Wie kent er nu de weg in Memphis? 1 v*s De minister en het stukje vis j sport IN MIDDEN-AMERIKA VERRIJST EEN NIEUWE STAD ZATERDAG 1 NOVEMBER PAGINA 17 k J Door Max Dendermonde Nimmer is er een woord teveel geschreven over de Mississippi, een brede, slome stroom van noord naar zuid, die in het vlakke land van de Delta de indruk maakt of er ieder ogenblik voor-historische giganten uit het grijze water kunnen opduiken. Old Man River. De boorden zijn drassig, een prooi van wisselende waterstanden, en bij hele stukken nog wild als in de dagen van Mark Twain. Maar een mijltje of zo van de oevers, het platteland in, is het leven drastisch veranderd. Dat is te wij'ten aan een, en te danken aan twee zaken. Het verwijt gaat naar de syntheti sche vezels, die na de Tweede Wereldoorlog grotere rampen in de katoendelta hebben aangericht dan de sprinkhanen m Egypte. Voor die tijd was de Katoenbeurs - in Memphis een enorme macht, een factor in de wereldeconomie. De aftakeling van die beurs is voor een deel verantwoordelijk voor dc bijna volkomen ondergang bina van Memphis' eens zo levende, muzikale, schitterende en ook nogal hoerige binnenstad. Terug naar de Delta, en de veranderingen. De dank gaat naai de industrialisatie van na de Tweede Wereldoorlog, waardoor een overschot van katoenplukkers uit de Delta nieuw werk kon vinden in de industrieën van Chicago en Detroit. Weliswaar bleven nog heel wat zwarten in kommervolle omstandig heden achter ,en nog tot voor kort was het aantal grauwe „cabins" in de Delta tamelijk groot maar de emancipatie maakte en dat is dank nummer twee dat men die kommervolle omstandigheden niet meer hoeft te nemen. Men ziet nu negers gezeteld op ingewikkelde voertuigen, die in de laatste twintig* dertig jaar zijnontwikkeld voor veelvuldige soorten van landbouw- werk. Hier. in de dompige Delta, voert in de economie de sojaboon hoogtij. Maar de katoen is niet verslagen en keert zelfs langzaam terug. Op tweeneuzige olifanten van geel geverfd staal rijden de zwarte machinisten door het pluizige land om de witte watten van de planten te zuigen. Men ziet de vracht zich wentelend ophopen in een enorme kooi achter de professorale klein zoon van de katoenplukkers, de achterkleinzoon van voormalige sla- Diezelfde emancipatie heeft ge maakt, dat de binnenstad van Memphis nog meer naar de bliksem ging. Want naarmate de negers krachtiger en zelfbewuster het openbare stadsbeeld overnamen, vluchtten de blanken naar de nieuwe buitenwijken. Naar dorpen op het platteland die buitenwijken werden. Naar buitenwijken van I buitenwijken. Kortom: de stad 6 explodeerde op een verschrikkelijke Wie nu van Memphis' hoge kantoorgebouwen neerkijkt op de voormalige wooncity, ziet tussen de blokken van het zakenleven grote, lege plekken overal waar het oog reikt. Lege plekken met oud, aangevreten gras. met parkeerplaat sen, gras. parkeerplaatsen. Men krijgt de indruk of men langzaam bezig is een stad te bouwen. En dat is ook zo. Hier komt de stad van de I toekomst. Hoe die toekomst is, de goeie God mag het weten. Tot welke tran sportmiddelen zal men gedwongen worden in de onvermijdelijke energieschaarste van de komende jaren? En op welke wijze zal daardoor het woonpatroon worden veranderd? Maar hier, in Memphis, is die Mississippi nog, de rivier van de oude historie. „Wij hopen", zegt Norman Brewer, de manager van de ..Downtown Association Council", terwijl wij in het verlaten, doodse restaurant staan op de hoogste verdieping van een der hoogste gebouwen, „dat onze waterweg als goedkope transportbaan een nieuwe functie zal krijgen in de komende jaren van schaarste.' Norman is een snelle man, wiens kwiekheid wordt getemperd door een smeulende blik en een somber pak, een combinatie van aanspreker en dokter, een heer die op een begraafplaats een kind ter wereld helpt. Hij is de eerste Amerikaan op mijn pad, die volmondig de buikriem als een voldongen feit poneert. Al wil hij over de snit van die riem niet praten; „Niemand weet hoe de toekomst eruit zal zien. Maar we zullen met alles economischer moeten werken. Ons nationale transportsysteem van goederen zal waarschijnlijk worden gedecentrali seerd. En in die decentralisatie zien wij voor Memphis een zeer belangrijke plaats. Kijk es op de kaart en zie hoe wij liggen: midden in de U.S.A. Droom Is dat geen oud verhaal? Memphis als ha -t van Amerika? In andere tijden moet men dicht tot die droom zijn genaderd: niet ver van waar wij staan rijst het beroemde Peabody-hotel op. Het platte, vierkante dak is zo groot, dat men er een klein herenhuis op heeft gemetseld. Toen het in 1925 werd afgeH mwd, onder architectuur van de dure ontwerper Walter S. Alschlager xiit Chicago, was het een van de eerste wolkenkrabbers hier in Midden-Amerika. Het st jve, hoge Peabody-hotel, waarvan de naam eens zo glorieus was verbonden met macht en feest, staat leeg, geblindeerd, een dode kolos uit de Roaring Twenties. Hoeveel welgestelden moeten als een zoete herinnering aan die dwaze en gevaarlijke dagen een Peabody- handdoek in de linnenkast hebben, en Peabod.v-lepeltje in de la, een soepbord in de porseleinkast? „Wat wij hier al heel lang niet meer bezitten", zegt Brewer, „is een krachtig stadsbestuur. Wij wachten op regeertalent". Hij zegt dat met een zuur en onwillig gezicht, want hij is een „local boy", geboren en getogen in het oude Memphis, een televisiejournalist die zijn glanzende baantje verliet om iets voor zijn stad te doen. Je moet dan wel een hoop geduld hebben. En een hoop zelfkennis. Ik vroeg: „Wanneer begon jouw houding tegenover negers te veranderen?" Zonder maar een seconde te twijfelen antwoordde hij„Toen ik onder dienst was. Twintig jaar geleden. Ik zag dat je gewoon met ze kon samenwerken." Daar midden in de U.S.A. wonen ongeveer een half miljoen mensen, van wie nóg maar heel weinig dus in de voormalige stadskern huizen. Je kunt naar Germantown rijden of naar Whitehaven om een paar mogelijkheden te noemen en je kunt daar een jaar zoekbrengen met eten, drinken, vrolijk wezen, met de bioscopen, kegelbanen, nachtclubs, alles wat de mens begeert, zonder ooit in de gaten te hebben dat Je in een satellietstad van Memphis vertoeft. Heel gerieflijk. Niks op te zeggen. Als een groen, heesterijk en volmaakt volgebouwd weideland. Onze Markerwaard zal er op zijn allerbest zo uitzien. Maar je weet dus niet waar je bent. Er staat geen Schreierstoren. Er loopt geen Coolsingel. Er is niet zoiets als een Panorama van Mesdag. Waarschijn lijk daarom vraagt iedereen je: „Zou je hier willen wonen?" En je maakt je daarvan af met een leugenachtig Jantje van Leiden. Want je wilt er niet wonen. Er ontbreekt iets aan: een bergrij op de achtergrond, of onstuimig, onophoudelijk woud. Van de rivier uit gezien is het allemaal heel mooi, maar op het land is het een kale boel. Stil En het is er angstwekkend stil, zelfs in de drukstbebouwde wijken, vooral overdag: man, vrouw en kinderen, iedereen is naar elders geraasd met het benzinevoertuig, naar het kantoor, de winkel, de school. Want de satellietsteden zijn autosteden natuurlijk. Ik denk dat ook daarom iedereen je vraagt: „Wil je hier wonen?", en dat in die vraag een andere vraag verborgen zit: „Hoe lang nog?" De enige man die 's morgens op Orleans in Whitehaven op de bus staat te wachten, zei: „Nee, soms zijn er meer. Lui die hun rijbewijs hebben verspeeld. Of die moeilijkhe den hebben met hun auto. Of met hun vrouw. Die is er dan vandoor met de wagen". Ik vroeg welke moeilijkheden hij had. Hij wees op zijn heup, waar zijn portemonnee moest zitten. Daarna wees hij op zijn rechterslaap. „Een kwestie van rekenen", zei hij. „Deze busmijltjes zijn goedkoper. En ik kan er bij lezen. Maar er zal een verdomde hoop moeten gebeuren voor mijn fpllow-Amex-icans de rekenkunst boven het gemak stellen." En hij tikte weer op zijn hoofd. Hij was een al wat oudere man, gladgescho ren, met de droevige blik van Bonifacius in Dokkum. Er is zoveel afgebroken in Memphis, dat niemand weet of iets er wel of niet meer is. „Het Lorraine-Motel? Welnee, de hele buurt daar is verdwenen". Ten slotte was het een heel klein, bleek agentje met een grote pet op. Hij stond tegen een lantaarnpaal op de hoek van Maine and Beale. „Sure. Maar vermijd die plek, mister". Ik ging er gewoon niet op in. Toen ik dóorliep, kwam hij me achterna en zei. smekend: „Blijf er in elk geval niet te lang". Ik kwam toch nog verkeerd terecht en bevond mij in het kleine W.C. Handy-Park, waar de bronzen trompettist van de Memphis Blues heel donker en op een hoge sokkel onder dichte bomen nauwelijks fotograf eer ba ar stond te wezen. Terug in Mainstreet kwam ik voorbij lege hotels, vervallen biosco pen met zwarte pornoflicks, waar zwakzinnige blanken om geld vroegen tegen hun dorst, de fles in sluwe stomheid achter de hand. Uitdragerswinkels, drankzaken, dichtgespijkerde eettenten, en een negerkapper met niks als lege stoelen. En daar had je hem waarachtig nog: de ouwe shoeshine- boy - „Twee kwartjes, mister". Hij deed er minstens een kwartier over. Dat was geen vetpot voor hem. Ik kwam daarna door een scheve straat, waarin een paar Jonge, strakke negerhoeren in de venster banken van uitgeteerde bars zaten. De lacherige pooiers helkleurig geklede Sporting Lifes weken vriendelijk terug in de halletjes van de hotels, die opschriften hadden als: 4 dollar. Elke persoon extra .150. Bloemen ik in de zomer van 1968 een ontzagwekkend lange rij van grienende negermannen en -vrou wen op hun beurt had zien staan wachten. Op de eerste verdieping, langs de buitengaanderij, mochten zij hun bloemen brengen en een kort gebed doen op de drempel van de kamer, waar de dood zijn laken had gespreid over Dr. Martin Luther King Jr. In de lobby maakte ik aan de zwarte receptioniste mijn doel bekend. In diepe fauteuils zaten twee negers als in een kouwelijk hotel voor schipbreukelingen. De jonge was lang en knap, en bereid tot nieuw leven. De oudste was moe en verdrietig. „Een dollar per foto", zei hij. Dat was goed wat mil betrof, en we gingen naar het verdrietige en kitscherige heiligdom. ,,'s Zomers nog wel", zei de oude, die Calvin Coolidge Brown heette. „Soms komen er nog hele bussen. Uit Jackson. Of Birmingham". De jonge neger, die zich voorgesteld had als David Sanders, liep met ons Later gingen we naar een ongestoft en rossig, leeg zaaltje, want Calvin had mij een filmvertoning verkocht. De lange Sanders hielp hem plechtig met het opstellen van de oude projector, en Calvin ging weg om het scherm te halen. Na lange tijd kwam hij terug met een goor en beslapen beddelaken, en daarop begon hij het verhaal te ontplooien van de strijd van Martin Luther King Jr. voor gelijke burgerrechten. De strook was sterk gekabeld, stokte nu en dan. Soms liet het geluid het afweten, en een paar keer brak de film. I have a dream, zei King herhaaldelijk, en het was heel ontroerend. Maar het was onbegrij pelijk, na de vele kreukels in de tijd van de laatste tien, vijftien jaar, dat alles nog maar zo kort geleden was. De hele strijd was al volstrekt bijgezet in de geschiedenis. Toen de eerste rol ten einde was, vroeg ik hoeveel er nog moesten volgen. Er lagen nog vier halve uren klaar, zei Calvin. Maar geen van ons drieën had er nog veel zin in. King had zichzelf overleefd. Met elkaar Als Bonifacius in Orleans uit de bus stapt, ziet hij op zijn pad heel wat bordjes Te Koop voor de leuke bungalowtjes. For Sale. Want de zwarten met enig geld, de ambtena ren, de onderwijzers, de kleine zakenlui zijn Whitehaven binnenge trokken. En dat heeft een kleine uittocht van witte families veroor zaakt. Tien jaar geleden zou iedereen zijn vertrokken. Nu niet meer. Bonifacius blijft. „We moeten met elkaar leven", zegt hij. Zijn zwarte broeders zullen hem niet om zeep brengen. De strijd is niet langer tussen blank en zwart, maar tussen: arm zwart en niet zo arm zwart. Uiteindelijk dus: tussen arm en rijk. De kleur is bezig weg te vallen. Toch zijn het nog hoofdzakelijk zwarten, die 's avonds in het centrum van Memphis staan te wachten op de stadsbussen. Het zijn de kantoorwerksters, de schoonmakers, de onderhoudslui. Als ze vertrokken zijn is de stad leeg, zo dood als een pier. „We moeten alles tegelijk doen", zegt Brewer. „Het is een hard gevecht". Hij kijkt weer op zijn moeilijke manier. Het belang rijkste besluit is geweest om de grote kantoren in de binnenstad te houden", zegt Brewer, „ook de publieke diensten, het stadsbestuur, alles wat daar bij hoort De water en elektriciteitskantoren. En we gaan er weer een wooncentrum van maken. Er zijn schitterende flats gepland aan de rivier. Elders, in geheel nieuwe behuizingen, wordt overigens al gewoond. Die woningen zijn zeer in trek. Verder: ons Congrescentrum is klaar. En spoedig beginnen we met de renovatie van Bealestreet als vermaakscentrum. En kijk, wat je hier ziet, deze rommel in Main Street, dat wordt de langste voetgangersstraat van de U.S.A. Een winkelstraat van twee kilometer, die het Congrescentrum verbindt met Bealestreet. En die via uitlopers overal toegang krijgt naar de rivier. Ook de hotelaccommodatie blijft in de binnenstad, zoveel mogelijk. Zojuist hebben we het Peabody-ho tel verkocht aan een heel goede gegadigde. Binnen zes maanden kan de boel open. Het is verrekte hard werk. Maar precies dit soort dingen hebben wij op ons genomen. Wij moeten het kapitaal warm maken voor Memphis. Terwijl er nog niets is". Als je het oude Peabody-hotel ziet, lijkt het ongelooflijk. Maar wanneer de sombere Norman Brewer het zegt, welnu, dan kun Je wel geloven, dat ze over een maand of zes de nieuwe soepterrines aandragen, de kopjes en schotels, het bestek en de gloednieuwe beddelakens, voor de zakenlui van de toekomst. De minister van Landbouw en Visserij, mr. A. van der Stee, heeft dezer "dagen een beslissing geno men, die in sportvisserskringen nogal wat tongen in beroering heeft gebracht. Voor velen kwam als een donderslag bij heldere he mel het bericht, dat met ingang van 1 januari van het volgend jaar een verbod bestaat om met een stukje vis als aas met de ge wone hengel te vissen. „Deze maat regel beoogt de roofvisstand met name in vlot- en bevaarbare wa teren te beschermen", zo staat er in het uiterst bondige persbericht van het ministerie over deze kwes tie. Wat betekent deze ministeriële maatregel nu voor de hengelaar? Gezien de ingewikkelde structuur van de Visserij wet is het het een voudigst om dat aan de hand van een voorbeeld duidelijk te maken. Nemen we bijv. de Zilk. Dat is een vlot- en bevaarbaar water, waarvan het visrecht in het bezit is van de Hengelaarsbond van Lei den en Omstreken. Op basis van het al eeuwen bestaande „vrije Hengelrecht", mag iedereen, die in het bezit is van een bijdragebewijs «kosten dit jaar vijf gulden), een hengeltje uitgooien. Als aas kan hij aan de haak doen 'n stukje brood, 'n aardappeltje, 'n stukje kaas, eeij worm een paar maden en ook een stukje vis zolang dat maar niet groter is dan drie cen timeter. De bezitter van het bijdragebe wijs kan dus theoretisch gesproken met dat stukje vis een roofvis, bij voorbeeld een snoekbaars vangen. Zodra het stukje vis groter dan drie centimeter zou zijn, of dat de hengelaar een spinner of een le peltje aan de hengel zou zetten is het een speciale hengel. En om die te mogen gebruiken moet men in het bezit zijn van een kleine visakte (kosten dit jaar f 11,75) terwijl men tevens toestemming moet hebben van de eigenaar, huur der of pachter van het visrecht. In dit bewuste geval zal men dus lid moeten worden van de Hengelaars- bond voor Leiden en omstreken. Wat de minister nu heeft ge daan is de bezitter van een bijdra gebewijs de mogelijkheid ontne men om met een stukje vis te vis sen. Wil hij dat volgend jaar toch blijven doen dan moet hij een klei ne visacte kopen (f 11,75) en lid worden van de hengelaarsbond. (kosten voor één jaar f 22,50). Voor alle duidelijkheid er zijn in onze omgeving zeer grote opper vlakten vlot- en bevaarbaar. Daar van noem ik u bijvoorbeeld de Oude Rijn, het Aarkanaal, de Ringvaart, het Rijn- en Schiekanaal en de Vliet. Om iets meer van de achter gronden van deze ministeriële maatregel te weten te komen heb ik de afgelopen dagen links en rechts wat telefoontjes gepleegd. Ik begon bij de afdeling voorlichting van het ministerie van Landbouw en Visserij. Daar werd mij verteld dat. de maatregel van de minister eigenlijk moet worden gezien als het rechttrekken van een al vele jaren bestaande ongelijkheid. Als voorbeeld werd genoemd het feit dat iemand met uitsluitend een bij dragebewijs uit een stuk vlot- en bevaarbaar water net zo veel snoek- De enige speciaalzaak voor al uw HENGEL- SPORTARTIKELEN DE SPORT HAARLEMMERSTR. 11, tel. 24020 baarzen kan vangen en meenemen als hij zelf wil. Als hij maar een stukje vis als aas gebruikt dat niet groter is dan drie centimeter. Het is theoretisch mogelijk dat het water enkele honderden me ters verderop verpacht is aan een hengelspcrtvereniging. De leden van die vereniging betalen contri butie, onder meer voor het uit zetten van jonge snoekbaars, die vervolgens verderop wordt wegge vangen door niet-leden. Bovendien is het nog mogelijk dat 't vereni gingslid beperkingen is opgelegd, omdat de ledenvergadering heeft besloten dat er niet meer dan twee of di" ie exemplaren meegenomen mogen worden of dat. het verbo den is om bij het vissen de drie- tandige haak «lees dreg) te ge bruiken. De woordvoerder van het ministerie drukte het kernachtig uit toen hij zei: „Het is theore tisch mogelijk om bijna voor nop een kleine grossierderij in snoek baars te beginnen". Een tweede instantie waar we ons licht opstaken was de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfedera ties, kortweg NWS. een sinds be gin van dit jaar bestaand over koepelend orgaan, waarbij een groot aantal hengelsportverenigingen en federaties zijn aangesloten. De NWS is er zeer gelukkig mee, om dat het de hengelsportverenigingen en federaties ook voor het openbaar water in staat stelt een goed vis- standsbeheer te voeren. Voor het eerst in de geschiedenis kan er werkelijk iets gedaan worden aan 't beheer van bijvoorbeeld de snoek baars. Tot dusver bestond er niet veel animo om in openbaar wa ter jonge snoekbaars uit te zetten omdat die konden worden wegge vangen door niet-leden". Volgens de NWS is de zaak van het stukje vis al acht a negen jaar een discussiepunt en heeft de NVVS en daarvoor de AHB zich steeds op het standpunt gesteld, dat een stukje vis, hoe klein ook, thuis hoort in de categorie „speciale hengel". Wel wordt geconstateerd dat de maatregel in zekere zin na delig zou kunnen zijn voor de ge organiseerde sportvisser, omdat hij na het invoeren van de maatregel niet meer met een stukje vis kan vissen in de maand juni. De visserijwet verbiedt namelijk het vissen met een speciale hengel in de eerste maand van het- nieuwe seizoen. Dit ter bescherming van de roofvis, met name de snoek. De NVVS overweegt de minister dan ook te vragen om voor de maand juni een ontheffing te geven voor het vissen met een stukje vis. De snoekstand wordt daarmee volgens de NWS niet geschaad, omdat er voor deze vissoort toch een geslo ten tijd bestaat tot 1 juli. Een fel tegenstander van de maatregel van de minister is een ander overkoepelende hengelsport organisatie in ons land, het Cen traal Nederlands Hengelaars Ver bond. afgekort tot CNHV. Minder groot dan de NVVS, maar daarom niet minder strijdbaar. Zij wijzen de maatregel van de minister af, omdat zij het een beperking vin den van het al vele eeuwen be staande vrij hengelrecht. Gevreesd wordt dat het weer een stapje op weg is naar de opheffing van het vrije hengelrecht. Bovendien is men van oordeel dat pas 'n goed roof- visbeheer sprake kan zijn wanneer tegelijkertijd ook de beroepsvisse rij wordt aangepakt. Nu. zo zegt een woordvoerder van het CNHV. worden nog grote hoeveelheden snoekbaars en snoek weggevangen door de beroepsvisserij waarop geen enkele controle wordt uitge oefend. „De maatregel van de minister 's een slag in de lucht", aldus het CNHV. De hele zaak van het "stukje vis" overziend, valt mfj 't volgende op. De minister zegt dat de maatregel is getroffen om de roofvisstand te beschermen. Dat is zonder meer een overschatting van "net effect: im mers het vissen met een stukje vis als aas levert in de praktijk in vrijwel alle gevallen als roofvis vangst alleen de snoekbaars op. Het vangen van een snoek of een baars aan een dood stukje vis gebeurt slechts hoogst zelden. Bovendien heeft het CNHV ge lijk wanneer men stelt dat de maat regel een inperking van het vrije hengelrecht inhoudt. Die beperking werd overigens ook erkend door de afdeling voorlichting van ministerie van Landbouw en Vis serij. De uitspraak van de minis ter eerder dit jaar gedaan in ant woord op kamervragen dat de vrjje hengel zal moeten blijven bestaan, komt daardoor wel in een vreemd daglicht te staan. Daarom is het een goede zaak dat de bewakers van het „vrije hengelrecht" in het oog houden dat het niet het eerste stapje is op weg naar een verplicht lidmaat schap van een hengelsportvereni ging of federatie. Anderzijds kan niet worden ontkend dat het ook een eerste stap kan zijn naar verantwoorder visstandsbeheer. Een eerste stap. dat moet gezegd, want met de splinter van het „.stukje vis" wordt de balk van het „ille gale kunstaasvissen" verwijderd. Nog altijd worden vele viswateren afgestroopt met lepels en spinners door mensen, die over geen enkele vergunning beschikken. Ook zijn er nog altijd beroepsvissrs die de minimummaat voor roofbis be schouwen als een farce en onder maatse snoek zonder enige scru pules over de grens brengen. Van daar de vraag of niet beter begon nen had kunnen worden met een sluitender aanpak van de welig- tierende „zwartvisserij". Dit is de laatste visrubriek van het seizoen. Een half jaar lang heeft u wekelijks op deze plaats artikelen kunnen vinden over de Hengelsport. In mei van het. vol gend jaar zullen we deze rubriek hervatten. In de tussentijd: de vangst. Elan echte visboten Lloyds certificaat, vanaf f 1.390.- Yamaha - outboards 2 tot 55 pk. 2 Jaar garantie. BOOT^MT^UM B.V. Een koele stadsioijk aande rivier, ambitieuze plannen in Memphis, Een kanjer mmmllat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 17