plotseling ster
Er zijn er bij die alleen mef een
aufokaarf naar Terschelling varen
De Gazelle
steunzolen
en vindt
hel nog
allemaal
Pleziervaart
groeit; de
vaarkunst
ook
ZATERDAG 26 JULI 1975
IJMUI'DEN Sinds Fanny Blankers-Koen er genoeg van kreeg om als vliegende huis
moeder rond te jakkeren, zijn we op de sintel banen niet al te veel meer verwend. Puck v.
Duijne-Brouwer, de reus Koch, Mieke Sterk en Jos Hermens hebben weliswaar soms
vaag nieuwe hoop doen gloren, erg lang duurde de kick nooit. ^Vannee^ we insiders moe
ten geloven hebben we in het Olympisch jaar 1976 echter weer stof te over om naar
huis te schrijven. Want alles wijst erop dat er in dit land een nieuwe ster is geboren. De
wereld hoort er nog wel van op, na de vliegende huismoeder komen we in Montreal
met dte Gazelle van IJmuiden.
Ze is zestien net zestien ze heeft intelligentie, bruine
ogen, die het goed doen bij het halflang korenblonde haar. Het
is snel gegaan niet te snel de naam Olga Commandeur
werd op slag een begrip. Ze verkeert niettemin nog in het sta
dium dat ze met een blos op haar koontjes bekent dat ze al die
belangstelling zalig vindt en met een vluchtige blik op haar
moeder vraagt ze of ze hetzelfde verhaal weer zal afsteken
"want er zijn al twee andere kranten geweest vandaag".
Sinds Olga Commandeur de Neder
landse jeugdrecords op de 400 en 800
meter inpalmde, is ze vrijer in het
gesprek geworden, zegt ze. „In het
begin was ik nerveus, nu ben ik zo
ver dat ik mijn woorden op een rij
zet en een goed antwoord formuleer.
Nee, vervelend vind ik het niet. Al
zou ik mijn verhaal over de 400
meter 400 keer moeten vertellen dan
nog zou ik het doen".
„Ik vind dit hele gedoe zalig,
probeer alles wat er over me wordt
geschreven in mijn bezit te krijgen.
Laatst belde ik een krant, maar de
foto, die ik graag wilde hebben,
kreeg ik niet. Zeveneneenhalve
gulden moest ik eerst betalen, nu
dat vond ik veel. Maar nu is er
iemand die de krantefoto's voor me
plastificeert en dan zijn ze ook wel
Door
Aad Waigenaar
Jan Oving, schipper van
de reddingsboot.
„Er zijn er bij," zegt de schipper van
de reddingsboot, „die met alleen een
autokaart naar Terschelling komen
gevaren. Ik vraag je..."
Jan Oving, zeven jaar schipper op
Terschellings kloeke reddingsvaar
tuig Carlot. wijst op de tjokvolle
jachthavens aan de zuidoostzijde
het waddeneiland. „Ieder jaar
er meer boten bijgekomen, en
steeds mooiere °n grotere. Maar of
ook groei in de vaarkunst van de
eigenaren van al dat moois zit., daar
zet je vraagtekens bij".
Het is een stralende dag als we op
Terschelling zijn. De Waddenzee
strekt zich vlak uit, ondanks een
lichte bries.
Ieder mens op de wallekant zou zich
zo'n vaartuig van plezier wensen, die
daar bij tientallen in de havens
liggen. Nog meer tientallen zijn
's-morgens al van wal gestoken om
achter de horizon te gaan speleva
ren.
De weersomstandigheden, die och
tend, hadden daartoe uitgenodigd.
Zo aanlokkelijk was het een dag of
tien eerder ook geweest. Maar wel
had het weerbericht van die morgen
kleine bedenking gemaakt: de
wind kon wel eens komen opzetten
vanuit het noorden en dan
aanwakkeren.
Zo gebeurde het ook, later op de
dag. Overhaast moesten vele jachten
het roer wenden en worstelden zich
toen terug naar veilige haven.
Twee jachtjes liepen echter aan de
grond. De Terschellinger redding
boot moest uitvaren en sleepte hen
binnen, met de opvarenden, onge
deerd maar hef tig geschrokken.
„Wat een onervarenheid en wat een
lichtzinnigheid," zeiden later sommi
gen op het eiland. „Men vaart maar
raak en luistert helemaal niet naar
waarschuwingen".
En weer werd ervoor gepleit dat
voor de pleziervaart toch eindelijk
een „Vaarbewijs" verplicht gesteld
moest worden, zo goed als ook de
zondagsrijder in zijn auto, een
rijbewijs moet hebben.
Is de Nederlandse watersporter
inderdaad zo lichtzinnig als hij het
roer ter hand neemt?
Schipper Oving wil niet generalise
ren. Want: Er zijn er by die
amateurs, die echt goede zeelui ge
worden zijn. En die goed
materiaal hebben en met kaarten
weten om te gaan. Maar helaas
herken je er toch ook genoeg, die
duidelijk geen „mensen" van het
water" zijn. De beste zeeman kan een
keer scheef gaan met zijn schip,
maar die weet dan zijn verstand te
behouden en komt wel weer uit de
narigheid. Waar wij op af moeten,
dat zijn de mensen die gelijk in
paniek raken als er wat mis is. Dat
zijn geen „mensen van het water".
Dat merk je als je bij ze komt, ze
zijn overstuur, laten alles aan je
over..."
Veel pleziervaarders kennen de
grens van hun vermogen niet. „Kijk
nou eens naar dat roodje," zegt de
schipper en wijst op een plat rood
zeiljachtje, dat juist de haven
verlaat en zuidwest koerst. „Ik weet
dat dat schuitje nu naar Helgoland
gaat varen en het weer is nu goed
en hij kan 't heus wel halen. Maar
in feite is het voor zo'n bootje een te
grote onderneming, als je de
Noordzee niet kent. Zo'n schipper
weet niet op welke plaatsen hij de
viezerikken kan verwachten- zo
noemen wij de gevaarlijke rollers."
Lichtzinnigheid bij de pleziervaar
ders? Op een punt in ieder geval
wel. Schipper Oving: Het is over de
hele linie zo, dat de mensen
zwemvesten of -gordels lastig vinden
en dus of niet aan hebben of
helemaal niet aan boord hebben.
Die ervaring heb ik gekregen bij de
keren dat wij mensen van hun
vastgelopen of omgeslagen boot
haalden. En daar zeg ik dan wel
wat onvriendelijks over tegen die
mensen; kritiek op hun gebrek aan
vaarkunst, vind ik buiten mijn taak
liggen'..
Terwijl Oving dit zegt scheurt
buiten de steigers van de jachtha
ven een klein speedbootje voorbij
met twee jongens er in van een jaar
of tien. Geen van beiden draagt een
zwemvest. „Wat ik je zeg..." bromt
Oving.
Een vaarbewijs verplicht stellen?
We vragen het in Terschelling aan
een tiental pleziervaarders. Slechts
een is er voor- hij is dan ook al de
bezitter van het onverplichte
Vaarbewijs 1 en 11.
De anderen vinden het maar niks,
zo'n verplichting. Een zegt er: „Wat
dacht je nou? Dat ik meer dan tien
mille van mijn geld in mijn schuit
stop om dat geld even later in het
water te gooien, omdat ik niet eerst
zo bijdehand was om te leren hoe ik
met mijn schuit moet omgaan? De
kritiek op de pleziervaart is er een
van de beste stuurlui, die aan wal
staan. En het is zo, dat van iedere
tienduizend jachten hier in Neder
land er sowieso zesduizend eigenlijk
haast nooit van hun ligplaatsen
afkomen- dat zijn veel meer tweede
huisjes eigenüjk. Die andere, die wel
gaan varen, weten heus wel wat ze
doen. Kijk maar eens voor wat een
kapitaal aan waterkaarten er ieder
jaar verkocht wordt.
Geen verplicht vaarbewijs, zegt een
ander: „Ik houd het er op, dat een
keer een vuile broek halen beter
werkt dan een verplichting van
hogerhand. Zo iemand gaat daarna
niet meer het water op voordat hij
er wat bij geleerd heeft, vrijwillig".
Schade en schande dus, de beste
leermeester voor goed zeemanschap?
Schipper Oving betwijfelt het en
houdt zyn reddingboot „Carlot" der
halve toch nog maar steeds 24 uur
klaar om uit te varen.
Natuurtalent
Olga Commandeur, een spontaan
natuurtalent, dat sinds ze op advies
van een havo-leraar atletiek ging
bedrijven, op alle onderdelen
uitblonk, waarop ze uitkwam. Uit
een van de ijverig aangesleepte
exemplaren van de „Atletiekwereld"
blijkt dat haar naam vorig jaar op
de jeugdranglijsten bij de allerbes-
ten voorkwam bij de 100, de 200, de
400 en de 800 meter. Maar ook bij
de 100 meter horden, het hoogsprin
gen, het verspringen, het kcgelslin-
geren, discuswerpen, speerwerpen en
de vijf kamp.
„Ik ben altijd gek op hardlopen
geweest", zegt ze. „Als klein kind op
straat deed ik niets liever.
Behendigheidsspelletjes won ik al
tijd, in de eerste klas van de havo
zei de gymleraar dat ik lid van
Suomi moest worden. Dat heb ik
gedaan en ik liep in mijn allereerste
wedstrijd een clubrecord. Sindsdien
had atletiek me te pakken, ging
mijn hele familie mee wanneer ik
moest lopen."
Door
Ger Stalk
Ze werpt opnieuw een blik op haar
moeder. Giechelt dat ze nu toch
hetzelfde verhaal weer zit af te
steken. Vraagt langs haar neus weg
of de verwachte vliegtickets voor
Edinburgh, die ze onlangs won,
vanmorgen bij de post zaten en zegt
dat iedereen het in het begin een
tikkeltje gek vond dat ze overal met
haar familie verscheen. Zelf vond ze.
van niet.
„Al waren er wel momenten dat
ik dacht, misschien oordelen ze wel
dat ik niet alleen durf, dat ik altijd
aan de hand van mijn vader en
moeder loop. Maar dat was alleen in
het begin", zegt ze haastig.
Steunzolen
Ze heeft ook nog veel te leren, vindt
ze. Daarom nam ze alvorens de 400
en 800 meter tot specialiteit te
kiezen aan een aantal technische
nummers deel. „Vorig jaar ben ik
twee keer door mijn enkel vepaan",
zegt ze. Dat is iets waaraan Je
weinig kunt doen. Maar wat me op
4 mei overkwam, gebeurt me niet
meer".
„Het was koud en nat die dag,
niettemin ben ik toen op de grond
gaan zitten. Toen ik opstond was
die pijn er al. Ik ben bij een
fysiotherapeut geweest, had veel
pijn in een spier in het dijbeen, heb
weken lang niet kunnen trainen, al
heb ik wel aldoor gefietst. Daarna
kreeg ik ook nog pijn in mijn voet".
„Dokter Strikwerda constateerde
toen dat ik doorgezakte voeten had
en adviseerde me om steunzolen in
mijn trainings-spikes te laten
aanbrengen en in mijn wedstrijd
spikes een soort verhoginkje. Dat
bleek het ei van Columbus, want
daarna ging het aldoor harder."
En nu hebben insiders inmiddels
verrukt uitgeroepen, dat Olga
Commandeur voorbestemd is om heel
grote prestaties te verrichten. Sinds
ze op 18 juni eindelijk voluit kon
gaan, liep ze zonder de basis-condi
tie, die anderen wel hadden, op de
800 meter, achtereenvolgens 2.12.3 in
Haarlem, 2.10.7 bij de Sparta-spelen,
2.06.- tijdens de Nederlandse jeugd
kampioenschappen en recentelijk
haar Nederlands jeugdrecord van
2.02.8 bij avondwedstrijden od
Papendal. Sindsdien kwam Olga
Commandeur op de 400 meter tot
het Nederlands jeugdrecord van 53.3,
waar de Nederlandse senioren-re
cords van respectievelijk Trudy
Wunderink en Ilja Keizer-Laman op
52.5 en 2.02.2 zeer dicht binnen haar
bereik liggen.
Studie
„Het moet harder kunnen gaan",
aldus Olga Commandeur. Ik kan
niet zeggen hoeveel harder, maar de
man van Ilja Keizer-Laman trainer
Hans Keizer, zegt dat het kan. Hij
zegt steeds maar: „Ik zal blij zijn
als dat record van mijn vrouw nu
eindelij k eens sneuvelt". Anderzijds
realiseer ik me dat mijn studie erg
veel tijd zal gaan opslokken. Ik zit
in de examenklas havo en ik zou
het graag allebei goed willen doen
In elk geval probeer ik er op beide
fronten uit te halen wat er in zit.
Dat wil zeggen, dat ik Montreal zou
willen halen maar ook het d'oloma
havo. Wanneer ik in de knoei zou
komen, zou ik, denk ik, iets minder
hard willen studeren. Aan de andere
kant gaat het misschien toch wel
weer samen."
De Gazelle gaat verzitten, blijft het
antwoord schuldig op de vraag
waarom ze als Gazelle wordt
aangeduid. Ze is 1.76 meter, zegt ze,
heeft lange benen en een lange pas.
Daarom misschien. Uiteindelijk con
cludeert ze, dat het dat moet zijn.
„Wanneer ik loop, heb ik hoge
knieën", besluit ze. Ook dat vindt ze
zalig.
Ze komt weer met de AtW.iekwereld
op de proppen. „Afschuwelijke foto",
wijst ze aan. „Een bril droeg ik toen
nog, nu niet meer, ik draag
contactlenzen. Ben er ook wel eens
een verloren." Half tot haar moeder:
„Ja, ik vind het leuk, die Gazelle.
Weet je wat het voordeel is wanneer
je lang bent? Wanneer Ie ingeslo'm
bent, kan j- de situatie overzien.
Ben je er ook weer zo uit."
Olga Commandeur doet drieëneen
half jaar aan atletiek Weet nu
zeker dat ze is geboren voor de *00
en 800 meter. „Een aantal Fam1Pe'e-
den, een zus, een zwager en een
broer zijn nadat ik succes had,
eveneens lid geworden van Suomi".
zegt ze. Wijzend naar een broer," Jan
heeft pas een goede tijd gelopen Na
een reactie, die niet enthousiast
klinkt: „Je moet bedenken op welke
baan je tot die tijd k^am, Jan."
Moeder Commandeur trots, terwijl
ze een telegram gladstrijkt waarin
haar dochter veel succes v.c t
toegewenst oij de Eurooese jeugd
kampioenschappen van Athene: „Ik
heb er vijf. drie zijn er getrouwd.
Jan en Olga zijn nog thuis!
Wanneer Olga loopt, blijven we
meegaan. We hebben een Volkswa
gen-busje...."