Hoop doet
leven is
een goeie
'DE SPOOKTREIN ZAL BLIJVEN RIJDEN'
STERKTE IN DE KOMENDE TIJD
„MOLUKKERTJES LAGEN BIJ NACHTE
ZATERDAG 20 DECEMBER 1975
De dagen gaan voorbij en zijn niet langer van elkaar te onder
scheiden. Elke dag begint met de hoop, dat dit de laatste in de
trein zou zijn hoe onwerkelijk die hoop ook is, want ook bij
een goede afloop zal het dagen duren, voordat de kapers zo ver
bepraat zijn, dat zij de wanens neerleggen. En elke avond is er
de bitter smaak van de verloren hoop en het vooruitzicht op
een eindeloze nacht met gedachten, die niet langer onder con-
trole zijn te houden, ook al geeft Hans Prins aan iedereen, die Mfldpzak
het vraagt, slaappillen.
sen slaapzak, met behulp van het
dienstnaaizakje van soldaat Thijs
Stevens.
Do. 12.00 uur. De Molukkers hebben
laten weten, dat als er om twaalf
uur geen onderhandelaars zijn, zij
weer met executies zullen beginnen.
Het is bluf, maar toch.
Ik volg mijn aantekeningen
Ma. 8 dec. Koud. Sommigen
vlechten de handen in elkaar en
doen wat gymnastiek om warm te
worden. Opa Smit, Van der Boon en
Albracht maken van papier speel
kaarten. Later krijgen zij van de
kapers echte speelkaarten. Zij gaan
een-en-dertigen en zullen dat tot
het einde toe volhouden, samen met
de 61-jarige mevrouw Van der
Giessen, die nauwelijks meer kan
lopen. Maar het is een flinke vrouw,
zij klaagt nooit. Timmer kon
vannacht niet slapen. Hij maakte
een ABC, de A van Ada, zijn vrouw,
de H. van haat, alleen met de Q
kon hij niets doen. Timmer zegt:
„Na de verwonding van Paul en Ter
Veer en de daarop volgende dienst,
hadden wij uit elkaar moeten gaan.
Nu zitten wij weer in onze eigen
zwart-wit-situatie". Hij zegt verder:
„Tot de rechten v an de mens
behoort het recht op voedsel. Het is
een schandaal, dat er zondag geen
voedsel is gebracht".
Ma. 15.00 uur. Er wordt stamppot
gebracht, maandverband voor de
dames, maar geen rookwaren.
Di. 9 dec. Frits (Santing) heeft zijn
radio aan de praat gekregen. Voor
het eerst hoorden wij van de
bezetting van het Indonesisch
consulaat-generaal. Overigens is de
radio weer verdwenen, vermoedelijk
naar de stuurcabine. Zij proberen
het nieuws voor ons verborgen te
houden, maar regelmatig vangen wij
flarden op. De radio spreekt
uitdrukkelijk van „terroristen".
Di. 11.05 uur. Een vliegtuig gaat
laag over. Iemand zegt: „Ze
organiseren al toeristische rond
vluchten". Ik sabbel voor de smaak
wat op mijn lege pijp.
Di. 12.35 uur. Eli zegt tegen
Timmer: „Zij willen ons in ons vet
gaar laten koken". Ik krijg een
shaggie van Djerrit. Timmer vertelt
de hele nacht aan deze jongens te
hebben gedacht. „Hun moeilijkheid
is, dat zij ons niet durven
vertrouwen. Dit zeggen ze ook zelf.
Daar moeten wij ze overheen
helpen. Zij zijn bereid ons vrij te
laten, maar daar moet iets van de
regering tegenover staan".
Mondjesmaat
de middag. Warme soep,
heerlijk! Maar het eten is weer
mondjesmaat. (Vanwege de kapers?
Die komen heus wel aan hun
trekken. Wij worden steeds minder
kieskeurig. Uit een bekertje drinken
wij achtereenvolgens karnemelk,
koffie en soep.
Opa Smit begint steeds vaker weg te
dommelen. Enkele dagen geleden zei
hij: „Het kan mij niets schelen om
dood te gaan, als mijn laatste dagen
maar geen lijdensweg worden".
Di.-avond. Maandagavond was het
moppenavond. Een om te onthou
den: „Iemand koopt een nieuwe
auto, maar komt na een week bij de
dealer terug. Versnellingsbak in
puin. Hij krijgt een nieuwe
versnellingsbak. Maar na een week
is hij weer terug. Hetzelfde. „Wat
doet u in Godsnaam?" vraagt de
dealer. „Nou gewoon, 1, 2, 3, 4 en
dan in de R van race". Vanavond is
het spreekwoorden. Hoop doet leven,
is een goeie.
Later. Hans zingt zachtjes. „De
Molukkertjes lagen bij nachte, zij
lagen bij nacht in 't v/ld. Zij
hielden getrouw'lijk de wachte, zij
hadden hun schaapjes geteld".
Woe. 10 dec., 9.45 uur. Een nieuw
spelletje is Mastermind, maar dan
met cijfers in plaats van kleuren.
Vooral bij dit spelletje blijkt, hoe
slecht men zich kan concentreren.
Een van de Molukkers doet iets
stoms met zijn pistool en er valt
een schot. Niemand wordt getroffen.
Woe. 10.05 uur. Djerrit en nog een
Molukker gaan naar voren. Er
vallen schoten. Later blijkt, dat zij
op meeuwen hebben geschoten.
Woe. 16.40 uur. Ik heb hier
genoteerd: Er zal wel een plausibele
reden zijn, dat er nog steeds geen
onderhandelaar is en gezien het uur,
ook vandaag wel niet meer zal
komen. Kwam dit verzoek dan zo
onverwacht? Maar intussen ligt
arme, 82-jarige opa Smit als een
dode op zijn bed. Met uitstel kan
men kapers inderdaad onder druk
zetten, maar het is een tweesnijdend
wapen.
Do. 11 dec. Hans Frins en Riet
Overtoom maken van twee dekens
bestemd is, maar op de Molukkers
een hele andere uitwerking heeft.
Volgens zeggen zou Eli vanmorgen
om een verwarmingsmonteur hebben
gevraagd. Er komt niemand.
Koude
Do. 12.30 uur. Geen onderhande
laars. Water en melk zijn op.
Do. 15.00 uur. Zij hebben het
grootste deel van de middag voorin
de trein doorgebracht, kennelijk met
de bemiddelaars. Zij komen lachend
terug, maar uit hun Maleise
conversatie kan ik niets opmaken.
Do. 15.05 uur. Prachtig nieuws. Opa
Smit wordt vrijgelaten. Er lopen
tranen over zijn wangen. Verward
geeft hij wat handen en schuifelt
naar voren. Maar ook de oude,
dikke mevr. T. Bakker-de Bruin
(74) mag weg. Met een beverig
stemmetje vraagt zij: „Mag mijn
vriendin ook mee?" Jack zegt:
„Schiet nu maar op. Stel geen
vragen. Wees blij, dat u vrijkomt".
Timmer zal blij zijn. Later blijkt,
dat zij mevr. Jansen hadden willen
vrijlaten. Die had een astma-aanval
gehad.
Havermout
Vr. 12 dec. Ochtendspitsuur „kak-
hoes" voorbij. Nu wij desinfecterende
middelen hebben, is de stank
minder. Prins vraagt antiseptische
vloeistof. Hij kreeg in eerste
instantie een blok om in de pot te
hangen! Alsof er nog water voor
doorspoelen is. Trouwens, de hele
verzorging is erg onregelmatig. Zo
hadden wü voor 24 uur 18 pakken
brood voor 24 mensen. In een pak
zitten 4 boterhammen, een sneetje
krentenbrood en een appel. Dat is
3 3/4 boterham voor een hele dag.
Als dit bedoeld is als uithongering-
staktiiek, dan weet ik wel, wie er
honger hebben, en dat zijn niet de
kapers.
Vr. 13.15 uur. Een voortreffelijke
maaltijd: hete soep, puree, wortel
tjes en gekookte vis met botersaus.
De humeuren, die zo nu en dan
toch geprikkeld raken, al was het
maar om de rook van een sigaret,
stijgen aanmerkelijk. Soldaat Thijs
merkt op: „Geef mij gelijk het ijs
maar". Misschien krijgt hij binnen
enkele dagen zijn zin, maar op een
andere manier dan hij denkt.
Vr. 15.00 uur. Volgens de radio heeft
mevrouw Faber van Justitie gezegd:
„De stemming in de trein en de
conditie van de passagiers is goed.
Er schijnt geen direct levensgevaar
te zijn". Een mededeling, die
kennelijk voor de familieleden
Het wordt kouder. De kunst is, de
voeten warm te houden. Zijn die
eenmaal koud, dan wordt het
moeilijk. Sommigen wikkelen hun
onderlijf in dekens. Een enkele
handigerd improviseert een bed met
een extra zitting. Trouwens, nu er al
heel wat gegijzelden zijn vertrokken,
hebben wij iets meer ruimte voor de
benen.
Za. 13 dec. Mooie blauwe hemel, met
alleen aan de horizon wolken. Er is
nu nog nauwelijks bewaking. De
Molukkers lopen overdag vrijwel
ongewapend rond. 's Nachts blijven
er twee wakker, de rest
slaapt. Misschien zouden wij ze
kunnen overvallen, maar in zo'n
kleine ruimte kan een schot
catastrofaal zijn.
Za. 12.15 uur. Een uitvoerige en
correote reportage over Wijster.
Beilen schijnt onbereikbaar te zijn
voor normale stervelingen. Al dagen
zouden er geen aangiften meer
kunnen worden gedaan voor geboor
te, overlijden, etc. Wij zouden onder
zware psychologische druk staan.
Dat klopt wel, trouwens, ook voor de
kapers. En wij mogen blij zijn, dat
er een „arts" onder de passagiers is.
Die Hans.
Za. 13.00 uur. Voor de vrouwen is er
een half bekertje melk.
Za. 13.45 uur. In hun gedeelte van
de coupé bevestigen zij plastic
vuilniszakken voor de ramen. Niet
direct een teken, dat zij aan
overgave denken.
Za. 14.45 uur. Eten: Aardappelen,
doperwten en vlees. „Volgende keer
vragen wij nasi-goreng", zeg ik tegen
Kobus. "Ik denk niet, dat er dan
veel voor de passagiers zou
overschieten". Prins: „Nasi goreng
kom ik bij jullie eten". Jack
antwoordt: „Ja, in cel 580".
Medelijden
Za. 16.15 uur. Wij hebben niet
gemerkt, dat er weer bemiddelaars
zijn geweest. Kennelijk is er een rot
bericht voor Djerrit. Hij slaat zich
tegen het hoofd, loopt heen en weer
door de gang, soms gaat hij ergens
op de leuning zitten met zijn hoofd
in zijn handen, huilend. Het is
doodstil in de trein. Twee Molukse
jongens zetten tweestemmig een
Ambonees liedje in. Een lied om te
troosten? Uiteindelijk gaat Djerrit
op bed liggen, huilt, pakt zijn
zakbijbeltje, dat hij bij zijn vrouw
heeft weggenomen zonder haar
wakker te maken (anders had zij
hem tegengehouden)Bij het licht
van een zaklantaarn schrapt hij op
het schutblad iets door. Daarna gaat
hij lezen. Later is hij abnormaal
vrolijk.
Hoe vreemd het ook is tegenover
iemand, die medeplichtig is aan de
moord op drie van ons, wü hebben
medelijden met hem.
Zon. 14 dec. Het ijs zit binnen en
buiten op de <n.b. dubbelglas)
ramen. Wü hebben ons ingepakt ïn
dekens. Toch redelijk geslapen.
Hans Prins heeft vanmorgen
telefonisch het volgende doorgege-
Aan dokter Cox te Beilen en
Beleidscentrum Beilen.
1 patient, man. eczeem en
ontsteking scrotum en liezen, breidt
zich uit.
■k 1 patient. man, purulent
ontsteking voorhuid.
l patient, man. stekende pijnen in
rug, links onder ribben, donkerbrui
ne. urine, 47, JAAR, CONDITIE
VERSLECHTERT zeer snel, ook
moreel patient collega Broeket)
-sV 1 patiente, vrouw, 72 jaar,
astmatische bronchitis, algemene
conditie verslechtert snel, ook
moreel, bij tijden ernstige adem
nood.
1 patiente. vrouw. 61 jaar, beide
voeten sterk oedematisch, kan
vrijwel niet meer lopen, voeten en
enkels 1 a 2 maal normale omvang.
1 patient, man, 63 jaar,
stuitoperatie Januari 1975, zitten
pijnlijk.
Merendeel passagiers dreigt ontste
kingen op te lopen ten gevolge van
doorzitten en het dragen (al 13
dagen) van hetzelfde vuile onder
broekje.
Herhaal voor vierde maal verzoek
om schoon ondergoed, vooral
broekjes.
Damesmaten 42,48 en 50.
Herenmaten 6. 7 iMenL)
Geen papier
S.v.p. papieren handdoeken i.p.V.
keukenrollen!
Zon. 9.10 uur. Ook volgens de
nieuwsberi chten hebben wij het
vannacht koud gehad. Een hele
troost. De trein moet wit van de
ijzel zijn. In de ochtendoverdenking
van de KRO spreekt vicaris
Glasveld uit Drachten over
Wijster. Volgens hem zou Rob de
Groot voor zijn executie gevraagd
hebben te mogen bidden. De
Molukkers zouden hebben meegebe
den. Dat kan wel kloppen. Verder
memoreert hij het gebed van
Timmer, waarin aan God een
oplossing werd gevraagd voor
Molukkers en gegijzelden.
Zon. 10.15 uur. De Jongens slepen
hun boeltje bij elkaar: Zou er wat
aan de hand zijn?
Op deze pagina de vierde en
laatste aflevering van het
unieke journalistieke docu
ment dat G. Vaders, hoofd
redacteur
blad van
schreef i:
Wij ster.
an het Nieuws-
het Noorden,
de trein bij
Zoals gewoonlyk bij dergelijke
dramatische gebeurtenissen, kwam
het einde toch nog onverwacht. Zij
hadden de hele ochtend gesleept en
gesjouwd. Het leek, alsof zij
ontspannen waren. Zij waren ook
voortdurend met hun wapens bezig.
De patronen kletterden op de grond.
Zo ging de tijd voorbij. Er hing iets
in de lucht, maar wat?
Zon. 11.45 uur Timmer vraagt de
aandacht, maar de Molukkers
verzoeken hem te wachten. Zij
steken lucifers bij zich en sigaret
ten. Djerrit vraagt aan Prins:
„Waar is de zalf voor de ruwe
handen?" Dan vraagt hij: „Mag ik
die houden?" Ik waag hem: „Gaan
jullie pigi (weg)?" Hij schudt
zijn hoofd. Dan gaat de telefoon.
Wij zijn in het 290ste uur.
Djerrit heeft zijn geweer ontladen,
doet een raampje open en vuurt
zogenaamd. „Tik", zegt de slagpin.
Hij scheurt de krant zorgeloos stuk.
Hij herhaalt dit niet een sten en
een ander geweer.
Het geluid van een hefschroefvlieg-
tuig wordt sterker. Djerrit vuurt
weer zogenaamd. „Dood", zegt hij.
Wij durven nog niet echt te hopen.
Zij maken grapjes in het Maleis.
12.00 uur. Het is kennelijk voorbij.
Prins vraagt aan Djerrit: „Moeten
jullie de springstof niet verwijde
ren?" Hij begint te lachen: „Wij
hebben jullie dertien dagen voor luk
gehouden want het is nep". Hij gaat
weg en haalt wat staven op. „Nu
krijg je ze cadeau".
Kobus zegt: „Blijf allemaal even
zitten".
Ze gaan weg. Prins brengt Hack's
pastilles rond. Dan komen ze terug,
met de bemiddelaars, ir. Manusama
en mevr. Soumökil voorop. De heer
Manusama: „Het is voorbij". Enkele
Molukkers huilen. Dan gaat Tam
mere voor in gebed. „Op Uw dag, de
dag des Heren, staan wij voor U".
Hij noemt dit de dag der
verzoening. Hij stelt, dat beide
kanten het moeilijk hebben gehad.
Hij zegt: „Wij zijn allen geschapen
volgens Uw beeld. Wij hebben allen
verantwoordelijkheid en hopen, dat
wij die zullen uitdragen". Hij wenst
de Molukkers sterkte in de komende
tijd.
Daarna Het Onze Vader.
De Molukkers geven hier en daar
een hand. De politie is in aantocht.
Wie waren de kapers? Officieel hadden zij geen leiders, maar
voorzover wij konden nagaan, hadden Paul (die door een van
zijn eigen mensen gewond werd) en Eli het voor het zeggen.
Als zij het samen niet eens konden worden (zo zei Paul mij
eens) werd er gestemd. Paul was een slanke, knappe jongen
met een gevoelige mond en ogen, die het merendeel van de tijd
ellende uitstraalden. Het was duidelijk, dat hij de grootste
moeite had met het doden en het gijzelen.
In zekere zin maakte hem dat
gevaarlijk: hij moest zich bewijzen
en zodoende kon hij verder gaan,
dan hy zelf en de anderen wilden.
De namen zijn overigens met
voorbehoud. Zelf gaven ze geen
inlichtingen. Waarschijnlijk hadden
zij zich voor deze gelegenheid van
valse namen voorzien, maar in de
loop van de tijd gingen zij echte en
schuilnamen door elkaar gebruiken.
Dan hadden zij nog bijnamen, zoals
Ketjil („kleine"). Eli was zijn
tegendeel. Zijn warrige bos haar
stond als een ragebol uit en had de
bedoeling, hem een angstwekkend
uiterlijk te geven. Hij was een
schowpik. Naast een sten had hij
een pistool en een klewang. Dwars
over zijn zwarte jasje droeg hij een
leren riem. Hij was een tikje wreed,
sprak dreigende taal („Als je zo
doorpraat, schiet ik een kogel door
Je hoofd" en „vrouwen schieten wij
ook dood"), maar toen Paul weg viel,
kromp zijn zelfvertrouwen met de
Djerrit
Djerrit (Gerrit) was zonder twijfel
de aardigste. Hij liad iets clownesks,
gaf shagjes weg, toen wij niets meer
te roken hadden en was bijzonder
hulpvaardig. Hij had iets veront-
schuldigends over zich, alsof hij zich.
een beetje schaamde en misschien
ook wel, omdat hij niet helemaal in
deze actie geloofde. Hoewel hij
ouder was dan de anderen, had hij
vermoedelijk het minste te zeggen.
Misschien gaf het feit, dat hij met
een Nederlandse was getrouwd, hem
iets tweeslachtigs.
Kobus
Kobus was een lange, melancholieke
jongen. Hij maakte de indruk, pas
nu te beseffen, waar hij mee bezig
was. Een aardige jongen Vel. Hij
droeg bijna dag en nacht zwarte
glacé handschoenen.
loop
Cornelis
Joop was een stille jongen, met wat
vooruitstekende tanden, die moeilijk
tot een gesprek was te verleiden. Hij
grijnsde verlegen als Je een grapje
tegen hem maakte.
Cornelis, zeventien jaar en al drie
jaar actief by dit soort acties, had
gevoel voor humor, maar was gek op
wapens. De anderen werden slordig
en liepen het grootste gedeelte van
de dag ongewapend rond, maar
Cornelis niet. Hij had de onaange
name gewoonte, de loop van zyn
machinepistool in Je buik te
prikken. Hij genoot kennelijk van
de situatie.
Jack
Jack was een wat onopvallende
Jongen, moeilijk te peilen. Maar in
feite waren ze dat allemaal, zy
hadden allemaal iets onvoorspel
baars, en dat verhoogde ons gevoel,
van veiligheid niet.
Een voorbeeld van deze onvoorspel
baarheid werd op vrydag 12
december gegeven, zy hadden het
grootste deel van de middag
vergaderd, vermoedelijk zonder be
middelaars. Toen ze terugkwamen,
was dat in de grootste opwinding en
met een stortvloed van Maleis. En
terwyi de passagiers stiller en stiller
werden en zich uiteindelijk niet
meer dorsten te bewegen, liepen zy
in volle wapenuitrusting door het
gangpad, Djerrit met in de ene
hand een sten en in de andere een
enorme klewang. Het was intussen
stikdonker.
Na verloop van tijd hielden zij stil
by Piet Gruppelaar uit Oude
Pekela. „Kom mee", zeiden zij.
„Jullie gaan mij toch niet dood
schieten, he?" vroeg hy.' „Stel niet
zulke stomme vragen", zei Djerrit.
Gruppelaar verdween naar achteren.
Daarna moest soldaat Thys Stevens
meekomen. Maar dat was een goed
teken. Hij mocht zyn Jas en
handschoenen aantrekken. Hij werd
weer in het verbindingsstuk tussen
de treinstellen in de oude positie
vastgebonden.
Intussen was de speculatiemachine
op gang gekomen. Hans fluisterde:
„Zij zijn vast een uitval van plan".
Wilden zij strydend ten ondergaan,
om te laten zien, dat zij de rest van
de gijzelaars spaarden uit mense
lijkheid en niet uit gebrek aan
hardheid? Hadden zij niet vaak
gezegd: „Wü geven ons niet over?"
Of toch executies? Of, verwachten
zij een aanval van de politie?
Iedereen zat met zijn eigen
gedachten. De prettigste was: straks
marcheren zij met al hun wapentuig
af om zich over te geven. Zo
verstreken uren. Toen, ineens
fluisterden zij de 17-jarige Irma
Martens iets in. „Wat!" riep ze,
„natuurlijk. Mag ik mijn tas en
boeken meenemen?" En zo werd de
jongste vrouweiyke gijzelaar vrijge
laten.
Waarom deze grap-in-travestie
Vermoedelijk, omdat een mevrouw
FaJber van Justitie met veel aplomb
had verklaard, dat de gegijzelden in
goede conditie waren en dat voor
hun leven niet gevreesd hoefde te
worden.
Wat dreef die Jongens. Een week
tevoren had ik van Paul een scriptie
over de mogelijke gronden van
agressie onder Molukse jongeren te
leen gekregen, die een zekere Elias
Rinsampessie voor zijn kandidaats
examen in de culturele en sociale
antropologie te Nijmegen had
geschreven. Op de achterflap van
dit boek stond als het ware het
„leitmotiv" van hun actie beschre
ven: „Om niet in de maalstroom
van de assimilatie ten onder te
gaan, moeten de Molukkers van de
RMS-strijd geen vrijetijdsbesteding
maken, maar een daadwerkelijke
vrijheidsstrijd*'
En verder schrijft hy: „De Molukse
jongeren, althans een deel van hen,
zijn tot een soort politieke rüpheid
gekomen, al bestaat die rijpheid uit
een ideologische chaos. Een warboel
van resten verouderd nationalisme,
belijdend Protestantisme, van de
Palestynen afgekeken socialisme en
overgoten met de romantiek van het
militairisme, dat zij met de paplepel
ingegoten kregen. Omdat zü door
hun vaders van de buitenwereld
werden afgeschermd, kon deze
pseudo-ideologie tot een exotische
wildgroei komen".
de wereldpers gehaald, wat wil je
nog meer? Het doel is bereikt". En
vooral: „Jullie zijn nog jong, jullie
hebben nog een heel leven voor je.
Dood zijn jullie van geen enkel nut
voor de zaak van de RMS. Jullie
moeten de strijd op andere fronten
voortzetten, bijvoorbeeld voor de
rechter. Dat geeft nieuwe publiciteit".
Toen over de radio, die intussen aan
het pruttelen was gebracht, bekend
werd, dat Paul voor de Officier van
Justitie zou worden geleid, schreven
Prins, Timmer, Laurier en ik ieder
een brief aan de Molukkers.
wy wisten toen, maandagavond 8
december, voor het eerst over de
bezetting van het Indonesische
consulaat-generaal in Amsterdam.
Het merkwaardige was, dat de
Molukkers in de trein het ook niet
Wisten; het was voor hen een
complete verrassing. Voor ons was
de vraag: is dit gunstig of
ongunstig? De pessimisten en de
optimisten hielden elkaar in even
wicht.
De brieven verschilden nogal van
elkaar in stijl en aanpak, die van
Timmer bevatte veel citaten uit de
Bijbel, die van Prins haakte in op
het ideaal van zuiverheid en
rechtvaardigheid, dat de Molukkers
zichzelf hadden gesteld, de twee
anderen waren feitelijker. Maar de
boodschap was hetzelfde: zij moch
ten Paul niet alleen voor de actie
laten opdraaien, ook de passagiers
wilden solidair met hen zijn (als zy
zich overgaven, zou een delegatie
van de passagiers met hen
meegaan). Het doel wa s bereikt, etc.
Het laatste plan, dat overigens
slechts halfhartig werd gepresen
teerd, omdat zij inmiddels met
bemiddelaars als Mausama, mevr.
Soumokil en twee anderen in
gesprek waren, was: wy brengen de
trein weer aan het rüden, vijf
kilometer verder stoppen wij en
lullie verdwijnen in de nacht.
Op onze brieven komt Eli ons
dinsdagmiddag 9 december officieel
antwoordeconze voorstellen
den als onuitvoerbaar gezien. U zit
hier nu 168 uur (dat had in een van
de brieven gestaan), maar wij zitten
hier al 25 jaar en als wij nog langer
biyven, verliezen wy onze identiteit.
Toen zei hy iets heel belangrijks:
„Jullie levens zijn niet in gevaar".
Toen wij betoogden, dat hij nu
gelegenheid had om bondgenoten
onder het Nederlandse volk te
krijgen, zei hij: „Wij hebben andere
plannen, waarover ik mij nu nog
niet kan uitlaten".
Toch had dit alles tot gevolg gehad,
dat er tussen de kapers en de
gegijzelden een andere relatie
groeide. Wij waren mensen voor hen
geworden, die zij leerden kennen in
hun kwaliteiten, de betrekkelijke
opgewektheid waarmee zij hun lot
droegen, hun bereidheid, anderen te
helpen, ook de Molukkers, hun
vergevingsgezindheid, hun agressie
en verdriet. Op mensen, die men
kent, is het moeiiyk schieten.
Dit betekende niet, dat wij de doden
waren vergeten. Maar wij hadden ze
weggestopt in een hoekje van ons
bewustzijn. Alleen door ons geheel
op de toekomst te concentreren,
konden wij overeind biyven. Wie
terugkeek op de afgrüselijke dagen,
werd wanhopig. Wie aan zijn
familie, ztfn vrouw, haar man, de
kinderen dacht, werd week en had
neiging, te gaan hullen. Er werd wel
gehuild, maar meestal 's nachts.
Het zal allemaal nog wel een keer
gaan spoken: de doden, het leven
dicht op elkaar in een kleine,
duistere ruimte, het elkaar moeten
verdragen omwille van de overle
ving, de inspanning, die iedereen
moet leveren, om zichzelf in het
harnas van de onverschilligheid
overeind te houden, de psychologi
sche druk, waaronder wij leven en
zelfs het schuldgevoel, dat wij
gedwongen waren de buitenwereld
uit onze gedachten te verbannen De
spooktrein zal nog lang in onze
levens blijven rijden.