Kroniek van Madoc: aangename nonsens voor lichtgelovige C.J.E. Dinaux: een part-time homo sapiens De leerjaren van Jan-Albert Gons "Drielandenpunt": opvallende essays Annie Romein-Verschoor LAROUSSE ENCYCLOPEDIE OVER HELFT Bloemlezing Paardrijden leer je niet in de stoel... ZATERDAG 24 JANUARI 1976 EXTRA Op deze pagina bijdragen van: C. J, Rotteveel Paul Marijnis Wim Wirtz Tom Maas Koos Post Eindredactie: René Vos Dezer dagen verscheen deel 13 van "Larousse", officieel: de Grote Ne derlandse Larousse Encyclopedie. En daarmee is deze royale uitgave van de Haagse uitgeverij Schellens en Giltay "over de helft", want het werk zal in zijn geheel 25 delen om vatten. Verheugend is, dat de "ver pakking" van al deze wetenschap, ondanks gestegen produktiekos- ten, op hetzelfde niveau blijft, in zeker opzicht zelfs nog gestegen is. Zo bedroeg het aantal zwart-witte illustraties in het eerste deel 1419, in deel 12: 2204 en nu in deel 13: 2663. De aantallen kaarten in zwart-wit beliepen resp. 16, 33 en 51, de illustraties in kleur achte reenvolgens 18, 24, 24. Nu ligt het voor de hand, dat derge lijke cijfers mede afhankelijk zijn van de behandelde onderwerpen. Zo kan men deel 13 bijna een "landen-deel" noemen, omdat o m. Israël, Italië, Japan, Jemen, Joego-Slavië, Jordanië, Kenia en Kameroen aan de beurt waren. Vooral Italië en Japan. resp. 30 en 21 bladzijden met acht en drie pa gina's kleurenafbeeldingen, komen goed uit de verf. Hetzelfde geldt voor de artikelen op godsdienstig gebied, o.m. Islam, Joden en Ka tholiek. Wie deel 13 kritisch op de inhoud doorkijkt, zoekt tevergeefs naar de bekende tekenaar van schoolplaten. Isings, maar vindt wel uitstekend- behandelde trefwoorden over bijv. kaas (met een goed overzicht van binnen- en buitenlandse soorten en hun kenmerken), kapsels (twee volle pagina's met ver over de hon derd haardrachten "door de eeu wen heen"), kastelen (met een opengewerkte doorsnede van een schematisch voorbeeld), kernener gie en -reactors (bijna twaalf blad zijden inclusief twee pagina's ge kleurde afbeeldingen), enz. Al bij al dus een even aantrekkelijk als leer zaam deel in deze encyclopedische reeks. C.J.R. De Engelse schrijver Chester ton (de man die Father Brown uitvond) heeft geconstateerd dat er nu eenmaal altijd mensen zijn die het onwaarschijnlijke eerder geloven dan het onmoge lijke. Helaas is dat zo, en dat zien we heel duidelijk bij de Vlaming Hubert Lam po (Ik be doel dit: als iemand mij zou ver tellen dat de geest van Troelstra spookt in paleis Soestdijk ge loof ik dat éérder dan wanneer men zou vertellen dat Troelstra, bij zijn eerste ontmoeting met de toenmalige koningin Wil- helmina 'Hallo lekkere meid' zou hebben geroepen. Toch is het eerste onmogelijk (spoken bestaan niet) en het tweede vol strekt niet onmogelijk maar zeer onwaarschijnlijk) Lam po gelooft het onwaarschijnlijke. Dat blijkt uit zijn boeken over magisch-realisme zoals De Zwanen van Stonehenge en dat blijkt ook uit zijn laatste boek: Kroniek van Madoc. Die neiging om het onwaar schijnlijke eerder te geloven dan het onmogelijke kunt u heel goed leren kennen als u bijvoorbeeld het tijdschrift Bres doorneemt (overal te koop). Het wemelt daarin van theorieën over Het Verdwenen Atlantis, een oerbeschaving compleet met ruimtevaarders en atoombommen die aan de huidige voorafging, en verhalen over de grote pyramide die ei genlijk 's werelds eerste Ruim tevaartbaken, computer, of au tomatische toekomstvoorspel ler is, enzovoorts. In de bestsel lers van von Daniken (Waren de Goden Kosmonauten') vindt u dezelfde romantische hutspot van oude legendes en moderne "wetenschappelijke" technie ken. In 'Kroniek van Madoc' gaat Lam po een mooi probleem te lijf. In het kort komt het hier op neer dat het beroemde midde leeuwse verhaal van Reinaert de Vos geschreven is door ie mand van wie wij slechts twee dingen weten: hij heet "Wil lem", en hij heeft een ander boek geschreven dat 'Madoc' heet en dat spoorloos verdwe nen is, zoals zoveel midde leeuwse handschriften trou wens. Lam po probeert nu uit te vissen wie "Willem" eigenlijk was en waarover 'Madoc' han delde. Het gekke is dat hij zich groten deels baseert op een bewering van een Engelsman (die hij als onbetrouwbaar beschrijft), nl. dat er een (verder geheel onbe kende en onzichtbare) Frans man is geweest-die een (seder Hubert Lampo tdien onvindbaar) midde leeuws geschrift heeft ingezien waaruit moet blijken dat Lampo gelijk heeft. Dat is na tuurlijk geen manier om iets te bewijzen: onbetrouwbare mannen vertellen dat onbe kende mannen in onvindbare boeken hetzelfde hebben ge vonden als wat ik probeer te bewijzen en dus heb ik gelijk. De theorieen van Lampo lijken wel een beetje op verhalen over dertienjarige meisjes, die plot seling de Heilige Maagd hebben gezien, of op de vertelsels die mensen in het tv-program ma "Waar Gebeurd" deden. Maar toch is het geen rotboek. Lampo schrijft erg lekker, erg leesbaar en geestig (en dat is een grote uitzondering voor een Vlaming, en trouwens ook voor een Nederlander), zodat ieder een die graag een onwaarschijn lijke reeks verhalen over spoor loos verdwenen prinsen, Brit ten die Amerika ontdekken voor Columbus, geheimzinnige minstreels en Duistere Trouba dours leest die zes knaken of wat het dan ook moet kosten, moeilijk beter kan besteden. Een ding is jammer- de omslag ziet er uit alsof hij door een be ginnertje is ontworpen en het boek is ook nog beroerd ge drukt. Maar daar kan Hubert Lampo mks aan doen. De in houd is, zoals gezegd, vermake lijk. Hubert Lampo. Kroniek van Madoc, Uitgeverij Meulenhoff, 16,50. P.M. Vijftig, nee pardon, eenenvijftig jaar geleden, in 1925 werd door een aantal sociaal voelende mensen de Wereld Bibliotheek Vereniging opgericht die zich ten doel stelde goede en goed kope lektuur onder het volk te brengen, een doel waarin zy voor een groot gedeelte is ge slaagd. De WBV heeft inderdaad heel veel uitstekend werk verricht en de in de loop van eenenvijftig jaar sterk toegenomen belangstel ling voor literatuur moet voor een groot gedeelte op haar reke ning worden geboekt. Want lite ratuur was, zeker voor de oorlog, een elitezaakje waar "Jan met de pet" absoluut met aan te pas kwam. Alleen het feit al dat bijna alle bekende schrijvers van voor de oorlog een universitaire op leiding hadden genoten en dat in hun boeken ook heel goed lieten mefken, sloot hun produkten af voor 907c van de bevolking. Ga maar na: Slauerhoff was arts. Vestdijk was arts, Marsman was meester in de rechten, Ter Braak had geschiedenis gestudeerd, Boutens en Leopold klassieke talen, enzovoort. Daarom was Het groot jaargetijdenboek, An ton van Wildenrode, Scheltens Giltray, f 35,00. Driehonderdzesenzestig gedich ten, één voor elke dag in het jaar, vormen samen een bloemlezing die door de samensteller Anton van Wildenrode bedoeld is als een bre viarium: voor elke dag een kleine meditatie. De gedichten, een keuze uit het werk van vele, meestal ei gentijdse, schrijvers, hebben steeds betrekking op een bepaalde maand of een bepaald jaargetijde. Of men een dergelijk werk waar deert hangt in grote mate ervan af of men de smaak van de samenstel ler deelt. Het is een zachtmoedig, van de eer ste tot de laatste letter dichterlijk boek. De prachtige en degelijke uitgave maakt het herhaald gras duinen en snuffelen tot een genot: een waardige bloemlezing. T.M. een oplage van 500 exemplaren al heel wat voor een bundel es says, om van poezie maar te zwijgen. Na de oorlog is dit beeld sterk gewijzigd. In het af gelopen jaar werden er bijna tachtigduizend exemplaren van De Walgvogel verkocht - om maar één cijfer te noemen. Maar goed. Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Wereld bibliotheek Vereniging heeft C J. E. Dinaux een bloemlezing samengesteld, die, hoe sympa thiek de WBV ook is, toch best waardeloos mag heten. Dat is natuurlijk niet de schuld van de WBV, maar van Dinaux, die, als alle sauriérs, niet bepaald de vinger op de pols van het hui dige tijdsgewricht heeft gehou den. Tot en met 1958 gaat het goed - hij neemt één auteur per jaar, die dan ook nog enigszins typerend moet heten voor dat jaar - maar daarna is het huilen geblazen. De na '58 optredende schrijvers en dichters zijn bepaald geen op vallende, vernieuwende, of zelfs maar belangrijke auteurs - maar figuren van het tweede of derde plan, zoals Ankie Peypers, Maria Dermout, Adriaan Morriën en Mies Bouhuys. Dat is erg treurig want het had zoveel beter ge kund. Ook erg treurig is dat Di naux zichzelf er ook tussen heeft gewrongen. Hij acht zichzelf kennelijk iemand die in staat is 'het tijdsbeeld te weerspiege len'. Kennelijk is dan alles wat er in '66 is begonnen te gebeuren aan hem voorbijgegaan, zoals Provo, Vietnam en het opko mende studentenverzet in West Europa. Maar het aller- allertreurigste is dat in deze bloemlezing voor '74 een stuk is opgenomen van de ken nelijk onuitroeibare Victor Van Vriesland, een literaire aankle- ver die zich zo stevig in het houtwerk heeft ingegraven dat hij eenvoudig niet meer te ver delgen valt. Het is jammer voor de WBV, maar Dinaux heeft er niets van ge maakt. Maar ja, dan moet men een deskundigheid eisende taak als het samenstellen van een bloemlezing maar niet opdragen aan een part-time homo sapiens. Vluchtig Omzien; bloemlezing t.g.v. het 50-jarig bestaan der W.B.V.doorC J E. DinauxP.M. Marnix Gijsen. De leerjaren van Jan-Albert Goris. Man- teau, Brussel, 19,90. Mamix Gijsen De leerjaren van Jan-Albert Goris alias Marnix Gijsen (geboren in 1899) gaan klaarblijkelijk niet verder dan tot de dood van zijn geliefde Agnes aan het eind van de jaren twintig. Gijsen is dan nog geen dertig jaar oud, een jonge doctor in de historische wetenschappen, een veelbelo vend bestuursambtenaar en een succesvol schrijver. Dat hij die periode daar zo definitief wenst af te bakenen, is eigenlijk wel wat merkwaardig, omdat hij toch ook nadien enkele sta dia van geestelijke rijping heeft volgemaakt die op zijn leven swandel belangrijk van invloed zijn geweest. Te denken valt aan zijn innerlijke kentering toen hij in de Tweede Oorlog als Bel gisch Commissaris voor de In formatie in New York vertoefde en daar van een fel katholiek schrijver gewerd tot een rationa list, wiens cynisme veelal een doeltreffend wapen bleek te zyn om alle mogelijke conventies op z'n minst te ontwrichten. Op merkelijk was toen ook de ver andering die zich voltrok in zijn schrijverij. Publiceerde hij in de jaren twintig voornamelijk poé- zie en essay's, nadien begon hij zich vooral toe te leggen op het schryven van romans en novel len. In beide gevallen bediende hij zich van een vrij schampere toon, die evenwel niet kon ver bloemen dat hij een schier gren zeloze passie had voor een con frontatie tussen gevoelswerel den en rationalisme. Schamper Annie Romein-Verschoor is hard op weg de Grote Oude Damè van de Nederlandse essayisten te worden- een prachtige heldere stijl, die u óók kunt volgen als u géén gymnasiumdiploma hebt, en bo vendien zit er een kritische en zéér onbevangen geest achter. Dat zijn twee dingen die essayisten nogal eens missen. In Drielandenpunt haar laatste bundel, gaat ze in op problemen rond taal, emancipatie en seks, op vrou wenromans (het beste essay uit de bundel) en op he t eigenaardig feit dat mensen zich gaarne met attribu ten tooien zonder zich ooit af te vragen wat die attri buten nu eigenlijk betekenen. Om een voorbeeld te geven 'Een aantal tieners wordt geënquêteerd voor de tv: - Wij willen creatief zijn! - 'Wat willen jullie doen0' - 'Nou. creatief zijn..." (blz. 108) Annie heeft er kyk op, dacht ik, en die gedachte werd nog sterker toen ik haar opstel over vrouwen romans las. Ik ga die waardering niet helemaaal overdryven: het essay (of beter het artikel) waarin zij degenen te lijf gaat die na ongeveer dertig jaar nog steeds proberen om Ter Braak en Du Perron heilig te verklaren komt mij een beetje voor als open deuren intrappen. En het irriteert mij als zij steeds wanneer zijn een interessant punt opmerkt, toe voegt "als iemand hier nu eens op promoveerde Dat vind ik een beetje tevéél de Grand Old Lady. Maar dat staat weer een uitstekend artikel over het begrip Burgerlijk (Ik vind het zo burgerlijk om alles burgerlijk te vinden') tegenover dat mij zeer veel deugd heeft gedaan. Kortom:-wie geïnteresseerd is in politiek, letterkunde, geschiedenis emancipatie en de combinaties daarvan moet Drielandenpunt zeker kopen. Annie Romein Verschoor: Drielandenpunt f 28.50, Arbeiderspers. P.M. "Zo leer je springen" door Bill Froud. In de vertaling van Anita Fleischeuer verschenen bij uitge verij L. J. Veen in Wageningen 15.90). Toen Dick van Bommel voor de eerste maal zijn NCRV- spnngtrofee op de beeldbuis bracht was de belangstelling by het publiek uitermate gering De tri bunesvan de Rijnhal in Arnhem la gen er vrijwel verlaten by Kortgeleden hebben wij opnamen voor deze televisie-uitzending meegemaakt. We hebben ongeveer twintig minuten in een chaotische veldslag gezeten voor we birnen waren En toen we transpirerend en wat verfomfaaid eindelijk griezelig dicht langs de glazen toegangsdeu ren waren gedrukt konden we in de bomvolle hal geen stoel meer onbe zet vinden. We hebben de avond zit tend op een trap doorgebracht. In korte tijd was dit televisiepro gramma duidelyk naar populariteit doorgesloten. We menen niet, dat deze uitzendin gen de hippische sprtngsport popu lair hebben gemaakt. Dat was ze al Maar ze hebben de belangstelling wel aanzienlijk verbreed en wel licht de animo by jongeren gesti muleerd Op die gegroeide inte resse haakt het in Wageningen ver schenen boekje "Zo leer je sprin gen" in "Spnngondemcht voor jonge ruiters" staat er onder de titel De auteur Bill Froud was eens in structeur van de British Horse So ciety. hy heeft nu een eigen train ingscentrum Hy behandelt in zyn boek de techniek van het springen en verschaft informatie over de training van zowel ruiter als paard Hy begint bij het begin. By de keuze van een paard voor de jonge ruiter. Hy vertelt je precies waar je op moet letten. Wat de beste paar den zijn. Hoe ze gebouwd moeten zyn Waar je aan moet denken als je een paard gaat kopen. Met zyn ad viezen op zak kun je best naar een paardenhandelaar stappen Maar Froud vergeet je een ding erby te adviseren: twintig jaar ervaring meenemen Want al staat er zwart Dat schampere zet zich trouwens ook voort in het enigszins auto biografische boek "De leerjaren van Jan-Albert Goris", waarin Marnix Gijsen afstandelijk en toch met gevoel voor details zijn jeugd en zyn jongere jaren be schrijft. Nadrukkelijk houdt hy zich daarbij bezig met anderen uit zijn naaste omgeving. En ei genlijk gaat hij maar zeer sum mier op zijn eigen ontwikkeling in, of het zouden de beschrijvin gen moeten zijn van zijn schooi en studieprestaties, in zoverre doet hij namelijk niet of nauwe lijks aan beperkingen. Een van de weinige dingen die in dit boek echt van zichzelf zijn is de band die hij had met zijn moeder en die zo hecht was dat hij haar meisjesnaam gebruikte op wit "Kwaliteit kun je herken nen aan een fijne haarstructuur en een dunne huid, goede bewegin gen, een goede houding en een goed temperament", dan nog blijft de vraag hoe je dat alles kunt on derkennen Maar voor het overige is het een boekje boordevol goede raad en een algemene leidraad. Een hulp bij de rijlessen. Want ondanks alk- goede instructieboekjes, die je tegenwoordig in groten getale in de boekwinkels kunt vinden: paard rijden leer je niet in de stoel Z on boekje kan alleen een extra steuntje zyn. K.P voor zijn pseudoniem. Maar wat je gaandeweg in het boek meer zou willen tegenkomen zyn de karaktertjes van de zich ont wikkelende Jan-Albert Goris. Dat dit ontbreekt is overigens geen onoverkomelijk bezwaar, want er blijven nog voldoende leuke anecdotes over om de nieuws gierigheid naar de Vlaamse lite ratuur uit die dagen en de figu ren er omheen stevig te prikke len. Gijsen plukte allerhande grappige ervaringen uit zyn studietijd, toen hij gelijk vele aspirant- schrijvers zijn aandacht met kennelijk gemak kon verdelen over de wetenschap enerzijds en de poëzie en de proza aan de an dere kant. Hy zette zich daar naast aan de journalistieke ar beid, ondermeer ten behoeve van het dagblad De Standaard, maar dat vermocht geen groot succes te zijn. Mantel uit In het boek veegt de auteur ook nog even de Nederlandse schrijver S. Hamburger (beter bekend als Herman de Man van "Het was sende water") subtiel de mantel uit. Hamburger zou even aan een goede vriend van Gijsen, Jos Léonard, laten horen wat voor prachtige novellen hy kon schryven. "Het bleek dadelyk zo schrijft Gijsen, "dat de schrij ver sterk onder de indruk stond van de Zuidnederlandse au teurs. Zijn novellen waren ge woon pastiches". Na de eerste, voorgelezen novelle, merkte Leonard, die niet be paald een vriend van Hambur ger was, op: "Streuvels". De tweede en derde novelle werden vervolgens afgedaan met een verwijzing naar Teirlinck en Buysse. Bij de vierde novelle kondigde de inmiddels flink wat nerveuzer geworden Hambur ger aan dat dit een "echte Ham burger" zou zyn. Maar nadat hij de novelle had voorgelezen was het enige wat Léonard over de lippen kon krijgen: "Slechte Hamburger". Gijsen beschrijft in het boek verder de periode die hij in Londen doorbracht toen hij manuscrip ten bestudeerde in het British Museum en colleges volgde bij een economisch geschoolde professor. Nadien vertoefde hij enige tijd in Parys waar hij en kele cursussen volgde aan de Sorbonne. Toen hij daarvan te rugkwam trof hij zijn Agnes vermagerd en moe aan. "Op haar lieve wangen stond de verrader- lyke blos van de teringlyder in het voorlaatsté stadium van het verval" Documentatie "De leerjaren van Jan-Albert Go ris" is verlucht met een groot aantal foto's die teruggaan tot aan zyn geboorte en die het boek er een stuk aantrekkelijker op maken. Resumerend is het boek een aanbevelenswaardig stukje documentatie dat door de pret tige schrijfstijl voor ieder toe gankelijk is. W W

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 21