Wie kent er nu
de weg in Memphis?
1 v*s
De minister en
het stukje vis
j sport
IN MIDDEN-AMERIKA VERRIJST EEN NIEUWE STAD
ZATERDAG 1 NOVEMBER
PAGINA 17
k
J Door
Max Dendermonde
Nimmer is er een woord teveel
geschreven over de Mississippi, een
brede, slome stroom van noord naar
zuid, die in het vlakke land van de
Delta de indruk maakt of er ieder
ogenblik voor-historische giganten
uit het grijze water kunnen
opduiken. Old Man River. De
boorden zijn drassig, een prooi van
wisselende waterstanden, en bij hele
stukken nog wild als in de dagen
van Mark Twain. Maar een mijltje
of zo van de oevers, het platteland
in, is het leven drastisch veranderd.
Dat is te wij'ten aan een, en te
danken aan twee zaken.
Het verwijt gaat naar de syntheti
sche vezels, die na de Tweede
Wereldoorlog grotere rampen in de
katoendelta hebben aangericht dan
de sprinkhanen m Egypte. Voor die
tijd was de Katoenbeurs - in
Memphis een enorme macht, een
factor in de wereldeconomie. De
aftakeling van die beurs is voor een
deel verantwoordelijk voor dc bijna
volkomen ondergang bina van
Memphis' eens zo levende, muzikale,
schitterende en ook nogal hoerige
binnenstad.
Terug naar de Delta, en de
veranderingen. De dank gaat naai
de industrialisatie van na de
Tweede Wereldoorlog, waardoor een
overschot van katoenplukkers uit de
Delta nieuw werk kon vinden in de
industrieën van Chicago en Detroit.
Weliswaar bleven nog heel wat
zwarten in kommervolle omstandig
heden achter ,en nog tot voor
kort was het aantal grauwe „cabins"
in de Delta tamelijk groot maar
de emancipatie maakte en dat is
dank nummer twee dat men die
kommervolle omstandigheden niet
meer hoeft te nemen. Men ziet nu
negers gezeteld op ingewikkelde
voertuigen, die in de laatste twintig*
dertig jaar zijnontwikkeld voor
veelvuldige soorten van landbouw-
werk. Hier. in de dompige Delta,
voert in de economie de sojaboon
hoogtij.
Maar de katoen is niet verslagen en
keert zelfs langzaam terug. Op
tweeneuzige olifanten van geel
geverfd staal rijden de zwarte
machinisten door het pluizige land
om de witte watten van de planten
te zuigen. Men ziet de vracht zich
wentelend ophopen in een enorme
kooi achter de professorale klein
zoon van de katoenplukkers, de
achterkleinzoon van voormalige sla-
Diezelfde emancipatie heeft ge
maakt, dat de binnenstad van
Memphis nog meer naar de bliksem
ging. Want naarmate de negers
krachtiger en zelfbewuster het
openbare stadsbeeld overnamen,
vluchtten de blanken naar de
nieuwe buitenwijken. Naar dorpen
op het platteland die buitenwijken
werden. Naar buitenwijken van
I buitenwijken. Kortom: de stad
6 explodeerde op een verschrikkelijke
Wie nu van Memphis' hoge
kantoorgebouwen neerkijkt op de
voormalige wooncity, ziet tussen de
blokken van het zakenleven grote,
lege plekken overal waar het oog
reikt. Lege plekken met oud,
aangevreten gras. met parkeerplaat
sen, gras. parkeerplaatsen. Men
krijgt de indruk of men langzaam
bezig is een stad te bouwen. En dat
is ook zo. Hier komt de stad van de
I toekomst.
Hoe die toekomst is, de goeie God
mag het weten. Tot welke tran
sportmiddelen zal men gedwongen
worden in de onvermijdelijke
energieschaarste van de komende
jaren? En op welke wijze zal
daardoor het woonpatroon worden
veranderd?
Maar hier, in Memphis, is die
Mississippi nog, de rivier van de
oude historie. „Wij hopen", zegt
Norman Brewer, de manager van de
..Downtown Association Council",
terwijl wij in het verlaten, doodse
restaurant staan op de hoogste
verdieping van een der hoogste
gebouwen, „dat onze waterweg als
goedkope transportbaan een nieuwe
functie zal krijgen in de komende
jaren van schaarste.' Norman is een
snelle man, wiens kwiekheid wordt
getemperd door een smeulende blik
en een somber pak, een combinatie
van aanspreker en dokter, een heer
die op een begraafplaats een kind
ter wereld helpt. Hij is de eerste
Amerikaan op mijn pad, die
volmondig de buikriem als een
voldongen feit poneert. Al wil hij
over de snit van die riem niet
praten; „Niemand weet hoe de
toekomst eruit zal zien. Maar we
zullen met alles economischer
moeten werken. Ons nationale
transportsysteem van goederen zal
waarschijnlijk worden gedecentrali
seerd. En in die decentralisatie zien
wij voor Memphis een zeer
belangrijke plaats. Kijk es op de
kaart en zie hoe wij liggen: midden
in de U.S.A.
Droom
Is dat geen oud verhaal? Memphis
als ha -t van Amerika? In andere
tijden moet men dicht tot die
droom zijn genaderd: niet ver van
waar wij staan rijst het beroemde
Peabody-hotel op. Het platte,
vierkante dak is zo groot, dat men
er een klein herenhuis op heeft
gemetseld. Toen het in 1925 werd
afgeH mwd, onder architectuur van
de dure ontwerper Walter S.
Alschlager xiit Chicago, was het een
van de eerste wolkenkrabbers hier
in Midden-Amerika.
Het st jve, hoge Peabody-hotel,
waarvan de naam eens zo glorieus
was verbonden met macht en feest,
staat leeg, geblindeerd, een dode
kolos uit de Roaring Twenties.
Hoeveel welgestelden moeten als een
zoete herinnering aan die dwaze en
gevaarlijke dagen een Peabody-
handdoek in de linnenkast hebben,
en Peabod.v-lepeltje in de la, een
soepbord in de porseleinkast? „Wat
wij hier al heel lang niet meer
bezitten", zegt Brewer, „is een
krachtig stadsbestuur. Wij wachten
op regeertalent". Hij zegt dat met
een zuur en onwillig gezicht, want
hij is een „local boy", geboren en
getogen in het oude Memphis, een
televisiejournalist die zijn glanzende
baantje verliet om iets voor zijn
stad te doen. Je moet dan wel een
hoop geduld hebben. En een hoop
zelfkennis. Ik vroeg: „Wanneer
begon jouw houding tegenover
negers te veranderen?" Zonder maar
een seconde te twijfelen antwoordde
hij„Toen ik onder dienst was.
Twintig jaar geleden. Ik zag dat je
gewoon met ze kon samenwerken."
Daar midden in de U.S.A. wonen
ongeveer een half miljoen mensen,
van wie nóg maar heel weinig dus
in de voormalige stadskern huizen.
Je kunt naar Germantown rijden of
naar Whitehaven om een paar
mogelijkheden te noemen en je
kunt daar een jaar zoekbrengen met
eten, drinken, vrolijk wezen, met de
bioscopen, kegelbanen, nachtclubs,
alles wat de mens begeert, zonder
ooit in de gaten te hebben dat Je in
een satellietstad van Memphis
vertoeft. Heel gerieflijk. Niks op te
zeggen. Als een groen, heesterijk en
volmaakt volgebouwd weideland.
Onze Markerwaard zal er op zijn
allerbest zo uitzien. Maar je weet
dus niet waar je bent. Er staat geen
Schreierstoren. Er loopt geen
Coolsingel. Er is niet zoiets als een
Panorama van Mesdag. Waarschijn
lijk daarom vraagt iedereen je:
„Zou je hier willen wonen?" En je
maakt je daarvan af met een
leugenachtig Jantje van Leiden.
Want je wilt er niet wonen. Er
ontbreekt iets aan: een bergrij op
de achtergrond, of onstuimig,
onophoudelijk woud. Van de rivier
uit gezien is het allemaal heel mooi,
maar op het land is het een kale
boel.
Stil
En het is er angstwekkend stil, zelfs
in de drukstbebouwde wijken, vooral
overdag: man, vrouw en kinderen,
iedereen is naar elders geraasd met
het benzinevoertuig, naar het
kantoor, de winkel, de school. Want
de satellietsteden zijn autosteden
natuurlijk. Ik denk dat ook daarom
iedereen je vraagt: „Wil je hier
wonen?", en dat in die vraag een
andere vraag verborgen zit: „Hoe
lang nog?"
De enige man die 's morgens op
Orleans in Whitehaven op de bus
staat te wachten, zei: „Nee, soms
zijn er meer. Lui die hun rijbewijs
hebben verspeeld. Of die moeilijkhe
den hebben met hun auto. Of met
hun vrouw. Die is er dan vandoor
met de wagen". Ik vroeg welke
moeilijkheden hij had. Hij wees op
zijn heup, waar zijn portemonnee
moest zitten. Daarna wees hij op
zijn rechterslaap. „Een kwestie van
rekenen", zei hij. „Deze busmijltjes
zijn goedkoper. En ik kan er bij
lezen. Maar er zal een verdomde
hoop moeten gebeuren voor mijn
fpllow-Amex-icans de rekenkunst
boven het gemak stellen." En hij
tikte weer op zijn hoofd. Hij was
een al wat oudere man, gladgescho
ren, met de droevige blik van
Bonifacius in Dokkum.
Er is zoveel afgebroken in Memphis,
dat niemand weet of iets er wel of
niet meer is. „Het Lorraine-Motel?
Welnee, de hele buurt daar is
verdwenen". Ten slotte was het een
heel klein, bleek agentje met een
grote pet op. Hij stond tegen een
lantaarnpaal op de hoek van Maine
and Beale. „Sure. Maar vermijd die
plek, mister". Ik ging er gewoon niet
op in. Toen ik dóorliep, kwam hij
me achterna en zei. smekend: „Blijf
er in elk geval niet te lang". Ik
kwam toch nog verkeerd terecht en
bevond mij in het kleine W.C.
Handy-Park, waar de bronzen
trompettist van de Memphis Blues
heel donker en op een hoge sokkel
onder dichte bomen nauwelijks
fotograf eer ba ar stond te wezen.
Terug in Mainstreet kwam ik
voorbij lege hotels, vervallen biosco
pen met zwarte pornoflicks, waar
zwakzinnige blanken om geld
vroegen tegen hun dorst, de fles in
sluwe stomheid achter de hand.
Uitdragerswinkels, drankzaken,
dichtgespijkerde eettenten, en een
negerkapper met niks als lege
stoelen. En daar had je hem
waarachtig nog: de ouwe shoeshine-
boy - „Twee kwartjes, mister". Hij
deed er minstens een kwartier over.
Dat was geen vetpot voor hem.
Ik kwam daarna door een scheve
straat, waarin een paar Jonge,
strakke negerhoeren in de venster
banken van uitgeteerde bars zaten.
De lacherige pooiers helkleurig
geklede Sporting Lifes weken
vriendelijk terug in de halletjes van
de hotels, die opschriften hadden
als: 4 dollar. Elke persoon extra .150.
Bloemen
ik in de zomer van 1968 een
ontzagwekkend lange rij van
grienende negermannen en -vrou
wen op hun beurt had zien staan
wachten. Op de eerste verdieping,
langs de buitengaanderij, mochten
zij hun bloemen brengen en een
kort gebed doen op de drempel van
de kamer, waar de dood zijn laken
had gespreid over Dr. Martin
Luther King Jr.
In de lobby maakte ik aan de
zwarte receptioniste mijn doel
bekend. In diepe fauteuils zaten
twee negers als in een kouwelijk
hotel voor schipbreukelingen. De
jonge was lang en knap, en bereid
tot nieuw leven. De oudste was moe
en verdrietig. „Een dollar per foto",
zei hij. Dat was goed wat mil
betrof, en we gingen naar het
verdrietige en kitscherige heiligdom.
,,'s Zomers nog wel", zei de oude, die
Calvin Coolidge Brown heette.
„Soms komen er nog hele bussen.
Uit Jackson. Of Birmingham". De
jonge neger, die zich voorgesteld
had als David Sanders, liep met ons
Later gingen we naar een ongestoft
en rossig, leeg zaaltje, want Calvin
had mij een filmvertoning verkocht.
De lange Sanders hielp hem
plechtig met het opstellen van de
oude projector, en Calvin ging weg
om het scherm te halen. Na lange
tijd kwam hij terug met een goor
en beslapen beddelaken, en daarop
begon hij het verhaal te ontplooien
van de strijd van Martin Luther
King Jr. voor gelijke burgerrechten.
De strook was sterk gekabeld, stokte
nu en dan. Soms liet het geluid het
afweten, en een paar keer brak de
film. I have a dream, zei King
herhaaldelijk, en het was heel
ontroerend. Maar het was onbegrij
pelijk, na de vele kreukels in de tijd
van de laatste tien, vijftien jaar,
dat alles nog maar zo kort geleden
was. De hele strijd was al volstrekt
bijgezet in de geschiedenis. Toen de
eerste rol ten einde was, vroeg ik
hoeveel er nog moesten volgen. Er
lagen nog vier halve uren klaar, zei
Calvin. Maar geen van ons drieën
had er nog veel zin in. King had
zichzelf overleefd.
Met elkaar
Als Bonifacius in Orleans uit de bus
stapt, ziet hij op zijn pad heel wat
bordjes Te Koop voor de leuke
bungalowtjes. For Sale. Want de
zwarten met enig geld, de ambtena
ren, de onderwijzers, de kleine
zakenlui zijn Whitehaven binnenge
trokken. En dat heeft een kleine
uittocht van witte families veroor
zaakt. Tien jaar geleden zou
iedereen zijn vertrokken. Nu niet
meer. Bonifacius blijft. „We moeten
met elkaar leven", zegt hij. Zijn
zwarte broeders zullen hem niet om
zeep brengen. De strijd is niet
langer tussen blank en zwart, maar
tussen: arm zwart en niet zo arm
zwart. Uiteindelijk dus: tussen arm
en rijk. De kleur is bezig weg te
vallen.
Toch zijn het nog hoofdzakelijk
zwarten, die 's avonds in het
centrum van Memphis staan
te wachten op de stadsbussen.
Het zijn de kantoorwerksters, de
schoonmakers, de onderhoudslui. Als
ze vertrokken zijn is de stad leeg, zo
dood als een pier. „We moeten alles
tegelijk doen", zegt Brewer. „Het is
een hard gevecht". Hij kijkt weer op
zijn moeilijke manier. Het belang
rijkste besluit is geweest om de
grote kantoren in de binnenstad te
houden", zegt Brewer, „ook de
publieke diensten, het stadsbestuur,
alles wat daar bij hoort De water
en elektriciteitskantoren. En we
gaan er weer een wooncentrum van
maken. Er zijn schitterende flats
gepland aan de rivier. Elders, in
geheel nieuwe behuizingen, wordt
overigens al gewoond. Die woningen
zijn zeer in trek. Verder: ons
Congrescentrum is klaar. En spoedig
beginnen we met de renovatie van
Bealestreet als vermaakscentrum. En
kijk, wat je hier ziet, deze rommel
in Main Street, dat wordt de langste
voetgangersstraat van de U.S.A. Een
winkelstraat van twee kilometer, die
het Congrescentrum verbindt met
Bealestreet. En die via uitlopers
overal toegang krijgt naar de rivier.
Ook de hotelaccommodatie blijft in
de binnenstad, zoveel mogelijk.
Zojuist hebben we het Peabody-ho
tel verkocht aan een heel goede
gegadigde. Binnen zes maanden kan
de boel open. Het is verrekte hard
werk. Maar precies dit soort dingen
hebben wij op ons genomen. Wij
moeten het kapitaal warm maken
voor Memphis. Terwijl er nog niets
is".
Als je het oude Peabody-hotel ziet,
lijkt het ongelooflijk. Maar wanneer
de sombere Norman Brewer het
zegt, welnu, dan kun Je wel geloven,
dat ze over een maand of zes de
nieuwe soepterrines aandragen, de
kopjes en schotels, het bestek en de
gloednieuwe beddelakens, voor de
zakenlui van de toekomst.
De minister van Landbouw en
Visserij, mr. A. van der Stee, heeft
dezer "dagen een beslissing geno
men, die in sportvisserskringen
nogal wat tongen in beroering
heeft gebracht. Voor velen kwam
als een donderslag bij heldere he
mel het bericht, dat met ingang
van 1 januari van het volgend
jaar een verbod bestaat om met
een stukje vis als aas met de ge
wone hengel te vissen. „Deze maat
regel beoogt de roofvisstand met
name in vlot- en bevaarbare wa
teren te beschermen", zo staat er
in het uiterst bondige persbericht
van het ministerie over deze kwes
tie.
Wat betekent deze ministeriële
maatregel nu voor de hengelaar?
Gezien de ingewikkelde structuur
van de Visserij wet is het het een
voudigst om dat aan de hand van
een voorbeeld duidelijk te maken.
Nemen we bijv. de Zilk. Dat
is een vlot- en bevaarbaar water,
waarvan het visrecht in het bezit
is van de Hengelaarsbond van Lei
den en Omstreken. Op basis van
het al eeuwen bestaande „vrije
Hengelrecht", mag iedereen, die in
het bezit is van een bijdragebewijs
«kosten dit jaar vijf gulden), een
hengeltje uitgooien. Als aas kan
hij aan de haak doen 'n stukje
brood, 'n aardappeltje, 'n stukje
kaas, eeij worm een paar maden
en ook een stukje vis zolang dat
maar niet groter is dan drie cen
timeter.
De bezitter van het bijdragebe
wijs kan dus theoretisch gesproken
met dat stukje vis een roofvis, bij
voorbeeld een snoekbaars vangen.
Zodra het stukje vis groter dan
drie centimeter zou zijn, of dat de
hengelaar een spinner of een le
peltje aan de hengel zou zetten is
het een speciale hengel. En om
die te mogen gebruiken moet men
in het bezit zijn van een kleine
visakte (kosten dit jaar f 11,75)
terwijl men tevens toestemming
moet hebben van de eigenaar, huur
der of pachter van het visrecht. In
dit bewuste geval zal men dus lid
moeten worden van de Hengelaars-
bond voor Leiden en omstreken.
Wat de minister nu heeft ge
daan is de bezitter van een bijdra
gebewijs de mogelijkheid ontne
men om met een stukje vis te vis
sen. Wil hij dat volgend jaar toch
blijven doen dan moet hij een klei
ne visacte kopen (f 11,75) en lid
worden van de hengelaarsbond.
(kosten voor één jaar f 22,50).
Voor alle duidelijkheid er zijn in
onze omgeving zeer grote opper
vlakten vlot- en bevaarbaar. Daar
van noem ik u bijvoorbeeld de Oude
Rijn, het Aarkanaal, de Ringvaart,
het Rijn- en Schiekanaal en de
Vliet.
Om iets meer van de achter
gronden van deze ministeriële
maatregel te weten te komen heb
ik de afgelopen dagen links en
rechts wat telefoontjes gepleegd. Ik
begon bij de afdeling voorlichting
van het ministerie van Landbouw
en Visserij. Daar werd mij verteld
dat. de maatregel van de minister
eigenlijk moet worden gezien als
het rechttrekken van een al vele
jaren bestaande ongelijkheid. Als
voorbeeld werd genoemd het feit
dat iemand met uitsluitend een bij
dragebewijs uit een stuk vlot- en
bevaarbaar water net zo veel snoek-
De enige speciaalzaak voor al uw
HENGEL-
SPORTARTIKELEN
DE SPORT
HAARLEMMERSTR. 11, tel. 24020
baarzen kan vangen en meenemen
als hij zelf wil. Als hij maar een
stukje vis als aas gebruikt dat niet
groter is dan drie centimeter.
Het is theoretisch mogelijk dat
het water enkele honderden me
ters verderop verpacht is aan een
hengelspcrtvereniging. De leden
van die vereniging betalen contri
butie, onder meer voor het uit
zetten van jonge snoekbaars, die
vervolgens verderop wordt wegge
vangen door niet-leden. Bovendien
is het nog mogelijk dat 't vereni
gingslid beperkingen is opgelegd,
omdat de ledenvergadering heeft
besloten dat er niet meer dan twee
of di" ie exemplaren meegenomen
mogen worden of dat. het verbo
den is om bij het vissen de drie-
tandige haak «lees dreg) te ge
bruiken. De woordvoerder van het
ministerie drukte het kernachtig
uit toen hij zei: „Het is theore
tisch mogelijk om bijna voor nop
een kleine grossierderij in snoek
baars te beginnen".
Een tweede instantie waar we ons
licht opstaken was de Nederlandse
Vereniging van Sportvissersfedera
ties, kortweg NWS. een sinds be
gin van dit jaar bestaand over
koepelend orgaan, waarbij een groot
aantal hengelsportverenigingen en
federaties zijn aangesloten. De
NWS is er zeer gelukkig mee, om
dat het de hengelsportverenigingen
en federaties ook voor het openbaar
water in staat stelt een goed vis-
standsbeheer te voeren. Voor het
eerst in de geschiedenis kan er
werkelijk iets gedaan worden aan
't beheer van bijvoorbeeld de snoek
baars. Tot dusver bestond er niet
veel animo om in openbaar wa
ter jonge snoekbaars uit te zetten
omdat die konden worden wegge
vangen door niet-leden".
Volgens de NWS is de zaak van
het stukje vis al acht a negen jaar
een discussiepunt en heeft de
NVVS en daarvoor de AHB zich
steeds op het standpunt gesteld, dat
een stukje vis, hoe klein ook, thuis
hoort in de categorie „speciale
hengel". Wel wordt geconstateerd
dat de maatregel in zekere zin na
delig zou kunnen zijn voor de ge
organiseerde sportvisser, omdat hij
na het invoeren van de maatregel
niet meer met een stukje vis kan
vissen in de maand juni.
De visserijwet verbiedt namelijk
het vissen met een speciale hengel
in de eerste maand van het- nieuwe
seizoen. Dit ter bescherming van
de roofvis, met name de snoek. De
NVVS overweegt de minister dan
ook te vragen om voor de maand
juni een ontheffing te geven voor
het vissen met een stukje vis. De
snoekstand wordt daarmee volgens
de NWS niet geschaad, omdat er
voor deze vissoort toch een geslo
ten tijd bestaat tot 1 juli.
Een fel tegenstander van de
maatregel van de minister is een
ander overkoepelende hengelsport
organisatie in ons land, het Cen
traal Nederlands Hengelaars Ver
bond. afgekort tot CNHV. Minder
groot dan de NVVS, maar daarom
niet minder strijdbaar. Zij wijzen
de maatregel van de minister af,
omdat zij het een beperking vin
den van het al vele eeuwen be
staande vrij hengelrecht. Gevreesd
wordt dat het weer een stapje op
weg is naar de opheffing van het
vrije hengelrecht. Bovendien is men
van oordeel dat pas 'n goed roof-
visbeheer sprake kan zijn wanneer
tegelijkertijd ook de beroepsvisse
rij wordt aangepakt. Nu. zo zegt
een woordvoerder van het CNHV.
worden nog grote hoeveelheden
snoekbaars en snoek weggevangen
door de beroepsvisserij waarop
geen enkele controle wordt uitge
oefend.
„De maatregel van de minister
's een slag in de lucht", aldus het
CNHV.
De hele zaak van het "stukje vis"
overziend, valt mfj 't volgende op.
De minister zegt dat de maatregel
is getroffen om de roofvisstand te
beschermen. Dat is zonder meer een
overschatting van "net effect: im
mers het vissen met een stukje vis
als aas levert in de praktijk in
vrijwel alle gevallen als roofvis
vangst alleen de snoekbaars op. Het
vangen van een snoek of een baars
aan een dood stukje vis gebeurt
slechts hoogst zelden.
Bovendien heeft het CNHV ge
lijk wanneer men stelt dat de maat
regel een inperking van het vrije
hengelrecht inhoudt. Die beperking
werd overigens ook erkend door
de afdeling voorlichting van
ministerie van Landbouw en Vis
serij. De uitspraak van de minis
ter eerder dit jaar gedaan in ant
woord op kamervragen dat de vrjje
hengel zal moeten blijven bestaan,
komt daardoor wel in een
vreemd daglicht te staan.
Daarom is het een goede zaak
dat de bewakers van het „vrije
hengelrecht" in het oog houden
dat het niet het eerste stapje is op
weg naar een verplicht lidmaat
schap van een hengelsportvereni
ging of federatie. Anderzijds kan
niet worden ontkend dat het ook
een eerste stap kan zijn naar
verantwoorder visstandsbeheer. Een
eerste stap. dat moet gezegd, want
met de splinter van het „.stukje
vis" wordt de balk van het „ille
gale kunstaasvissen" verwijderd.
Nog altijd worden vele viswateren
afgestroopt met lepels en spinners
door mensen, die over geen enkele
vergunning beschikken. Ook zijn
er nog altijd beroepsvissrs die de
minimummaat voor roofbis be
schouwen als een farce en onder
maatse snoek zonder enige scru
pules over de grens brengen. Van
daar de vraag of niet beter begon
nen had kunnen worden met een
sluitender aanpak van de welig-
tierende „zwartvisserij".
Dit is de laatste visrubriek van
het seizoen. Een half jaar lang
heeft u wekelijks op deze plaats
artikelen kunnen vinden over de
Hengelsport. In mei van het. vol
gend jaar zullen we deze rubriek
hervatten. In de tussentijd:
de vangst.
Elan echte visboten
Lloyds certificaat, vanaf f 1.390.-
Yamaha - outboards
2 tot 55 pk. 2 Jaar garantie.
BOOT^MT^UM B.V.
Een koele stadsioijk aande rivier, ambitieuze plannen in Memphis,
Een kanjer
mmmllat