Leiden dertig jaar vrij Engelberta Favier ZILVEREN SIERADEN Juwelier v. d. Wafer door Paul Wolfswinkel - Engelberta Petronella Anna Favier-Zandbergen. Bijna 62 jaar. In Leiden en zeer ver daar buiten beter bekend als Engel tje) en ook wel als. Moeders. Een vrouw, die een gewichtige stempel drukt op de Leidse samenleving. Is het nodig te zeggen dat zon der haar alomtegenwoordigheid, hotel restaurant Nieuw Minerva rn«t zou zijn wat het nu is? - Een openbare gelegenheid, die in de loop der jaren is uitgebreid door de aankoop van verschillen de panden. Panden, die in elkaar overlopen als ware het een dool- hofi Kom je ei* voor de eerste keer, gegarandeerd dat je er ver dwaalt. En na herhaalde bezoe- '-*n kijk je nog steeds links en rechts naar het antiek,dat wer kelijk in elke hoek is te vinden. Niet alleen antiek, maar ook verse rozen. Elke week, op vrij dag, gaat Mooters naar een kwe ker in Roelofarendsveen om daar een gigantische hoeveelheid af te nemen (Zo'n 1200). 's Avonds komt een meisje om de bossen te schikken tot fraaie kunststukken. "Moeders" werd geboren op 20 augustus 1913. ("Ik ben een echte leeuw") in Rijnsburg. Haar vader deed in bollen. "Ik ben ge boren met het talent voor zaken doen. Dat kan je niet leren. Op mijn zesde jaar ging ik al naar De Palm in de Janvossensteeg, met een gebruikt soepbeen. Daar had ik natte kranten in gestopt; dan woog het wat zwaarder, hè? En daar kreeg je dan twee of drie cent voor. Voor knikkers. Ik heb ook altijd in de boekhouding -°rommeld, dat snap je wel. Mijn eerste geld heb ik verdiend in de chocoladewinkel van Van Alphen op de Hooigracht. Dat pakte me enorm. Ik wilde niet meer naar school en zo. Toen ben Ik twee dagen per week gaan werken bij C en A. In de tussen tijd nam ik tikles en leerde ik ■^khouden in de Haarlemmer- straatschool. Ik heb altijd goed geluisterd naar de mensen. Ik heb ook altijd goede adviseurs ge- had. Ik geloof dat ik deze zaak daaraan te danken heb, aan dat goede luisteren. Hoe ik mijn man heb leren 'kennen? Nou, ik was met mijn vader naar een dansavond. Daar was hij ook. Na een tijdje zei hij dat hij met me wilde trouwen. Ik heb toen gezegd dat dat best wel leuk zou zijn, maar dat ik toch 3cht niet van plan was om als de vrouw van een ober verder te le ven, want dat was zijn vak. In 1938 zijn we getrouwd en van mijn eigen geld heb ik toen het eerste pand gekocht. Ik ben toen ook meteen voor de studenten gaan werken. Nu nog, na al die jaren, komen ze binnen en vra gen ze hoe het gaat. Ik ken hun kinderen, die nu hier studeren. Aan de overkant, in de Vrouwen- steeg, heb ik een huis met elf stu denten". Tijdens het gesprek ("Je komt maar, we zien het wel") gaan haar ogen van links naar rechts; niets ontgaat haar. Over het hotel: "We hebben 142 bedden. Zeven koks, 6 obers, een huisnaaister, een huisknecht, een vaste schilder. En daar heb je je handen vol aan. Ik heb niet eens de tijd om de krant te lezen. Ja, natuurlijk alleen om te kij- '"m wie er dood is. Ik ben 's mor gens om kwart voor zes al bene den. Om half twee ga ik naar bed. Je moet de mensen toch goed ver zorgen voordat ze de deur uit gaan? Omdat het vandaag zo vre selijk druk is, had ik erop gere kend dat je om half zeven al zou komen: had je kunnen helpen koffie rondbrengen en zo." Ze heeft nooit vakantie. Heel af en toe gaat ze een dagje naar haar dochter in Groningen, op en neer met de taxi. "Dan zeg ik tegen de chauffeur dat-ie me moet wakker maken, want ih lig dan lekker onderuit te slapen. Wist je dat ik geen paspoort Tot drie keer toe heb ik een uitnodiging gekregen om naar Amerika te gaan. Dat heb ik moeten afzeggen. En laatst nog, toen kreeg ik geld terug van de belastingen. Ik kon het komen ophalen. Ik naar Den Haag toe, met alles bij me, behalve dan mijn pas. Ik kreeg geen cent. Toen is mün man moeten gaan. In Leiden op het postkantoor heb ik ook wel eens zoiets mee gemaakt. Dan zei ik tegen dat meisje: haal jij je baas maar, want die ken ik goed. Gek eigen lijk, dat je op deze leeftijd geen pas hebt. Binnenkort bestaan we dertig jaar. Ik wilde er eigeniljk niets aan doen, weet je. Ik wil mezelf niet in liet zonnetje zetten. Ik heb altijd willen zorgen vooreen ander. Maar ja, we doen er wel iets aan. Toen we 25 Jaar beston den had ik gebak gehaald voor het personeel. Zelfs mijn man wist er niets van." Over koks: "Die hebben mi nisterssalarissen, hoor. Ik vind het ook echt mannenwerk. Trou wens, ik kan het ook beter met mannen vinden dan met vrou wen. Mannen hebben veel meer respect voor vrouwen. Onze chef ziet hier nu al weer ruim vier jaar. Wat ik vervelend vind, is dat de mensen altijd naar mij toeko men, als ze iets nodig hebben. Al lopen er twintig obers rond, ze komen naar mij toe." (Als be wijs komt een meneer vragen of er nog wat brood kan worden ge serveerd bij de koffietafel. Twee meter verderop staat een van de obers; de meneer komt naar En gel toe.) "Al komt er dadelijk iemand naar me toe met tien miljoen voor de zaak, ik verkoop het niet. Wat ik wél wil is iemand naast me die het beter kan dan ik. Je ziet, ik zit nog steeds alleen. Iemand met een hele hoop geld maakt deze zaak kapot. Ik sterf in het harnas, geloof ik. Ja, na tuurlijk is geld gemakkelijk, maar ik staar me er niet blind op. Vijanden heb je allemaal. Na tuurlijk. Ik heb een grote bek vaak en dan zeg ik het gerust. Vreemde talen? Ja, als ik' mijn gebit uitdoe, spreek ik van al les". Wat ze.e'rg graag zou willen'is een bloemententoonstelling in het hotel., "Dat lijkt me geweldig mooi, met het antiek erbij. De koningin van de bloemen, de roos. met antiek. Heerlijk. Ik heb nu een meisje dat de bloemen schikt. Vroeger was het een bloe- menman, maar die is verhuisd. Ik wil binnenkort iemand hebben die voor halve dagen komt werken alleen met de bloemen. Maar die tentoonstelling moet toch echt eens komen. De televisie heeft ge zegd dat ze komen. En daar houd ik ze aan. Wat ik verder graag zou willen, en zet dat maar rus tig in de krant, zijn paaltjes voor de deur. Dan kunnen ze niet meer parkeren. En ze moeten hier voor de deur wat gaan as falteren, dat is geruislozer voor de gasten. En ze kunnen best wel eens.een paar bomen planten. Zo, ik heb gezegd". Tussen de thee en de aanvang van twee recepties leidt ober Joop me door het wijnstraatje. Een kenner, die een beginnend buik je krijgt. "Toen ik hier elf jaar geleden kwam, begon ik met drie flessen of zoiets. Nu zijn het er dertienduizend". Een zeer in drukwekkende hoeveelheid. Trots- wordt verteld dat echt genoot Bram in het ''buitenhuis" in Oegstgeest een tropische kas heeft. Wanneer we het optrekje ("Zet maar niet "in de krant waar het is, anders wordt er weer ingebroken. Dat zou dan de ze vende keer zijn") betreden, kan worden gesproken van een aardi ge villa. Bananenplanten, .drui- venboompjes en andere gewassen groeien als de spreekwoordelijke kool. In' dè tuin staan twee hok ken voor kippen en fazanten. Een hobby van Favier, die het zwa re hotelyak wèl erg goed in de ga ten houdt.' maar er daadwerke lijk geen dagtaak meer aan heeft. Iedere dag gaat hij naar Oegst geest pm de beesten te voeren en de planten toe te spreken. Moeders: "Eigenlijk is het een hele soesa, het hotelbedrijf. Het is een heel zwaar bedrijf, maar gelukkig is dit bedrijf mijn hob by". Dingen die ze graag eet of drinkt: geen gerechten, waar je al over struikelt bij het horen van de naam alleen. Een simpele ge bakken tong met sla, af en toe een wit wijntje of een glaasje Ja germeister. Af en toe eens lijnen, als ze van zichzelf vindt dat ze te zwaar wordt. Verder eet ze graag een bonbon. En waarom ook niet? Nieuw Minerva, Au bord du Rhin en binnenkort een proeflokaal in de Vrouwensteeg het is allemaal een onderneming die voor het grootste deel door Engel wordt bestierd. Zakelijk, maar ook: "soms worden men sen bijna familie van je. Ik heb laatst een gezin gehad uit Suri- Academisch Ziekenhuis wat aan worden gedaan. Die mensen heb ben een hële tijd hier gewoond. En dan,ga'je met ze praten, niet waar? Ze vertellen alles. En dan heb je het gevoel dat het je fa milie is. Midden in de naoht voor ze opstaan en zo. Dat hindert me soms.-Maar aan de andere kant hebben ze het gevoel dat je aan dacht hebt voor ze. Dat is veel waard. Om ,elf uur 's avonds, wanneer ik het :pand' weer binnenkom, zit Moeders met rode konen uitte blazen. Ze heeft geholpen met dé. afwas van die dag. "We hebben vandaag goed gewerkt. Het zat goed vol. De rozen zijn geschikt en werden binnengebracht. Kri tisch volgt ?e de obers. De ont bijttafels staan gedekt. Om ses uur Kömen de eerste gasten al naar benéden. yll VVAXj^F Haarlemmerstraat 181. Een schoonheid van een collectie. Altijd voordelig. ZATERDAG 3 MEI 1975 voedsel kon verschaffen, toen heeft geleefd". Voeg bij dit alles nog eens de bom bardementen (o.a. in de buurt van de Stationsweg), het feit dat je van s avonds acht tot 's ochtends vijf uur niet op straat mocht komen, dat er geen bioscoop was, geen toneel... tn het beeld van een van alle leven ontdane samenleving is compleet. Find april 1945 wilde de bezetter in een wanhopige poging de Leidse werklozen (4000 in getal) dwingen zich te melden om graafwerk even buiten de stad te verrichten voor verdedigingslinies. Het loon daarvoor zou vijf gulden per dag bedragen. Maar de samenwerkende Leidse ille gale organisaties grepen fel in. Zij verspreidden vlugschriften, waarvan de doortastende, laatste regel luidde: 'Weigert allen uw eigen graf te gra ven". Het hielp. Van de 4000 versche nen er zegge en schrijve zes. Maar einaelijk kwam dan toch die vijfde mei. Tot de tamelijk velen uit ceze stad die het uur van de bevrij ding niet meer meemaakten, behoor den het noofd van de Eerste Leidsche Schoolvereeniging H. Douma, de arts H Flu en de conrector van het Gymnasium dr. C. de Jong. Zij wer den doodgeschoten als represaille voor een aanslag op de toenmalige directeur van het Gewestelijk Ar beidsbureau. Half mei 1945 verstrekten de gealli eerden in Leiden gratis 800 gram biscuit, 100 gram chocolade en een blikje kaas of vleeswaren.. De Ver- zorgingsraad in Leiden waarschuw de de bevolking met klem tegen de neiging om het beschikbaar gestelde* voedsel snel en in te grote hoeveel heid te nuttigen Eind juni hervatte de blauwe tram in beperkte mate zijn dienst. Het leven kwam weer op gang. Maar eind augustus was de situatie toch nog zo dat 100 Leidse kinderen naar Denemarken moesten worden gezon den om aan te sterken. Standaard 3 en 4 van de Nederlandse SS op propaganda-mars in Leiden. Hier stappen zij onder de poort van De Burcht door. Foto boven: op woensdag 9 mei trokken vijftig Canadese wagens over de Hoge Rijndijk Leiden binnen, verwelkomd door een uitgelaten menigte. Foto rechts: Leiden verloor in de oorlogsjaren zijn "bronzen zangers" een groot aantal klokken van het stadhuiscarillondie door de bezetters werden opgeëist. Door Ruud Paoiuw LEIDEN Op zaterdagochtend 5 mei 1945 trok een lange stoet van uitgelaten, springende, dansende mensen langs het bordes van het stadhuis. De avond tevoren was be- bekend geworden dat Duitsland had gecapituleerd. En daarmee was een eind gekomen aan vijf jaar tirannie en willekeur. De Binnenlandse Strijd krachten haalden Leidens weg gewerkte burgemeester A. v. d. San- de Bakhuyzen van huis om hem weer aan het hoofd van de gemeente te plaatsen. De oud-wethouders Max Verwey (die een jaar ondergedo ken was geweest) en Jac. Wilbrink hadden al eerder, op eigen kracht, de weg naar het stadhuis ingeslagen om samen met de luid zingende menigte het moment van de bevrij ding te vieren. Wie in het stadhuis ook. maar apart, naar die feestende stoet keek. was mr. De Ruyter van Steveninck (51), de foute (NSB) burgemeester van Leiden, die van 1941 af bijna eigenhandig de gemeente had geleid, nadat de bezetter Van de Sande Bakhuyzen had gedwongen op te stappen. In de opwinding had men kennelijk over het hoofd gezien dat De Ruyter van Steveninck nog in het stadhuis zetelde. Wilbrink en Verwey gingen naar hem toe en verzochten hem op te krassen. Ver wey (die begin 1946 plotseling over leed) schrijft in zijn boek "Leiden in Bezettingstijd" wat hij precies tot de foute magistraat zei. En je valt nu, 30 jaar later, bijna om van de keurigheid die hij hanteerde. Verwey sprak aldus: "Mijnheer De Ruyter van Steveninck. Ik kan u meedeelen dat in opdracht en cp aanwijzing van de wettige Regeering tot Burgemeester is benoemd Mr. A. v. d. Sande Bakhuyzen. Mitsdien is vanaf heden deze met het hoog ste gezag in de gemeente belast. Op grond van dit feit verzoek ik u het stadhuis te verlaten en Uw taak als Burgemeester als geëindigd te be schouwen". De Ruyter van Steve ninck voelde daar niet veel voor. Duitsland had volgens hem niet ge capituleerd, er was slechts sprake van een "Waffenruhe". Ten slotte, kon het tweetal hem toch overreden te vertrekken. Maar 's middags was die ver draaide De Ruyter van Steveninck er wéér. met de boodschap dat hij nog steeds burgemeester was. Hij was vergezeld van twee SS-officieren die blijkbaar nog niet officieel in ken nis waren gesteld van de capitula tie. (Een dergelijk vacuum heeft ook in andere plaatsen bestaan en ge leid tot bloederige taferelen). Om moeilijkheden en mogelijk bloedver gieten te voorkomen, heeft men toen ten stadhuize maar zo voorzichtig mogelijk gemanoeuvreerd. Pas maandag 7 mei week alle twijfel. Een dag later werd de foute burge meester gearresteerd. Het geslacht der Van Steve- nincks stamde uit Westfalen. Een van hen huwde de dochter van de zeeheld Michie 1 de Ruyter, reden waarom de grootvader van de bur gemeester die naam er bij kocht. Burgemeester De Ruyter van Steveninck was een overtuigde NSB-er. Hjj had stamboek nummer 130, dus was een nationaal-socialist van het eerste uur. Van 1914 tot 1940 diende hij als officier in het Neder landse leger, waar hij een eervolle carrière opbouwde. De Ruyter van Steveninck was dan wel fout. er wa ren heel wat beroerdere burgemees ters. Verwey noemde hem "zeer voorkomend" en had op bepaalde punten zelfs nog waardering voor hem). Die laatste aanloop naar de be vrijding, zeg maar de periode janua ri—mei 1945. was voor Leiden en de Leidenaars (80.000, onder hen 1500 evacué's uit Den Haag) buitenge- Voor wie het geluk had na de tweede wereldoorlog in de Wieg te belanden, is het moeilijk de span ning, de grauw- en schraalheid van die dagen voor te stellen. Het leven schrompelde ineens tot een vreesaan jagend minimum. Ga maar na. In de huizen beschikte men sinds eind 1944 al niet meer over gas, elek triciteit (en dus verlichting). Kolen voor verwarming waren er al even min. In verband met de brandstof- fenschaarste was in het pand Nieu we Rijn 22 een verwarmd lokaal voor hefc publiek ter beschikking gesteld. Door het uitvallen van de elektrici teit, zo schrijft Driessen in het Leids Jaarboekje van die tijd, was de enige tijdaanwijzing van gemeen tewege een klok bij de toonkamer, van de Stedelijke Lichtfabrieken. Hooigracht 12—16. Van telefoon en telegraaf kon geen gebruik meer worden gemaakt. Brieven cleden er vele. vele dagen over om od de plaats van bestemming te komen. Trams en treinen reden niet meer. autoverkeer was er evenmin (wat moet het rustig in de stad zijn ge weest.Er was dus geen verbin ding meer tussen Leiden en zijn om geving. Fietsen deed men nog wel (veelal op houten of harde rubbe ren banden), maar het risico was groot, omdat de bezetter ze bij raz zia's nogal eens in beslag nam. De schaarste aan vrijwel alles was dusdanig, dat grote warenhuizen als V en D en Hema de bovenverdie pingen sloten en alleen op de be gane grond verkochten C en A en P en C hadden totaal lege étalages. Tabakswinkels toonden mooie si garen- en sigarettendoosjes in de eta lage, maar tabak was er al vele maanden niet meer. In de Leidse café's (waar gehuw de vrouwen na 18.00 uur alleen nog met him echtgenoot mochten ko men) schonk men bier. namaak-li monade, surrogaat-thee en surro- gaat-koffie verder niets. De restaurants gaven aanvanke lijk tegen afgifte van levensmidde- lenibonnen een zeer eenvoudig me nu (één gerecht), maar dat werd steeds verder ingekrompen. In april sloot in Leiden het laatste restau rant: In den Vergulden Turk in de Breestraat. Zaterdag 5 mei 1945: een zingende stoet mensen in de Breestraat op weg naar het stadhuis. Het gebrek aan hout (om te stoken) was enorrn. Daarom werden overal bomen gehakt, planken van de win kelramen verwijderd, de hekjes van ■tuinen weggerukte en de houten wachthuisjes van de traan gesloopt. Het toch grote gebouw van de Leid sche IJsclub verdeen in één nacht van de aardbodem. Zo weinig hout was er op zeker moment dat de doden Leiden moesten worden begraven in linnen doekien, bij gebrek aan doodskisten. Burgemeester De Ruyter van Steveninck kwam nogal laat met de bepaling dat het ter voorko ming van houtdiefstal verboden was zich te bevinden in parken en plant soenen, inclusief de Leidse Hout. Eind 1944 begon de z.g. centrale keuken, met 20 uitdeelposten in de stad. Er kwamen 50.000 mensen op af, die voor 20 cent per maaltijd drie of vier keer per week stamppot, soep cf pap konden krijgen. Maar in de laatste maand viel er niet veel meer dan uiterst waterige soep te bemachtigen. In de slotfase bedroeg het officieel verstrekte rant soen per persoon per week: één brood van 400 gram en één kilo aard appelen. rriessen schrijft niet ten onrechte daarover: "Het is een raad sel waarvan de bevolking voor zover deze zich niet langs clandestiene weg

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 3