Hoop doet leven is een goeie 'DE SPOOKTREIN ZAL BLIJVEN RIJDEN' STERKTE IN DE KOMENDE TIJD „MOLUKKERTJES LAGEN BIJ NACHTE ZATERDAG 20 DECEMBER 1975 De dagen gaan voorbij en zijn niet langer van elkaar te onder scheiden. Elke dag begint met de hoop, dat dit de laatste in de trein zou zijn hoe onwerkelijk die hoop ook is, want ook bij een goede afloop zal het dagen duren, voordat de kapers zo ver bepraat zijn, dat zij de wanens neerleggen. En elke avond is er de bitter smaak van de verloren hoop en het vooruitzicht op een eindeloze nacht met gedachten, die niet langer onder con- trole zijn te houden, ook al geeft Hans Prins aan iedereen, die Mfldpzak het vraagt, slaappillen. sen slaapzak, met behulp van het dienstnaaizakje van soldaat Thijs Stevens. Do. 12.00 uur. De Molukkers hebben laten weten, dat als er om twaalf uur geen onderhandelaars zijn, zij weer met executies zullen beginnen. Het is bluf, maar toch. Ik volg mijn aantekeningen Ma. 8 dec. Koud. Sommigen vlechten de handen in elkaar en doen wat gymnastiek om warm te worden. Opa Smit, Van der Boon en Albracht maken van papier speel kaarten. Later krijgen zij van de kapers echte speelkaarten. Zij gaan een-en-dertigen en zullen dat tot het einde toe volhouden, samen met de 61-jarige mevrouw Van der Giessen, die nauwelijks meer kan lopen. Maar het is een flinke vrouw, zij klaagt nooit. Timmer kon vannacht niet slapen. Hij maakte een ABC, de A van Ada, zijn vrouw, de H. van haat, alleen met de Q kon hij niets doen. Timmer zegt: „Na de verwonding van Paul en Ter Veer en de daarop volgende dienst, hadden wij uit elkaar moeten gaan. Nu zitten wij weer in onze eigen zwart-wit-situatie". Hij zegt verder: „Tot de rechten v an de mens behoort het recht op voedsel. Het is een schandaal, dat er zondag geen voedsel is gebracht". Ma. 15.00 uur. Er wordt stamppot gebracht, maandverband voor de dames, maar geen rookwaren. Di. 9 dec. Frits (Santing) heeft zijn radio aan de praat gekregen. Voor het eerst hoorden wij van de bezetting van het Indonesisch consulaat-generaal. Overigens is de radio weer verdwenen, vermoedelijk naar de stuurcabine. Zij proberen het nieuws voor ons verborgen te houden, maar regelmatig vangen wij flarden op. De radio spreekt uitdrukkelijk van „terroristen". Di. 11.05 uur. Een vliegtuig gaat laag over. Iemand zegt: „Ze organiseren al toeristische rond vluchten". Ik sabbel voor de smaak wat op mijn lege pijp. Di. 12.35 uur. Eli zegt tegen Timmer: „Zij willen ons in ons vet gaar laten koken". Ik krijg een shaggie van Djerrit. Timmer vertelt de hele nacht aan deze jongens te hebben gedacht. „Hun moeilijkheid is, dat zij ons niet durven vertrouwen. Dit zeggen ze ook zelf. Daar moeten wij ze overheen helpen. Zij zijn bereid ons vrij te laten, maar daar moet iets van de regering tegenover staan". Mondjesmaat de middag. Warme soep, heerlijk! Maar het eten is weer mondjesmaat. (Vanwege de kapers? Die komen heus wel aan hun trekken. Wij worden steeds minder kieskeurig. Uit een bekertje drinken wij achtereenvolgens karnemelk, koffie en soep. Opa Smit begint steeds vaker weg te dommelen. Enkele dagen geleden zei hij: „Het kan mij niets schelen om dood te gaan, als mijn laatste dagen maar geen lijdensweg worden". Di.-avond. Maandagavond was het moppenavond. Een om te onthou den: „Iemand koopt een nieuwe auto, maar komt na een week bij de dealer terug. Versnellingsbak in puin. Hij krijgt een nieuwe versnellingsbak. Maar na een week is hij weer terug. Hetzelfde. „Wat doet u in Godsnaam?" vraagt de dealer. „Nou gewoon, 1, 2, 3, 4 en dan in de R van race". Vanavond is het spreekwoorden. Hoop doet leven, is een goeie. Later. Hans zingt zachtjes. „De Molukkertjes lagen bij nachte, zij lagen bij nacht in 't v/ld. Zij hielden getrouw'lijk de wachte, zij hadden hun schaapjes geteld". Woe. 10 dec., 9.45 uur. Een nieuw spelletje is Mastermind, maar dan met cijfers in plaats van kleuren. Vooral bij dit spelletje blijkt, hoe slecht men zich kan concentreren. Een van de Molukkers doet iets stoms met zijn pistool en er valt een schot. Niemand wordt getroffen. Woe. 10.05 uur. Djerrit en nog een Molukker gaan naar voren. Er vallen schoten. Later blijkt, dat zij op meeuwen hebben geschoten. Woe. 16.40 uur. Ik heb hier genoteerd: Er zal wel een plausibele reden zijn, dat er nog steeds geen onderhandelaar is en gezien het uur, ook vandaag wel niet meer zal komen. Kwam dit verzoek dan zo onverwacht? Maar intussen ligt arme, 82-jarige opa Smit als een dode op zijn bed. Met uitstel kan men kapers inderdaad onder druk zetten, maar het is een tweesnijdend wapen. Do. 11 dec. Hans Frins en Riet Overtoom maken van twee dekens bestemd is, maar op de Molukkers een hele andere uitwerking heeft. Volgens zeggen zou Eli vanmorgen om een verwarmingsmonteur hebben gevraagd. Er komt niemand. Koude Do. 12.30 uur. Geen onderhande laars. Water en melk zijn op. Do. 15.00 uur. Zij hebben het grootste deel van de middag voorin de trein doorgebracht, kennelijk met de bemiddelaars. Zij komen lachend terug, maar uit hun Maleise conversatie kan ik niets opmaken. Do. 15.05 uur. Prachtig nieuws. Opa Smit wordt vrijgelaten. Er lopen tranen over zijn wangen. Verward geeft hij wat handen en schuifelt naar voren. Maar ook de oude, dikke mevr. T. Bakker-de Bruin (74) mag weg. Met een beverig stemmetje vraagt zij: „Mag mijn vriendin ook mee?" Jack zegt: „Schiet nu maar op. Stel geen vragen. Wees blij, dat u vrijkomt". Timmer zal blij zijn. Later blijkt, dat zij mevr. Jansen hadden willen vrijlaten. Die had een astma-aanval gehad. Havermout Vr. 12 dec. Ochtendspitsuur „kak- hoes" voorbij. Nu wij desinfecterende middelen hebben, is de stank minder. Prins vraagt antiseptische vloeistof. Hij kreeg in eerste instantie een blok om in de pot te hangen! Alsof er nog water voor doorspoelen is. Trouwens, de hele verzorging is erg onregelmatig. Zo hadden wü voor 24 uur 18 pakken brood voor 24 mensen. In een pak zitten 4 boterhammen, een sneetje krentenbrood en een appel. Dat is 3 3/4 boterham voor een hele dag. Als dit bedoeld is als uithongering- staktiiek, dan weet ik wel, wie er honger hebben, en dat zijn niet de kapers. Vr. 13.15 uur. Een voortreffelijke maaltijd: hete soep, puree, wortel tjes en gekookte vis met botersaus. De humeuren, die zo nu en dan toch geprikkeld raken, al was het maar om de rook van een sigaret, stijgen aanmerkelijk. Soldaat Thijs merkt op: „Geef mij gelijk het ijs maar". Misschien krijgt hij binnen enkele dagen zijn zin, maar op een andere manier dan hij denkt. Vr. 15.00 uur. Volgens de radio heeft mevrouw Faber van Justitie gezegd: „De stemming in de trein en de conditie van de passagiers is goed. Er schijnt geen direct levensgevaar te zijn". Een mededeling, die kennelijk voor de familieleden Het wordt kouder. De kunst is, de voeten warm te houden. Zijn die eenmaal koud, dan wordt het moeilijk. Sommigen wikkelen hun onderlijf in dekens. Een enkele handigerd improviseert een bed met een extra zitting. Trouwens, nu er al heel wat gegijzelden zijn vertrokken, hebben wij iets meer ruimte voor de benen. Za. 13 dec. Mooie blauwe hemel, met alleen aan de horizon wolken. Er is nu nog nauwelijks bewaking. De Molukkers lopen overdag vrijwel ongewapend rond. 's Nachts blijven er twee wakker, de rest slaapt. Misschien zouden wij ze kunnen overvallen, maar in zo'n kleine ruimte kan een schot catastrofaal zijn. Za. 12.15 uur. Een uitvoerige en correote reportage over Wijster. Beilen schijnt onbereikbaar te zijn voor normale stervelingen. Al dagen zouden er geen aangiften meer kunnen worden gedaan voor geboor te, overlijden, etc. Wij zouden onder zware psychologische druk staan. Dat klopt wel, trouwens, ook voor de kapers. En wij mogen blij zijn, dat er een „arts" onder de passagiers is. Die Hans. Za. 13.00 uur. Voor de vrouwen is er een half bekertje melk. Za. 13.45 uur. In hun gedeelte van de coupé bevestigen zij plastic vuilniszakken voor de ramen. Niet direct een teken, dat zij aan overgave denken. Za. 14.45 uur. Eten: Aardappelen, doperwten en vlees. „Volgende keer vragen wij nasi-goreng", zeg ik tegen Kobus. "Ik denk niet, dat er dan veel voor de passagiers zou overschieten". Prins: „Nasi goreng kom ik bij jullie eten". Jack antwoordt: „Ja, in cel 580". Medelijden Za. 16.15 uur. Wij hebben niet gemerkt, dat er weer bemiddelaars zijn geweest. Kennelijk is er een rot bericht voor Djerrit. Hij slaat zich tegen het hoofd, loopt heen en weer door de gang, soms gaat hij ergens op de leuning zitten met zijn hoofd in zijn handen, huilend. Het is doodstil in de trein. Twee Molukse jongens zetten tweestemmig een Ambonees liedje in. Een lied om te troosten? Uiteindelijk gaat Djerrit op bed liggen, huilt, pakt zijn zakbijbeltje, dat hij bij zijn vrouw heeft weggenomen zonder haar wakker te maken (anders had zij hem tegengehouden)Bij het licht van een zaklantaarn schrapt hij op het schutblad iets door. Daarna gaat hij lezen. Later is hij abnormaal vrolijk. Hoe vreemd het ook is tegenover iemand, die medeplichtig is aan de moord op drie van ons, wü hebben medelijden met hem. Zon. 14 dec. Het ijs zit binnen en buiten op de <n.b. dubbelglas) ramen. Wü hebben ons ingepakt ïn dekens. Toch redelijk geslapen. Hans Prins heeft vanmorgen telefonisch het volgende doorgege- Aan dokter Cox te Beilen en Beleidscentrum Beilen. 1 patient, man. eczeem en ontsteking scrotum en liezen, breidt zich uit. ■k 1 patient. man, purulent ontsteking voorhuid. l patient, man. stekende pijnen in rug, links onder ribben, donkerbrui ne. urine, 47, JAAR, CONDITIE VERSLECHTERT zeer snel, ook moreel patient collega Broeket) -sV 1 patiente, vrouw, 72 jaar, astmatische bronchitis, algemene conditie verslechtert snel, ook moreel, bij tijden ernstige adem nood. 1 patiente. vrouw. 61 jaar, beide voeten sterk oedematisch, kan vrijwel niet meer lopen, voeten en enkels 1 a 2 maal normale omvang. 1 patient, man, 63 jaar, stuitoperatie Januari 1975, zitten pijnlijk. Merendeel passagiers dreigt ontste kingen op te lopen ten gevolge van doorzitten en het dragen (al 13 dagen) van hetzelfde vuile onder broekje. Herhaal voor vierde maal verzoek om schoon ondergoed, vooral broekjes. Damesmaten 42,48 en 50. Herenmaten 6. 7 iMenL) Geen papier S.v.p. papieren handdoeken i.p.V. keukenrollen! Zon. 9.10 uur. Ook volgens de nieuwsberi chten hebben wij het vannacht koud gehad. Een hele troost. De trein moet wit van de ijzel zijn. In de ochtendoverdenking van de KRO spreekt vicaris Glasveld uit Drachten over Wijster. Volgens hem zou Rob de Groot voor zijn executie gevraagd hebben te mogen bidden. De Molukkers zouden hebben meegebe den. Dat kan wel kloppen. Verder memoreert hij het gebed van Timmer, waarin aan God een oplossing werd gevraagd voor Molukkers en gegijzelden. Zon. 10.15 uur. De Jongens slepen hun boeltje bij elkaar: Zou er wat aan de hand zijn? Op deze pagina de vierde en laatste aflevering van het unieke journalistieke docu ment dat G. Vaders, hoofd redacteur blad van schreef i: Wij ster. an het Nieuws- het Noorden, de trein bij Zoals gewoonlyk bij dergelijke dramatische gebeurtenissen, kwam het einde toch nog onverwacht. Zij hadden de hele ochtend gesleept en gesjouwd. Het leek, alsof zij ontspannen waren. Zij waren ook voortdurend met hun wapens bezig. De patronen kletterden op de grond. Zo ging de tijd voorbij. Er hing iets in de lucht, maar wat? Zon. 11.45 uur Timmer vraagt de aandacht, maar de Molukkers verzoeken hem te wachten. Zij steken lucifers bij zich en sigaret ten. Djerrit vraagt aan Prins: „Waar is de zalf voor de ruwe handen?" Dan vraagt hij: „Mag ik die houden?" Ik waag hem: „Gaan jullie pigi (weg)?" Hij schudt zijn hoofd. Dan gaat de telefoon. Wij zijn in het 290ste uur. Djerrit heeft zijn geweer ontladen, doet een raampje open en vuurt zogenaamd. „Tik", zegt de slagpin. Hij scheurt de krant zorgeloos stuk. Hij herhaalt dit niet een sten en een ander geweer. Het geluid van een hefschroefvlieg- tuig wordt sterker. Djerrit vuurt weer zogenaamd. „Dood", zegt hij. Wij durven nog niet echt te hopen. Zij maken grapjes in het Maleis. 12.00 uur. Het is kennelijk voorbij. Prins vraagt aan Djerrit: „Moeten jullie de springstof niet verwijde ren?" Hij begint te lachen: „Wij hebben jullie dertien dagen voor luk gehouden want het is nep". Hij gaat weg en haalt wat staven op. „Nu krijg je ze cadeau". Kobus zegt: „Blijf allemaal even zitten". Ze gaan weg. Prins brengt Hack's pastilles rond. Dan komen ze terug, met de bemiddelaars, ir. Manusama en mevr. Soumökil voorop. De heer Manusama: „Het is voorbij". Enkele Molukkers huilen. Dan gaat Tam mere voor in gebed. „Op Uw dag, de dag des Heren, staan wij voor U". Hij noemt dit de dag der verzoening. Hij stelt, dat beide kanten het moeilijk hebben gehad. Hij zegt: „Wij zijn allen geschapen volgens Uw beeld. Wij hebben allen verantwoordelijkheid en hopen, dat wij die zullen uitdragen". Hij wenst de Molukkers sterkte in de komende tijd. Daarna Het Onze Vader. De Molukkers geven hier en daar een hand. De politie is in aantocht. Wie waren de kapers? Officieel hadden zij geen leiders, maar voorzover wij konden nagaan, hadden Paul (die door een van zijn eigen mensen gewond werd) en Eli het voor het zeggen. Als zij het samen niet eens konden worden (zo zei Paul mij eens) werd er gestemd. Paul was een slanke, knappe jongen met een gevoelige mond en ogen, die het merendeel van de tijd ellende uitstraalden. Het was duidelijk, dat hij de grootste moeite had met het doden en het gijzelen. In zekere zin maakte hem dat gevaarlijk: hij moest zich bewijzen en zodoende kon hij verder gaan, dan hy zelf en de anderen wilden. De namen zijn overigens met voorbehoud. Zelf gaven ze geen inlichtingen. Waarschijnlijk hadden zij zich voor deze gelegenheid van valse namen voorzien, maar in de loop van de tijd gingen zij echte en schuilnamen door elkaar gebruiken. Dan hadden zij nog bijnamen, zoals Ketjil („kleine"). Eli was zijn tegendeel. Zijn warrige bos haar stond als een ragebol uit en had de bedoeling, hem een angstwekkend uiterlijk te geven. Hij was een schowpik. Naast een sten had hij een pistool en een klewang. Dwars over zijn zwarte jasje droeg hij een leren riem. Hij was een tikje wreed, sprak dreigende taal („Als je zo doorpraat, schiet ik een kogel door Je hoofd" en „vrouwen schieten wij ook dood"), maar toen Paul weg viel, kromp zijn zelfvertrouwen met de Djerrit Djerrit (Gerrit) was zonder twijfel de aardigste. Hij liad iets clownesks, gaf shagjes weg, toen wij niets meer te roken hadden en was bijzonder hulpvaardig. Hij had iets veront- schuldigends over zich, alsof hij zich. een beetje schaamde en misschien ook wel, omdat hij niet helemaal in deze actie geloofde. Hoewel hij ouder was dan de anderen, had hij vermoedelijk het minste te zeggen. Misschien gaf het feit, dat hij met een Nederlandse was getrouwd, hem iets tweeslachtigs. Kobus Kobus was een lange, melancholieke jongen. Hij maakte de indruk, pas nu te beseffen, waar hij mee bezig was. Een aardige jongen Vel. Hij droeg bijna dag en nacht zwarte glacé handschoenen. loop Cornelis Joop was een stille jongen, met wat vooruitstekende tanden, die moeilijk tot een gesprek was te verleiden. Hij grijnsde verlegen als Je een grapje tegen hem maakte. Cornelis, zeventien jaar en al drie jaar actief by dit soort acties, had gevoel voor humor, maar was gek op wapens. De anderen werden slordig en liepen het grootste gedeelte van de dag ongewapend rond, maar Cornelis niet. Hij had de onaange name gewoonte, de loop van zyn machinepistool in Je buik te prikken. Hij genoot kennelijk van de situatie. Jack Jack was een wat onopvallende Jongen, moeilijk te peilen. Maar in feite waren ze dat allemaal, zy hadden allemaal iets onvoorspel baars, en dat verhoogde ons gevoel, van veiligheid niet. Een voorbeeld van deze onvoorspel baarheid werd op vrydag 12 december gegeven, zy hadden het grootste deel van de middag vergaderd, vermoedelijk zonder be middelaars. Toen ze terugkwamen, was dat in de grootste opwinding en met een stortvloed van Maleis. En terwyi de passagiers stiller en stiller werden en zich uiteindelijk niet meer dorsten te bewegen, liepen zy in volle wapenuitrusting door het gangpad, Djerrit met in de ene hand een sten en in de andere een enorme klewang. Het was intussen stikdonker. Na verloop van tijd hielden zij stil by Piet Gruppelaar uit Oude Pekela. „Kom mee", zeiden zij. „Jullie gaan mij toch niet dood schieten, he?" vroeg hy.' „Stel niet zulke stomme vragen", zei Djerrit. Gruppelaar verdween naar achteren. Daarna moest soldaat Thys Stevens meekomen. Maar dat was een goed teken. Hij mocht zyn Jas en handschoenen aantrekken. Hij werd weer in het verbindingsstuk tussen de treinstellen in de oude positie vastgebonden. Intussen was de speculatiemachine op gang gekomen. Hans fluisterde: „Zij zijn vast een uitval van plan". Wilden zij strydend ten ondergaan, om te laten zien, dat zij de rest van de gijzelaars spaarden uit mense lijkheid en niet uit gebrek aan hardheid? Hadden zij niet vaak gezegd: „Wü geven ons niet over?" Of toch executies? Of, verwachten zij een aanval van de politie? Iedereen zat met zijn eigen gedachten. De prettigste was: straks marcheren zij met al hun wapentuig af om zich over te geven. Zo verstreken uren. Toen, ineens fluisterden zij de 17-jarige Irma Martens iets in. „Wat!" riep ze, „natuurlijk. Mag ik mijn tas en boeken meenemen?" En zo werd de jongste vrouweiyke gijzelaar vrijge laten. Waarom deze grap-in-travestie Vermoedelijk, omdat een mevrouw FaJber van Justitie met veel aplomb had verklaard, dat de gegijzelden in goede conditie waren en dat voor hun leven niet gevreesd hoefde te worden. Wat dreef die Jongens. Een week tevoren had ik van Paul een scriptie over de mogelijke gronden van agressie onder Molukse jongeren te leen gekregen, die een zekere Elias Rinsampessie voor zijn kandidaats examen in de culturele en sociale antropologie te Nijmegen had geschreven. Op de achterflap van dit boek stond als het ware het „leitmotiv" van hun actie beschre ven: „Om niet in de maalstroom van de assimilatie ten onder te gaan, moeten de Molukkers van de RMS-strijd geen vrijetijdsbesteding maken, maar een daadwerkelijke vrijheidsstrijd*' En verder schrijft hy: „De Molukse jongeren, althans een deel van hen, zijn tot een soort politieke rüpheid gekomen, al bestaat die rijpheid uit een ideologische chaos. Een warboel van resten verouderd nationalisme, belijdend Protestantisme, van de Palestynen afgekeken socialisme en overgoten met de romantiek van het militairisme, dat zij met de paplepel ingegoten kregen. Omdat zü door hun vaders van de buitenwereld werden afgeschermd, kon deze pseudo-ideologie tot een exotische wildgroei komen". de wereldpers gehaald, wat wil je nog meer? Het doel is bereikt". En vooral: „Jullie zijn nog jong, jullie hebben nog een heel leven voor je. Dood zijn jullie van geen enkel nut voor de zaak van de RMS. Jullie moeten de strijd op andere fronten voortzetten, bijvoorbeeld voor de rechter. Dat geeft nieuwe publiciteit". Toen over de radio, die intussen aan het pruttelen was gebracht, bekend werd, dat Paul voor de Officier van Justitie zou worden geleid, schreven Prins, Timmer, Laurier en ik ieder een brief aan de Molukkers. wy wisten toen, maandagavond 8 december, voor het eerst over de bezetting van het Indonesische consulaat-generaal in Amsterdam. Het merkwaardige was, dat de Molukkers in de trein het ook niet Wisten; het was voor hen een complete verrassing. Voor ons was de vraag: is dit gunstig of ongunstig? De pessimisten en de optimisten hielden elkaar in even wicht. De brieven verschilden nogal van elkaar in stijl en aanpak, die van Timmer bevatte veel citaten uit de Bijbel, die van Prins haakte in op het ideaal van zuiverheid en rechtvaardigheid, dat de Molukkers zichzelf hadden gesteld, de twee anderen waren feitelijker. Maar de boodschap was hetzelfde: zij moch ten Paul niet alleen voor de actie laten opdraaien, ook de passagiers wilden solidair met hen zijn (als zy zich overgaven, zou een delegatie van de passagiers met hen meegaan). Het doel wa s bereikt, etc. Het laatste plan, dat overigens slechts halfhartig werd gepresen teerd, omdat zij inmiddels met bemiddelaars als Mausama, mevr. Soumokil en twee anderen in gesprek waren, was: wy brengen de trein weer aan het rüden, vijf kilometer verder stoppen wij en lullie verdwijnen in de nacht. Op onze brieven komt Eli ons dinsdagmiddag 9 december officieel antwoordeconze voorstellen den als onuitvoerbaar gezien. U zit hier nu 168 uur (dat had in een van de brieven gestaan), maar wij zitten hier al 25 jaar en als wij nog langer biyven, verliezen wy onze identiteit. Toen zei hy iets heel belangrijks: „Jullie levens zijn niet in gevaar". Toen wij betoogden, dat hij nu gelegenheid had om bondgenoten onder het Nederlandse volk te krijgen, zei hij: „Wij hebben andere plannen, waarover ik mij nu nog niet kan uitlaten". Toch had dit alles tot gevolg gehad, dat er tussen de kapers en de gegijzelden een andere relatie groeide. Wij waren mensen voor hen geworden, die zij leerden kennen in hun kwaliteiten, de betrekkelijke opgewektheid waarmee zij hun lot droegen, hun bereidheid, anderen te helpen, ook de Molukkers, hun vergevingsgezindheid, hun agressie en verdriet. Op mensen, die men kent, is het moeiiyk schieten. Dit betekende niet, dat wij de doden waren vergeten. Maar wij hadden ze weggestopt in een hoekje van ons bewustzijn. Alleen door ons geheel op de toekomst te concentreren, konden wij overeind biyven. Wie terugkeek op de afgrüselijke dagen, werd wanhopig. Wie aan zijn familie, ztfn vrouw, haar man, de kinderen dacht, werd week en had neiging, te gaan hullen. Er werd wel gehuild, maar meestal 's nachts. Het zal allemaal nog wel een keer gaan spoken: de doden, het leven dicht op elkaar in een kleine, duistere ruimte, het elkaar moeten verdragen omwille van de overle ving, de inspanning, die iedereen moet leveren, om zichzelf in het harnas van de onverschilligheid overeind te houden, de psychologi sche druk, waaronder wij leven en zelfs het schuldgevoel, dat wij gedwongen waren de buitenwereld uit onze gedachten te verbannen De spooktrein zal nog lang in onze levens blijven rijden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 19