„De lichte meisjes" Acteur-schrijver Dolf de Vries Autobiografie in spiegelbeeld' Boudewijn Biich: erg ongewoon en erg goed Oosterse wijsheid voor de westerse mens op een rijtje Aster Berkhof op hei serieuze pad Peter AndriesseLeven op het land - een mislukking f ZATERDAG 17 APRIL 1976 Titel: „Mijn vriendinnen de lichte meisjes"; auteur: W. A. Tieman; uitgeverij: West-Friesland; prijs f 16,50. Het wereldje van de prostitutie zal menigeen intrigeren. Het wel en wee van de lichte meisjes en hun cliënten is nu eenmaal een om streden verschijnsel, dat al heel wat gemoederen in beweging heeft gebracht. „Uit het leven gegrepen", is dit boekje van een voormalige chef van de Utrechtse recherche, dat verhaalt van Brabantse Suus, Kitty, Ester, blonde Mien. Vrouwen, die het lonken nu eenmaal niet kon den laten. Geldzucht, afschuw van mannen hoe gek het ook zal klinken een uitgesproken drang naar sexualiteit, het zijn alle maal drijfveren voor deze dames om hun klassieke beroep uit te oe fenen. In tegenstelling tot wat sommigen zullen denken, is dit vak voor de meeste prostituees een levensbehoefte, een verslaving. Soms ge beurt het, dat zij op het rechte pad terecht komen, maar meestal begint dit na enige jaren al eentonig te worden, zodat.het met ge zwinde spoed verlaten wordt. Zonder nu schokkend nieuws over het leven aan de zelfkant te brengen, kaart Tieman toch enkele aardige punten aan over het kringetje, waarin de lichte juffrouwen vertoeven, over hun clientèle en hun „begeleiders". En als zovelen vóór hem, komt de auteur tot de conclusie: „De da mes hebben een hart van goud". A.R. Dolf de Vriestoneelspeler, heeft sedert 1972 drie romans, een "bun del verzen en een verzameling reisverslagen op zijn naam ge bracht. Zijn laatste roman heet „Wimpie Muis". Op de omslag staan naast een ge brild muizig mannetje, de woor den: een toneelroman". Dit is een halve waarheid, of de schrijver heeft de bedoeling gehad ons te vertellen dat we allemaal in óns leven de camediant uithangen. De wereld van de schouwburg is idikwijls het decor in dit boek, maar een echte roman over het leven achter de schermen zit toch anders in elkaar. Taren geleden heeft Eduard Veterman er een geschreven die „Naakte maskers" heette. Een spitse roddelkroniek. Gelukkig heeft Dolf de Vries zich verre gehouden van de kleine schandaaltjes uit een kleine wereld. De inhoud gaat over iets beters. „Wimpie Muis" is een verzonnen autobiografie. Er staat niet wat er met de schrijver is gebeurd, maar wel wat er met hem had kunnen gebeuren. En in dit geval meen ik dat de nu bijna veertigjarige Dolf de Vries de autobiograaf werd van zijn gevoe lens. Daarbij schreef hij. zoal? een karikatuurtekenaar in een sombere bui portretjes op papier zet. Met opzet heb ik een interview met Dolf de Vries dat ik lang geleden met hem maakte, niet na gelezen. Ik bepaal me tot het relaas van Wimpie Muis, al weet ik dat de schrijver iets dergelijks zal hebben meegemaakt. Waarschijnlijk heeft hij van de personen uit zijn Jeugd acteurs gemaakt, wier rol op het lijf was geschreven! Dat werd gedaan met de bedoeling om de eenzaamheid van de uiterlijk zo vlotte en reislustige schrijver te verklaren, desnoods en waar schijnlijk opzettelijk tegen zichzelf. Elke autobiografie of wat daarvoor doorgaat, is een brief aan het eigen adres. Hoe voelt een puber zich in het ouderlijk milieu dat hem krachtens zijn aard en aanleg vreemd is? Hij voelt zich een muis in een val. De tegenstellingen tussen kind en ouders komen als onder een vergrootglas te liggen, en de daaruit ontstane situaties zijn tragisch en komisch tegelijk en worden als nevrant ervaren Dolf de Vries tekent bij name van Wimpie Muis eqn ouderpaar van een nauwelijks voor te stellen kleinbur- iedereen die literaire kritiek le vert, of hij dat nou op papier doet of thuis met een pils bij de kachel, is subjektief de uit eindelijke rechtvaardiging van iedere criticus is: dat vind ik er van. Gelukkig is er een aantal regels waaraan bijvoorbeeld een roman moet voldoen met die regels in de hand kan de criticus een heel eind komen bij zijn be oordeling; hij streept gewoon af op zijn lijstje wat er ontbreekt en maakt tenslotte epn optelsom. Maar zijn persoonlijke mening blijft de doorslag geven. Bij het beoordelen van poëzië be geeft de criticus zich dan ook op nog gladder ijs dan gewoon lijk: proza moet aan een aantal regeltjes voldoen wil het leesbaar en begrijpelijk zijn bij poëzie mag alles. Dat is dan ook de reden waarom uitgeverijen en li teraire tijdschriften kilo's gedich ten per week binnenkrijgen: om dat er voor het schrijven van ge dichten geen regels zijn en een gedicht bovendien gauw klaar is vergeleken bij het schrijven van een roman of een novelle. Daar om werpen duizenden literatuur liefhebbers zich op de poëzie. Meestal met vreselijke resulta ten. Want dichten is het moei lijkste wat er is, juist omdat er geen regels voor zijn. Iedereen met een redelijk verstand kan leren om een brief, te schrijven, iedere schrijfprofessional zoals een co pywriter of een journalist kan een redelijk stuk proza vervaar digen. Maar dichten kan, wonder, lijk maar waar, niemand je le ren dichcen ie een gave zoals mijn overgaoivader al placht te constateren Wanneer is een gedicht slecht? Als het nagen-'-. «rsrrzaagü of clichématig, voerbodig en gezwol len taalgebruik weerspiegelt, on echte gevoelens tracht te uiten, enzovoorts. Maar als dat allemaal niet het geval is wil dat nog niet zeggen dat een gedicht dus goed is zo eenvoudig is het helaas niet. Of, met andere woorden: het is niet moeilijk om aan te geven waarom slechte gedichten slecht zijn, maar wel om te verklaren waarom goede gedichten goed zijn. Ziedaar de moeilijkheden waar in ik verzeild ben bij het recen seren van de bundel van Boude wijn (Maria Ignatius) Biich, die een paar weken geleden bij de Arbeiderspers verscheen onder de fraaie tiel Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs. Vijfenzestig gedichten, en alle vijfenzestig zéér ongewoon en biijna alle vijfenzes tig erg goed. Ongewoon, omdat ondanks de verlichte zeden, pedofilie nog steeds een uiterst gevaarlijke lief hebberij is: homoseksualiteit wordt getolereerd (al is het in veel beroepen bepaald geen aan- veling maar de pedofiel is zon der meer Preiwild, over één kam geschoren met wurgers en aan randers. Natuurlijk zijn er in de literatuur pedofielen (denk maar aan Van Hanlo) maar die sta ken hun geaardheid veiligheids halve diep onder stoelen en ban ken. In de gedichten van Büch is pedofilie een hoofdthema: de lief de van de dichter voor de kleine Gijs, zijn pogingen om kontakt met hem te krijgen leveren gewel dige gedichten op, zonder blaas kakerij en poeha. Een van de allermooiste voorbeelden van zwarte ironie die ik ken is bij voorbeeld: dit vers is treurig want Gijsje rijmt op meisje heel nauwkeurig. Wijlen Wille n Bilderdijk. met wie Büch vrij g-vd bekend schijnt te zijn, zou dat niet onderschre ven hebben, maar dit terzijde. Behalve de pedofilie komen we de dood. die havdnekkige poëzie- verpester, herhaaldelijk tegen, maar niet als een voltooiing aller dingen tot gerechtigheid" maar al een noodzakelijk, zei het on overkomelijk bestanddeel van poëzie. O taal maak dit lied hermetisch en rijm de kleine Gijs op dood poëtisch Af en toe doet het aan Achter berg denken: de bezwerende ver zoeken die aan de taal worden gedaan, het gedicht Precisa 3000 dat sterk doet denken aan Achter- bergs „Gebed aan de schrijfma chine", de logische en mathema tische symbolen. Maar Büch is bepaald geen naapertje met de Kleine Jongen, d» dood, de in jectienaald en op de achtergrond de Vader, een sinister fabelwezen als ingrediënten heeft hij voor treffelijke gedichten gc-maaakt. Ik laat hem nog een keer zeif aan het woord in het openingsgedicht, waarin hij zich richt tot één onzer bekendste critici Voor de heer Kees P. ik wil dit lied wel schrijven als Kees er maar van af kan blijven want dood dat is zijn leven niet èn vreemd zal hem dit klaaglied zijn dat vertelt van Gijsje en hoe ik langzaain-aan verkwijn drank de spuit de Rolling Stones x hij vindt het vast iets ongewoons Als u toevallig vijf'ien gulden over hebt moet U deze bundel echt kopen: niet alleen zijn de gedichten geweldig (op twee na, maar die moet u zelf maar op zoekend, de omslag en trouwers de hele vormgeving is, zoals bij alle poëzie die De Arbeiderspers uitgeef t prima. P.M. Boudwijn Maria Ignatius Büch: Nogal droeve liedjes voor de klei ne Gijs, Arbeiderspersf 15.-. Dolf de Vries rake typeringen gerlijkheid. Het zijn beste mensen, maar ze zijn als de dood voor het leven. Ze gaan nooit buiten hun boekje, en dat boekje gaat alleen over netheid, plicht, zuinigheid en orde. Het zou mij niet verwonderen als Dolf de Vries in een streng christelijk gezin was opgevoed, hoewel dat aspect bijna angstvallig door Wimpie Muis wordt vermeden, wat typerend is voor een „omge keerde autobiografie". Wimpie Muis gaat na zijn gymnasiumopleiding naar de toneel school, komt na zijn eindexamen bij een gezelschap terecht en beleeft intussen enkele stuklopende liefdes avonturen. Dat alles is vlot en beeldend beschreven. Soms te vlot en te uitvoerig, en ik meen dat de auteur er goed aan zou doen zijn verteltalent te beteugelen. Bijzonder knap is de vondst om tussen de erotische en andere bedrijven door, samenspraken met Wimpies ouders in te lassen. Het zijn even lachwekkende als griezelige dialogen Ze verduidelijken de onmacht van Wimpie Muis om zich te binden aan een vrouw. In dit opzicht neemt Dolf de Vries, die mij destijds ontving in een kamer met portretten van zijn vrouw en aan de muur een reeks kindertekeningen, afstand van de werkelijkheid. Wimpie Muis wordt niet langer een „jeugdportret", maar het beeld vaii velen die hun illusies niet waar kunnen maken. De meisjes die op Wimpie verliefd waren, of hij op hen, moeten hun plaats afstaan aan een droomprinsen die niet bestaat. Daarmee eindigt het verhaal. Niet alleen om de knappe compositie en het goed gevonden open einde is „Wimpie Muis" 't aardigste boek dat Dolf de Vries tot nu toe schreef, maar vooral om de rake typeringen die altijd een bewijs leveren van literair talent. R.B. Dolf de Vries: „Wimpie Muis"; uitg. Nijgh en van Ditmar, Den Haag. Er zijn verscheidene Nederlandse uitgevers, die zich ver dienstelijk maken door het publiceren van boeken op het gebied van Oosterse wijsheid. Het aanbod is zelfs zo groot en bovendien vaak zo ondoorzichtig, dat men door de bo men het bos niet meer ziet, waardoor menigeen zich teleur gesteld afwendt. Daarom heeft dr. Ulrich Libbrecht, leraar wiskunde te Oudenaarde en (Leids) doctor in de Oosterse taalkunde, er verstandig aan gedaan een aantal van die Oos terse levensbeschouwingen op een rijtje te zetten in „Oos terse wijsheid voor de Westerse mens" (Scheltens Giltay Den Haag, en „Orion" in Brugge) Achtereenvolgens passeren het Ohi nese Taoisme, het Jndische boed dhisme, de Tibetaanse mystiek en het Japanse Zen-boeddhisme de re vue, waarbij, als daar aanleiding toe is, duidelijke lijnen getrokken wor den naar Westerse opvattingen. Dr. Libbrecht's overzicht van deze Oos terse stelsels is glashelder. Achter elk hoofdstuk bevindt zich bovendien een groot aantal verhelderende voet noten met veel literatuur-verwijzin gen. De schrijver besluit zijn zeer nuttige (en geïllustreerde) boek met een kritische beschouwing over vra gen als „wat leren ons de Oosterse filosofieën" en een probleem als „de vernieuwing in de grondslagen van onze levensbeschouwing". Dr. Libbrecht behoort allerminst tot degenen voor wie Oosterse wijs- Drie boeken van Aster Berkhof verschenen bij Scheltens en Giltay in Den Haag: „Veel geluk, profes sor (f 12,50), Patricia (f 22,75) en Rotsen in de storm (f 22,75). De Vlaamse auteur Aster Berkhof schreef zo'n veertien Jaar geleden een brokje ontspanningslectuur. Een vrolijk verhaaltje, dat nu opnieuw ia verschenen. „Veel geluk, profes- Op deze pagina bijdragen van: Paul Marijnis Rico Bulthuis Annemiek Ruygrok C. J. Rotteveel Koos Post sor" is eigenlijk best aardig om te lezen. Een jonge professor, die bij toeval in St. Moritz literatuurge schiedenis moet gaan doceren wordt daar amoureus object van een wed denschap. Niet bijster spiritueel, maar zeker niet ongezellig. Als ontspan ningslectuur echt wel geslaagd. Maar blijkens de andere boeken, die gelijktijdig bij Scheltens en Gil tay zijn verschenen, is Aster Berk hof daarna het serieuzere pad op gegaan. Meer op de toer van de Forsythe Saga. Zoals in „Rotsen in de storm", waar een heel tijdperk aan ons voorbij moet trekken. Maar dan wel in sneltreinvaart. En daar door een vrij oppervlakkige impressie achterlatend. Eigenlijk gaat Patricia aan hetzelf de euvel mank. Berkhof wil teveel in te weinig bladzijden zeggen. Hij neemt ons mee naar het Boston van omstreeks 1775, waar Patricia Le iand woont als de oorlog met Enge land uitbreekt en daar dan verliefd wordt op een Britse officier. Een sim pel gegeven voor een stuk goede dra matiek. Maar het blijft ook hier alle man wat oppervlakkig. De bloedige strijd, die zo dicht onder ons raam plaats moet hebben, blijft toch te veel op een afstand en de bittere hel, waar Patricia doorheen zou moeten, komt op ons helemaal niet zo tragisch over. Het blijft wat in de grondverf steken. KP. heid het definitieve antwoord is. „Ik heb", zo zegt hij aan het slot van zijn belangwekkende boek, „medelij den imet de mensen die denken dat zij het licht in het Oosten zullen vin den, en die halfverteerde filisofieën tot de hunne maken; mensen die denken dat zij de westerse bescha ving als een kleed kunnen uittrek ken. Dat is ook niet nodig: Ohina noch Inidië hebben ons de verpakte wijsheid aan te bieden aJls oplossing voor al onze problemen. De armoede van het Oosten, de honger, ziekten en ellende spreken boekdelen. Wij kunnen hun een betere wereld aan bieden, maar zij hebben een betere mens voor ons Alleen te rugkeer tot de natuurlijke grondsla gen van ons bestaan, in wetenschap, religie en natuur, zullen de nieuwe homo sapiens doen geboren worden als het nieuw licht, dat nietuit het Oosten en niet uit het Westen, maar uit onszelf zal tarnen". Ook als men het op allerlei punten niet eens is met de hier gepresen teerde Oosterse wijsheid, dan is in elk geval nuttig van een overzichte lijk boek als dit kennis te nemen: dr. Libbrecht's „panorama" getuigt van grote kennis van zaken. Prana De uitgeverij Antah -Hermes (Paul Kluwer) in Deventer is vorig na jaar begonnen met een tijdschrift „voor geestelijke verruiming en randgebieden der wetenschappen", „Prana" geheten en onder redactie van prof. H. van Praag, mevrouw dr. Kurperahoek-Scherft en Hein Steehouwer. De drie sindsdien ver schenen nummers geven een goede indruk van de onderwerpen, waar- Boeddha-kop uit Hadda, Afghanistan, 4-de eeuw (Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leideneen van de afbeeldingen uit het boek van dr. Libbrecht. mee dit nieuwe tijdschrift zich be zighoudt. Om er enkele, in wille keurige volgorde te noemen: Feneci- sche sporen in Nederland; Invloed van Druïden op het vroege Chris tendom; Het systeem der chakra's; Het evangelie van Thomas (door prof. G. Quispel te Utrecht) Krish- namurti als de profeet die teleurstel de; De zin van het Zen-boeddhis me; Cel-therapie als heilzaaim mid del voor de menselijke gezondheid (door prof. J. G. Defares, Leiden); De actualiteit van Meister Ecke- hart en Sint Jan van het Kruis; twee artikelen over Chinese, Angel saksische en Joodse humor (door prof. Van Praag) enz. De uitgever noemt het tijdschrift „een verken ner in nieuw land" en de behan delde onderwerpen bevestigen de juistheid van deze karakteristiek. Wie belangstelling heeft voor faa- tha-yoga d.w.z. die vorm van yoga, die zich in het bijzonder met lichamelijk welzijn bezighoudt vindt in „Unisex Yoga" een complete cursus, ontworpen door de Engelse Lilian K. Donat, leidster van de „London School of Yoga". De titel is niet helemaal gelukkig, want „u- nisex" wekt nu eenmaal weerstan den op, maar heeft in dit geval uitsluitend betrekking op het feit, dat de oefeningen geschikt zijn voor beide geslachten. Welnu, het boek, in kloek formaat (prijs f 21,50) en uitgave van Uitgeverij Helmond al daar en Standaard Uitgeverij in Ant werpen, toont vele van de bekende asana's in uitstekende kleuren. Die oefeningen zijn gegroepeerd in twin tig lessen, inclusief een korte cur sus in ademhalingstechniek. Unisex Yoga is een betrouwbare leermees ter, die de beoefenaar in staat stelt aan de hand van de zeer duidelijke kleurenfoto's met-bijschrift de less in eigen tempo in te studeren. Een even aantrekkelijke als doelmatige handleiding voor het bevorderen der gezondheid. C.JR. Houdt u van boerenromans? U weet wel wat ik bedoel, van die vuist dikke in kunstleer gebonden trilo gieën diede opkomst en ondergang van drie generaties in één machtige greep samenvatten, compleet met overspel en een zoon die niet wil deugen? Ik niet, moet ik 'bekennen. Dat ligt er natuurlijk in de eerste plaats aan dat ik een stadsmens ben, ePeen maar gelukkig in de nabijheid van kroegen en bioscopen, en het geruststellende gevoel van asfalt onder de voetzolen. Maar een andere reden om boerenromans ongelezen te laten vind ik het stereotype van zul ke boeken. Het is in wezen bijna allemaal hetzelfde: de grootheid van de natuur in schril kontrast met de onbetekenende mens die poogt zich daartegen te verzetten en uiter aard faalt. Als u men niet gelooft moet u De Vlaschaard van Stijn Streuvels maar eens lezen, en daar na dertig andere boerentrilogieën die u zelf mag uitzoeken, dan zult u het zien. Het zijn variaties op één thema. Boerenromans vormen, kortom, een genre dat aan allerlei voorwaarden moet voldoen zodat de auteur nog maar weinig ruimte overhoudt voor een „eigen inbreng" zoals dat heet, en dat hebben ze gemeen met jon gensboeken, reisverhalen, verpleeg stersromans en dergelijke. Het is niet verbazingwekkend dat Peter An driesse op het iee kwam het genre eens gekscherend na te bootsen - hij heeft hetzelfde .al eens gedaan met de verpleegstersroman, en die paro die, Zuster Belinda en het Geheime Leven van Dokter Dushkind, is best de moeite waard. Maar dit keer is het resultaat beduidend minder: Leven op het Land is een zoute loze mislukking. Hij beschrijft een geflipte Amster damse student, Lukas, die het in de grote stad niet meer ziet zitten, naar Nepal trekt, maar zich reeds in de Achterhoek van zijn plan laat af brengen an zich als dagloner ver huurt aan Boer Bokseberend. Hij koestert het snode plan om Boksebe rend te bestelen, en vrijt in het ge heim met diens dochter. Dan raakt Andriesse kennelijk de draad kwijt, of misschien zag hij de oorspronkelijke opzet van zijn ro man niet meer zo zitten Lukas verandert van een cynische toeschou wer in een zachtaardige sukkel: hij babbelt veel met de dominee (een volstrekt ongeloofwaardig' mengsel van studentikoze spot en diepe vroomheid) nodigt een aantal ken nissen uit Amsterdam uit him intrek te nemen in het dorp. heeft een affaire met een beeldhouwster en krijgt van de oude boer op diens sterfbed tweeduizend gulden. Ten slotte verlaat hij de streek, nadat zijn Amsterdamse vrienden hem al voorgegaan zijn. Zouteloos: pogingen om sekstafe- reeltjes te beschrijven die bij de le zer uitsluitend geeuwspieren in wer king zetten; pogingen om grappig te zijn die uitsluitend wurgende ver veling ten gevolge hebben. Een mislukking: 't boek heeft geen enkel uitgewerkt thema, en er worden voortdurend bijfiguren ten to nele gevoerd die geen enkele functie hebben en dan na een paar hoofd stukken maar weer in het niet ver dwijnen. Ik heb de hele tijd het idee dat Andriesse eens heeft geprobeerd om Heere Heeresma's prachtige pa rodie „Han de Wit gaat in Ontwik kelingshulp" te evenaren, maar dat is niet gelukt: Andriesse's poging om de boerenroman te parodiëren heeft een slappe imitatie als resultaat. En het omslag is ook al zouteloos. P.M. Peter Andriesse: Het Leven op het land; Peter Loeb f 17,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 15