Den Uyl de mist in... Openbaarheid: Bij verkiezingsstrijd is Amerika s buiten landse politiek taboe Bij wetsvoorstel is te veel aandacht geschonken aan het tenzij VRIJDAG 23 APRIL 1976 Door Peter Riemersma Minister-president Den Uyl dreigt bij het enige stuk wetgeving in de lopende regeerperiode waar hij echt in de eerste plaats verantwoordelijk voor is, de mist in te gaan. Zijn wetsvoorstel over de openbaarheid van bestuur heeft een storm van kritiek geoogst in de Tweede Kamer. Ret is daarom zeer de vraag of dit voorstel wel de eindstreep haalt. In eik geval staat vast, dat de benandeling ervan in de volksverte genwoordiging nog veel tijd kost. waardoor het lang niet zeker is dat de eindbeslissing nog voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 25 mei 1977 valt. Een gang van zaken die weer gpns aantoont hoe moeizaam het besluit vormingsproces in „Den Haag" verloopt. Al in 1970 was men net in het voetspoor van een commissie onder leiding van de toenmalige AR-leider mr. B. W. Biesheuvel eens over de regel, dat bij de overheid openbaarheid voorop moet staan. Voor bijzondere gevallen zouden uitzonderingen gelden. Precies het omgekeerde van het nog steeds heersende beginsel van geheimhou ding-met-uitzonderingen. Bij lagere overheden is het openbaarheidspro ces voortgeschreden. Vooral in de provincie Overijssel is op dit gebied baanbrekend werk verricht. Den Uyl beeft met een vaderlijke brief het sneeuwbaleffect (allerlei lagere over heden gingen hun eigen openbaar- heidsregels opstellen) nog trachten te voorkomen. De premier verwees daarbij naar zijn wetsvoorstel, dat toen in de maak was. Maar deze bemoeiing vanuit het centrale rcgcringsbastion werd hem niet in dank afgenomen. Gezien de inhoud van het uiteindelijke wetsvoorstel en vooral ook de reacties daarop heeft Den Uyl zijn vermaning van destijds (Wacht nou nog even; laten we wildgroei voorkomen) niet kunnen waarmaken. Onlangs is nu ook de provincie Utrecht zijn eigen weg gegaan. „In Den Haag duurt het te lang", was het weinig vleiende oordeel. Utrecht heeft daarom richtlijnen uitgegeven waarin is vastgelegd dat elk verzoek Premier Den Uyl om informatie in principe wordt ingewilligd. Een verzoek wordt alleen afgewezen als „inwilliging daarvan in redelijkheid niet in overeenstemming kan worden geacht met de eisen van een goed en democratisch bestuur". Deze uitzonderingsgrond heeft Utrecht niet zelf bedacht. Hij is regelrecht ontleend aan het wets voorstel van Den Uyl... In de Tweede Kamer heeft dit beroep op de eisen van een goed en democratisch bestuur vele vragen uitgelokt. In de volksvertegenwoor diging leeft over een breed front verontrusting over deze uitzonde ringsregel, die uitblinkt door ongrijp bare vaagheid. In de fractie van de PPR ziet men er zelfs de achillespees in van het hele wetsvoorstel van Den Uyl. Een zo zwakke plek, dat het recht van de burgers op informatie wordt ont kracht. Oor-deel Den Uyl om de openbaarheidscha pen in een kooi te krijgen, maar het beste dat elke overheid op zijn eigen niveau het recht op informatie van de burger regelt. Een meerderheid in de Tweede Kamer spreekt in feite dit ooi-deel uit, want de christen-democratische fracties en de PvdA hebben Den Uyl keihard onder de neus gewreven dat hij zich in zijn wetsvoorstel niet met de openbaarheid van provincies en gemeenten moet inlaten. Voor de manier waarop hij dat had gedaan hebben velen in de Tweede Kamer geen goed woord over. De VVD- fractie: „Waarom moeten experi menten met openheid en openbaar hei a die reeds geruime tijd worden verricht in verschillende provincies door het wetsontwerp worden afgesneden?" Voor zover het wetsvoorstel van Den Uyl regels stelt voor de openbaar heid van de centrale overheid, houdt de waardering in de Kamer zo ongeveer op bij de constatering, dat men voldaan is dat nu eindelijk een poging is gedaan de „weerbarstige" materie te regelen. Algemeen is de kritiek, dat in feite niet in heldere wetsteksten is vastgelegd waar de burger aan toe is. Het is niet alleen de oppositie, maar ook regeringspartijen niet ontgaan, dat Den Uyl eigenlijk niet meer dan een raamwet heeft gepresenteerd. De kern van de regeling wordt vooruitgeschoven naar de toekomst. De minister-president is bezig (als hij tenminste met zijn poging doorgaat) een lege dop birmen te halen, terwijl hij niet eens de mogelijkheid heeft om voor het halve ei te kiezen. Maar mooi versierd is de dop wel! „De in het bestuur opgetaste kennis dient gemeengoed te worden van de samenleving" „Openheid en openbaarheid is een bijdrage tot de spreiding van kennis en macht" om enkele ronkende zinnen te noemen, waal-mee Den Uyl zijn voorstel heeft gekleurd. In werke lijkheid heeft Den Uyl tamelijk ver zajn oren laten hangen naar de ambtelijke maoht. Het is bekend, dat nogal wat deelhebbers aan deze macht hun belangrijkheid ontlenen aan een geheimzinnig waas rondom hun in strikte beslotenheid verrichte werk. Niet gaarne gunnen dezulken pottenkijkers de toegang. Tenzij Den Uyl heeft als het ware afgedongen op het principe: „Open baarheid, tenzij...." door in zijn wetsvoorstel overdreven veel aan dacht te schenken aan het „tenzij". Si erker, hij heeft de indruk gewekt, dat ht "tenzij" even belangrijk is als de openbaarheid zelve door „beslotenheid en openheid als concurrente beginselen van staats recht" ten tonele te voeren. De PvdA-fractie tikt geestverwant Den Uyl hier op de vingers door het „onjuist" te noemen als hij stelt dat openbaarheid en beslotenheid min of meer tegen elkaar opwegende beginselen zouden zijn. Voor de PvdA-fractie is de kernvraag van een politieke democratie, hoe bereikt kan worden dat de burgers maximale mogelijkheden hebben het overheidsbeleid direct of Indirect te beïnvloeden. Dit kan alleen als die burgers of hun vertegenwoordigers beschikken over alle informatie ^lie zij menen nodig te hebben- Openbaarheid van bestuur is daarbij een essentiële voorwaarde. Alleen al daarom dient openbaarheid regel te zijn en geheimhouding uitzondering. Den Uyl ondervindt dat dit gemakkelijker is geschreven dan dat hex. in wetsregels kan worden vastgelegd. Het ziet er naar uit, dat waar zijn voorganger Biesheuvel niet slaagde, diens voorganger De Jong zijn vingers niet brandde, ook hij zal moeten erkennen dat het hem niet zal gelukken de openbaar heid te regelen. Velen die ermee te maken hebben, weten al lang dat openbaarheid in de eerste plaats een zaak is van mentaliteit. De PSP-fractie merkt dan ook droogjes op: „De wel gehoorde opvatting dat openbaarheid van bestuur een materie is die niet wettelijk te regelen valt, lijkt in het voorgelegde wetsontwerp te worden bevestigd". WASHINGTON De mannen in Washington, die de buitenlandse politiek maken, gedragen zich de laatste tijd als martelaars. Het ia het oude verhaal van de politiek in een verkiezingsjaar, die de koers van de Verenigde Staten in de wereld onnodig ingewikkeld lijkt te maken. Wanneer Kissinger en zijn collega's klagen over de grilligheid van het publiek en over het Congres, dat hun zaken dwarsboomt, dan herha len zij woord voor woord wat vroegere ministers van Buitenlandse Zaken in dezelfde omstandigheden hebben gezegd. Nu moet onmiddellijk worden toegegeven, dat het debat in de verkiezingscampagne voor zover het dusver nogal primitief en weinig ter zake doend is geweest, zodat de hoge heren in Washington genoeg reden hebben voor hun sombere gedachten. President Ford en Ronald Reagan gebruiken nog het meest de buitenlandse politiek in hun strijd om de Republikeinse kandidatuur Voorbeelden van wat zij gezegd hebben maken maar al te duidelijk, dat hun debat bepaald niet diep gaat. Nummer een Reagan zei onlangs voor da televisie: „Men kan het mystiek noemen, maar ik geloof dat God een goddelijke bedoeling had toen hij dit land tussen de twee grot© oceanen liet ontdekken door mensen met een speciale liefde voor vrijheid". En president Ford zei in een verkiezingstoespraak: „Wij zijn nummer een. Wij hebben de beste mogelijkheden op het gebied van wetenschap en techniek in de geschiedenis van de mensheid. Ons militaire potentieel wordt door niemand overtroffen. Maar een ding is nog belangrijker: Amerika is ook op moreel en geestelijk gebied nummer een en juist hierdoor is het mogelijk dat Amerika, zijn land en zijn regering altijd nummer een zullen blijven". Niet alleen Ford en Reagan schreeuwen elkaar toe „Altijd nummer een." Ook in het Congres, waar de Democraten een meerder heid hebben, zijn dit soort kreten ta beluisteren. Daarom ook keurde het Huis van Afgevaardigden het krediet goed voor de nieuwe strategische bommenwerper B1, het duurste vliegtuig, dat de Amerikaanse luchtmacht ooit liet bouwen. En daarom verhoogde het Congres op eigen houtje het defensiebudget voor de begroting van 1977, die deze week in principe werd aangenomen door de Senaat. Vijf maanden geleden leek dit nog onwaarschijnlijk. Ford voelde zich toen verplicht zijn minster van Defensie James Schlessinger te ontslaan, die te veel leek aan te dringen op een krachtiger Ameri- Begroting kaans antwoord op de naar zijn mening groeiende Russische drei ging. Rusland blijkt dat de kwantitatieve balans blijft doorslaan ten gunste van de Sowjet-Unie. De kwalitatieve superioriteit kan dit overwicht in materieel van de Sowjet-Unie nooit geheel goedmaken en in bepaalde opzichten raken de Verenigde Staten ook wat dit betreft Achter bij Rusland. Sindsdien hebben de feiten en cijfers over de Russische defensie uitgaven, die Schlesinger publiceerde echter geleidelijk aan steeds meer indruk gemaakt. Deze cijfers werden ook door andere bronnen bevestigd. Uit een recent rapport van de Bibliotheek van het Congres over de militaire balans tussen Amerika en Het Congres, Ford en Reagan zijn het in feite eens over wat er moet gebeuren om de veiligheid van Amerika voor de toekomst te verzekeren: de defensiebegroting moet hoog zijn en Rusland mag niet aan de leiding komen. De kritiek van Reagan op Ford is vooral gericht op de fouten die in het verleden zijn gemaakt door de president en Kissinger. Maar na de partijconventies in het midden van de zomer zullen waarschijnlijk zelfs deze elementen in het debat over de grote stategie van Amerika niet meer worden gehoord. Nu Ford vrijwel zeker de Republi keinse kandidaat zal zijn en Jimmy Carter of Hubert Humphrey de vermoedelijke Democratische kandi daat zal de kwestie „wat men met Rusland moeit doen" vermoedelijk geen grote rol meer spelen. Hubert Humphrey is een bewonde raarvan Kissinger. De enige klacht van Carter over de minister Buitenlandse Zaken is, dat hij te veel geheim houdt. De opvattingen van Carter ten aanzien van de buitenlandse politiek passen goed bij die, welke in Washington gemeen goed zijn. In die kringen in Washington zou men natuurlijk niets liever wensen dan een rustige presidentsverkiezing. Er is echter een moeilijkheid, die Kissinger in zijn redevoeringen heeft aangestipt zonder er een oplossing voor te vinden. Hij zei, dat Rusland een supermacht is gewor den, die op zijn minst de gelijke is van de Verenigde Staten. Amerika is echter nog steeds in het voordeel, omdat het een krachtiger economie heeft en een meer ontwikkelde technologie. Het is evenwel war- schijnlijk, aldus Kissinger, dat Rusland onder de paraplu van strategische gelijkheid op bepaalde gebieden zal trachten te kijken hoe ver het kan gaan. „De Amerikanen moeten leren leven in een situatie die ligt tussen rust en een openlijke confrontatie", aldus Kissinger Verschillen Niemand heeft een duidelijk ant woord op de vraag hoe ver men de Russen wat dit betreft kan laten gaan. Vorig jaar had de regering een andere mening over Indo-China dan het land en het Congres. Dit jaar was hetzelfde het geval ten aanzien van Angola. De kern van de vraag is, wat Amerika en Rusland als eikaars wettig belangen beschou- Rccente Amerikaanse pogingen om die belangen te definiëren hebben een storm verwekt. Dit was toen Kissinger aanvallen deed op West- europese communistische partijen en toen zijn medewerker Helmut Sonnenfeldt zei, dat het goed is dat de Russen Oost-Europa onder de duim houden, omdat daardoor de afkeer van het communisme in de rest van Europa zal toenemen. Maar de rechten in Europa van de twee supermachten zijn kinderspel vergeleken met de problemen in andere delen van de wereld. /Vis de Amerikaanse regering en de bevolking het niet eens worden over de vraag wat de nieuwe supermacht Rusland wel en niet mag doen, dan zal de kloof tussen droom en daad, die zo hinderlijk is voor Amerika's bondgenoten, blijven t Averell Harriman, een van do handigste diplomaten van Amerika, zei een paar jaar geleden, dat geen enkele buitenlandse politiek zal standhouden als de Amerikanen er niet achter staan. Op het ogenblik lijkt er echter weinig kans te bestaan, dat de campagne om het presidentschap het volk en de toekomstige president tot elkaar zal brongen ten aanzien van de vraag wat men moet doen tegen Ruslands avonturen in de wereld- Observer-dienst Dr. Henry Kissinger, de architect van de huidige buitenlandse politiek van Amerika. ADVERTENTIE V^opklBuropdeKeukenhqf 'w De Keukenhof in Lisse. Een jaarlijks begrip voor bloemen- en kleurliefhebbers. Kleuren en geuren van zo'n 6 miljoen bollen. Kom kijken hoe mooi de Keukenhof er bi) staat Ideetje voor morgen misschien? Kiek die kleuren met Kodakfilm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 17