In Jhe Bronx' heerst terreur van de jungle V w f rM' M ZATERDAG 10 JANUARI 1976 EXTRA f. PAGINA 13 ■■HHH r- - 1 V THE BRONX, NEW YORK Een tijdje geleden hebben ze. "The Lone Indian" gepakt. Re chercheur Gene Maloney kon hem grijpen toen hij na zijn zoveelste beroving op de vlucht sloeg. In Whytestreet was dat. Hij liep de politie man gewoon in de armen. Eigenlijk had hij de buiten moeten zijn van Donald Gaffney en Gerard Keegan. Die doen met hun tweeën de 44-ste en 46-ste sectie, waar Bernard Shaw zo is zijn echte naam zijn werkterrein had. "The Lone Indian" hadden ze hem gedoopt. Omdat hij altijd alleen op pad was. "De Eenzame In diaan". Hij sprong van de ene buurt in The Bronx naar de andere en terug. Don Gaffney en Jerry Keegan hadden hem "het doelwit van de maand" gemaakt. Ze kenden hem toen nog niet, maar ze stuitten bij de aangiften steeds weer op die lange neger, bijna twee meter, even in de twintig. Al die oude mensen, die hij had beroofd, beschreven hem zo. Don en Jerry konden hem wel uittekenen. DOOR ANTON PFEIFFER In twee maanden hadden ze 22 zaken, die allemaal naar diezelfde man wezen. Ook al door zijn techniek. En die pleitte een beetje voor hem. „De Eenzame Indiaan" had nooit geweld gebruikt, alleen maar gedreigd. Die lange, geweldloze man, een auto, waarvan een deel van de cijfers van de nummerplaat bekend was: hij moest eens tegen de lamp lopen. En dat gebeurde. Toen hij eenmaal was gepakt bracht hij de rechercheurs langs al die flatgebouwen, waar hij in de hal of in de lift de bejaarde man of vrouw, die hij op weg naar huis al een tijd had gevolgd, van hun geld had afgeholpen. Zestig berovingen gaf hij zo toe. „Hij was altijd heel beleefd: Van een van die oude vrouwtjes nam hij 25 dollar af. Maar toen ze daar stond te huilen gaf hij haar een briefje van vijf terug", vertelt Gaffney en er klinkt iets van sympathie in zijn stem. „Ja, het is een aardige kerel. Ze hoeven hem voor mij niet op te hangen, ze mogen hem doodschieten", zegt zijn collega Keegan bitter. Mengeling The Bronx in New York. Een stadgrote woonwijk, een buurtschap, waar in de hoge appartementsge bouwen vroeger welgestelde mensen woonden, veel vrij rijke joden vooral. Zoals dat gaat in een grote stad verouderde die buurt met zijn bewoners. The Bronx is niet meer wat het was. De wolkenkrabbertjes met hun ontelbare flats herbergen nu veel oude, eenzame mensen. De rijkdom trok weg en er kwam een veel minder welgestelde mengeling voor terug van negers en Portoricanen. En terwijl hun ouders beiden werken om het hoofd boven water te houden hangen ontelbare jonge negers niets-doend rond langs de straten, waar de winkeltjes en de supermarkten zijn. Jong spul nog van veertien, vijftien jaar en mannen van in de twintig. Je vindt ze vooral op de Grand Concours, een heel brede laan, waar je de rijkdom van vroeger nog wel van af kan zien: „de Joodse Champs Elysees, zo noemden ze het, al het geld woonde hier", zegt het rechercheduo. Het is de laatste Jaren erg gevaarlijk in The Bronx. Want die jonge lanterfanters hebben een soort werk gevonden, dat hen ligt en waar ze zeer bedreven in zijn. Zij loeren op de bejaarden, die tegen het middaguur hun huis uit komen. Om hun boodschappen te doen, om even de zon te zien. Ze volgen hen op de terugweg naar de hal van hun hoge woongebouw, die altijd verlaten lijkt of ze stappen mee de lift in. En dan komt er een mes te voorschijn: „Dit is een overval" en als dan het geld niet gauw wordt afgegeven wordt zo'n oude man of vrouw in elkaar geslagen. Meedogenloos. „Ze slaan ze volkomen verrot", zegt Don Gaffney. Vandaar zijn zwakheid voor de „Eenzame Indiaan", de zachtzinnige. 'WIJ BRENGEN ZE BINNEN, DE RECHTER LAAT ZE ER WEER UIT' Onder leiding van brigadier Peter Bartoszek werd die speciale afdeling opgericht: tien man bij elkaar, de brigadier, acht rechercheurs en een man, die het administratief bij houdt. „Deze eenheid is fantastisch. Als ze die mannen een doel geven blijven ze erachter aanzitten tot ze „hem" hebben", zegt Gaffney niet zonder trots. Maar de voldoening van het SCRU-team krijgt vaak een gevoeli ge deuk door de lankmoedigheid, waarmee de rechters optreden tegen de rovers, die het rechercheteam voor hun tafel brengt. „Je ziet bij de slachtoffers groot gebrek aan geloof. Er zijn er heel wat, die niet eens meer aangifte doen„de rechtbank doet er toch niks aan", denken ze. En in heel veel gevallen is dat waar", zegt Gaffney. „Neem nou die „Eenzame Indiaan". Die krijgt misschien vijf tot tien jaar. Dat wil zeggen dat hij met proefverlof er na drie Jaar weer uit kan zijn. En dat zou ik misschien een juiste straf vinden. Die jongen is een zwaar drugslachtoffer. Hij had dagelijks wel zestig dollar nodig voor verdovende middelen. Om daar aan te komen beroofde hij twee, drie mensen per dag. Hij weet zelf niet meer hoeveel hij er heeft gehad. Maar hy wil van die drugs af en hij heeft nooit geweld gebruikt". Met die andere bandieten is dat niet zo. Het zijn geen verslaafden, ze roven om de grote bink te kunnen uithangen, om meisjes te versieren, kleren te kopers naar clubs te gaan. Vaak zijn ze nog geen zestien jaar. En dan vallen ze onder de jeugdrechter van het Bronx Family Court. s Brigadier Peter Bartoszek zittenden een deel van de SCRU: vooraan Don Gaffney, achter v.l.n.r. Jerry KeeganDan McSwee- ney, Bob Sestok en Gene Maloney, die de 'Eenzame Indiaan' greep. Vijftien moorden De 'Eenzame Indiaan' een aardige jongen. „De pushers, dat zijn de ergsten", vult Jerry Keegan aan. De „pushers", de duwers. „Die wachten tot zo'n bejaarde de sleutel in het slot heeft en dan duwen ze hun slachtoffer naar binnen. Met z'n drieën meestal. Twee nemen dat oudje dan onder handen. Met de blote vuist, met een keukenmes. De derde doorzoekt het huis en neemt mee wat hij gemakkeljk kan wegstoppen, geld en juwelen. Daarbij vallen ook doden. Misschien niet altijd met opzet. Een oude vrouw, die stikt door een prop in haar mond. Maar bij de pushers heb je ook de sadisten. Ze hebben laatst zo'n vrouw de keel doorgesneden van het ene oor naar het andere". Vijftien bejaarden zijn de afgelopen maanden door de pushers om het leven gebracht. The Bronx heeft sinds 15 januari van vorig jaar de SCRU, de Senior Citizen Robbery Unit, de Afdeling Beroving Bejaarde Burgers. Eind november had deze speciale poütie- groep 128 jonge rovers gearresteerd en daarmee 580 overvallen opgelost- Bij hun arrestaties hebben deze politiemannen een score van 98 procent gehaald in zaken, die sterk genoeg staan om tot een veroorde ling te leiden. Dat is onwaarschijn lijk hoog als men weet hoe stevig een bewijs moet zijn om een jury in Amerika tot het schuldig en een rechter tot een veroordeling te krijgen. De „Eenzame Indiaan", bijvoorbeeld. Hij heeft zestig zaken toegegeven, de recherche zelf naar de plaatsen van zijn misdaden gebracht- Maar dat is niet genoeg. Zijn slachtoffers moeten hem herkennen, hem als dader aanwijzen om het bewijs rond te maken. Dat gebeurt met een confrontatie. Een stuk of tien, vijftien mannen op een rij, en daar staat de verdachte tussen. De beroofden mogen hem aanwijzen. Als ze dat kunnen. En als ze dat durven. Vooral dat laatste. „We hebben een zaak gehad van een beroving van een oude man. We wisten zeker dat we de dader hadden. Maai- dat slachtoffer had net een oogoperatie gehad. Hij kon die kerel niet herkennen. We moesten hem laten lopen". De SCRU heeft op deze manier ongeveer 250 zaken als onoplosbaar geseponeerd. 'Probeer het maar' „We voelden dat we met al die overvallen op oude mensen haast niet verder kwamen. We moesten daarnaast ook alle andere zaken doen. Samen met nog een collega, Erwin Silverman, hebben we zitten denken hoe we die berovingen beter konden coördineren. En we kwamen tot de conclusie dat het alleen kon als Je een speciale afdeling hiervoor oprichtte", zo luidt het verhaal van Jerry Keegan en Don Gaffney. „We kwamen met dat plan bij hoofdinspecteur Anthony Bouza. Die is het hoofd van The Bronx. Een plan met allerlei aanbevelingen. En hij zei: „probeer het maar". Hij is nu erg tevreden", zeggen de recher cheurs. En haast koesterend daar achter: „Bouza, hij is onze Godfather". Frustrerend Jerry Keegan laat een knipsel zien uit de Daily News, een New Yorkse krant. „Hier", zegt hij woedend en hij wijst op een berichtje over een jongen van vijftien, die door Jeugdrechter DiCarlo voorlopig is losgelaten tot er een plaatsje voor hem vrijkomt in een passend opvoedingsgesticht. De politie had de knaap gesigna leerd als „gevaarlijk en wreedaardig", hij had vier berovingen gepleegd, waarbij hij een van de slachtoffers zelfs tweemaal te pakken nam. Maar zijn toezichthouder had bij de rechter bepleit: „er zijn er wel slechteren die voorwaardelijk heb ben gekregen". En hij won. „Dat is zo frustrerend voor ons", zegt Keegan, „wij brengen ze binnen en de rechter laat ze er weer uit. Maar als dat gebeurt, dan kunnen wij verdraaid lastig worden". Hij grijnst om een spotprent in de Daily News: de rechter, die zich mild lachend over de balie buigt om de Jonge verdachte zijn voorwaardelijke in- vrijheidsstelling uit te reiken: „Ach je hebt tenslotte alleen maar oude mensen beroofd", luidt het sarcas tische bijschrift. „Daar wordt die rechter enorm giftig om, dat weet ik zeker. Maar dat zien we graag. Zolang die rechtspraak zo zachtzinning blijft maken wij zoveel mogelijk bonje daarover bij het publiek. Dat is de enige manier, waarop wij onze frustraties kwijt raken". Gaffney deelt de woede en teleurstelling van zijn collega. „Als zo'n jongen nog geen zestien is komt hij voor een jeugdrechter. Weet Je wat hij op zijn hoogst kan krijgen als hij bij zo'n beroving iemand vermoordt? Achttien maanden. Dat is de wet en dat stinkt". De rechercheurs zijn voor herinvoe ring van de doodstraf voor degenen, die bij een geweldsmisdrijf een mens van het leven beroven. „Dat is de enige manier om ze af te schrikken. Ook al werd toen we nog een doodstraf hadden maar eentien- de procent van de doodvonnissen werkelijk ten uitvoer gelegd. Ieder een, die met een geladen pistool op stap gaat en dat gebruikt bij een roof of een verkrachting moet weten dat hij de doodstraf kan krijgen. Nu weet hij dat hij maximum twintig Jaar tot levenslang krijgt en dan na twaalf jaar al weer vrij is. Maar dat maximum krijgen ze niet eens. Want de rechters geloven niet in zware straffen". Gaffney redeneert zo, omdat hij als politieman tot walgens toe de slachtoffers heeft gezien. Weerloze oudjes, vermoord of in elkaar geslagen. „Mijn ouders leven nog", zegt hij „mijn vader is 85, mijn moeder 80". En hij hoeft niet te zeggen wat hij op dat moment De mannen van de SCRU voeren niet alleen arrestaties uit. Ze hebben hun kansen daartoe vooral enorm vergroot door het persoonlij ke, menselijke contact dat zij met de bedreigde bejaarden van The Bronx hebben opgebouwd. „Het is voor die mensen haast ondoenlijk om helemaal hier naar het bureau te komen. Wij gaan altijd naar hen toe en dan nemen we het „Zwarte Boek" mee. Dan kunnen ze proberen die kerel aan te wijzen". Het Zwarte Boek. Een familiealbum van de onderwereld in The Bronx. Honderden foto's van mogelijke verdachten, haast allemaal negers, enkele tientallen Portoricanen, die door de recherche „de Spaansen" worden genoemd. „We gaan ook naar hun clubs, naar de bejaardensocieteiten. Daar hou den we lezingen. Van hoe ze voorzichtig moeten zijn en hoe ze een kans op beroving zoveel mogelijk kunnen vermijden. Kijken dat je niet wordt gevolgd, oppassen bij geld wisselen, vooral letten op jongelui die veel aandacht aan je besteden". SCRU duidelijk door en die komen maar niet in actie: „Daar wordt klandestien gegokt",weten de politie» We ryden langs stille rijen flatbloks, die uitkomen op de Grand Concours en de andere winkelstra ten. Townsend Avenue, Mount Hope Place, Whyte Street. Gaffney laat zien: Daar heeft hij er één ge pakt, en daar, en daar". Het werkterrein van de „Eenzame Indiaan". Hij heeft de flats zelf stuk voor stuk aangewezen. Vier pagina's Sociaal werk ook De rechercheurs zorgen voor, dat de slachtoffers naar ce rechtbank worden gebracht en weer terug naar huis op de dag, dat ze moeten getuigen. En met de officier van justitie hebben ze een afspraak: die laat steeds weten op welk uur zo'n bejaarde moet komen opdraven, zodat het niet een halve dag wachten wordt. De mannen van SCRU doen ook ongezien sociaal werk. Als ze erachter komen dat het by zo'n eenzame oude man of vrouw thuis moeilijk zit dan waarschuwen ze een of ander bureau, een sociale dienst: „ga daar eens een kijkje nemen". Hij is gegrepen en als „doelwit van de maand" van de lijst afgevoerd. Keegan en Gaffney hebben nu een andere buit op het oog. Een jonge vrouw is het dit keer en dat is een zo brutale uitzondering, dat de rechercheurs haar hun „doelwit van het Jaar" hebben gemaakt. „Ze belt bij die oudjes aan en zegt dat ze van maatschappelijk werk komt. Of ze niet iets kan doen om te helpen, of er wel genoeg bijstandsgeld is. En dan krijgt ze ineens dorst en vraagt om een glas water. Als die mensen dan naar de keuken gaan om het te halen rooft ze alles wat ze te pakken kan krijgen". In het opsporingsregister van de SCRU heeft deze jongedame vier volle pagina's van dergelijke bero vingen op haar naam. Op een bladzij kunnen acht gevallen. „We weten wie het is. Ze is een keer met zo'n oude man in een vechtpartij geraakt en toen heeft ze op de vlucht haar tasje met al haar papieren verloren. We hebben zo het vermoeden, dat ze nu ergens in de negerwyk Harlem zit". Het kan lang of kort duren: ze wordt gevonden. Als de SCRU een doel heeft blijft zij er achter aanzitten totdat ze het te pakken heeft. Zeker als dat het om „doelwit van het Jaar" gaat. Jungle We rijden over de Grand Con cours. Een jonge neger leunt tegen de muur bij een supermarkt. Er steekt een vrouw van een Jaar of zeventig de brede weg over, schuifelend. boodschappentas in de hand. De verliest de trek in het de SCRU niet aantoonbaar verminderd. „Als stuk pizz£li dat hiJ eentje hebben gearresteerd is er altijd wel een ander, die zijn plaats inneemt", zegt Don Gaffney. En een statistisch bewijs is sinds het optreden van deze speciale eenheid moeilijk te leveren. Steeds meer 6lachtofers durven nu aangifte doen en daardoor is het toenemend aantal gevallen misschien voor een deel schijn: vroeger bleven zij in de wanhoop van de angst verborgen. Keegan en Gaffney nemen mij mee hun wijk in. In een taxi. Jerry is de chauffeur. Don Gaffney en ik als passagiers achterin. Een camouflage. Niet helemaal afdoende. De jongelui, die bij een obscuur kroegje wacht lopen, hebben de stillen van de Hij kijkt met grote belanstelling hoe het vrouwtje het boodschappenpaieis binnengaat „In New Jersey", zegt rechercheur Gerard Keegan, „daar heb je een wildreservaat, daar kan je met je auto doorheen en dan zie je al die dieren rondlopen zoals in de natuur. „Jungle Habitat" heet dat. En zo noemen wij dit deel van The Bronx ook: Jungle Habitat. Je kan hier rondrijden en dan zie je al die wilde beesten loeren. Dit is de slechtste buurt van New York, de slechtste van de Verenigde Staten en misschien wel de slechtste van de wereld".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1976 | | pagina 13