Pleeggrootouders voor zwakzinnigen GUUS HOORT ER BIT Mevr. Hamer (Oegstgeest) stuwende kracht achter project Toekomst voor twee yf Je kunt niet uren SF met één tj kind bezi g zijn..." ZATERDAG 17 APRIL 1976 OEGSTGEEST Van onze doortimmerde welvaartsmaatschappij kan niet worden gezegd, dat zij in aandacht voor de ouder wordende mens en de gehandicapte mede mens tekortschiet. Zelfs het besef dat alle materiële voorzieningen bij elkaar toch niet voldoende zijn om ook deze mensen het levensgeluk te geven dat hun toekomt, leeft vrij sterk onder ons. Immers, regelingen mogen nog zo perfect zijn, maar als ze niet gepaard gaan met de erkenning van de aloude wijsheid dat de mens niet alleen bij brood kan leven, zullen ze het proces van vereenzaming en uitschakeling niet kun nen tegenhouden. Gehandicapten en ouderen hebben ménsen nodig om deel van de samenleving te kunnen blijven. Lichamelijke of psychische gebreken en het verlies om leeftijdsredenen van arbeid en verantwoordelijkheid verminderen de menselijke waarde niet. Een voor ons land nieuwe weg om gehandicapten en ouderen voor vervreemding van de samenleving te behoeden, is het project „Toekomst voor twee", waarachter mevrouw drs. T. Ha mer in Oegstgeest de stuwende kracht is. Zij is meer dan veertig jaar werkzaam ge weest in de zwakzinnigenzorg en was tot voor kort verbonden aan de Leidse uni versiteit, als wetenschappelijk medewerker van het Pedagogisch Instituut, waar zij de opdracht had, studenten een zo breed mogelijke informatie te geven over zwak zinnigheid en de zorg voor deze medemens .AU Op een studiereis in Amerika ontdekte mevrouw Hamer, die tevens diaken is van de hervormde gemeente in Oegst geest, hoe belangrijk de ouder wordende mens bij de ontwik keling en opvoeding van het zwakzinnige kind kan zijn. Zij kwam daar in aanraking met de figuur van de pleeggroot- ouder. die haar vooral daarom zo boeide omdat deze niet al leen voor het gehandicapte kind van grote betekenis bleek te zijn, maar ook voor het leven van de oudere mens. dat er een extra dimensie door kreeg. Door S. J. de Groot Kort gezegd komt het hierop neer, dat ouderen een deel van 'de zorg voor gehandicapte kin deren op zioh nemen die zelden of nooit bezoek krijgen of die speciale aandacht in de groep no dig hebben. „De verzorgsters", vertelde me vrouw Hamer ons, „weten wel, dat sommige kinderen bijzondere aandacht verdienen, maar zij ko men hieraan door hun verant woordelijkheid voor de hele groep niet toe, en bovendien wisselen zij om de acht uur. Vast staat echter, dat bepaalde gehandicap te kinderen zich veel beter zouden ontwikkelen als zij die extra aan dacht wèl kregen." Kapitaal „Daartegenover gaat een kapi taal aan levenservaring, geduld en inzicht verloren, als de bereid heid van oudere mensen om voor gehandicapte jongeren iets te zijn onbenut blijft. Ouderen hoeven zich niet meer zo te haasten. De „struggle for life" zijn ze voorbij. Juist zij hebben de gelegenheid zich in alle rust met een derge lijke relatie bezig te houden. Ik overdrijf toch niet als ik zeg, dat de rol van de grootouders onder ons grotendeels is wegge vallen. In andere delen van de wereld is dat heel anders. Toen een Japanse student werd ge vraagd, wat hij in zijn cultuur het kostbaarst vond, antwoordde hij: de'oudere mensen. Tegenover d&t antwoord zit er by ons, met al onze goede bedoelingen, toch wel iets scheef. Het is voor de oudere mens een weldaad, zinvol te kunnen leven, ook al is hü ge pensioneerd. Een gevolg van de professiona lisering van de zwakzinnigenzorg is ook, dat de gewone burger steeds verder verwijderd raakt van een eigen, rechtstreekse ver antwoordelijkheid. Het pleeggrootouder-project kan een middel zijn om de rela tie met de gehandicapte mede mens gaande te houden". Drie belangen In het overbrengen van de pleeg - grootouder-gedaohte naar ons land heeft mevrouw Hamer een voornaam aandeel gehad. Met be langstellenden uit de Nationale >rganisatie voor Zwakzinnigen song en de Nederlandse Federatie roor Bejaardenbeleid vormde zij »en werkgroep die de mogelijk- aeden nagaat waarlangs deze ge- iachte gerealiseerd zou moeten worden. In onze omgeving zijn tiet de Van den Bergh-stichting In Noordwijk en het kindertehuis Buitenzorg, uitgaande van de ver eniging .Philadelphia', aan de Ho ge Rijndijk in Leiden waar de pleeggrootouder een bekende ver schijning is geworden. Mevrouw Hamer ziet drie be langen als achtergrond van de pleeggrootouder-gedachte. Ten eerste het kind zelf. „Zijn kans op ontwikkelingsmogelijkhe den en daardoor op meer levens vreugde wordt groter". Ten tweede de oudere mens. Die kan zich tegenover' het verlies van gezins- en arbeidstaken weer maatschappelijk dienstbaar ma ken. En ten derde het instituut waar de gehandicapte medemens moet leven. Dat krijgt een meer open verhouding met de omringende maatschappij en kan zijn aan dacht beter verdelen over de an dere kinderen. Mevrouw Hamer: "Het lidcha- melijk welzijn van de pleeggroot ouder wordt door deze contacten ook gediend. Ze bevorderen de nodige lichaamsbeweging en een geregelde maalitijdvoorziening. Wat het kind betreft, zien we dit gebeuren, dat het zich door zijn relatie met de pleeggrootouder ook in de groep anders gaat gedra gen: rustiger, opgewekter, ook meer gedisciplineerd, al naarge lang zijn aard. Het geeft minder aanleiding tot moeilijkheden. En de groepsleiding zal op haar beurt het kind kunnen stimuleren op de ingeslagen weg verder te graan" Eigen kleinkind Wat doet een pleeggrootouder 'zoal? „Van hem of haar wordt ge vraagd, minimaal één keer per week naar het instituut te ko men om zich er enkele uren uit sluitend bezig te houden met een zelfgekozen gehandicapt kind. De bedoeling is, dat zo'n grootouder met het kind alles doet wat hij met z'n eigen kleinkind ook zou doen: spelen, wandelen, praten, het kind ook eens knuffelen, eten geven, naar bed brengen, of ge woon: een beetje verwennen. Ook zal het voorkomen dat zo'n kind weieens kan worden meegenomen buiten het instituut. Afhankelijk van de duur en de aard van de relatie en van het ontwikkelingsniveau en de speci fieke handicap van het kind kan de leiding de pleeggrootouder vragen, het kind bepaalde func ties te leren, zoals grijpen, zit ten, lopen, praten of iemand aan kijken. Meestal wordt het aan de pleeggrootouder zelf overgela ten, hoe hij dit aanpakt. Zodoen de wordt er een beroep gedaan op zijn inventiviteit en creativi teit. Enkele experimentele situa- - ties hebben aangetoond, dat hier uit verrassende resultaten kun nen komen". Mevrouw Hamer wijst er in dit verband op, dat in het contact met zwakzinnigen het initiatief in de regel van de opvoeder zal moeten uitgaan. Deze kan echt niet op zijn lauweren gaan rus ten. „Zwakzinnigen tonen in de op voedingsgemeenschap weinig cre ativiteit en geïnteresseerdheid. De pleeggrootouder doet er dan ook goed aan, zijn verwachtingen niet te hoog te spannen. Enig resul taat zit er pas over langere tijd in". Mevrouw Hamer beschikt over een film die treffend laat zien, hoe zelfs diep-zwakzinnige kinde ren door de relatie met een pleeg grootouder binnen perioden van drie maanden kunnen veranderen. Waar aanvankelijk geen enkele mogelijkheid tot contact leek te zijn, ontstond en groeide bij het kind heel langzaam het vermo gen tot herkenning en reactie. Het kind wordt menselijker en die emotionele binding geeft de zioh inspannende pleeggrootou der een diepe voldoening. Eerst ouderen De vraag of alleen ouderen-be jaarden voor deze geduldige zorg in aanmerking komen, beant woordt mevrouw Hamer ontken nend. „in principe kan iedereen, Jong en oud, als pleeggrootouder fun geren, mits hij zich hiertoe ge roepen voelt. Toch vind ik wel, dat voor een dergelijke contact legging in eerste instantie aan ouderen moet worden gedacht. Jong en oud hebben elkaar veel te bieden". Is de werkgroep ten aanzien van de uitvoerbaarheid van deze ge dachte al tot conclusies gekomen? „Om praktische redenen zal voor het opzetten van een project op kleine schaal begonnen moe ten worden. Het verdient aan beveling, gezien de gunstige ont wikkelingen in de Verenigde Sta ten, met name in tehuizen met geestelijk gehandicapte kinderen ook bij ons met zwakzinnige kin deren deze gedachte te gaan ont wikkelen. Maar pas als de resul taten van de werkgroep bekend zijn, kunnen gerichte stappen in deze worden gezet". Mevrouw Braamzeel LEIDERDORP Zo'n pleeg grootouder is de 60-jarige mevrouw T. Braamzeel, wo nende in de Meijelaan in Lei derdorp. Zij heeft, in „Bui tenzorg" nu ongeveer ander half jaar contact met de 5- jarige Guus. Toen zij van het pleeg ouderplan hoorde, heeft ze zich er onmiddellijk voor opgegeven. „Mijn kinderen zijn alle maal de deur uit. Ik héb er vier. En nog zes kleinkinde ren. Allemaal zijn ze gezond. Als je in dit tehuis komt, word je erbij bepaald, dat dat helemaal niet vanzelfspre kend is. Je wordt er wel erg dankbaar door. Maar dan wil je toch ook iets voor een ander doen, als je daarvoor in de gelegenheid bent. En dat ben ik. Het maakt je eigen leven ook nog rijker. In het begin is het me echt niet meegevallen. Ik had maar weinig contact met de iongen. Schot zat er eerst niet in. Maar als je volhoudt, merk je soms ineens dat het toch vooruit gaat. Nu kijkt hij naar de boten en hapt •jan iets lekkers wat af. Ook klimt hij bij me op schoot. En dat doet hij bij een ander niet. Dan merk je, dat zo'n kind zich aan je hecht. Ik speel met 'm en hij vindt dat erg fijn. Ook neem ik 'm weieens mee naar huis, voor al als de kleinkinderen ko men. Die nemen hem dan he lemaal op in hun spél. Kin deren maken daar geen pro bleem van. Het gaat vanzelf. Guus hoort er gewoon bij". LEIDEN Zuster M. van de Ruit, directrice van het kinderhuis Buitenzorg" aan de Hoge Rijndijk in Lei den, waar veertig lichamelijk en geestelijk gehandicapte kinderen tussen twee en twintig jaar worden verpleegd, waardeert het grootouderproject heel positief. "Het heeft duidelijk twee kan ten. De kinderen vinden het fijn en de grootouders ervaren het als een zinvolle vulling van een leeg te die ontstaaat als alle eigen kin deren het huis uit zijn". In "Buitenzorg" komen nu re gelmatig twee pleeggrootouders; mev-ouw Braamzeel heeft de 5- jarige Guus onder haar hoede en mevrouw Anker de 7-jarige Corrie, twee jongens. Zuster Van de Ruit heeft serieus beke ken welke kinderpn er het meest voor m aanmerking kwamen. Het ene kind heeft geen ouders, de ouders van het andere kind komen sporadisch op bezoek. "Als ouders zelf regelmatig ko men, heeft een kind geen pleeg ouder nodig. Het moet zich in de eersm plaats aan de eigen ouders kunnen hechten' Als een voorwaarde voor een pleeggrootouaerschap ziet zuster Van de Ruit aan de kant van het kind, dat net ia staat li enig contact te leggen. "Dat hoeft natuurlijk niet veel te zijn, maar een kt*» moet er wel zijn, wil zo'n relatie zich kunnen ontwikkelen. Je moet proberen te voorkomen, dat het naar de grootouders toe een .ern stige teleurstelling wordt. Dat is ook de zin van de e- sprekken met een potentiële Zuster M. van de Ruit pleeggrootouder vooraf Ik vertel dan uitvoerig wat er met het kind aau de tuad It en wat ajj van deze vorm van individuele de eigen ouders het goed vinden, zorg wel en niet kunnen ver- Met hen praat ik de bedoeling wachten. Natuurlijk moeten ook van deze relatie volledig door". De diriectrice van "Buitenzorg" waardeert het aandeel van de grootouders als een welkome aanvulling op de behandelings methoden, zowel individueel als in de groep, van het. huis. "Je kunt niet uren met één kind bezig zijn. Grootouders heb ben een andere inzet en inte ressesfeer dan jonge leidsters. Ze verzinnen ieder ogenblik weer wat anders. Ze hebben langzamerhand een programma van activiteiten opgebouwd, waarvoor ik alleen maar bewon dering heb. En dan het geduld waarmee ze met het kind bezig zijn. Dat kunnen zij alleen. Je zou dat van jongere pleegouders niet eens kunnen verwachten. Een voorwaarde is ook, dat zij regelmatig kunnen komen Ook om die reden is zo'n project met Jongere mensen, naar mijn idee, niet haalbaar. Als ze zelf een ziek kind hebben, moeten ze ver zuimen. of ze blijven weg omdat ze de ziekte niet naar ons huis willen overbrengen. Je kunt dit werkelijk alleen maar doen on der zo gunstig mogelijke om standigheden". Over de resultaten laat zus ter Van de Ruit zich voorzichtig uit. "Bij Guus ligt het allemaal nog niet zo eenvoudig. Maar de laatste tiijd moet Je toch zeggen, dat hij oma goed herkent. Als zij komt, weet hij dat het voor hem is, en hij kan dat heel spontaaan duidelijk maken. Hij is nu ook een en al aandacht voor de boten in de Rijn. En oma Anker is erin ge slaagd de vrees van Córrie voor vreemde mensen weg te nemen. In het begin kon niemand hem benaderen zonder dat hij veel spektakel maakte. Wat zij met dit kind doet, is werkelijk ge weldig".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 19