Andersen door een andere Pallieter wordt ui! slop van rondbolligheid en vraatzucht gehaald ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1975 Foto rechts onder: Pallieters vertrek naar een "nieuwe wereld". In het midden Eddy Brugman als Pallieter, links van hem Jacque line Rommerts, rechts Sylvia de Leur. Foto links: Joris Diels organisch brevierend Pallieterland-routewijzen bordjes langs stille wegen die langs veel rustieks voeren, zo ten zuiden van de grote baan tussen Antwerpen en Hasselt, de streek waar veel van die wegen naar Lier voeren. Dichter, toneel- en romanschrijver, schilder en tekenaar Fe lix Timmermans werd in 1886 in dat stadje geboren. En hij overleed er in 1947. Dat hij nu, 28 jaar na zijn dood, nog altijd een zeer gekende is, komt vooral door zijn „Pallie ter". Een boek dat hij in 1916 schreef en ooit gekarakteriseerd werd als „een lofzang op het leven, in de vorm van een reeks heerlijke natuurtaferelen, die verbonden worden door een personage, Pallieter, een type in de figurengalerij van de wereldliteratuur; geen hei dense genieter, maar een verheerlijker van de schepping als afstraling van God". Een Belgisch-Nederlandse co-pro- duktie brengt „Pallieter" omstreeks kerstmis in de bioscoop. Omdat: „We hebben nu wel genoeg door de grote stad geraasd, we worden dol van al net lawaai en al het jachten, „Pallieter" is rust", zegt regisseur Roland Verhavert. Maar er was nog een, voor hem niet minder belangrijke aanleiding. „Het sponta ne succes van de roman heeft een Pallieter-mythe geschapen, die ei genlijk maar op de helft van "het boek berust. In de volksmond is Pallieter uitgegroeid tot een rond- bollige figuur, die zijn leven vult met eten en drinken. Vanzelfspre kend is Pallieter meer dan aat en wie wat nauwkeuriger aandacht Door Frans Happel schenkt aan het tweede deel var. het boek, zal merken dat Pallieter veeleer een levenskunstenaar is dan een levensgenieter". Eddy Brugman (31) speelt de titelrol. Een Belgisch acteur (gebo ren in Antwerpen) lie de laatste jaren echter vooral in Nederland zijn werkterrein vindt. Hij maakt deel uit van het tableau van de Haagse Comedie, zal komend seizoen ook een gastrol spelen hij het Stadstoneel Rotterdam, televisiekij kers konden hem voor het eerst ontmoeten in „Een mens van goede wil", zijn entree in de bioscoop ging via „Keetje Tippel". Niet kuis Eddy's Jeugd lag echter vol in Vlaanderen. Hij herinnert zien aat hij .Pallieter' voor 't eerst las toen hij twaalf was. „Eigenlijk mocut ik dat helemaal niet, want het ooek stond bij ons toen nog op de zogeheten Index II. Alleen voor rijpere lezers, begrijpt ge? Ergens in het boek wordt namelijk bloot in een vijver gezwommen en er zijn nog een paar passages ais onze katholieke keurders indertijd als niet kuis c Opname: met een voorhamer gaat Eddy Brugman de spiegelgevel te lijf. Even een rotherrie, waarvan iedereen eigenlijk schrikt, omdat een van de kenmerken van de produk'.ie tot dan was geweest dat er letterlijk in alle rust en kalmte werd gewerkt. Het meest verstoord is de iilmhond Lubas, die zo overstuur raait, dat hij de poten neemt en de eerstvolgende uren halsstarrig wei gert om dichter dan dat hij strikt nodig vindt bij het huisje te komen. Dat is te ver voor de filmmakers, maar noch lieve woordjes, ncch koekjes en worst nemen Lubas' wantrouwen weg. De nele filmploeg bezig met een hond. „Nondeju, steeds als het juust interessant wordt stopt den hond". Minimale tegenslag, de eerste keer tijdens vier weken opnamen dat het j schema verstoord wordt. Ja, vorige week smakten regisseur Varhav°rt j en enkele spelers van een stellage. Ziekenhuis-vervoer, het zag er i aanvankelijk ernstig uit. Dat i< cd lijkt alweer geleden. De enige zichtbare kwetsuur is die van Verhavert (arm en schouder in I gipsverband, gebroken sleutelbeen). En verder zou er nog iemand ,^ast van z'n nieren hebben". Sylvia de j Leur, genoteerd voor een shoes, is j de klap ook alweer te boven. Ze is tenminste tussen de opnamen door j lustig doende om het stemmige kapje dat bij haar ingetogen zwaite (film)jurk-met-veel-lagen hoort te ruilen voor de veel profanere hoofddeksels, die door cameramen sen en geluidsjongens altijd worden opgezet zo er sprake van filnunasen is. Attent „Pallieter", het moet een rustige, ingetogén film worden, met -'en sfeer die hangt tussen „gemoedelijk heid en ernst". Joris Diels „Dis opnamen zijn heel plezierig. Ailes gaat kalm en de mensen zijn bijzonder attent. Als ik oij de opnamen moet zijn heeft men graag dat ik altijd de avond tevoren aanwezig ben. Ik krijg steeds een waarschuwend telefoontje: „Joris, denkt ge er aan, morgenavond?" „Pallieter" als film. „Aandacht voor de mens en zijn medemens hebben, dat zit er in", zegt regisseur Verhavert. Jacqueline De opnamen voor „Pallieter" «Hugo Claus schreef de filmbewerking de dialogen) konden nerge as een passender entourage knjgea aJs juist in dat „Pallieterland". doais bijvoorbeeld in Hulshout, waar de natuur 's zomers schitterend iccst viert, waar een klontje hulzen niet stoort omdat er geen nieuwbouw tussen zit. De filmmaatschappij „Kunst en Kino" (te Brussel), belangrijkste partner in een met Elan film en Cinecentrum, heeft nabij beuKeooum 733 en greppel 16 een grote tent geplaatst, waarin een veldkeuken is geïnstalleerd. Vijfhonderd meter daar achter, over ae kroni-ne zandweg, staat een tcrakemJtkig boerenhuisje, plus sfeervol rommelig erf. Een van de voornaamste locaties. Op de dag van ons oezoek ziet het gebouwtje eruit ais een futuristisch pannekoekenhuis. De gehele gevel is namelijk bekleed met spiegels, van keurig gesneden tot scherf. De camera staat in aanslag om in een keer een actie te kunnen vangen die niet meer overgedaan kan worden. Schrik In het boek verlaat Pallieter In de hoofdrollen treffen we naast Eddy Brugman en Sylvia de Leur, de 18-jarige Amsterdamse Jacqueli ne Rommerts (studente aan de academie voor beeldende kunsten) aan. De publiciteit van Kunst en J Kino kraait: „Haar ontreden in Pallieter is beslist de start voor em hele lange, schitterende filmcarrière, die meteen aansluit bij de vroe- gere filmontdekkingen van Kunst en Kino. Denken we maar aan Wiik-ke j van Ammelrooy („Myra") en Ans j Beentjes („De Loteling", ook een film van Roland Verhavert), die even- j eens bij deze produktiefirma nun eerste aarzelende stappen nebben gezet in de grote internationale filmwereld". Jacqueline oogt prima, een meisje met een heel mooi gezichtje en ogen die beloven. Dat heeft Eddy Brugman eveneens I onderkend. „Een ideaal paar.zegt Verhavert goedkeurend. Voor „Pallieter" is ook Joris Diels j ingeschakeld. Een vanouds bekende j acteur, die Verhavert een pleziertje wilde doen". „Drie jaar geleden nad hij mij al eens gevraagd" zegt Diels, „maar toen kon ik niet" Hij telefoneerde me nu weer en ach, ik moet zeggen, ik vond dit wel leuk. Heel vroeger (Diels is ook Belg van geboorte) had ik hier in de buurt een vriend, een kunstschilder. Samen hebben we veel rondgezwor ven, ik ken de omgeving dus erg I goed". Joris Diels speelt in de film een pastoor. Wanneer hij niet nodig is op de „set", verblijft hij in vol I ornaat vaak in sen belendende j moestuin, organisch brevierend, dat beeld. Zonder te overdrijven kan men wel zeggen, dat 1975 het Andersen-jaar is. Niet alleen Denemarken, maar vrijwel de gehele wereld herdenkt het feit dat het de tweede april honderdzeventig jaar is geleden dat te Odense op het Deense eiland Funen het schoenlapperszoontje Hans Christian Andersen werd geboren, die nu een eeuw geleden, op de vierde augustus 1875 te Kopenhagen overleed. Hij was toen al wereldberoemd als de schriiver van 155 sprookjesachtige vertellingen, en in kleinere kring bekend om zijn negen romans, zesendertig toneelstukken, een vijf tal verzenbundels en enkele reisbe schrijvingen. Door Rico Bulthuis Dan wase r nog een boek de inhoud en de lieve titel .Het sprookje van mijn leven" (in 1847 in het Duits verschenen), de biografen tot op heden in verwarring brengt. Daarin vertelt Andersen, die toen veertig jaar oud was, dat hij het enige kind was van zeer arme ouders die elkaar iiinig lief hadden. De moeder was een eenvoudige vrome vrouw, de vader een man met veel fantasie die zijn kind al vroeg verhalen voorlas, voordat hij op jeugdige leeftijd stierf, waarna de veertienjarige jongen, beweend door een lieve moeder en grootmoeder alleen naar Kopenhagen trok om daar beroemd te worden. Een waarzegster had het voorspeld. En na veel omzwervingen en steun van welwillende patriciërs werd hij dan ook beroemd. Er valt op dit verhaal wel wat af te dingen en aan toe te voegen, al heeft het lang geduurd voordat biografen, die Andersen terecht op een lijn stellen met Shakespeare, Homerus, Goethe en andere „onster- felijken", de moed hadden om het leven van de sprookjesschrijver van het sprookje te ontdoen. Destijds zal men dat wel een schande hebben gevonden, maar in onze tijd vergroot het alleen maar de bewondering voor het verloederde pauperkind waaruit een geniaal en daarbij hoogst integer mens met de 'Sprookje' In Nederland hebben twee dat „sprookje" van e leven uitgediept. In 1947 publiceerde mevrouw H. Hudig - Kapteijn haar helaas nooit herdrukte, beroemde biografie: „H. C. Andersen, de grote onbekende", en zojuist verscheen het prachtig verzorgde, rijk geïllustreer de boek: „Wie anders dan Andersen", door mevrouw Helene W. van Woelderen De laatste heeft zich aan de hand van recente onderzoekingen inten sief met de jeugd van de dichter bezig gehouden en komt tot verbijsterende conclusies. Het was al bekend dat Andersens grootmoeder, zijn aan de drank verslaafde analfabetische moeder, tantes en nichtjes hoeren waren, en zelf kinderen van onbekend gebleven voorbijgangers. Ook weet men dat de zes jaar oudere, buitenechtelijke halfzuster van Hans Christan haar beroemde broeder trachtte te chanteren met hun beider afkomst, waarna hij haar meed als de pest. Helene van Woelderens boek is uniek door het hoofdstuk met de vragende titel: „Was Andersen sr. wel zijn werkelijke vader?" Aan de hand van de doopacte, oude portretten en andere documenten valt moeilijk te ontkennen dat de half wijze, luie schoenmakersknecht Hans Andersen sr, die twee maanden voor de geboorte van Hans Christian met de hoogzwangere zeven jaar oudere wasvrouw Anne Marie trouwde, een plaatsvervanger was. En wel van de rijke schoenfabrikant. Andreas Huus, in wiens woning Anne Marie de was deed en tijdelijk een onderkomen vond, want tot voor haar huwelijk, en pas na de geboorte van haar zoontje kreeg het nieuwe gezin een huisje toegewezen in de nu befaamde Munkemollestraat. De eigenaar van het woninkje was de zeer rijke Christian Huus, oom van Andreas. Toen de laatste in 1819 stierf, werd de moeder van Hans Andersen met haar kind op stel en sprong uit hun huisje gezet, en zat er voor het kind dat geen onderkomen meer had niets anders op dan de wijde wereld in te trekken. Sluier In „Het sprookje van mijn leven" ligt over dat alles een Ondoorzichtige sluier. Het is lang niet onwaar schijnlijk dat Andersen best wist wie zijn ware yader was, en waarschijnlijk heeft hij de sprekend op hem gelijkende, vrijwel even oude dochter van Andreas Huus ook wel gekend. De nazaten van de Huus-familie, met name de beeld houwster Emma Mathiasen, vertelde aan de cineast Jorgen Roos die over dit alles een documentaire film maakte, dat er een traditie in de familie bestond, dat Andersen „een der hunnen" was. Voor mij is dit onderzoek alleen van belang om het werk van Andersen beter te kunnen verklaren. Of de wasvrouw nu het kind kreeg van de verwarde Hans of van de verwende Andreas, zal mij een zorg zijn. Het interesseert mij meer dat de kleine Hans Christian wel degelijk de Latijnse school bezocht voordat hij na de dood van zijn moeders echtgenoot op het armenschooltje terecht kwam, en dat hij de literatuur leerde kennen uit verha len van de uit Frankrijk afkomstige kapper Gomard. Over dat alles schrijft Andersen met geen woord, en het verfijnd en poëtisch camoufleren van de werkelijkheid zal hem via de moraal van de negentiende eeuw wel met de paplepel zijn ingegoten. 'Dagboekbladen' Het relaas over zijn zelfverkozen eenzaamheid, mislukte liefdesge schiedenissen, eindeloze reizen, jacht op beroemde relaties en eerbewijzen vallen samen met het logeren bij bevriende families. Charles Dickens wist niet hoe hij die „plakkende Deen" de deur uit kon krijgen. Naar mijn opvatting is Helene van Woelderen dikwijls te mild in haar oordeel, en haar interpretatie van de sprookjes wijkt van de mijne soms af, hoewel haar zienswijze boeiend is en een totaal nieuwe visie geeft op Andersens genialiteit. Het kan zeker waar zijn dat Andersen, zoals de schrijfster het noemt, astraal helderziend was, en dat zijn gelaat in dat opzicht boekdelen spreekt. Willem A. Koppejan, de echtgenoot van mevrouw Van Woelderen, geeft daarbij nog een heel uitvoerige beschrijving van Andersens geboor tehoroscoop, waarin dit alles wordt bevestigd, evenals de afstamming van de dichter uit een der stammen van Israel, waarover deze biografe eerder het boek: „Wondere parallel" schreef. Dat de Deense-Hebreeuwse volks symboliek van invloed is geweest op de beroemde sprookjes, kan ik niet beoordelen, maar ik weet wel dat de schitterende vertellingen stuk voor stuk uit het leven zijn gegrepen. Het zijn vergulde dagboekbladen. De romans die Andersen schreef zijn nogal saai. Zijn gedichten middelmatig en zijn toneelstukken slecht. Dan, tijdens een periode van ontmoediging schreef hij een aantal bekende volkssprookjes in zijn eigen stijl en gaf die in 1835 uit als „Sprookjes voor kinderen". Zoals gebruikelijk was, werd hij in Denemarken met alles wat hij publiceerde door de literaire kliek gekleineerd en gepest, en het nieuwe boekje kreeg die eer niet eens. Maar aangemoedigd door enkelen, onder wie de beroemde fysicus H. C. Orsted, begon hij meer van die „fantastische" vertellingen te schrij- Niet alleen de inhoud van die uitzonderlijke, even fantastische als realistische vertellingen bezorgde de schrijver na enige Jaren wereldroem, maar niet te vergeten de stijl waarin ze werden geschreven, en waardoor ze tot in lengte van dagen zo leesbaar zullen blijven. Het Deens is voor een Nederlander geen bijzonder moeilijke taal, en het valt te betreuren dat vele semi-literaire dames en heren zich niet ontzien om vanuit andere talen of oude drukken het werk van Andersen met de botte bijl te lijf te gaan, te „kuisen" of op een schandelijke manier te bewerken. Naast enkele goede uitgaven dreigt de markt overstroomd te worden met dergelij ke rotzooi. Goud uit modder De sprookjes van Andersen zijn voor mij in de eerste plaats schitterend bewerkte levenservaringen. Hij was in staat om modder op te rapen en er goud van te maken. Een ingeboren voornaamheid hoe kwam hij daar in 's hemelsnaam aan? dwong hem afstand te nemen van alles wat minderwaardig was. Het was echt geen slapheid, want aan vele van zijn dichterliike camouflages ontbreekt het veniln niet. Men hoeft „De tol en de bal" maar te lezen, om te weten hoe hij over bepaalde teleurstellingen in zijn leven heen kwam. Verhalen als „De schaduw" en „De wind vertelt van Waldemar Daa en zijn dochters" behoren tot het mooiste en meest dramatische proza uit de wereldliteratuur, en hij heeft geen verhaal geschreven of er zat een stukje werkelilkheid uit zijn dageli jkse leven aan vast. Het camoufleren van zijn jeugd in Odense zal echt wel de aanleiding ziin geweest tot het schepüen van een tweede werkelilkheid. waarmee deze on zichzelf nog niet 's verklaard. In dat opzicht kan ik Helene van Woelderen gelük geven. Een genie als Andersen ontraadselt mpn niet door te constateren dat hij iidel. egocentrisch, onevenwichtig en nog meer was. of dat hij hypochondrische en psychopatische trekken vertoonde. Daarmee is ook ziin onvallend tekentalent niet blootgelegd. On danks nUe ooderwoekmcpn zal hij een raadsel bliiven. Een van zijn beschermsters, de vrouw van Jonas Collin heeft het treffend juist tegen haar kinderen gezegd die de vlucht namen als de prateriee, lelüke Andersen te lang na de maaltijd bij d° haard hlepf zitten Dan zei ze; „Pas op kinderen, meet hem toch niet met lullie eigen maat, want daarvoor is hij te groot" Helene W. van Woelderen: ..Wie anders dan Andersen". Uitg. W. van Hoeve, Baarn. Prijs: gebonden f 47,50. j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 13