Michiel de Ruyter: leven vol avontuur EEN CENTENKWESTIE DRIEHONDERD JAAR GELEDEN OVERLEED ONZE POPULAIRSTE ZEEHELD PAGINA 16 ZATERDAG 1 MEI 1Ö76 Michiel de Ruyter, naar een schilderij van F. Bol. De vlootvoogd zelf schonk dit portret aan de Admi raliteit in Zeeland. tijdens de zeeslag in het zicht van de Etna vulkaan was zijn linkervoet weggeslagen en zijn andere voet zwaar verminkt. Wondkoorts werd zijn doodsoorzaak. Na drie eeuwen staat Nederland opnieuw stil bij het heengaan van „een van zijn grootste zonen". Herdenking alom, kransleggingen en opnieuw zijn beeltenis op een postzegel (de vierde maal sinds 1907). Negen marineschepen hebben sindsdien zijn naam gedragen. Michiel de Ruyter zeeheld van het zuiverste water „leeft" nog steeds. Volop. Als een idool, als een gaaf vaderlander, een onomstreden figuur, iemand die acceptabel was voor iedereen, al lagen de maatstaven in vervlogen jaren anders dan nu. In populariteit vergelijkbaar met Prins Willem van Oranje. Michiel de Ruyter was een dapper man, bescheiden, eerlijk. Recht door zee op zijn doel afgaand. Zeer godsdienstig („ik heb mijn plicht gedaan, de eer aan God" (Politiek niet geïn teresseerd; hij was trouw aan de regering die er was. Over hem is ontzaglijk veel geschreven. En steeds komt daarbij dat ene naar voren: bewondering voor een zeer goed mens. Groot in zijn daden, nederig over zichzelf. Hij had het zoals zo vaak ook met zijn sterven bij het rechte eind. Acht maanden voor zijn dood in de baai van Syracuse load Michiel Adriaenszoon De Ruyter zijn eigen einde voor voeld. Kort voordat hij in augustus 1675 met een niet al te best uitgeruste vloot naar de Middellandse Zee vertrok om er de Span jaarden te helpen in him strijd tegen de Fransen zei hij tegen een vriend: „Ik zeg u adieu, voor eeuwig, want ik denk niet weer te komen. Ik zal in deze tocht blijven, ik voel 't". Op 29 april 1676 stierf de admiraal aan boord van zijn schip De Eendragt, na ondraaglijke pijnen te hebben geleden. Een week eerder .,v"- Detail van een aan val van De Ruytkr op Scheerness (20 juni 1677). Penschilderij van Willem van de Velde de Oude, die net als later ook zijn zoon veel met hem mee aan boord ten strijde trok. Gerard Brandt (1626—1685) - ge schiedkundige en Remonstrants pre dikant in Amsterdam - heeft het meeste geschrevene over hem nage laten. In zijn standaardwerk „Het leven en bedrijf van de Heere Mi chiel de Ruyter" (elf jaar na diens dood verschenen) typeert hij hem „Zijn ongekreukte kloekmoedigheit, die zich in 't hachelykste gevaar en in de meeste verlegenheit altyds liet zien, en zyn schrandere voorzichtig - heit (die twee grootste oorlogs- deughden) zouden in zeven oorlogen, meer dan veertig gevechten en vyf- tien groote zeeslagen, zeven onder zijn eigen opperbeleidt aan vriend en vyand blyken". Met alleen een nobel mens te zijn, is ook De Ruyter er niet gekomen. Er zijn andere redenen voor zijn grootheid. Vice-admiraal b.d. A. van der Moer, die tot voor een paar jaar Commandant Zeemacht was en die doorgaat voor een van de grootste De Ruyter-kenners, zegt er in het boek „Vier eeuwen varen" meer over. De Ruyter had een veelzijdige erva ring - hij was tusen het scheepsvolk opgegroeid - had bij de koopvaardij het gevecht van schip tegen schip en van man tegen man geleerd. De Ruyter bouwde voort op en vervol maakte de zeetaktiek van zijn voor gangers Piet Heyn en Maerten Har- pertszoon Tromp (,3estevaer", de be naming die De Ruyter na Tromp's dood kreeg toebedeeld) Door Bram Oosterwijk De Ruyter beheerste het gevecht op zeede kielUnie, het slag leveren op evenwijdige of tegenstelde koersen, de indeling van de vloot in eskaders en smaldelen, het gebruik van bran ders. De admiraal verloor nooit het doel van zijn onderneming uit het oog, paste voortdurend zijn plannen aan. Hij was een onovertroffen tac ticus, een voorbeeld voor veel tijdge noten en in feite voor de gehele verdere zeiltijd. Een „liefhebber" van vechten was hij niet. Hij accepteerde hét, omdat 't noodzakelijk was. Vaak betreurde hij dat er bloed was gevloeid. Michiel De Ruyter: vaak geportret teerd als de donkere, langharige zeeheld, met de grote knevel. Pas send in het decor van water, rook en klapperende zeilen. Ruim negenenzestig jaar heeft zijn leven geduurd. Barstensvol avon tuur, dat hij altijd heeft gezocht. De op 24 maart 1607 in een Vlissings arbeidersgezin geboren knaap kon het op school niet hardenhij werd er weggestuurd. In de lijnbaan van de gebroeders Lampsins verdiende hij z'n eerste centen. Draaiend aan het grote wiel. 't Is best mogelijk dat hij dat deed in een blauwe kiel; versjesdichter J. p. Heije (18091876) kon er in elk geval goed op rijmen. Michiel beklom de klokketoren van de Grote Kerk toen hij tien was, om over zee te kunnen zien. Brandt schreef waarom: „De zee, daar zijn hart naar jookte". In 1618 monstert hij aan als hoog- bootsmansjongen op de Gouden Haen, die kolonisten naar het Ama zonegebied moest brengen. Meer dan dertig jaar deed hij aan walvisvaart, kaapvaart en koopvaardij. Tussen door was hij - in 1622 - kannonnier onder Prins Maurits (bij het beleg van Bergen op Zoom) en in 1641 maakte hij als schout-bij-nacht voor Prins Frederik Hendrik een ex peditie naar Portugal, tegen de Spanjaarden. De Ruyter werkte zich op tot schipper-eigenaar van De Salamander en hij hield het op z'n vijfenveertigste voor gezien. Brandt: „Hij was der zee moede". Hij had een bescheiden vermogen en mede op aandringen van zijn derde vrouw (de eerste twee waren overleden) koos hij voor een bestaan op de wal, in Vlissingen. Zijn liefste bezigheid was het in familiekring voorlezen uit de bijbel en het zingen van psal men, met wat Brandt noemt „zijn luide doch niet onaangename zee- mansstem". Strateeg Zijn grote glorie begon in datzelfde jaar 1652, na het uitbreken van de oorlog tussen Engeland en de Repu bliek der Verenigde Nederlanden. De strijd om de vrijheid ter zee, die Engeland had beperkt door de Akte vam Navigatie.Lands vloot - 115 oorlogsschepen - had leiders nodig en De Ruyter kreeg het verzoek er zo een te worden. Eerst was hij „gansch ongeneegen", maar hij zwichtte voor het dringen de beroep op zijn vaderlandsliefde. Als vice-commandeur voer hij uit, om de Engelse bevelhebber Ayscue bij Plymouth in toom te houden. Dat lukte en raadspensionaris Johan de Witt haalde hem daarna voor goed over in 's lands dienst te blij ven. Hij werd vice-admiraal van Holland en West-Friesland De Ruy ter ging in Amsterdam wonen, maar hij bleef Zeeuw (z'n tongval heeft hij zijn hele leven behouden). Luitenant-admiraal en opperbevel hebber werd Michiel Adriaenszoon in 1665, na eerst nog enkele tochten naar de Oostzee en de Middellandse Zee te hebben gemaakt. Triomfen behaalde hij met zijn vlaggeschip De Zeven Provinciën gedurende de vakkundig geleide zeeslagen van de Tweede en de Derde Engelse Oorlog. De late jaren zestig en de vroege Jaren zeventig van de Gouden Eeuw gingen er mee heen. De Vierdaagse en Tweedaagse Zee slagen ln 1666, de tocht naar Chat ham het Jaar daarop, de slag bij Soleby in 1672 en de zeegevechten bij Schooneveld en Kijkduin binnen twaalf maanden daarna veranker den zijn naam als Neerlands groot ste zeeheld definitief in onze histo rie. Michiel de Ruyter redde er het land mee; de Engelsen zijn er nooit in geslaagd voet aan onze lage wal te zetten. Miohiél's daden en overwinningen trokken in de 17de eeuwse wereld al ler aandacht en bewondering. Als strateeg was hij - overeenkomstig zijn aard - een behoedzaam en be leidvol man, die op knappe wijze ge bruik wist te maken van wind en weer, dag en nacht, zon en maan, getijden, ondiepten en banken. Zijn journalen en brieven - het Rijksar chief heeft er diverse - vertellen de feiten, maar slechts zelden de over wegingen. Meermalen verscheurde hij bladzijden uit zijn scheepsboe- ken; uit bescheidenheid. Vlootvoogd De Ruyter werd bewon derd, maar trok vooral ontzag. De Nederlanders bezorgde hij alleen al door zijn aanwezigheid hoop, ver trouwen en moed. Siddering en schrik teisterden de vijand, als die hoorde dat men tegenover De Ruy ter kwam te staan. Naties die steun kregen van de Staten-Generaal vroegen toch vooral om De Ruyter het bevel over de vloot te geven. Ridder Een figuur van Europese allure: dat werd hij. Michiel werd in de Deense en in de Spaanse adelstand verhe ven. Zijn herhaalde weigering om na de oorlogen met Engeland aan het hof van koning Karei II te ver schijnen, verhinderd dat hij ook een geweldig Brits eerbetoon ont ving. Karei II moest zich tevreden stellen met het tot ridder slaan van de op dat moment nog enige in le ven zijnde zoon van Michiel: Engel De Ruyter (1649—1683), die het tot vice-admiraal had gebracht. Het uitzonderlijk sterke gestel van De Ruyter begon in 1675 - voor die tijd was hij een oud man - teke nen van verval te tonen. Hij leed zwaar aan kiespijn en kolieken. Plichtsbesef ging hem niettemin bo ven alles en toen de Staten in juni van dat jaar besloten om de vroege re erfvijand Spanje te helpen door een kleine vloot naar Sicilië te stu ren, ging De Ruyter, na op hun ver zoek dit antwoord te hebben gege ven: „De Heeren hebben mij niet te verzoeken, maar te gebieden". Op 8 januari 1676 leverde hij slag bij Stomboli, vier weken later be vrijdde hij 23 Hongaaars predikan ten van de galeien die de onderko ning van Napels er op na hield en op 22 april verwondde een kanons kogel hem, toen hij staande op het dek van De Eendragt zijn mensen aanvoerde. Verwondingen had hij vrijwel nooit eerder gehad. Tweemaal slechts; tij dens de jaren dertig werd hij in een gevecht met een Baskische kaper geraakt en later nogmaals, in sep tember 1666, toen bij een ongeluk op zijn vlaggeschip een kanon te vroeg afging en hij een gloeiend stuk pijp in z'n mond kreeg. Zijn voorbeeldig gedragen sterfbed duurde een week; voor hemzelf kwam de dood als een verlossing. Het vaderland - ver weg van het gebeurde - rouwde in diepe stilte. Op een landtong bij Syracuse wer den De Ruyters's ingewanden begra ven; zijn gebalsemde lijk ging in een loden kist huiswaarts. De Fran se koning Lodewijk de Veertiende - met wie ons land nog steds in oor log was - bewonderde „vijand"De Ruyter en hij gaf zelfs het bevel om De Eendragt vanaf de wal met sa luutschoten te groeten, als het schip binnen gezichtsafstand van een Franse haven langsvoer. Sieraad Een Jaar na zijn overlijden ver scheen er in Engeland reeds een waarin hij wordt beschreven als anonieme biografie over De Ruyter, „een sieraad van zijn tijd, de lieve ling der zeeën, de lust en eer van zijn land". In 1897 zette de Engelse maritieme historicus Hannay ook lovende woorden op papier. Prof. C. R. Bo xer haalt ze aan in zijn boek „De Ruyter en de Engelse Oorlogen in de Gouden Eeuw", dat op De Ruyter's driehonderdste sterfdag voor het eerst in Vüssingen is ge presenteerd: „Hij beschikte over de vereiste combinatie van koele-zelfbe heersing en voorzichtigheid, die hem ervan weerhield het dreigende ge vaar blindelings tegemoet te stor men, en onverschrokknheid, die hem altijd de 'tracht verleende om hard toe te slaan, als hij van me ning was dat er rake klappen uitge deeld zouden kunnen worden." In februari 1677 zeilde De Eendragt thuis, in Hellevoetsluis. Op 18 maart werd De Ruyter's stoffelijk overschot bijgezet in de Nieuwe Kerk in Am sterdam. Gerard Brandt schreef in zijn grafschrift het alleszeggende: „Dat onwaardeerivck bloedt werd veel te licht gespelt. Wim Sonneveld zong het: Een cent, een cent. Wat waren we rijk met een cent. Met die cent in je hand bleef je uren lang lopen, Je kon maar niet kiezen, Wat of je zou kopen, Een spekkieeen polkablok, een toverbal, of veterdorp. Je voelde je een hele vent. Met een cent. De cent komt vanzelf aan zijn end" heeft de staatssecretaris van Finan cien gezegd. Toch zijn er 1.7 miljard centen in omloop en per Jaar wor den er nog 15 miljoen aangemaakt. Per hoofd van de bevolking komt dat neer op 120 cent en door die 15 miljoen komt daar nog eens een cent per man bij. Niettemin lijkt het er op dat de cent de "underdog" van onze munteenheid is geworden* op de vlucht gejaagd door de infla tie. Zonder meer laat de cent zich echter niet verdrijven, want al ziet niemand de waarde van een cent meer in, door zijn waarde als pas munt blijft hij onmisbaar. Toen vorig Jaar bekend werd dat er geen extra centen meer worden aangemaakt is vooral bij de detail handel onrust ontstaan. Het cen traal Bureau Levensmiddelenbedrijf (CEL) heeft er bij het ministerie van Financiën op aangedrongen juist meer centen te slaan om de „groeiende irritatie" die volgens het CBL ontstaat weg te nemen. „Het blijft niet bij irritatie alleen; ook want het is een vrij naïeve veron derstelling dat de prijsafronding al leen naar beneden plaats zou vin den". meent het CBL Maar het ministerie blijft de fout zoeken bij het publiek dat geen ver standig gebruik van de cent maakt. Daarom worden er geen extra cen ten aangemaakt, maar heeft de overheid gezorgd voor een aantal nieuwe nog snellere sorteerma- chines waardoor de cent in ver hoogd tempo weer in omloop wordt gebracht. Het CBL: „Die machines hebben weinig effect, omdat de te korten er niet mee worden aange vuld". Maar het ministerie volhardt in verzet omdat materiaal- en pro- fluktiekosten de nominale waarde van de cent overtreffen. Intussen blijven de winkeliers kla gen over het cententekort. Welis waar heeft onze kleinste munt nog niet het veld geruimd voor het snoepje of het koffiemuntje, zoals in Italië, maar toch steeds meer moet de klant zeggen„Laat maar zitten, dat komt nog wel eens. Het gevolg van het gebrek aan centen is een grote handel in deze pasmunt: wie honderd centen bij de winkelier brengt krijgt er allicht 1.25 voor terug. Bakker Munster uit Enschede be dacht een oorspronkelijke mamer om centen in de kas te krijgenhij loofde een taart ter waarde van zes gulden uit voor iedere 250 centen die hij ontving. Maar net ministerie van Financiën is van mening dat dit soort acties de kwaal erger maken dan het middel. En dan zijn er nog de stopflessen en spaarvarkens die centen opslokken voor wat extra zakgeld het is duidelijkeen cen tenkwestie is een kwestie van centen geworden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 16