daarmee
nog steeds niet toegelaten tot de
ronde tafel (mensa is latijn voor
tafel) waaraan de werkelijk
hoog-intelligenten op gezette tij
den plaats nemen om onder el
kaar te praten over de meest uit
eenlopende onderwerpen.
Professorenclub?
Een elitair professorenclubje, die
Mensa, zult u misschien geneigd
zijn te zeggen. Mr. Naber weer
legt dit "Van onze ruim twee
honderd leden heeft de meerder
heid weliswaar een academische
vorming gehad, maar wij hebben
in Mensa ook vertegenwoordi
gers, scholieren, een politieagent
en een behanger. Het aantal pro
fessoren is maar gering in Mensa,
en dat is niet zo verwonderlijk.
Het gaat ons namelijk niet om
mensen die veel kennis hebben
vergaard (en dat hebben de
meeste geleerden), maar om die
kleine groep die in willekeurig
welk probleem een diepgaand in
zicht kan verwerven. Die twee
procent waar wij op mikken is in
.staat om wanneer en waar ook
bepaalde eigenschappen te tonen
die de meeste mensen niet bezit
ten. Zij doorzien situaties, ook al
blijft hun feitenkennis of erva
ring achter bij die van de specia
listen".
Goed, maar waarom is het nodig
dat die paar hoog-intelligente
Nederlanders zich in een genoot
schap verenigen? Stijgt hier niet
de onaangename geur van sno
bisme op?
Mr. Naber "Er zijn snobisten on
der onze leden, dat geef ik toe.
Mensen die de toelatingstest ha
len - en dat zijn er van de honder
den die na ieder krantenartikel
reageren maar een paar, namelijk
twee procent - en zich dan beves
tigd zien in hun exclusiviteit. Ze
gaan zich dan daarnaar gedragen,
maar meestal zijn ze al snel weer
als lid verdwenen. De overgrote
meerderheid van de Mensa affi
cheert zijn lidmaatschap echter
niet. Het gaat er bij Mensa name
lijk in de eerste plaats om. dat we
met elkaar praten en naar elkaar
luisteren. Want dat is de grote
handicap die de hoog-
intelligenten in een democrati
sche maatschappij hebben: bijna
niemand luistert naar ze.
De middelmaat maakt immers, als
procentueel grootste groep, de
gang van zaken uit. Je kunt stel
len dat in een democratie de ont
wikkelingen te langzaam gaan
omdat ook de dommen recht
hebben op hun inbreng en omdat
er te weinig aandacht wordt ge
schonken aan die twee procent
hoogbegaafden. De snorkel
affaire is een goed voorbeeld. Po
tentieel is de wetenschap op alle
mogelijke terreinen al veel ver
der, maar voor de uitvoering van
sluimerende ideeën zijn geen ge
schikte mensen te vinden. Ze zijn
er wel, maar ze worden over het
hoofd gezien.
Op de scholen merk je het ook. Echt
intelligente kinderen zijn ge
neigd om veel vragen te stellen,
want zij willen een inzicht krijgen
in de leerstof en zijn niet gauw
tevreden met alleen maar feiten
kennis. Maar wat gebeurt er?
Zo'n leerling wordt de mond ge
snoerd, omdat hij zogenaamd het
tempo van de klas remt. Natuur
lijk is dat een grenzeloze misvat
ting, en de gevolgen blijven dan
ook niet uit. De leerling verliest
zijn interesse, vaak is een mis
lukking op school het resultaat.
Wij hebben in Mensa geregeld
scholieren van een jaar of 16, 17
die met dit soort problemen
kampen. Onze taak is dan hun
ouders en leraren uit te leggen
wat het werkelijke probleem van
zo'n kind is. Dat is in het belang
van het kind en van de maat
schappij".
Roofbouw
Kortom, de hoog-intelligenten
moeten meer aandacht krijgen,
vindt mr. Naber. Niet alleen op de
scholen, maar ook in de maat
schappij. "Maar al te vaak wor
den intelligente mensen uitge
buit. Dan zitten ze op een post
die, gezien hun capaciteiten, on
dermaats is. Al gauw merkt hun
chef dat hij aan zo iemand allerlei
klussen kan toevertrouwen die
andere mensen niet aankunnen.
In de meeste gevallen staat daar
geen promotie of passende hono
rering tegenover de begaafde
wordt gebruikt, en omdat hij het
vaak leuk vindt extra ingewik
kelde problemen op te lossen
trekt hij extra werk naar zich toe.
Een van de taken van Mensa is
haar leden hiervoor te waar
schuwen. Niet zelden raken
hoogbegaafden juist door die
roofbouw op hun talenten over
spannen".
Mensa is, zo stelt mr. Naber nad
rukkelijk, ter beschikking van
wetenschappelijk onderzoek.
Men kan dus gebruik maken van
het intelligentiereservoir dat in
deze kleine stichting is geconcen
treerd. Maar het gebeurt nog niet
zo vaak dat een bedrijf zich tot
Mensa wendt. Ook de regering,
die toch tal van problemen heeft
waar men niet uit komt, is bij
Mensa welkom maar informeert
"slechts indirekt", zoals mr. Na
ber het uitdrukt, naar de gedach
ten die de Mensalen op hun bij
eenkomsten over onderwerpen
als bijvoorbeeld de Ooster-
schelde naar voren brengen.
Misschien dat tweehonderd Mensa
len te weinig gewicht in de schaal
leggen? Het moeten er, als we de
allerjongsten onder ons even bui
ten beschouwing laten, toch ze
ker 150 000 zijn die voor het
Mensa-lidmaatschap in aanmer
king komen. En dat is een groep
die zo groot is, dat menig politi
cus er vanzelfsprekend rekening
mee zou houden.
Wil de twee procent 148-plussers in
Nederland op een adekwate ma
nier aan bod komen, dan is coör
dinatie via de Mensa een vereiste.
Mocht u zich door het boven
staande aangesproken voelen,
dan kunt u om nadere inlichtin
gen schrijven naar Mensa, Prins
Hendriklaan 74, Bilthoven. U
krijgt dan een proeftest plus aller
lei gegevens die in dit verhaal nog
niet behandeld zijn. Sluit u wel
een met 80 cent gefrankeerde re
tourenvelop in, anders is er voor
de niet-gesubsidieerde mr. Naber
geen beginnen aan.
"Verstandige woorden" helpen
meestal niet, en zeker niet als ze
gesproken worden tot minder
heidsgroepen. Welmenende ge
zagsdragers, die al te economisch
denken, geloven vaak dat, als ooit
iedereen maar een behoorlijk in
komen heeft en kan genieten van
de produkten van onze welzijns-
maatschappij, het afgelopen zal
zijn met alle problemen van min
derheidsgroepen en met ethni-
sche of godsdienstige tegenstel
lingen; dat is volgens hen alle
maal onbelangrijk, niet rationeel
of uit de tijd en op zijn best lichte
spot waard.
Dit blijkt echter veel te materialis
tisch gedacht. Haast alle landen
van Europa - om ons daartoe te
bepalen - hebben met minder
heidsproblemen te kampen, die
niet of nauwelijks door economi
sche of sociale maatregelen kun
nen worden opgelost. Het meest
opvallend is de situatie in
Noord-Ierland, waar de achter
gestelde katholieke minderheid
in dat land zich wil herenigen met
de Ierse Republiek: een politiek,
sociaal zowel als religieus pro
bleem en niet, zoals wel wordt
voorgesteld, een van deze drie.
De Engelsen, die de protestante
meerderheid in Noord-Ierland
niet in de steek willen laten, heb
ben ook te stellen met een Schots
en met een Welsh probleem:
vraagstukken voor een deel van
sociaal-economische aard, maar
toch voortgekomen uit de tegen
stellingen tussen zeer verschil
lend geaarde volken, die eeuwen
geleden in een staatsverband zijn
geperst. Men moet er zich voor
wachten ooit een Schot als En
gelsman aan te duiden
Spanje wordt de droom van auto-
Door Drs. W. van
Lookeren Campagne
nomie, die Basken en Catalanen
koesteren, door de Castillianen,
die sinds eeuwen de heersers zijn,
slecht begrepen. De Basken "heb
ben een eigen taal en cultuur en
geven de merkwaardige combi
natie te zien van een fel rooms-
katholieke en een revolutionaire
gezindheid. In hun strijd worden
zij veelal gesteund door de (lage
re) geestelijkheid.
Onder Franco was in Catalonië vele
jaren elke publicatie in de eigen
taal, die ongeveer tussen Frans en
Spaans in staat, verboden. Nu is
dat wat verbeterd, maar de hui
dige heersers moeten niet den
ken dat zij met een zekere taal
vrijheid en verbetering van de
economie de ontevredenheid uit
de wereld helpen.
De sterk centralistische regering
van Frankrijk heeft ook te maken
met enige minderheidsgroepen
wier bestaan zij het liefste ont
kent weer de Basken, en verder
de Bretons en de Corsicanen.
Vooral deze laatste twee gaan
zich nu en dan te buiten aan bo
maanslagen en andere sabotage
daden. De Corsicanen zijn alles,
behalve Fransen. Hun taal lijkt
meer op Italiaans dan op Frans.
Lotharingen en de Elzas zijn in de
zeventiende eeuw door de -ver
overingszucht van de Franse ko
ningen bij Frankrijk ingelijfd. In
de Elzas en in een deel van Lotha
ringen is de volkstaal een Duits
dialect, maar de bevolking lijkt
zich bij het Franse gezag te heb
ben neergelegd; speciaal de de
partementen Haut Rhin en Bas
Rhin, die de Elzas vormen, waren
hevig pro-De Gaulle. In
Noordwest-Frankrijk zijn er de
Frans-Vlamingen die als groep
volkomen worden vergeten. Hun
pogingen om voor hun taalrech
ten op te komen worden als
schandelijke anti-Franse acties
beschouwd.
België
In Belgie, speciaal in Brussel, dat
zich de hoofdstad van Europa
waant, heerst nog altyd een
droeve situatie. De Vlamingen
zyn nog lang niet gelijkberech
tigd en de onverschilligheid, die
in Nederland buiten een kleine
groep heerst voor het probleem
van hun achterstelling, moet voor
hen bijzonder ergerlijk zijn. De
oplossing van het Vlaamse
vraagstuk, dat in feite een pro
bleem van de arrogantie, heers
zucht en bekrompenheid van de
Franssprekende Belgen is, ligt
niet op het economische vlak.
De "francofonen" zijn trouwens
doodsbang voor verdere econo
mische ontplooiing van het Ne
derlandstalige deel van België.
En als men denkt aan de houding
van de Franstalige burgemeester
Nols van de Brusselse gemeente
Schaarbeek, die bleef weigeren
meer dan een gemeentelijk loket
voor Vlamingen open te stellen
en daarom twee weken geleden
werd afgezet, dan lykt oplossing
van het grote vraagstuk van onze
zuiderburen nog wel heel ver
weg.
Zwitserland wordt traditioneel als
"rustig" voorgesteld en de taal
verhoudingen zouden er' in
tegenstelling tot die in Belgie
ideaal zyn. Er zyn echter genoeg
strubbelingen. Het Fransspre
kende westen van het veel te
grote kanton Bern wil zich af
scheiden als kanton Jura. Het zal
echter moeilijk zijn dit bij refe
rendum door het Zwitserse volk
aanvaard te krygen. Er hebben
reeds ongeregeldheden in de
Jura plaatsgehad. Een moeilijk
heid is bovendien dat het Frans
sprekende gebied grotendeels
katholiek is, maar het zuiden pro
testant. en daar voelt men zich
nauwer verbonden met de Duit
stalige en protestante Berners
dan met de katholieke taalgeno-
Oostenrijk
Oostenrijk heeft Slavische min
derheden die zich miskend voe
len en in Italië zyn het vooral de
Duitssprekende Zuidtirolers, op
een onzalig ogenblik bij Italië in
gelijfd, die ontevreden zyn. Men
hoort de laatste tijd weinig meer
van hen, maar dit wil bepaald niet
zeggen, dat hun probleem is op
gelost. De regeringen van alle
landen met minderheidsproble
men willen niets liever dan dat
een dergelijke indruk wordt ge
wekt. Zelden is dit echter het ge
val.
In de communistische wereld wor
den alle groepen die zich niet aan
de bestaande toestand willen
confirmeren, verstikt in de rode
deken.
In Nederland vormen de Friezen
geen eigenlijk minderheidspro
bleem, al moet wel gezegd wor
den dat er buiten Friesland
weinig begrip bestaat voor hun
eigen taal en cultuur. Wel kennen
wij sterk de problemen van de
nieuwe minderheden, vooral van
de Surinamers en Zuidmoluk-
kers.
Arbeiders
Een nieuwe minderheid in de ont
wikkelde landen van West-
Europa vormen ook de buiten
landse arbeiders. Uit hun quasi-
vriendelijke benaming "gastar
beiders" blykt reeds, dat de kern
van hun probleem meer ligt by de
meerderheid der bevolking die
de werkjes, die zy verrichten
veelal niet meer wenst te doen,
dan bij henzelf. Economische en
sociale maatregelen kunnen in
het geval van minderheden de
moeilykheden soms verlichten,
maar nooit oplossen. De oorza
ken ervan liggen dieper, buiten
het strikt materiële vlak en zyn
wel wat meer dan zogenaamde
"overleefde tradities".
Door
mr. R. J. in 't Veld
oud-gemeente
raadslid PvdA