en Oranje: een ende parallel Hans van der Moeien: Human LENIE YAN DER HOORN: "IK BEN EEN YAN DE WEINIGEN DIE ZICH LEKKER VOELEN BIJ MARATHON- SCHAATSEN" ZATERDAG 20 DECEMBER 1975 PAGINA 23 TER AAR „Na de Nederlandse kampioenschappen doen Sippie Tichelaar en al die anderen weer mee. Die hebben het dan moei lijk. Tijdens een wedstrijd zie ik in ieder geval dat ze rode ogen krijgen, veel meer hijgen dan ik. Op dat moment weet ik dat ze waohte onp de eindsprint. Veel meisjes vertrouwen daarop, gaan lekker „zitten". Ik ben geloof lik een van de weinigen die zich op de lange afstand lekker voelen. Ik ga het liefst hard door, alleen mis ik de kracht om weg te sprin gen". Lenie van der Hoorn-Lange - laan, succescol marathonschaat- ster uit Ter Aar heeft zelfkritiek nog niet buitengesloten. Ook niet nu zij in d'e marathon-wedstrij den om de Heineken-trofee zo goed meedraait naast bijvoor beeld Atje Keulen-Deelstra. Een opmerkelijke prestatie, omdat zij pas dit jaa rvoor het eerst (in de baansetectte van Utrecht) onder deskundige leiding traant. Bert Corsten uit De Meern neemt haar nu wekelijks onder zijn hoede. „Op voorwaarde dat ik de lange afstand mocht blijven doen, heb ik er mee ingestemd. Ik leer nu tempo rijden «tussensprints) en mijn benen goed neer te zetten", verkondigt de 27-jarige Lenie. „Dat is goed. Zo pik ik nog een graantje mee van de opleiding en begeleiding, die de rijdsters van klassieke afstanden wel krijgen en lange afstandsrijdsters niet. Maar het is wel zo dat je jezelf in de wedstrijden moet blijven ontwikkelen". Het is met Lenie een vreemde zaak. Zij komt uit een gezin van dertien kinderen dat helemaal niet op sport is ingesteld. „Sport he'eft geen nut", zei een zus van haar (fysiotherapeute) eens toen Lenie met een blessure aanklop te Toen zij in 1972 kampioene van Zuid-Holland op de baan werd, bleven felicitaties uit. In datzelfde jaar trouwde zij met Jan van der Hoorn, zelf ook fer vent marathonschaatser. "We hebben elkaar op het ijs leren kennen. Ik ben ook eigenlijk per ongeluk uitgegroeid tot lange afstands- schaatster. Ik schaatste op de baan altijd tussen het publiek. Al- Door Wim van Wanroy leen nam ik tij (ferns dat rondjes rijden nooit eens vijf minuten de tijd om t/e kletsen". In navolging van andere grote schaatsnamen uit de Teraarse dreven (gebroeders Vermeulen, gebroeders Van der Hoorn vroe ger en nu Jos Valentijni, heeft Lenie Wel altijd getraind zij deed veel aan atletiekcrossen mee en werd dit jaar nog derde tijdens de Zilveren Molenloop om bij de eerste de beste gele genheid die zich voorde'ed op het ijs prestaties te kunnen leveren. Hoewel natuurijs in Nederland e'en schaars goed is geworden le verde die training Lenie van der Hoorn in 1974 toch een uitsteken de eerste plaats op tijdens de in het Noorse Lillehammer gehou den alternatieve Elfstedentocht. In dat jaar, vlak na de geboorte van zoontje Wilco, draaide zij in 't Heineken-toernooi ook al weer aardig mee. Dit Jaar (,jk kom nog niet aan de prestaties van 1972, toen ik kampioene van Zuid- Holland werd") zet zij erg veel voor het schaatsen opzij. Twee tot drie keer per week pendelt ze naar Utrecht om te trainen, haar man Jan is vaak de andere avonden op de Utrechtse ijsbaan te vin den. Samen werken ze overdag in de anjer-kwekerij van Jan. Lente zegt dan ook: „We werken voor ons dagelijks brood. Als er wat ruimte over is, dan gaan we spor ten, terwijl andere mensen dan op vakantie gaan. Ik zou het schaatsen ook niet kunnen mis- Het fenomeen „marathon- schaatsen" dateert van de laat ste jaren. Eigenlijk is het een nieuwe vorm van schaatsen, die, onder de bezielende leiding van Amsterdammer Koornstra. op gang maakte toen schaatsster ren als Ard Schenk, Kees Ver kerk en Jan Bols van het inter nationale baanfront verdwenen. Misschien is het wel een presta- tief ontwikkelde vorm van spor tieve recreatie, een zinsnede die het tegenwoordig erg goed doet bij de overheid. Lenie van der Hoorn: „Een tweede plaats levert Je een waardebon op. De tijd van vroeger, toen er bij korte baan- wedstrijden nog f 100 verdiend kon worden, zie ik echter niet meer terugkamen". „Als Je aan sport doet, moet Je er wat voor over hebben", is haar mening. De fysiek sterke schaat- ster uit Ter Aar is dit jaar doel matiger gaan trainen, heeft de kans ook eindelijk gekregen. „Ik wil altijd meer. Ik heb de kracht om meer t/e kunnen, maar ik ga nog niet sneller. Daarom probeer ik mijn techniek bij te schaven. Nu trainen we in Utrecht op sche ma's. Er zijn speciale program ma's voor de training vastgesteld. Ik doe veel aan tempowerk, zodat mijn spieren niet „vast" komen te zitten". Het is voor Lenie op een aparte manier nog wel wennen aan die training. Terwijl anderen het nor male programma afwerken, pres teert de Teraarse het regelma tig om in eenzelfde tijdsbestek van anderhalf uur bijna twee keer dat oefenprogramma te doen. Wilskrachtig is ze zeker. "Ik ben laat gekomen en heb nog geen echte mogelijkheden gehad. Ik ben al 27, maar ik kan nog een hele ontwikkeling doormaken. Kijk maar naar Atje", verwijst Lenie. „Ik geef haar trouwens groot ge lijk dat ze weer door wil gaan. Als Je je Jarenlang zó voor het schaatsen hebt ingespannen, moet Je door kunnen gaan, als Je zin hebt. Tegen mij heeft ze ge zegd dat ze het d'eze zomer niet meer kon opbrengen, die condi tietraining. Maar als het per on geluk goed gaat, gaat ze toch door. Nou, waarom niet?" Hoe het in de toekomst met marathonschaatsen in Nederland zal verlopen, weet Lenie van der Hoorn niet. De ontwikkelingen in het buitenland wijzen erop dat ook daar de belangstelling groeit. Zo ging op 2 december van dit Jaar ook een sohaatsmarathon in Stockholm van start. Misschien zullen andere landen volgen. Voor een goede toekomst is volgens Le nie één ding van groot belang: natuur-ijs. „Als er weer natuur ijs komt, wat ik van ganser har te hoop, dan blijft het lange af- standsschaatsen niet zo beperkt". Lenie met zooritje Wilco) en Jan van der Hoornzelf de iverk, zelfde hobby. VI VOORSCHOTEN Volgens Hans van der Moolentrainer/coach van de sterkste club op dit moment. Zian/Vitesseis er nog veel ontgonnen terrein in het Nederlandse waterpolowereldje. De opleiding laat volgens de Voorschotenaar veel (en in de laag ste afdelingen alles) te wensen over. ,.Er wordt in vele gevallen gebrekkig gewerkt in de clubs. Enerzijds omdat niet op redelijke uren kan worden getraind, anderzijds omdat er onvoldoende oefenmeesters zijn. Als je een vierde klasse-ploeg onder han den neemt, zit je, als je het een beetje deskundig aanpakt, in enkel jaren in de twee de of eerste klasse LEIDEN Er loopt een opmerkelijke parallel tussen de prestaties van DIOK op nationaal niveau en het Nederlandse vijftiental op het internationaal vlak- Tot die slotsom komt clubman en international Wil Rijsdam, pratend over de ontwikkelin gen op rugby-gebied van de laatste vijf jaar. Sinds zo rond 1920 deze puur Engelse sport in Nederland werd geïntroduceerd, is het rugby altijd een aangelegenheid ge weest voor studenten die het als hun gemeengoed beschouwden, maar die zonder „achtergrond" nauwelijks een meter terrein wonnen. De doorbraak van „burgerclub" HRC betekende een mijlpaal. Kijk eens naar Katwijk. Ton Roman heeft dat team in zes jaar van de tweede klasse kring naar de twee de klasse landelijk gebracht. Dat zegt toch genoeg. In de clubs moet harder worden gewerkt aan de op leiding van de jeugd. Er moet een duidelijke scheiding komen tus sen de hoofdklasse en de jeugdcom- petitie, die nu maar drie maan den duurt. Daardoor worden veel jeugdspelers vaak ook ingezet in de hoofdklasse". Van der Moolen liet Katwijk, dat hij een jaar trainde, het afgelopen seizoen op de tweede plaats achter en promoveerde zelf naar de (wel erg smalle) top van de hoofdklasse. Met Zian Vitesse heeft hij (voor lopig?) een eind gemaakt aan de superioriteit van HZC de Robben, dat zijn concurrenten jaren achter een slechts figurantenrollen heeft gegund. Dat nu Zian Vitesse uit zicht heeft gekregen op de titel en het Europa Cup I-toernooi is voor een groot deel het werk van Jan Evert Veer, Piet Reedijk en de Zweed Sörren Carlsson. Veer en Reedijk raakten begin dit jaar betrokken bij een auto-onge luk, leken voor lange tijd buiten spel te zijn gezet, maar volgden in Juni al weer de trainingen. Carls son, een 22-jarige Zweedse interna tional, heette de extra versterking, met wie de Haagse combinatie in deze competitie te water ging. Carlsson droeg er toe bij dat Zian Vitesse overschakelde op 'n hoger toerental en afrekende met het sy steem, waarin plaats was voor een „stilliggende midvoor" Van der Moolen: „De Hongaren en Italianen hebben een man, die in zo'n rol erg sterk kan zijn. Zian Vitesse heeft die speler niet. Daarom heb ik voor 'n beweeglij ker speltype gekozen. Die spelverandering heb ik met de jongens besproken. Ik werk met een groep van inter nationals en oud-internationals. Met zoveel geroutineerde waterpo- loërs moet er ruimte zyn voor over- Door Jan Preenen heeft Van der Moolen wijzigingen aangebracht. "Zian Vitesse hoef de ik geen polo meer te leren. Het was belangrijk dat er aan 't sy steem iets veranderde en dat de spelers elkaar volledig gingen ac cepteren. De kern Hans Parrel, Wim v. d. Schie en Jan Evert Veer drukte heel erg zijn stempel op het team. De jongeren hadden daar respect voor en durfden nauwelijks voor eigen inbreng te zorgen. Daarover heb ik veel gepraat. Met jongens apart en in de groep. Tijdens die gesprekken werd duidelijk dat de jongere spe lers verkrampt gingen spelen als hen iets gezegd werd. De ouderen waren zich niet bewust van proble men, omdat ze nooit een weerwoord kregen. Ze beseften niet dat ande ren door hun gepraat alleen maar angstiger gingen spelen. Nu ieder een weet hoe een ander er over denkt wordt veel meer naar elkaar geluisterd. Ik geloof ook dat ik nu een uitgebalanceerde ploeg heb". Vrijwel dezelfde weg heeft Van der Moolen bewandeld in de jaren, waarin hij actief was voor De Zijl/LGB. "In de tijd dat ik de pupil len trainde zocht ik ook naar jon gens, die goed bij elkaar pasten, in de loop der jaren zijn talenten af gevallen, die niet zo geschikt waren voor teamsport, jongens die zich anders voelden en gedroegen dan de resrt. Die gaf ik een hint, zo van Joh zou je niet ee nandere sport gaan be oefenen, een individuele sport. Ik vind dat je voor de homogeniteit wat moet over hebben. Ook al moet je wat talent prijsgeven. Ik '-->b nooit geprobeerd om de karakters te veranderen, een voudig omdat ik de tijd niet had om 'n hervormer te zijn. De Jon gens die in die pupillentijd bij De Zijl/LGB afvielen zijn nu nog bij elkaar". De werkwijze van Van der Moolen heeft tot nu toe bij Zian/Vitesse één man tot het inzicht doen ko men dat hij beter naar een lager zevental kon overstappen. Met degenen, etfe de v.d. Moolen-Ujn willen volgen lijken de idealen ge- iljker dan was verwacht gereali seerd te zullen worden. Hans: „Ik heb van het bestuur niet de opdracht gekregen om een kam pioen af te leveren. Dat hebben we onszelf als doel gesteld. Ik had er min of meer op gerekend dat we op dit moment twee punten voor sprong zouden hebben op de Rob ben, maar die ploeg is zo vriende lijk geweest om naast die nederlaag tegen ons nóg een punt te verspe- Hans van der Moolen (bo ven) en DIOK (onder) met 'i.r. Wil Rijsdam en de geselecteerden voor het jeugdteam tot 23 jaar Isaac Neuteboom. Hans Görtz en I Peter Brajidt. Een decennium geleden raakte het rugby in Nederland eigenlijk pas goed in een stroomversnelling. De studenten spelen nog wel mee, maar moeten inmiddels met een belang rijk bescheidener rol genoegen ne men, vooral omdat het hen aan „injecties" uit de jeugd ontbreekt. Clubs als Hilversum en DIOK zijn in opmars, evenzeer als 't nationale team. DIOK stootte in korte tijd door naar de ereklasse, het Neder lands vijftiental naar de continen tale top. Doelend op zijn club en Oranje zegt Rijsdam: „En met de jeugd in opmars moeten we nog veel verder kunnen komen". Door Ad van Kaam Dat de weg naar de top overigens over oneffen paden kan leiden heeft Rijsdam inmiddels onder vonden. Na vier kampioenschap pen in successie is het, halverwege de competitie, een duidelijke zaak geworden, dat ook aan het grossie ren van titels een eind kan komen. En het Nederlands team, opgerukt naar de A-poule in de strijd om de continentale Europa-Cup, kreeg on langs een pak slaag van Italië en speelde gelijk tegen Spanje. Deson danks blijft Rijsdam vasthouden aan zijn uitspraak betreffende de nog te behalen triomfen. De 27-jarige Leidenaar: „Wat DIOK betreft is het duidelijk dat het zó niet door kon gaan. Vier jaar ach tereen werd DIOK kampioen, een voudig omdat het kans zag een groepje van een stuk of zes ge talenteerde jongens bij elkaar te houden. Het klinkt misschien ver velend voor die andere acht, feit was wel, dat ze er maar zo'n beetje omheen hingen, in de ereklasse val je met een dergelijke opbouw heel snel door de mand: dat hebben de wedstrijden tegen Hilversum en HRC wel duidelijk gemaakt. Voor al in de voorste lijn bleek DIOK kwetsbaar. Ik geloof ook niet dat iemand serieus geloofde in een kampioenschap van Nederland. Ja, behalve Henk dan", lacht hij, met een knipoog naar de eveneens aanwezige teambegeleider Goddijn. „Waar iedereen wél onvoorwaar delijk in gelooft", vervolgt Rijs dam, „is dat DIOK binnen af zien- ba re tijd de top zeker zal bereiken. Want DIOK heeft een aantal bij zonder talentvolle jeugdspelers die op het punt staan om door te breken. Vier van hen zijn inmid dels geselecteerd voor het Neder lands jeugdteam. Met die aanvul ling gaan wij straks écht aan de slag". Rijsdam's verhaal over het Neder lands vijftiental is praktisch van gelijke strekking. De achtvoudige international: „Er is geen land in Europa dat zo snel is gestegen als Nederland. Wellicht ging 't wat té snel zelfs, want de problemen waarvoor we nu staan in de A- groep, zijn van niet geringe om vang. We spelen nu tegen landen die kunnen bogen op een Jarenlan ge ervaring. Iedereen keek op van de forse nederlaag tegen Italië maar die was wel ingecalculeerd. Ook van Roemenië en Frankrijk B zullen we echt wel verliezen. Tegen Spanje speelden we gelijk, maar daar had, dacht ik, meer ingezeten. In ieder geval moeten we van Po len winnen. Het gaat erom ons dit jaar te handhaven en zoveel moge lijk ervaring op te doen. Daarna kunnen we pas gaan denken aan nieuwe successen. Maar ook" wat 't Nederlands team betreft ben ik op timistisch gestemd en om dezelfde reden die voor DIOK geldt: de jeugd. De populariteit van rugby stijgt in Nederland, vooral bij de jonge ren. De reden daarvan? Ach, het is een eerlijke sport. Hard maar fair. Men hoort, ziet en leest zo veel over spelverruwing bij het voetbal, dat men nu misschien in vergelij king met vroeger, eerder geneigd is voor iets anders te kiezen. En de recente successen gaan natuur-* lijk ook niet onopgemerkt voorbij. Rugby is in Nederland een nog be trekkelijk Jonge sport. In vergelij king met Engeland, Nieuw Zeeland en Australië stelt het hier nog wei nig voor. Maar ik ben er wel van overtuigd, dat 't wat kan worden", aldus Rijsdam. Zelf traint hij momenteel zo'n vier keer per week, afwisselend bij zijn club en onder de hoede van bonds coach Dennis Power. „Je moet er wat voor over hebben wil Je verder komen", is zijn stelling, „ik ben pas tevreden als ik het hoogst haal bare heb bereikt".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 23