ZEELAND VERLOOR ZW EIGEN STOOMBOOT DIENST AAN ROTTERDAM Minstens vijftien miljoen mensen heen en weer gebracht ZATERDAG 21 JUNI 1975 PAOINA 13 Door Bram O o ster wijk De Zeeuwen wonnen het in 1875 bij het opzetten van een eigen stoombootdienst voor passagiers, post en goederen naar Engeland dan weliswaar provincie heeft na e naam maa Rotterdam, maar de an het „Luctor et emergo" m eeuw toch alleen haar mogen overhouden in de Zeeland. Verliezer Rotterdam daarentegen heeft in zijn westelijke voorpost Hoek van Holland jarenlang alweer het begin- c.q. eindpunt van de drukbevaren Engeland-route. De „koninklijke" rederij is deze maand een honderdjarige en als een van onze oudste maritieme onderne mingen tevens een van de bekendste. Tijdens honderd jaar pendelen tussen Nederlandse en Engelse havens zijn er op z'n minst vijftien miljoen passagiers heen en weer gebracht, plus de nodige honderdduizenden zakken post, dito tonnen vracht en de laatste jaren grote aantallen auto's. Achtennegentig van de honderd jaar mag men zich Stoomvaart Maat schappij Zeeland, Koninklijke Ne- derlandsche Postvaart noemen. De vorstelijke belangstelling was er zelfs al eerder, van Prins Hendrik („De Zeevaarder") broer van Koning Willem III die veel initiatief, energie en doorzettings vermogen leverde om de Zeeuwen hun dienst op Engeland te bezorgen. Hij was op 10 juni 1875 persoonlijk bij de oprichtingsvergadering in Middelburg aanwezig De Zeeuwen geleden van de Rotterdammers, omdat er tot aan hun kust in Vlissingen een spoorlijn was neergelegd en voorail ook omdat Amsterdam z'n steun zo ging dat toen aan het Zeeuwse plan gaf. De hoofdstad werd er zelfs ook wijzer van, want de rederij-direktie kwam bij de puur-Amsterdamse rederij KNSM terecht. Overigens duurde dat krap twee jaar maar. Binnen zeven weken na de oprichting werd de eerste nachtelij ke overtocht gemaakt: met de zeil/stoomraderboot Stad Vlissingen, die samen met de Stad Middelburg en de stad Breda in Engeland was gekocht en grondig was verbouwd. De „Zeeland" wilde op Queenborough gaan varen, maar omdat de pier daar nog niet klaar was, werd het Sheerness, ook aan de Theems-mon- ding. voer-overeenkomst, met een gega randeerde opbrengst van 150.000 gulden 's jaars. Twee nieuwe raderboten moesten de rederij de broodnodige impuls geven. Het waren de Prinses Marie en de Prinses Elisabeth (genoemd naar twee prinselijke nichtjes)de voorlopers van een lange rij schepen die met koninklijke namen zouden worden getooid. Vlootvernieuwing betekende meer vervoer en in de zomer van '87 was men zover er ook een dagdienst bij te kunnen beginnen. Drie nieuw- bouwschepen moesten daarvoor zor gen: de Duitschland, Engeland en Nederland, elk goed voor 240 Mijnexplosies T egenslagi ;en Lang hield men het niet vol: nog geen vijf maanden. De resultaten waren zo slecht dat de dienst moest worden gestaakt. Het was de eerste van de vele tegenslagen die de rederij in haar bestaan kreeg op te knappen. Maar Prins Hendrik zou zijn bijnaam geen eer hebben aangedaan als hij niet over de brug was gekomen. Zijne Koninklijke Hoog heid verklaarde zich bereid de rente te garanderen van een lening van twee ton. En dank zij die toezegging lukte het de Zeeuwen opnieuw te beginnen. Vijftien mei 1876 was de dienst Vlissingen-Queenborough een feit. De Staat der Nederlanden hielp dat jaar een handje door een postver- Rotterdam had al die tijd niet stilgezeten en op 1 juni 1893 pakte de stad haar kans en gebeurde er waar de „Zeeland" al zo lang bang voor was geweest: de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij opende samen met de Great Eastern Railway een nachtdienst tussen Hoek van Holland en Harwich, met veel lagere tarieven. Na een jaar moest dan ook worden besloten de eigen tarieven eveneens omlaag te brengen en opnieuw moderner materieel aan te schaffen. De Staatsspoorwegen sprongen bij en er konden drie schepen worden besteld: de Koningin Wilhelmina, Konin gin Regentes en Prins Hendrik. Ze voeren erg hard voor hun tijd: 19 1/2 mijl per uur. Hangen en wurgen Tot aan de eeuwwisseling kon de „Zeeland" de dienst met hangen en wurgen draaiende houden. Het laatste jaar van de vorige eeuw werden er zelfs voor het eerst meer dan 100.000 passagiers geboekt. Er kwam een redelijke verbetering toen er in 1908 een nieuw postcontract werd getekend. Meteen werd er weer nieuwe tonnage besteld. Opnieuw drie schepen. De Prinses Juliana, de Oranje Nassau en de Mecklenburg: plaats in twee klassen voor totaal 356 passagiers. De eerste (dubbel) schroef schepen van de vloot, die tot dat moment uitslui tend uit raderboten had bestaan. Negentienelf is in zoverre het vermelden waard omdat de rederij de nachtdienst van Queensborough naar Folkestone verlegde (19 mijl korter) en omdat het vervoer van passagers, vracht en post tot een ongekende hoogte opliep, in datzelf de jaar werd de eerste cruise georganiseerd, naar de vlootrevue in Spithead; in 1912 gevolgd door een pleziertocht naar de Kieler Woche. Het dodelijke schot op de Oosten rijkse troonopvolger in Serajewo betekende voor de rederij een soort schot voor de boeg. De Eerste Wereldoorlog brak uit en voor de „Zeeland"-diensten betekende dat vallen en opstaan. Diensten staken, beperkt varen, routes verleggen en weer varen. Dankzij het grote passagiers, vracht en post tot een oorlogsmaanden werd 1914 toch het jaar waarin voor de eerste maal 200.000 passagiers werden overgezet. De rederij kon de hoge oorlógsmo- lestpremies niet betalen en als er beperkt en wisselend kon worden gevaren, dan gebeurde dat met de oude raderboten. De drie nieuwe schepen (zes jaren oud waren ze) werden opgelegd, totdat men er achter kwam dat een schroefschip 1913: de Koningin Regentes ligt klaar voor vertrek uit Vlissingen, minder gevaar liep om op een mijn te stoten dan een zoveel breder raderschip. De rollen werden toen maar weer omgedraaid. Ongeschonden kwam de vloot de oorlog niet door. Drie schepen gingen er door mijnexplosies verlo ren: de Prinses Juliana, de Mecklenburg en de Koningin Wilhel mina. Een Duitse torpedo vernietig de de Koningin Regentes. Het aantal opvarenden dat omkwam, was betrekkelijk gering: veertien Na de wapenstilstand op de 11e november 1918 was het ook voor de „Zeeland" uithuilen en opnieuw beginnen. De nachtdienst Vlissin- gen-Gravesend (later Folkestone) kwam weer op gang; na een jaar werd het een dagdienst. Nieuwbouw- opdrachten kwamen er ook weer los Het contact met de Britse Spoorwegen kwam in 1927 tot stand. Folkestone werd voor Harwich verruild en in samenwerking ging men 's nachts op Hoek van Holland en overdag op Vlissingen varen. Moeizaam voer men door de crisisjaren heen; in '37 konden er twee schepen worden besteld. De Konigin Emma en de Prinses Beatrix, die pas in 1968 werden gesloopt (in Belgie). Op de eerste en tweede dag van de nieuwe oorlog konden vier schepen naar Engeland ontkomen. Tot aan de bevrijding toe hebben ze in geallieerd verband dienst gedaan, van IJsland tot aan Indonesië. De Prinses Juliana werd op 12 mei 1940 door een Duitse luchtaanval voor Hoek van Holland beschadigd, tijdens het transport van een bataljon infanterie van Vlissingen naar IJmuiden. Het schip werd iets boven de Noorderpier aan de grond gezet; kort daarop brak het doormidden. Duitse kustbatterijen in De Hoek hebben het wrak tijdens de oorlog als schietschijf gebruikt. Eind '46 heeft Vilssingen nog een enkele maand als vrachthaven voor de Harwich-dienst gefungeerd. Slechte resultaten hielden een voortzetting echter tegen en de rederij verliet voorgoed haar start plaats. Nacht- en dagdienst werden definitief in Hoek van Holland ondergebracht. Dat is tot vandaag de dag zo gebleven. De Zeeland en de Britse Spoorwegen (Sealink) doen het samen ook nog steeds, op een vijftig-vijftig basis. Met uit beide havens een dag- en een nachtaf- vaart. Verzorgd door moderne schepen; drie hebben er rij-op/rij- af-faciliteiten voor vracht- en personenauto's. Onder Engelse vlag zijn dat de St. Edmund en de St. George (varend in het hoogseizoen), onder Neder landse de Konigin Juliana (sinds 1968) en het conventionele reserve schip Koningin Wilhelmina (vijftien jaar oud inmiddels). De „Zeeland" mikt op een tweede auto-veerboot, die over twee tot drie jaar nodig zal zijn om de verwachte groei in het vervoer (nu iets onder het miljoen passagiers per jaar in z'n totaliteit) te kunnen opvangen. Zestig miljoen gulden minstens kost zo'n schip en de bouw zal alleen maar kunnen doorgaan als de regering financiële steun zal geven. De rederij heeft er goede hoop op; het is tenslotte in de voorbije „Zeeland"-eeuw al meer gebeurd. In 1939 werden reeds auto's aan boord van de "Zeeland"-schepen gereden. De auto-veerboot Koningin Juliana

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 13