Renati: pe van de sm STICHTING KUNST EN BEDRIJF "We voelen ons niet geroepen kunstenaars 'n boterham te geven, dat is 'n ander loket." ZATERDAG 17 APRIL 1976 'Me lieve man, ik wist niks van dat Boekenweekgeschenk, dat is me ge bracht door een reporter van De Typhoon, ene Hottentot "Snikken en Smartlapjes" heet dat en die man wijst me daar een liedje in aan dat ik geschreven hebm'n allereerste liedje. "De Armsten" heette dat - ik zal het toch eens voor je zingen. Nou ja, het refrein dan: Gij ziet ze daar loopen in 't rood en in 't zwart, Gezichtjes zoo ernstig en droef is hun hart. Zij hebben geen vader, ze hebben geen moe, Zij hebben niemand die dekt hen bij 't bedje gaan toe. Zij zijn wel de armsten in 's werelds bestaan, V/ant wie trekt het lot van een wees zich aan. In 't groote gesticht vindt het voortaan z'n thuis, Daar weent het in stilte om 't ouderlijk huis. 'Ik weet niet eens hoe ik muziek- schrijven heb geleerd, ach jezus, dat ging vanzelf. M'n vader was schilder en verdiende negen gul den per week, dus m'n moeder heeft ook haar hele leven lang hard moeten werken, maar ze zong altijd met al haar ellende. En ze stuurde mij achter de straat zanger aan om zijn tekst af te luis teren en die moest ik haar dan leren. Dat heb je, hè, of je hebt het niet - ik luisterde gewoon effe en - dan had ik die tekst. Later ben ik nog straatmuzikant bij de cavale rie in Den Haag geweest en dan liep ik met zo'n zware toeter. Dat kon er geeneen, want je ging in galop over het Malieveld en dan moest je nog op dat ding blazen ook. Ik bedoel, die muziek zat er bij mij gewoon in." 'Maar ja, ik moest werken en toen ben ik zager geworden op een kis tenfabriek in Amsterdam, bij ene Van den Berg, terwijl ik tegelijk met mijn liedjes bezig was. Me lieve man, wanneer dat zou pre cies geweest is weet ik niet. Moet je horen, het is zo lang geleden, ik ben tenslotte negenentachtig en nou weet ik wel dat het schanda lig is om zo oud te worden, het mos niet magge, maar je zit er maar mee. Wat ik nog wel weet is dat ik bij meester Vogelzang in de klas altijd de tweede stem zong, die maakte ik er zelf bij, dus toen deed ik eigenlijk al aan muziek." "Pas echt is het begonnen in een cabaret in de Amsterdamse Warmoesstraat. Daar zong de jonge Lou Bandy. Wat zal ik ge weest zijn? Twee- drieëntwintig, misschien. Bandy vraagt me: Heb je je schmink bij je? Ik zeg: Ik heb helemaal niks bij me. Hij zegt Daar staan m'n spullen, be dien jezelf. Nou, niemand in die zaal luisterde of klapte, daar kwamen ze ook niet voor - het was in dat soort gelegenheden meer van zuipen en hoeren en snoeren, begrijp je. Maar toch is het zo van lieverlede begonnen." "Die artiestennaam Renati had ik toen al. Dat zat zo: ik schreef mu ziek voor mandolinekwartetten en die mensen vonden dat ik een Italiaanse naam moest hebben, want Klaas Vink, dat was maar niks; een Klaas Vink speelde geen mandoline. Toen heb ik dat Renati uit de lucht geplukt, dat klonk ook wel lekker. Maar ja, wie kende Renati? Daar is pas verandering in gekomen door dokter Juda van de Prinsen gracht Ik kwam elke week bij hem over de vloer en hij las een liedje van me, "Jantje", en hy zegt dat moet afgedrukt worden in een blad." 'Ik zeg: jawel, dat gaat zó maar effe. Maar hij kende de hoofdredac teur van "Het Leven" en eer ik het wist stond daar "Jantje" in afgedrukt, met m'n foto erbij, m'n gitaar er ook nog op. En toen kreeg ik een keer bonje met de voorman van de kistenfabriek en zeg meteen: nou, ik sodemieter wel op en toen ben ik eigenlijk pas goed gaan zingen, die por had ik net nodig." 'Dat heb ik altij gehad, hoor, dat dwarsige. Een paar jaar geleden viel ik op een zaterdagmiddag van m'n brommer en ik ging het ziekenhuis in. Die zusters daar, wat een wijven zeg. Je moet dit doen, zeiden ze, je moet dat doen. Ik zeg: Hoezo? Ik moet helemaal niks. Alleen is het vervelende van die val dat ik geen kleine letter tjes meer kan lezen. Jou kan ik best zien, hoor, en dan lijk je me een lieve man. Dat moet trou wens ook wel, want waarom zou jij anders helemaal van Den Haag naar Haaldersbroek komen, dat "Een gat, jawel, maar ik ben Zaan- kanter, hé, ze noemen ons wel de edel-Zaankanters omdat we hier altijd gewoond hebben. Dus als je wat van de wereld gezien hebt kom je toch weer terug op je ouwe stekkie. Want Berlyn, dat was wel een mooie tijd, hoor, maar hier zit ik lekker naar het verre Zaanse land te kijken en dat is toch zo mooi." "Over Berlijn gesproken, ik logeer daar in het Adlon Hotel want ik ben daar om plaatopnamen te maken en in de vestibule zie ik opeens de jonge Van den Berg van die kistenfabriek. Dat was zo'n man, die droeg van die schoenen met bovenop suède en dan verder lakleer en opzij van die veterknoopjes. Dat was sjiek, daar keken wij als arbeidersjon gens tegen op. Nou, in Berlijn kon je die schoenen toentertijd voor een krats kopen." 'Wat wil je, lieve man, het was net oorlog geweest - nou spreek ik vanzelf van de Éérste Wereldoor log - het kostte de importeur bijna niks om platen bij de be roemde firma Vox te laten ma ken. ik heb er toen wel vijftig volgezongen, met liedjes als, "Waar 't altijd Vrede is!" en "Als je Geld hebt, dan ben je klaar" en "Het Graf in de golven" en "Zon der Vrouw kan er niet één" en "De blik die ik nimmer vergeet". Dat was dus de tijd datje bij wijze van spreken heel Berlijn voor één gulden kon kopen." 'Moet je horen, in Holland kon je het niet redden, man, dat land is veel te klein, dus trok ik naar Duitsland en Engeland, daar leerde ik terplaatse de talen en dan zong ik. Zeg, wil je een cog nacje of een pilsje? Je kan hier alles krijgen, hoor, nog 'n handje kleingeld ook als het moet. Nou nee, ik kan er inkomen dat het je nog te vroeg is, daar heb ik alle begrip voor." 'Goed, ik heb ook nog in de Troca- déro in Londen gezongen. Daar had m'n broer IJsbrand voor ge zorgd, die had twee kappersza ken in Londen, dus die kende de kanalen om me op weg te helpen. Ik zong daar "Show me the way to go home". Ik had dat wel eerst geregeld met de schrijfster van het lied, want dat kon je natuur lijk niet zomaar effe gaan doen, dan had je meteen stijve bekeu ring, daar waren ze bij Scotland Yard niet mis mee." 'In die Trocadéro zit de elite van Londen en ik zing daar aan het souper. Ik zie de mensen hun messen en vorken neerleggen en hun stoel wat opzij schuiven om naar die goser uit het buitenland te kijken die ze in hun moerstaal toezingt. Mijn broer stond achter een gordijn en hij kwam naar me toe en zei: Da's dik voor mekaar, het dak naar beneden, zoals ze dat hier noemen. Maar wat is succes? Me lieve man, dat is eeri heel vluchtig iets." "Toen ik voor de tweede keer ging trouwen, ben ik er ook mee opge houden, want mijn vrouw hield niet van muziek, die wist er niks van af, dus wat zal je dan. En de Tweede Wereldoorlog kwam er ook nog tussen en ik heb nog met de schop op m'n nek met de trein naar Schagen moeten gaan om voor de moffen te spitten. Bo vendien werd ik al wat ouder, niet, dus dan kah je moeilijk blij ven zingen van je mooie blauwe ogen." "Ik heb er later wel spijt van gehad, maar moetje dan steeds ruzie met je vrouw maken? Platen en foto's heb ik ook helemaal niet meer uit die tijd, en dat is maar goed ook, want het is verleden en wat moet je daar mee? Trouwens, als ik zo met jou zit te praten dan leef ik toch weer helemaal op, dan kan ik er weer een poosje tegen. Ik zou haast zeggen: kom over een maand of twee nog eens terug om weer wat leven bij te gieten." 'Nee, ik doe het wel met mijn her inneringen, die zyn mooi genoeg. Wat wil je ik had vrouwen bij de vleet, keurige mensen allemaal, dus wat kan ik nog meer verlan gen? Neem Berlijn, daar kon ik voor bijna niks vriendinnen te eten en te drinken geven, dus had je plenty belangstelling. En in Den Haag, daar mocht ik ook graag werken. Als ik er een café binnenkwam begon de muziek mijn liedjes te spelen, dus dan zong ik allicht effe het refrein mee. En ik was nogal los van rondjes, dus er wérd wat afge speeld. Ja, dat was een mooie tijd, maar the good old time comes never again." door H. J. Oolbekkink - Hoe ging het vroeger? Door de al- lerhoogsten van een fabriek of bedrijf werd beslist dat het wel aardig zou zijn als een stukje "echte kunst" de entrée of de kantine opsierde. Vervolgens werd bijvoorbeeld de directie secretaris of het hoofd algemene dienst met de aankoop opgeza deld. "Zoek maar een bekende schilder of beeldhouwer hier in de omgeving op en kijk eens of hij een leuk werkje heeft staan". Zoiets. Zo gebeurt het nu nog. Althans: soms. Want de Stichting Kunst en Bedrijf in Amsterdam heeft zich in de loop der jaren ontwik keld tot een even effectieve als waardevolle tussenpersoon en is anno 1976 niet meer weg te cijfe ren als voortreffelijk gedocumen teerd informatiecentrum, voor zowel het bedrijfsleven als voor de beeldend kunstenaar. De stichting werd in 1950 opge richt, naar aanleiding van een tentoonstelling in de Moderne Boekhandel in Amsterdam. Daar werd werk van schilder Adriaan Lubbers getoond, een collectie vervaardigd in opdracht van Phi lips. Daar, in die boekhandel, groeide toen het idee dat er een soort bureautje zou moeten rijn dat kunstaankopen van htt be drijfsleven artistiek zou kunnen regelen. Zo gezegd, zo gedaan. Een aantal "captains of industry" bracht geld op tafel, er werd een meneer in dienst genomen 'die geacht werd ter zake kundig te zijn en Kunst en Bedrijf was ge boren. Nu, zesentwintig jaar na de oprich ting, kan Kunst en Bedrijf wer ken meteen jaarsubsidie van zo'n kleine zevenhonderdduizend gulden. Twintig procent van dat bedrag wordt gefourneerd door het bedrijfsleven en tachtig pro cent door .het Rijk. Directeur Aat van IJ peren: "Na vyftien jaar zelf-supporting te zijn geweest, bleek dat we veel multi- functioneler konden werken door ook gemeenten, provincie en rijk van informatie en advies bedienen. De overheid deelde die gedachte en ging subsidiëren". Doelstelling "Kunst en Bedrijf wil niets liever dan met kracht en inzet werken aan haar ideaal: Nederlandse kunst temidden van mensen van deze tijd", staat er geschreven in een recente folder. Dat klinkt prachtig, maar waarop komt deze doelstelling nu, vandaag, neer? Van IJperen: "We voelen ons niet geroepen om kunstenaars een boterham te geven. Dat is een an der loket. We zijn ook geen uit- leendienst van documentatie materiaal. Als mensen er vanuit gaan dat wij kunst in de maat schappij alleen zien als een bro che of pleister tegen een gevel zijn ze bij ons eveneens aan het verkeerde adres en we zijn ook geen winkel waar uitverkoop van overtollige kunst wordt gehou den". Dat dus allemaal niet. Wat dan wel? Van IJperen: "We geven voor lichting, zoals een algemene oriëntering omtrent expressie vorming, technieken en moge lijkheden in de vrije beeldende en monumentale kunst, omtrent ontwerp- en uitvoeringskosten, aankoop en prijzen. We kunnen verwijzen naar tentoonstellingen en ateliers van kunstenaars of bezoeken aan die kunstenaars regelen. Daarnaast onze advise rende diensten als gerichte, ge documenteerde voorlichting, af gestemd op een specifiek doel of project. En tenslotte onze uit voerende mogelijkheden, als be sprekingen namens de opdracht gever, begeleiding tijdens de uit voering van de opdracht, het sa menstellen van keuzecollecties voor directe aankopen en het re gelen van de oplevering en finan ciële afwerking". Drie miljoen Via Kunst en Bedrijf werd er in 1975 voor een drie miljoen gulden aan kunst bemiddelde Van IJpe ren: "Daar zitten grote projecten bij, maar ook klusjes van twee-, driehonderd gulden. Drie mil joen .dat is nogal wat. En daar bij moet men heel goed begrijpen dat die bemiddeling langzamer hand een bijzonder intensief karwei is geworden. Vroeger werd de kunst die in fabrieken, op overheidsgebouwen enzo voort werd ingebracht, nogal ge dragen door de verbeelding van een hoogstaand maatschappij- ideaal. De werknemers boden de directie een glas-in-lood-raam aan waarop dé groei en bloei van het 25-jarige bedrijf werd uitge beeld, die orde van aanpak. Maar, de vormtaal verandert door de enorme bouwstroom kregen we een uniformiteit aan gebouwen en men begon kunst aan te wen den om die gelijkvormigheid te doorbreken en de instelling van de kunstenaar veranderde". Documentatie Is er nog'een factor die het doen en laten van de stichting aanzienlijk uitbreidde: de opzet van een afde ling documentatie. Kan men zeg gen dat er in Den Haag de Rijks- historische Dienst voor docu mentatie te vinden is, maar op het gebied van de hedendaagse kunst biedt die dienst geen soe- lans. En toen de zogenaamde 1%-Commissie (de commissie die zich bezig houdt met de regeling dat 1% van de kosten die gemaakt worden ter realisering van een groot bouwproject aan kunst dient te worden besteed), énkele jaren geleden weigerde om ver der een arbitraire rol te spelen werd die afdeling documentatie een werkelijk urgente zaak voor1 Kunst en Bedrijf. "We hebben sindsdien van alles en nog wat bij elkaar gefotografeerd, folders verzameld, persoonlyke gegevens geadministreerd, al het materiaal dat we over kunste naars te pakken konden krijgen hebben we gepakt", aldus Aat van IJperen". Uit het totale Nederlandse kunste naarsbestand van 12.000 zitten er nu ongeveer 4000 bij Kunst en Bedrijf in documentatie. Volgens Van IJperen is dat in elk geval het overgrote deel van' de inderdaad werkende kunstenaars. Van IJ peren: "Natuurlijk zijn er schil ders, beeldhouwers, objecteurs, noem maar op, die vinden dat ze ook bij ons in de bakken moeten, dat ze via ons ook in aanmerking moeten kunnen komen voor een opdracht. Ach, hoe meer je doet, hoe meer kritiek je krijgt. Dit werk staat nu eenmaal bol van de conflicten, omdat je kwaliteits beoordelingen geeft ontstaat er soms frictie. We staan ter discus sie, doorlopend en eerlyk gezegd doet dat me goed". Een Rijkscommissie ad-hoc heeft in 1972 de mogelijkheden bestu deerd om, onder de hoede van de Rijks Historische Dienst voor Documentatie een Centrale Do cumentatie Service voor heden daagse beeldende kunst op te richten. Het RHD bleek voor dat plan niets te voelen en bij gebrek aan financiële middelen voor een onafhankelijk opererend insti tuut gingen alle schone gedach ten de ijskast in. Is de nu voor de hand liggende suggestie: waarom de documentatie van Kunst en Bedrijf ook niet gebruiken als documentatie voor gemeenten provincies en rijk? "Even" het beschikbare materiaal verdrie- vuldigen, klaar ben je en verder is het een zaak van bijhouden Aat van IJperen: "Natuurlyk wordt er gehengeld naar onze docu mentatie. SJel dat het Rijk mor gen zou zeggen: doen jullie het verder maar, nou, daar zijn we he lemaal niet zo happig op. Het is per definitie een zaak die kwes tieus is. Onze documentatie is ge richt en komt ten goede aan ons eigen werk. Voor een landelijke documentatiedienst zouden an- derè maatstaven moeten worden aangelegd en er zullen onmiddel lijk belangen van allerlei kunstenaars-organisaties gaan meespelen". Terug naar het hele arbeidsveld van Kunst en Bedrijf. Eén vestiging, in Amsterdam dus, verder vor men van samenwerking met on der anderen galeriehouders in den lande. Echter, géén filialen waardoor "afgelegen" provincies en gemeenten van meer nabij be naderd zouden kunnen worden. Is dat geen wens van de stichting, een aantal voorposten? "Ik zie zo'n uitbreiding wel zitten", zegt directeur Van IJperen. Al leen, het zit er voorlopig niet in. Hoewel de stichting meer dan een kwart eeuw bestaat, hoewel we steeds meer resultaat boeken, is het toch nog steeds zo dat we symfonieën proberen uit te voe ren met een strijkorkest". Tenslotte: de stichting is begonnen als puur een onderneming van het bedrijfsleven, nu speelt de overheid - in ieder geval finan ced - op het eerste plan mee. Is de stichting daardoor niet van de aanvankelijke identiteit afge dwaald. Aat van IJperen: "Het bedrijfsle ven bestuurt dit instituut nog steeds en is daardoor expliciet medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de samenleving in zijn totaliteit Als de overheid tot het streven naar die kwaliteit wil steunen, vind ik dat een prima zaak". Door Frans Happel van IJperen: geven voorlichting"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 17