Lepra de levende 'Ik ben door iedereen verstoten' ZATERDAG 24 JANUARI 1976 I PAGINA 13 Een paar cijfers ter overweging: naar schatting zijn er thans tussen de 15 en 20 miljoen leprapatiënten op de wereld, waarbij de concentra ties liggen in de onderontwikkelde gebieden van Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Van dit schrikbaren de aantal is meer dan de helft (ongeveer 10 miljoen, is de schatting) verstoken van een passende behandeling. Bij drie miljoen patiënten is de ziekte al in een dergelijk vergevorderd stadium gekomen dat invaliditeit is opgetre den (hoe dat gebeurt zal later worden uiteengezet) Tegenover deze ellende staat de hulp die door vele, vaak onafhanke lijk van elkaar opererende, organi saties uit de ontwikkelde landen wordt gegeven. Veel van die goedwillende stichtingen en instel lingen hebben direkte relaties met de kerken, die immers via zending en missie allang een vertrouwenspo sitie in de door de plaag bezochte streken van Azië en Afrika hadden. Er zijn twee hoofdrichtingen in ce manier van hulpverlening aan te wijzen. Een groep helpers probeert vooral de bestaande nood te lenigen en legt de nadruk op de menselijke ellende die verlicht dient te worden. De andere richting zoekt het meer in de strukturele aanpak: natuurlijk sluit men de ogen niet voor de doffe wanhoop van de verminkte slachtof fers, maar vooral wil men in de betrokken lanien een goed gecoördi neerd preventief gericht leprabe- strijdingsbeleid van de grond krijgen. Het argument van deze laatste groep is, dat hulpverlening op de „oude" manier het kwaad niet bij de wortel aanpakt: jaarlijks komen er zon half miljoen patiënten bij, het eind is zoek. Vandaar dat grote sommen worden uitgegeven voor een omvangrijke research, die, inmiddels ad vruchten heeft afge worpen. De Nederlandse Stichting voor Leprabestrijding <NSL> con centreert zich op deze wetenschap pelijke aanpak. Een van de akeligste gevolgen van lepra is, behalve dat de (gezichts)- huid erdoor wordt aangetast, het langzaam „wegrotten" van handen en vooral voeten. Het inzicht dat dit proces in wezen geen direkte relatie met lepra heeft is nog maar betrekkelijk Jong. Want wat ge beurt: de leprabacil (mycobacterium leprae) verwant aan de tubercelbacil. richt zijn eerste, trage aanvallen op de zenuwen van de patiënt. De bleke vlekken en de huidverdikkin gen, die de eerste signalen waren, worden gevolgd door pijnscheuten, doorgaans vanaf de elleboog tot in de vingertoppen, vanaf de knieholte tot in de tenen. Die volgende fase (die vele maanden, zeg maar jaren op zich kan laten wachten; de leprabacil vermenigvul digt zich verraderlijk langzaam) kenmerkt zich door het verlies van ieder gevoel in armen en benen, de zenuwen verliezen hun functie, waarbij zich ook verlammingsver schijnselen voordoen. De handen verworden tot klauwen omdat de patiënt niet meer in staat is ze naar behoren te gebruiken. De huisvrouw brandt haar handen aan kokend water zonder het te merken, de boer op het veld laat zijn gereedschap vallen en oefent bij het oprapen een krankzinnige druk uit op het voorwerp dat hij wil pakken, omdat hij eenvoudig niet voelt dat hij het beet heeft. Nog erger en ingrijpender is het gevolg van gevoelloosheid van de voeten. Omdat het geen pijn doet stapt een patiënt zonder merkbare emotie in een roestige spijker, hij merkt het niet eens.Gevolg: stinkende, etteren de wonden. Vooral in de primitieve gebieden van Azië en Afrika waar men gewoon is blootsvoets door het leven te gaan, komt de volgende rampzalige keten van oorzaak en gevolg veel voor: de voet is verzwakt door de zenuwaantasüing, de botten worden niet meer naar behoren in bedwang gehouden door de spieren, bepaalde delen van het bot krijgen bij iedere stap een onevenredige druk van het lichaam te verwerken, dat kunnen ze niet, de voet wordt vervormd maar omdat het geen pijn gedaan heeft is het dan al te laat voor de patiënt, die deze ontwikke ling immers niet heeft zien aankomen omdat hij de symptomen niet kende. Gevolg: de voeten worden totaal onbruikbaar, amputa tie is de laatste en enige oplossing. Het is Juist dit afzichtelijke indirekte gevolg van de lepra dat de ziekte voor een belangrijk deel het waas van mysterie en „van-God-ge geven-zijn" heeft verleend. Duidelijk is, dat een goede voorlichting aan dit verschijnsel en ook aan het misverstand een halt kan toeroe pen. Door een samenloop van omstandigheden wa ren de hoofdrolspelers in een soort vallei, of ei genlijk meer een grote kuil, terechtgekomen. De sfeer was er onaangenaam, spookachtig haast kon je niet direct zeggen waar dat aan lag. Zo op het oog was er geen levende ziel te be kennen. Of toch? En opeens, terwijl een steeds luider wordend gemurmel opsteeg uit de spelonken en holen in de rotswand en zich uit het schemerduister eerst drie, vier en toen tientallen gestalten losmaak ten, werd de gruwelijke waarheid je duidelijk: Ben Hur (want in die film komt deze scène voor) en de zijnen waren in de vallei des doods, de kuil waar de melaatsen in vroeger tijden naar toe werden gebracht om er aan hun lot te worden overgelaten. Die in rafelige lompen gehulde schimmen, die uitgeteerde mensenresten met hun weggevreten neuzen en hun blinde ogen, deze fantomen met hun akelig grijnzende monden die zo verminkt waren dat ze niet meer konden sluiten, waren allen leprozen. En de film maakte je duidelijk: lepra, dat is zo besmettelijk dat de minste of geringste aanraking met een lepralijder voldoende is om zelf ook tot een levende dood veroordeeld te worden. Het kan ons, Nederlanders, moeilijk eten worden dat wij er - nisschien nog een middeleeuws rooroordeel over lepra op na louden. De ziekte komt in ons land niet meer voor, al staan er nog wel paar klinieken voor patiënten Suriname, waar lepra wel Iegelijk een „gewone" ziekte is. Maar moeten tot diep in de niddeleeuwen teruggaan, willen we in West-Europa gevallen van me laatsheid kunnen aanwijzen. Het probleem werd in die vroegere tijden geheel volgens de aanwijzin- n de bijbel aangepakt. De wet op de melaatsheid (Leviticus 13 1 - 14:57) zegt onder andere: „De priester zal dan de aangetaste plek op de huid van het lichaam bezien, Is het haar op de aangetaste plek wit is geworden en het blijkt, dat de aangetaste plek dieper zit dan de huid van zijn lichaam, dan Is het de plaag der melaatsheid; als priester dat ziet, zal hij hem onrein verklaren". En even verderop: „De klederen van melaatse, die door de plaag (etroffen is, zullen gescheurd zijn, zijn hoofdhaar zal hij los laten hangen en de bovenlip bedekken en roepen: Onrein, onrein Zolang hij ïlaag heeft, blijft hij onrein; hij onrein; afgezonderd zal hij wonen, buiten de legerplaats zal zijn verblijf zijn". de letter werd deze bijbelse wet opgevolgd: werd er bij iemand een verdachte zweer ontdekt, dan werd hij voor de dichtstbijzijnde kerkvader geleid. Was deze van oordeel dat de betrokkene lepra had, werd op de eerstvolgende kerkdienst een desbetreffende ver klaring openlijk in de parochie voorgelezen. Hierop las de priester de laatste mis voor de melaatse, waarmee diens doodvonnis in feite getekend werd. Samen met de uitgestotene ging de priester dan naar het leprosarium (meestal een afgelegen plek buiten de stad, soms ook minder vaak be-ichte plaatsen als het kerkhof) Waar een hut voor de nieuwkomer werd ingericht. RATEL Tenslotte kreeg het slachtoffer een ratel, een bedelnap en een monnikspij die het gelaat groten deels bedekt hield, de priester nam een handvol aarde en strooide dit, gelijk bij een begrafenis, uit onder de woorden: „Sis mortus mundo, viras iterum Deo" („Je bent nu dood voor de wereld, leef de tweede keer met God"). Geen wonder dat men, met deze weinig aanlokkelijke toekomst voor ogen, er wel voor oppaste om eventuele onverklaarba re lichaamsvlekken aan zijn omge ving te tonen. Afgezien van het feit dat er in vroeger eeuwen geen geneesmiddel tegen lepra bekend was en de gang naar de medicus derhalve geen zin had, was het de geweldige angst voor verstoting die de zieken er toe bracht hun kwaal zo lang mogelijk verborgen te houden. Totdat het niet langer meer ging welk afschuwelijk stadium de ziekte dan inmiddels had bereikt kan men zich indenken. Dat het gevaar voor besmetting (dat overigens niet zo groot is als bijvoorbeeld in Ben Hur wordt gesuggereerd) door dat onverzorgd door blijven lopen sterk toenam is duidelijk. VERVLOEKING Wie mocht denken dat het bovenstaande niet meer is dan een illustratie van ,,'s levens felheid" vijf eeuwen geleden, hoeft alleen maar te kijken naar de bij dit verhaal geplaatste foto van de achttienjarige jongen die ik november 1975 in een lepra-centrum in Nepal zag. Ook hij was door zijn ouders Jarenlang van de straat gehouden sinds de eerste vlekken op de huid zich vertoonden. Uit vrees voor ontdekking en verbanning door de omgeving had men nagelaten deze jongen naar een dokter te sturen, totdat zijn ziekte hem ook voor zijn huisgenoten onverdraaglijk maakte. De arts in het lepra-centrum verzekerde me dat de Jongen geholpen had kunnen worden als hij maar eerder bij hem gekomen was. In de diverse lepra-centra die ik in Maleisië, India en Nepal bezocht kwam dit trieste gegeven telkens weer naar boven in de gesprekken: er kan zoveel gedaan worden aan lepra, de ziekte is te genezen, maar maak dat maar eens duidelijk aan mensen die gevangen zijn in hun (bij)geloof, die lepra vaak zien als een straf van God, een vervloeking. Lepra is in geheel Azië overal op straat waarneembaar: als kermisat tractie bijvoorbeeld, zoals ik zag in de Siamese hoofdstad Bangkok (het kleurig affiche met de mismaakte bezienswaardigheden achtervolgde me lange tijd in mijn dromen). Of op de lange trap in Benares, het Indiase bedevaartsoord aan de hgilige rivier de Ganges, waar de gelovigen langs moeten om zich in de stroom te kunnen baden: daar zitten tientallen gedrochten, be roepsbedelaars, die Je eigenlijk beroepsleprozen zou moeten noemen. Een Indiase lepraloog vertelde me, dat ze wel eens werden opgepakt en naar een kliniek gebracht, maar dat ze er zo snel ze maar konden weer uit ontsnapten. Hoe mensonterender hun misvormingen, hoe meer geld zij van de naar Benares komende gelovigen zouden ontvangen. Lepra als broodwinning: de gruweltrap van Benares staat in mijn geheugen gegrift als het symbool van alle ingewortelde achterlijkheid die de houding van de Aziatische volkeren tegenover lepra kenmerkt. De zich met twee strijkijzers en een karretje op wieltjes voortbewegende beroepsleproos, twee vingers die behendig naar de passerende broekspijpen graaienziehier de mens die niet eens meer een dier genoemd kan worden, maar terugge bracht is tot een functie: hij biedt de pelgrim de mogelijkheid om op zijn vrome tocht aan liefdadigheid te doen. Een offerblok waar toevallig nog iets van leven in zit. GEEN GEVAAR Deze eerste confrontatie met de buiten de hoofdstad Koeala Loem- poer. De manier waarop de ziekte in Sungei Buloh wordt aangepakt is een uitstekend voorbeeld van doelgerichte preventieve activiteit, een zonnestraal in de duisternis van De geneesheer-directeur van Sungei Buloh, dr. Bhojwani, vatte de problematiek van zijn instituut als volgt samen: „Per jaar ontslaan wij zo'n driehonderd leprapatiënten. Ze vormen gegarandeerd geen gevaar meer voor hun omgeving, ze zouden zonder enig probleem een volwaardi ge baan in de maatschappij kunnen vervullen. Maar wat is het nut van onze medische activiteiten, als de houding van de buitenwereld dezelfde blijft als die van tweedui zend jaar geleden: eens een leproos, altijd een leproos? De ex-patiënten zouden met open armen ontvangen moeten worden, maar dat gebeurt nog steeds niet". RODE PLEKKEN Door zenuwaantasting worden de voeten vervormd en totaal on bruikbaar. Amputatie is de laat ste en enige oplossing. lepra wil ik afsluiten met het verhaal van twee jonge ex-patiën ten, die ik in Maleisië ontmoette. Beiden werden ze behandeld in het leprosarium van Sungei Buloh, even Mijn twee jonge gesprekspartners, een 26-jarige Maleier en een 25-jarige Chinees, vertelden mij hun verhaal aanvankelijk met grote terughoudendheid. Hun namen ver zwegen ze, en ze wilden beslist niet op de foto. Het toch vrij kleine risico dat een Nederlandse krant in hun Maleisische thuisdorpen of op het technisch instituut, waar ze beiden studeren, in handen van bekenden zou komen wilden ze kennelijk niet lopen. Het zou immers ontdekking van hun besmet te achtergrond betekenen. De Maleise Jongen, die ik gemakshalve Ali zal noemen, had het minst van zijn vroegere ziekte te lijden gehad: „Ik kreeg het op dertienjarige leeftijd. Nee. vraag me niet hoe ik het kreeg, dat weet ik niet. Dat weet niemand van ons. Ik herinner me een paar vreemde rode plekken, gelukkig was er vrij snel een dokter bij die de symptomen onderkende. Zo kwam ik hier in Sungei Buloh terecht. Na de eerste behandeling ben ik weer naar mijn dorp gegaan, maar een paar Jaar later kreeg ik het weer, het kwam gewoon weer terug. Ik was slordig geweest met de nazorg, vandaar Toen ben ik langer in het leprosarium gebleven, drie jaar in totaal. Nou ja. Je begrijpt, als je drie jaar wegblijft uit je dorp gaan de mensen daar zich dingen afvragen, niet? Mijn familie, die wel op de hoogte was, heeft het in ieder geval niet al te lang verborgen kunnen houden, en dat heeft zijn gevolgen gehad. Vrienden bleven weg, mijn ouders werden gemeden op straat. Toch kon ik na mijn tweede kuur terugkomen, de dorpelingen accep teerden het zo half en half op gezag van de plaatselijke dokter. Maar nog steeds kan ik me maar beter niet te veel met mijn vroegere dorpsgenoten bemoeien, het wan trouwen overheerst. Mijn vrouw, die ik al op 4-jarige leeftijd door mijn ouders kreeg aangewezen, en met wie ik over een jaar, als mijn studie afgerond is, zal trouwen, heeft pas na een jaar gehoord wat mij mankeerde. Geluk kig nam ze het nogal redelijk op: wat kun Je er aan doen, God heeft het je gegeven, zo formuleerde ze het. Ze wacht nog steeds op me, dat hoort nu eenmaal zo. Ja, ze weet inmiddels dat het niet meer besmettelijk is nu ik opnieuw ontslagen ben en de nabehandeling trouw volg". All studeert in Koeala Loempoer voor technisch ingenieur. Samen met de Chinese jongen, voor dit verhaal Lin gedoopt, heeft hij een kamer in het behuizingscomplex van de hogeschool. Veel gaan ze niet uit, al te veel contact met medestuden ten vermijden ze. Beiden weten ze, dat op een feestje de tongen gemakkelijk meer zouden loslaten dan wenselijk is. Vooral Lin is panisch benauwd voor eventuele ontdekking door zijn studiegenoten. Een kans die, gezien de verminkin gen die de lepra aan zijn gezicht heeft toegebracht, niet denkbeeldig is. VERSTOTING ALEXANDER MUNNINGHOFF Als deze 18-jarige Nepalese jon gen eerder naar de dokter was gegaan, had hij nog geholpen kunnen worden. Nu is hij voor het leven verminkt. dan: „Nou ja, tenslotte brak de huid op mijn armen en in mijn gezicht open, het werd een en al wond. Toen moesten ze me wel afvoeren, het viel niet meer te verbergen. Door een toeval kwam ik in Sungei Buloh terecht, het had erger kunnen zijn. De Chinese gemeen schap van mijn dorp heeft mijn familie verjaagd, iedereen moest verhuizen, de leegstaande woning werd verbrand". „Toen ik, vele maanden later, weer hersteld was en contact met mijn familie zocht, lekte het opnieuw uit: het nieuwe dorp waar ze een huis hadden gevonden kwam te weten dat het een familie met lepra-rela ties herbergde, en toen begon de hele zaak opnieuw. Weer verstoten, weer het huis verbrand, weer een zwerftocht naar een nieuw onderko men. Kun je begrijpen, dat ik na die tweede ervaring mijn familie niet meer onder ogen wil komen Om die mensen te sparen, een derde gedwongen verhuizing zou mijn vader niet meer overleven. Ik zie mijn ouders niet meer". AUTO-ONGELUK Lin: „Ik heb in totaal zeven jaar in Sungei Buloh gezeten. Pas drie jaar geleden werd ik ontslagen, maar in tegenstelling tot Ali kan ik niet meer terug naar mijn familie. Bij ons, Chinezen, staat het hebben van lepra immers gelijk aan verstoting, niet alleen van de leproos zelf maar ook van diens totale familie. Kun je je voorstellen dat mijn ouders tot op het laatst geprobeerd hebben mij verborgen te houden „Ja, af en toe, als ik pijn had of zo, haalden ze er een dokter bij. Een Chinese donker. natuurlijk wist precies wat mij mankeerde. Maar denk maar niet dat hij het waagde de juiste diagnose te stellen en mij naar Sungei Buloh of een ander leprosarium te sturen. Want dat wilden mijn ouders en familieleden nooit van zijn leven, en dat wist die dokter heel goed. Dus wat deed hij: hij schreef wat kruiden en eeh paar soorten olie voor, daarmee was de zaak voor hem afgedaan. Hij had zijn geld, hield zijn mond en ik De herinnering aan zijn nachtmer- rie-achtige verleden wordt Lin af en toe te machtig. Zelden heb ik een Chinees zo gemotioneerd gezien, zijn handen trillen, hij kijkt onrustig om zich heen, vervolgt Hoe slaagt Lin erin om zijn duidelijk zichtbare littekens op gezicht en armen te verbergen vraag ik. „Ach, het gesprek komt er wel eens op natuurlijk", antwoordt hij gelaten, „en dan zeg ik dat ik een auto-ongeluk heb gehad. Verder praten we gewoon met de studenten mee, hoor. Echt, wij zijn niet bereid om iets constructiefs over lepra te zeggen, als het gesprek met de medestudenten erop komt. Dank je wel, daar krijg Je alleen maar last mee. Dan zouden wij onze studie niet kunnen afmaken". Ali citeert met afwezige blik de Koran: „Als Je een tijger tegen komt, loop dan niet weg; maar als je een melaatse ontmoet, probeer dan te ontkomen". Zo is het nog steeds, beamen ze. En Ali besluit: „Een tijdje geleden heb ik een meisje gezien, ze had een -vreemde rode vlek in haar hals. Die vlek herkende ik direkt: lepra Je hebt gelijk als je zegt, dat ik haar had moeten waarschuwen. Zij wist van niets, ze camoufleerde het niet eens. Maar ik heb niets gezegd. Kilk me nou niet zo aan, ik weet het, ik schaam me rot. maar ik heb het haar niet verteld. Probeer dat nou te begrijpen: als ik iets gezegd had, dan zou ikzelf weer getekend zijn. Waar haalde ik die kennis vandaan, hoe wist ik wat de symptomen van lepra zijn, ik ben toch geen dokter Die vragen, die wilde ik vermijden. En dus heb ik niets gezegd; ze komt er zelf wel achter, dacht ik. Ze zal het inmiddels wel gemerkt hebben".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 13