Anne Frank!
'Een vrouw in
het verzet..."
"Ondanks al ons verzet hebben wij de oorlog verloren..
«EBEH8M
van nu
weet
weinig
40-45
ZATERDAG 3 MEI 1975
PAGINA l»
Wie was Himmler? Lang stilzwijgen, geen antwoord. Nie
mand weet 't. Welk boek schreef Hitler? Fred: "Mein Kampf".
De anderen halen hun schouders op. Nooit van gehoord.
Fred vormt een uitzondering in het kleine gezelschap. Hij
heeft studie gemaakt van de Tweede Wereldoorlog, speciaal
van het fascisme. De belangrijkste feiten staan in zijn geheugen
gegrift. Sandra, Willy, Jelle en Jan kunnen slechts terugvallen
op wat hen thuis over de oorlog is verteld, wat zij leerden op
school en zich vaag herinneren uit films en documentaires op
de televisie.
Door
Paul vain Beckum en
Henk Odlbekki'nk
Wie was de vierde oorlogsmisdadiger
in Breda? De naam Lages blijkt
onbekend. Wie was Anne Frank?
Sandra: "Ja, een vrouw diie zich
verzette, een joodse vrouw was het
geloof ik".
Vage kennis, nauwelijks iets weten
van de schokkende gebeurtenissen
uit de jaren '40-*45. Begrijpelijk.
Zouden wij in 1950 het antwoord
hebben geweten op' de vraag: „Wie
was veldmaarschalk aan de Franse
zijde in de oorlog '14-'18?" Wij waren
toen even oud.
Deze jongeren werden geboren
tussen 1954 en 1956, enkele jaren na
de watersnoodramp in Zeeland.
Zelfs die tragedie is voor hen niet
meer dan een verbleekte herinne
ring. Nog verder weg ligt dus de
oorlog, een schimmig verleden. Hun
ouders moeten ongeveer tien jaar
zijn geweest toen de oorlog uitbrak.
Veel kennis hebben zij dus evenmin
van het gebeurde in die jaren. Geen
wonder dat er thuis weinig over de
oorlog wordt gepraat.
Willy: „Wij hebben het fascisme en
de dictatuur behandeld en dan ging
je al die landen zoals Italië en
Duitsland af, maar dingen als het
verzet en de jodenvervolging hebben
we niet gehad".
Sandra: „Ik heb op school erg goed
onderwijs gehad over de tweede
wereldoorlog, maar dat hangt
natuurlijk wel van de leraar af. Een
hele tijd geleden lijkt het wel heb
ik het allemaal in mijn kop moeten
stampen, maar het meeste is
verdwenen."
Vrijheid
Wie aan het front heeft gestaan,
krachtig aan het verzet heeft
deelgenomen, de verschrikkingen
van het concentratiekamp doorstond
of anderszins de oorlog als een
gruwelijk bedrijf heeft ervaren,
moeten deze uitspraken wel bitter
stemmen. Want streden zij niet voor
de vrijheid, waarvan de jeugd nu
profiteert. Hoopten zij na de oorlog
niet op voortdurende waakzaamheid,
opdat zich nimmer meer een
herhaling zbu voor doen? Is het niet
juist daarom dat jaarlijks de doden
worden herdacht, dat 5 mei niet
meer dag is van de bevrijding, maar
de datum van opnieuw verkregen
vrijheid?
Die vrijheid, daar zijn deze jongeren
zich wel degelijk van bewust. Maar
hun gedachten daarover zijn niet
afgeleid van de onderdrukking van
toen. De uitvoerige informatie via
radio, kranten en televisie over nog
bestaande onvrijheid in andere
landen hebben hun voldoende besef
bijgebracht dat vrijheid een kost
baar goed is.
Willy: „Vrijheid is gewoon: te
kunnen denken wat je wilt. In
Rusland worden de mensen opzette
lijk dom gehouden. Ze weten een
heleboel dingen niet die wij wel
weten. Boeken over democratie, van
Solzjenitsin en zo, mogen daar niet
worden uitgegeven".
Sandra: „Ik stel de vrijheid zeer op
prijs. Daarom zou ik ook altijd
vechten om altijd vrij te blijven.
Maar niet met een geweer. Ik ben
niet anders gewend dan in vrijheid
te leven. Ik ben wel eens in
Joego-Slavië geweest. Afschuwlijk. Ik
krijg er gewoon een benauwd gevoel
van. Als je zegt: „Tito heeft een
lelijk gezicht, dan ga je al de bak
in".
Fred: „Maar voor belediging van de
koningin kun je ook een paar
maanden krijgen".
Sandra: „Joh, kijk naar Barend
Servet, de koningin met een
aardappelmandje tussen de benen".
Herdenking
Herdenken wie gevallen zijn. Ter
illustratie. De staking van de
havenarbeiders in 1941, deze jongelui
hebben er nog nooit van gehoord.
De tragedie van Putten: niemand
heeft het hun ooit verteld. De doden
die gevallen zijn op de Grebbeberg
in 1940: zij schudden hun hoofd.
Onbekend. Het kamp Westerbork,
voorportaal naar 'een gruwelijk
einde in de vernietigingskampen, de
naam zegt de meesten niets.
Fred: „Die herdenking op 4 mei
Jelle: "De mensen zijn nog altijd
dom. Kijk maar naar Vietnam".
Vietnam Eigentijdse geschiedenis.
Het gezelschap blijkt goed geïnfor
meerd. Algemeen wordt veronder
steld dat de oorlog daar gruwelijker
is geweest dan de tweede wereldoor
log.
Jelle: „Er zijn wel twee generaties
mee gemoeid geweest. Het lijkt mij
dat dit de verschrikkelijkste oorlog
is geweest in de hele geschiedenis
van de mensheid".
Fred: „De middelen waren veel
gemener. Er waren geen concentra
tiekampen, maar wel napalm en
chemische ontbladeringsmiddelen".
Jan: „De oorlog in Vietnam duurde
te lang en was zinloos. Wij hebben
hier maar één jaar honger gehad in
'44-'45, maar in Vietnam dertig jaar.
Met het geld dat Amerika in dat
land heeft gepompt, had het al een
mooi paradijs kunnen worden".
Jelle: „Had jij dan graag gezien dat
Amerika daar de macht in handen
had gekregen?"
Jan: „Het was wel beter geweest
dan bijvoorbeeld China of Rusland".
Angst
interesseert me geen lor. Wie
ftrouwens wel? Na die ene dag denkt
niemand er meer aan. Ik ben stil
omdat mijn vader in de kamer zit.
Hij heeft als slavenarbeider in
Tsj echoslowaijke gezeten. Maar ver
der om geen enkele andere reden.
Als iemand van de nieuwe generatie
zeg ik: het is dertig jaar geleden.
Laten we het eindelijk achter ons
laten".
Sandra: „Als die minuut stilte komt,
denk ik overal aan, behalve aan
waaraan ik moet denken. Het is wel
fout misschien, maar ik weet het
niet. Het komt me voor als een
show. Als je iemand mist, dan ga je
er af en toe wel eens diep op in,
maar daar heb je niet een speciale
dag voor nodig."
Oude woonden
Jelle: „Het is telkens het open
scheuren van oude wonden» Net
zoals de onthulling van dat
monument in Dachau. Al die
mensen zijn dood. Houdt ze in ere,
maar rakel het niet telkens op.
Trouwens, de mensen leren er toch
niet van. Het volgende moment
staan ze weer met hun vuisten
tegenover elkaar".
Willy: „Ik vind dat het wel
herdacht moet worden. Laten we
blij zijn dat wij het niet hebben
meegemaakt. Het zou toch nuttig
zijn als er ieder jaar een paar
mensen opnieuw over gaan naden
ken".
De meesten weten dat er verzet is
geweest tegen de Duitse dictatuur in
Nederland. Enkelen vermoeden zelfs
op grote schaal. Is sterven voor het
vaderland voor deze generatie nog
een haalbare kaart?
Het begrip vaderland zegt hun
weinig. Er voor sterven willen ze
geen van allen. Bij Jan wel de
bereidheid om eigen huis en haard
te verdedigen. Hij zegt: „Als er een
ander je land binnen komt lopen en
er is niemand om je te verdedigen,
dan ben je de pineut. Als je dan
niet weet hoe je een geweer moet
vasthouden, dan ben je nergens.
Want wat er binnenkomt lopen is
nooit goed. Er komt nooit een goeie
Mentaliteit
Duitsland wilde dat. De wereldheer
schappij samen met Italië en Japan.
Hoe denken jongeren anno 1975 over
het Duitse volk?
Willy: „Je weet gewoon dat de
Duitsers die mentaliteit hadden. Ze
vonden het fijn om overleg te voeren.
En dan heb je toch wel weerzin
tegen ze al is het geen agressie".
Jelle: „ik geloof niet dat het nou
het Duitse volk is. Het is meer een
mentaliteit die je overal kunt
aantreffen".
Jan: „Als een figuur als Hitier
twintig jaar later was geboren, zou
het nu gebeurd zijn. Alleen niet met
hetzelfde resultaat door de over
heersing van Rusland, door de hele
wereldsituatie zou dat onmogelijk
zijn".
Willy: „De mensen waren vroeger
veel dommer. Kijk nou eens wat
voo'r communicatie er tegenwoordig
is. Daarom kan het niet zo gauw
meer gebeuren''.
V.l.n.r. Jelle Dettingmeyer,
Willy Brochard, Sandra van Reyn,
Jan Schilder en Leidenaar Frans
Monsma.
Zou er vanuit dat besef aanleiding
kunnen zijn om geen kinderen te
nemen?
Willy: „Nou, echt honderd procent
niet. Er zijn genoeg redenen om
geen kinderen te nemen, dat weL
Maar niet alleen uit angst voor de
kernbom bijvoorbeeld."
Sandra: „Of er een oorlog komt of
niet, ik wil kinderen. Dat vind ik
gewoon heerlijk".
Oorlog is een smerig bedrijf. Daar
bestaat in het gezelschap geen
meningsverschil over. Toch lijkt hij
onuitroeibaar. Delen de jongelui die
mening en hebben zij angst voor
even eventuele derde wereldoorlog?
Jan „in West-Europa misschien
niet, maar er zijn altijd wél mensen
die iets willen hebben dat een ander
heeft. Een andere mening hebben
kan ook een oorlog ontketenen. Kijk
maar naar Amsterdam en de
Molukkers. Het zijn wel interne
aangelegenheden, maar internatio
naal kan hetzelfde gebeuren. Er zijn
altijd wel mensen die elkaar ergens
om haten. Als de oorlog komt is het
er wel een zonder kernbommen. Dat
durven de mogendheden niet aan".
Willy: „Ik geloof dat de kernbom
eens zal worden gebruikt, ik ben er
niet bang voor, want als dat gebeurt
ben je toch gelijk weg. De
wereldmachten staan zo haatdra
gend tegenover elkaar, dat ze hem
wel moeten gebruiken".
Sandra: „Ik ben geloof ik een beetje
egoïstisch ingesteld. Ik houd niet
zo van oorlog, ik wil er niet aan
denken. Ik wil het van me afzetten.
Daarom ga ik mijn leven ook niet
verzieken met de idee dat er ooit
nog wel eens oorlog zal komen. Als
er oorlog komt, kan ik hem toch
niet tegenhouden. Waarom zou je
dan al jaren van tevoren in angst
gaan leven? Ik geloof trouwens niet
dat er ooit vrede zal komen".
Je kunt de oorlog niet ontvluchten.
Dat is de algemene opinie. Breekt ie
uit dan is iedereen slachtoffer. In
1940 was dat anders. Vele Nederlan
ders waagden de overtocht naar
Engeland. Het koninklijk gezin ging
hen vooruit. Hoe staan de jongelui
daar tegenover?
Jan: „In eerste instantie denik je,
het is een laffe daad. Maar als je
goed doordenkt... kijk, als ze gepakt
waren door de Duitsers, dan heeft
het volk er ook niets meer aan.
Toen ze naar Engeland gingen
konden ze af en toe nog eens wat
van zich laten horen. Iedereen was
zo aan Oranje gehecht, dat zou niet
veranderen. Iedereen wist: de
koningin is er nog".
Sandra: „Ik ben het er niet mee
eens. Ze hoeft niet voorop te lopen
aan het front. Maar haar aanwezig
heid onder de mensen geeft een
vertrouwd gevoel. Zij was misschien
de enige geweest die de mensen
moed had kunnen inspreken."
In het gesprek blijkt steeds opnieuw
dat er onzekerheid bestaat over de
houding van de Nederlanders op het
moment dat de Duitsers ons land
binnenvielen. Er valt een stilte als
hun wordt verteld dat Nederland
het grootste aandeel vrijwilligers
leverde in de Waffen-SS van alle
bezette gebieden.
Jan: „Niemand besefte eigenlijk wat
er zou komen. Iedereen dacht, nu
krijgen we een sterke leider".
Bestaat daar nu weer behoefte aan?
Jan: „Er zijn natuurlijk dingen
waarvoor een sterke man nodig is.
Maar zoals dat toen gebeurde was
natuurlijk helemaal fout. Er zijn nu
ook toestanden waarvan je zegt: nu
moet er iemand kunnen ingrijpen
en niet via papieren mannen".
Fred: „Ik geloof dat een sterke man
gevaarlijk is. Omdat een man te
veel macht krijgt. Je kriisrt dan een
politiestaat. Dan krijgt de BVD de
macht in handen in Nederland"
In het kader van de herdenkingen van hen die vielen in de Tweede
Wereldoorlog hebben wij vijf jongeren in de leeftijdsgroep van 17
tot en met 19 jaar gevraagd met ons te praten over de oorlog die
voor hen een verbleekte herinnering is geworden. Een test over de
kennis van die oorlog, waarbij wij zijn uitgegaan van het feit dat
het geen schande is voor deze generatie als zij niet voldoende ge-
informeerd blijkt. Uiteraard is het geen soort hersengymnastiek ge
worden, maar een discussie waarbij ook onderwerpen ter sprake
kwamen als herdenken ja dan nee, angst voor een nieuwe oorlog,
het begrip vrijheid en het verzet.
Rond de tafel in het Perscentrum Nieuwspoort zaten: Sandra van
Reyn. 17 jaar uit Den Haag, Willy Brochard (17) uit Den Haag,
Jelle Dettingmeyer (17) uit Wassenaar, Jan Schilder (19) uit Volen-
dam en Fred Monsma (19) uit Leiden.
Voor ons, die de oorlog bewust hebben beleefd was het een merk
waardige ervaring dat vele namen en feiten uit de oorlog bij de
huidige generatie niet bekend zijn. Wie was Eisenhower in de oor
log? "Amerikaanse topman. De president." Wie was Rommel. Geen
antwoord. Weet je iets van Dolle Dinsdag. "Het zegt me niets."
Wel goed geïnformeerd bleken de jongelui over wat er nu in de
wereld gaande is. Teken dat zij niet onverschillig aan de dingen
voorbijgaan. Maar de Tweede Wereldoorlog? Te lang geleden.
rr
Door Jam Kees Kokke
Bep (61 nu) was voor de oorlog
kapper in Rotterdam. In het eerste
jaar van de oorlog werd zijn hele
verzetsgroep opgerold. Van de 76
verzetsstrijders, die de Duitsers
arresteerden, zijn er nu nog twee in
leven. Bep zat gevangen van 18
oktober 1941 totdat hij na een
zwerftocht door zeven concentratie
kampen tenslotte in '45 in een kamp
in Tsjechoslowakije door de Russen
bevrijd werd. Moeizaam verhaalt hy
over zijn lijdensweg:
„Nou ja, die verhoren, die zijn een
verschrikking geweest, dat kun je
wel nagaan natuurlijk werd hij
naar het concentratiekamp Amers
foort gebracht. Vandaar naar het
kamp Vught. Toen weer terug naar
Amersfoort. Vandaar naar het
concentratiekamp Natzweiler. Ver
volgens sleepten de Duitsers hem
naar Dachau. En daarna naar het
concentratiekamp Dresden. Deze
stad werd inmiddels zo zwaar
gebombardeerd, dat de Duitsers de
gevangenen uit het kamp dwongen
te lopen naar het kamp Leiperich in
Tsjechoslowakije. Negen dagen
duurde die tocht. „Vraag niet hoe ik
het gehaald heb. Iedereen, die niet
verder kon werd door de SS
neergeknald.
Tot op die laatste dag voor de
bevrijding werd Bep gedwongen om
de lijken van zijn vermoorde
mede-gevangenen in wagons te
ladenEn daar lag een laag
lijken, jongen. Nou, dat was gewoon
niet mooi meer". Toen kwam de be
vrijding.
„Je had natuurlijk ontzettende zin
om alles kort en klein te slaan. Wat
er aan SS'ers en aan Duitsers leefde.
Iedereen vluchtte natuurlijk meteen
het kamp uit. Ik ben nog twee
dagen in het kamp gebleven. Ik
denk, laat alles nu maar rustig
gaan. Want dat wordt een chaos.
Die reactie, die kan ik je eigenlijk
niet vertellen, van het moment dat
we bevrijd werden. Ik kan nou echt
niet zeggen dat ik ineens stond te
juichen of wat dan ook. Ik kan die
reactie van dat moment niet voor
mij krijgen. Ik had vier jaar in
concentratiekampen gezeten."
„Tenslotte ben ik thuis gekomen. In
Rotterdam. In juli '45 was dat".
„In de eerste plaats heb Je
natuurlijk getracht om alles te
vergeten. Al die ellende. Wat
eigenlijk na zoveel jaren, in de
afgelopen vijf jaar, niet meer lukte.
Toch blijf je krampachtig doorwer
ken. Tot je in elkaar gevallen bent."
Bep zit nu al weer acht maanden in
Centrum'45 in Oegstgeest. een
centrum voor medisch-psychologi-
sche begeleiding van verzets- en
oorlogsslachtoffers. Dit centrum
werd in mei 1973 geopend om de
gevolgen van extreme menselijke
noodsituaties bij oorlogsslachtoffers
helpen te overwinnen.
Hij zegt: "Ik had gedacht dat de
bevrijding eens zou komen, toen ik
in die concentratiekampen zat. Maar
de werkelijke bevrijding is nooit
gekomen. Maar nu is die bevrijding
er voor mij natuurlijk ook niet
meer. Die bestaat voor mij niet.
Je leeft niet
„Je agressiviteit is zo ontzettend
groot geworden, zodat zelfs je
gezin.alles naar de klote is. Het
hangt nog als zandzakken aan
elkaar. Dus heb Je ook Je vrouw
tekort gedaan. Je leeft zelf niet
meer, maar je vrouw leeft ook niet
meer. Het heeft voor mij allemaal
afgedaan, want ik zit niet alleen
met een soort van psychische
storing, ik zit ook met lichamelijke
deernissen. Ik slik op het ogenblik
26 tabletten per dag. Ik ben nooit
optimistisch, dat het nog eens zal
overgaan. Ik zei gisteren nog, dat er
binnen vijf a tien jaar een nieuwe
oorlog voor de deur staat. Als je de
wereldgebeurtenissen volgt, dat kan
je zien dat dat gebeurt".
„Het kan een opluchting zijn, het
kan een belasting zijn om erover te
praten. Dat ligt aan de nacht. Krijg
je de naweeen". „Ik heb nu een
uitnodiging gehad om naar Natzwei
ler te komen, voor een reünie. En
een uitnodiging als oorlogsveteraan
naar Rusland te komen. En
vakantie in Zeeland. De dokter
heeft ze alle drie verboden. Omdat
ik er niet in staat toe ben. Ja,
lichamelijk niet. Dus zover hebben
ze je gebracht. Dus als Je aan mij
vraagt of ik optimistisch Ken, nee,
ik kan nooit optimistisch zijn. Want
ik ben geestelijk en moreel
gebroken. Waar ik nou mee leef,
waar Je mee moet leren leven,
nietwaar, dat zijn Je ziektes".
„En dan in de tweede plaats. Je
moet alles in het reine zien te
brengen. Tot een scheiding wil je
het niet laten komen. Dus je doet je
best nog om alles een beetje te
laten lopen. En dat valt ook nog
niet mee.
„Daarom, voor mij is er echt geen
sprankje hoop. Ik zeg ook wel eens,
nou wat mij aangaat, word ik
morgen niet wakker. Want het
interesseert me zo weinig. Omdat ik
toch zeg, wij hebben de oorlog
verloren. Ondanks al je verzet,
hebben wij de oorlog verloren. Staat
als een paal boven water. En Je
bent nog steeds niet bevrijd. Nee. je
bent niet bevrijd. Datgene wat wij
meegemaakt hebben, wat ik en
diverse mensen meegemaakt hebben,
dat raak je nooit en nooit en nooit
en nimmer meer kwijt."
„Als ik nou zeg dat ik bij wijze van
spreken vorige week mijn broer uit
de gaspijp van Dachau zie komen,
als je een nachtmerrie krijgt, dan
zie je hem weer duidelijk voor Je
staan. Ik heb zelfs met hem
gepraat. Blijf toch hier bij mij. Hij
ging toch. Op een gegeven moment
was hij uit Dachau verdwenen".
„Die dingen, die krijg Je op een
gegeven moment weer allemaal voor
je. En dan kan je wel zeggen, nou
krijg allemaal de pest, ik denk
nergens meer aan, maar zo is het
niet. Zo is het echt niet. Dat
volbreng je niet. Het is heel
makkelijk gezegd. Je moet ermee
leren leven, wordt dan gezegd. Ja, ik
weet het ook wel dat ik ermee moet
leren leven.
„Iemand, die dat nooit heeft
meegemaakt, iemand die dat niet
begrijpt, die zegt, Ja, maar hoe is
dat mogelijk. Ga maar bij de jeugd
kijken op het ogenblik, of andere
mensen, ik neem m'n eigen vrouw,
die kan het ook niet begrijpen, die
zegt, jongen, hoe is dat nou
mogelijk, die oorlog dat is dertig
jaar geleden, toen was je al 27. hoe
kom Je erbij allemaal hè, of praat
er niet over en eh, je kan er geen
woord over kwijt, (zacht) maar het
kan mij wel eens een opluchting
brengen als je er toch wel eens over
praat". „Maar niet altijd natuurlijk.
Want het meest dat je nu dwars zit
is dat je gezinsleven nu daarmee
ook naar de donder is gegaan hè.
Dus hebben ze twee dingen bereikt.
Ze hebben je geestelijk kapot
gemaakt. Maar ze hebben ook je
huishouden nog kapot gemaakt,
(stilte). En als dat nou eens aen
keer aan elkaar gelijmd is, eer dat
dan weer gelijmd is.dan was er
misschien. Dan kon er misschien1
iets gebeuren.
„Dat zijn de naweeën. En daarom,
geestelijk en moreel ben je kapot. Je
leeft en daarmee is ook alles gezegd
(intens dof). Je bent er. dat is alles.
Pas nog had ik weer zo'n
nachtmerrie, nou Ja, hoe het
mogelijk is is mij nog een raadsel,
ik heb m'n vrouw uit haar bed
gesleurd, in m'n droom maar hoor,
dat is die angst geweest en ik heb
d'r op de grond gegooid en ik ben *o
met m'n knieën op haar gaan zitten
en ik heb zo d'r strot dichtgeknepen.
Toen werd ik wakker van angst,
toen ben ik naar beneden gevlogen,
heb een paar uur beneden gezeten.
Toen ben ik weer naar boven
gegaan, kwam dat hele kamp weer
terug, dat kwam weer terug,
(radeloos). En maar lijken sjouwen,
en maar sjouwen. Toen dorst ik
helemaal niet meer op m'n kamer te
blijven.