DE VLOEK Central High geeft Liftte Rock weer hoop DONDERDAG 1 MEI 1975 PAGINA 17 Elizabeth Echford en de soldaten van Faubus. LITTLE ROCK De jonge verslaggever van de „Arkansas Democrat" vroeg wat ik dacht bij de naam „Little Rock" en dat was geen prettige vraag. Want ik was net met een aantal andere buitenlandse journalisten zowel in die Senaat als in het Huis van Afge vaardigden van Arkansas toegekiapt in een eerbetoon dat pleegt toe te vallen aan Hoog Waardigheid Bekleders. En die Amerikaanse collega was een erg aardige jongen. Maar ik had niet eens de tegenwoordigheid van geest om te antwoorden „Little Rock, dat is de hoofdstad van de staat Arkansas". Ik kon alleen maar zeggen „Little Rock, dat klinkt als een soort vloek". Want steeds als ik aan die stad d&cht zag ik weer die foto voor me van de kleine Elizabeth Eckford. Een foto van achttien jaar geleden, maar nog draaide je hart in je 'lijf om als je er aan terug dacht. Rabbi Ed Palnick had me opgepikt in de Little Rock County Club, een verrekt sjieke bedoening, waar zelfs de handschoenen van de obers wit zijn en negers derhalve niet ge wenst. De rabbi en zijn vrouw Irene zouden me eigenlijk mee naar hun huis nemen, de zuidelijke „home hospitalily", gastvrijheid thuis, dan kon je de mensen eens echt leren kennen zoals ze zijn. Maar die avond was net de avond van de oecumenische club, di neetje en daarna geestelijk gemengd praiten over onderwerpen als geloof en christendom en andere hoogstaande mogelijkheden om de wereld vooruit te helpen. En dus mocht ik mee daarheen. Door Anlt-on Pfeiffer „We komen uit Canada, we wonen hier nu twaalf jaar', keuvelde de rabbi terwijl zijn vrouw hardnekkig de auto een verkeerde kant bleef uitsturen, „het is hier heerlijk. Ik ken heel wat mensen en ik ken heel wat van Amerika. Maar hier is het pas goed, hier heb Je de meest beschaafde en welopgevoede bevol king van het hele land". Nou, daar hoorde ik van op. „Weet u dan niet meer, dat in 1957 hier negerkinderen naar de openbare highschool zouden gaan, maar werden tegengehouden door de Nationale Garde en gemolesteerd door de blanke bevolking?", zo vroeg ik rabbi Palnick, „En kent u dan niet die foto van Elizabeth Eckford, dat zwarte meisje van vijftien? "Heel alleen tegen die vijandschap van soldaten en burgers in? En weet u dan niet meer hoe ze moest vluchten, als een stuk" wild nagejaagd door de straten? Eh hoe ze eindelijk in bescherming werd genomen door een verslaggever van de New York Times? En, hoe die jagende meute toen aan die journalist vroeg: „Ben jij soms een jood?" en bij het "Ja'' van die man dreigde „Die jood pakken we later wel"? Dat was toch hier in dit beschaafde Little Rock?" Dat vroeg ik allemaal aan de rabbi. En die glimlachte wijs en zei: „Ach, de New York Times, dat vonden ze hier tóen misschien net zo erg als de NAACP, de beweging voor steun aan de kleurlingen". Het gezelschap dat over god en gebod zou gaan discussiëren, na het etentje was inderdaad hoogst beschaafd. Een nog hogere rabbi, die een tegenvoeter had in een echte bisschop, een paar paters, wen in het lang, voorwaar een nonnetje. Aan tafel zat ter rechterzijde van mij een heer van een jaar of zeventig, in goede doen geraakt in de katoenplant, zoals hij bekende. Hij wilde wéten wat ik van 'die zuidelijke staten van Amerika dacht. Dat is zo ontzettend veel, dat je enige antwoord kali zijn dat je gelooft dat de zaak op gang komt maar 'dat we er nog lang niet zijn. Hij wilde toen weten wat er op gang kwam en wat er nog niet was en dan zeg je „Nou, dat de negers nu ook mogen stemmen en dat zwarte kinderen naar een gewone school kunnen. Maar dat het soms lijkt of het nog niet van harte gaat". De man legde zijn eetgerei neer, liet zijn kip (die daar in het zuiden zeer kundig tot een uiterst smakelijk gerecht wordt opgebouwd) voor wat ze was en zei: „Die negers, die hadden het toch goed? Ze hadden werk, ze kregen eten, ze hadden onderdak". Bijsltaincl Achttien jaar later: samen werken, samen spelen.. „En wat doen ze nu? Ze hangen rond in de stad, roven, moorden en leven van ons bijstandsgeld. Dat is. de schuld van de federale regering.' Washington vond het nodig om minimumlonen in te stellen. En die kunnen de boeren niet betalen. Het gevolg is dat ai-die; negers werkloos zijn en de boeren hun toevlucht moeten nemen tot mechanisatie.' Terwijl er zat van die zwarten nu in de stad zitten en alleen maar hun hand ophouden". Dat was niet alle ellende. Op de scholen is het nu ook mis. „De leerkrachten kunnen geen les meer geven. Nee, daar hebben ze geen tijd meer voor. Ze moeten de hele dag die vechtende négerkinderen uit elkaar houden". De geschokte katoenplanter had vroeger dat was lang voor dat die zwartjes ook maar het hart in hun donder hadden om de boel te verzieken met zijn eigen kinderen nooit enig risico genomen. Hij was zelf dan wel overtuigd protestant, maar zijn Jongens had hij verre gehouden van het openbaar onder- Wijs en naar een katholieke school gestuurd, veilig bij de paters want zeker is zeker. Tegenover ons zat zo'n pater genietend te snoepen van het inmiddels geserveerde toetje. Mijn, buurman werd nu echt •vertrouwelijk en een beetje guitig. Van achter zijn servet fluisterde hij: „Daar aan de overkant, dat is pater O'Donnell. Een uitstekende leraar 'en een pracht van een vent. O, van de zomer. Toen waren ze naar een waterkamp met de school en daar kwam ik met m'n gezin langs met mijn jacht Ja, we gaan altijd met het jacht. En toen hebben we pater O'Donnell op de waterski's gezet. En je gelooft het niet, maar weet je dat hij het kon als de beste?" De pater mocht het slotgebedje zeggen omdat de hoge rabbi aan het begin had gemogen. Het ging hem minstens zo goed af als het Wa terskiën. Ik ben daarna maar niet mee gegaan naar die lezing. Want Little Rock leek nog steeds een soort vlóék. De volgende morgen met 'een zeer bezwaard hart naar de middelbare school, little Rock Central High. DE school. Wat een verademing! Die jongens en meisjes daar snappen er iets van. Ook zij zijn er nog niet. Dat geven ze volmondig toe. Maar ze doen alles om er te komen, ze zoeken naar elkaar, blank en zwart, zwart en blank en ze nebben elkaar al heel vaak voor een groot deel gevonden. Faubus Hoe was het in 1957 in Little Rock, zoveel mogelijk ontdaan van woede en andere emoties, die de herinne ring voeden? In augustus 1955 had het Amerikaans Hooggerechtshof bepaald dat openbare scholen geen discriminatie mochten toepassen voor kleurlingen en in september 1957 twee jaar later moest ook Central High in de hoofdstad van Arkansas zwichten voor een rechter lijk: bevel. Maar gouverneur Orval E. Faubus dac!ht daar anders over. Blanke ouders hadden hem gevraagd de school van zwarte smetten vrij te houden en daar had Orval E. Faubus oren naar. Wat niet zo algemeen bekend is, maar wat de zaak nog veel verwerpelijker maakte was het feit, dat Faubus zelf niet eens zo'n felle racist was. Hij heeft zijn acties tegen de integratie van negerkinde ren vooral met alle middelen gevoerd om populariteit te winnen in het oosten van Arkansas, waar de meest geprononceerde voorstanders van de rassenscheiding - huisden: welkome stemmen voor een herver kiezing van de gouverneur. Faubus kwam met een smoes, die door een onderzoek van het weekblad „Time" en door de federale recherche FBI als leugen is weerlegd: „Er worden in de stad ontelbare vuurwapens en dolken gekocht, een integratie van de school zal tot een bloedbad leiden" en Faubus stuurde 150 man gewapende Nationale Garde bajonet óp het geweer naar de school om het zwarte jongvolk tegen te houden. President Eisenhower waarschuwde Faubus, de 'gouverneur beloofde beterschap, maar zijn belofte was vals en zijn soldaten riepen de negen kleine negertjes, die het toch wilden proberen, met hun schiettuig een halt toe. Door deze provocatie werd de blanke bevolking van Little Rock steeds heter opgehitst en kwam het tot kotswekkende inciden ten als met de opgejaagde Elizabeth Eckford. („Grijp haar, die neger- feef! Sleur haar naar een boom!"). Op 24 september was Eisenhowers geduld op. Hij stuurde duizend man parachutisten onder bevel van generaal Walker, die op het hoogste gezag het commando over de Nationale Garde van Arkansas overnam. Faubus bleef ageren maar kreeg ook in hoger beroep de kous op de kop: een rechterlijk ultimatum dat hem en zijn Nationale Garde verbood zich met de toelating van negerleerlingen op Central High te bemoeien. Het zou ten slotte tot 2 december 1957 duren eer de eerste zwarte kinderen werkelijk tot de school konden doordringen. Het zullen niet hun prettigste lessen zijn geweest in die dagen. Little Rock Central High, achttien jaar later. Tien, twaalf leerlingen zo tussen de 15 en 18 jaar, jongens en meisjes, blanken en zwarten, willen vertellen hoe het nu is. Ze verklaren plechtig dat zij geen elite selectie vormen, dat ze een afspiegeling zijn van het beeld van de gemiddelde leerling, ze spreken namens de overgrote meerderheid van' de ongeveer tweeduizend leerlingen. Mike MacDonald is voorzitter van de entral bi-racial commision, de „twee-rassen-commissie". He, is die er dan, wat is dat voor iets? „Die hebben we hier op alle scholen voor Voortzezet onderwijs. We krijgen er subsidie voor van de regering in Washington. Het idee is utigegaan van particuliere organisa ties en het Congres vond het zo goed, dat heter geld voor heeft uitgetrokken", vertelt Mike, „In die commissie zitten drie blanke en drie zwarte studenten en de sponsors zijn leraren en ouders, een zwarte en blanke van allebei. De bedoeling is dat die commissie onderling begrip aankweekt tussen de twee rassen en begrip voor eikaars cultuur. Dat is de theorie. Maar je moet het leren in de praktijk. De enige weg om elkaar te begrijpen vind je door met elkaar te werken en te spelen". Steeds maar weer duidelijk maken dat je er samen voor staat in het leven en dat je er samen iets van moet maken. Dat probeert die bi-racial commission, sprekers, die dat goed kunnen vertellen, films die dat goed laten zien. „We bestaan nu vier jaar. Pas hebben we nog een film gedraaid die we drie jaar geleden hier hebben gemaakt. „Project Tiger". (De tijger is de schier heilige mascotte van Little Rock Central High). Als Je dat ziet denk je „Drie jaar geleden was het biet eens zo gek, maar wat hebben we in die tijd een vorderingen gemaakt". Vergeleken bij wat je nu in Boston ziet' lijkt het hier helemaal het einde. Maar we weten dat we nog heel wat voor de boeg hebben". „Die film,'? zegt Ezekiel Vaughan, een atletische, zeer gedecideerde neger jongen, „daar zie je op hoe wij negers drie jaar geleden allemaal op een kluitje bij elkaar zaten en aan de andere kant de blanken. Nu voel je dat het je vrienden worden. Ik ben nu niet meer bang voor welke vijandigheid ook, we zijn vriend schap aan het opbouwen. Als ik nu iemand niet mag is het niet om z'n kleur maar gewoon omdat ik het ten rotzak vind. Ik voel me helemaal gelijkwaardig aan iedereen car in deze kamer". Conservatief David Dillahunty is een erg knappe blanke jongen, heel lang haar,, op z'n Indiaans in een staart achter het. hoofd. Hij komt uit een zeer conservatief nest.' „Mijn grootvader zou het verschrik kelijk vinden als hij wist dat ik met negers omga. Mijn ouders laten hun bezwaar niet merken. Onze ouders leren door ons dat blanken en negers en Indianen en Mexicanen allemaal mensen zijn. Mijn vader is zestig. Ach, die denkt nog steeds „back in the good old days", die goeie ouwe tijd". „David ziet een van mijn collega's uit India, een donkerkleurige journalist. Hij kijkt hem zeer strak in het gezicht, en zegt: „Nee, ik geloof niet dat mijn vader met u aan een tafel zou willen eten. Maar ik, ik zou u graag uitnodigen". Stacy Hollenberg is ook blank. Een voorzichtig meisje, zoekend naar haar formulering. Wel duidelijk: „Central High, dat is een plaats, daar kan je met deze problemen naar toe gaan. Hier durven de mensen erover te praten, we zijn er hier niet bang voor. Dat is de enige manier. Je kan niet zwijgen, zoals ze op andere scholen nog wel doen, zwijgen en dan die spanning houden en alleen maar hopen dat die weg zal gaan, maar op die manier gaat ze nooit weg. Hier lopen we er niet omheen". Ze is dan bang dat ze iets naars neéft gezegd: „Ik wil die andere scholen niet beschuldigen. Weet je, wij hebben die vreseïijkë naam, met onze school is dat toen gebeurd en wij proberen er nu voor te zorgen dat zoiets nooit opnieuw kan gebeuren. Die andere scholen hebben dit niet meegemaakt". Isabella Magliani. Ze is net zo mooi als haar naam. Italiaans meisje, pas zes maanden hier, vers uit Italië, waar ze dat probleem van blank en zwart niet of amper kennen. Ze weet er weinig van en daarom is juist haar stem in dit gemengd koor het beluisteren waard. „Ik ben hier maar kort maar het is mij opgevallen dat er heel weinig negerleerlingen zijn die de pest hebben aan blanken óf andersom. Ikzelf heb een hoop zwarte vrienden. Ik vind het helemaal niet moeilijk om met die jongens en meisjes om te gaan en niemand valt me er om lastig". Medelijden Een blanke jongen, zo plotseling met zijn verklaring dat z'n naam verloren gaat: „Ja, er zijn er die na de integratie van de openbare scholen zijn weggegaan en naar particuliere scholen zijn gegaan waar ze alleen met blanken onder elkaar zijn. Die lui uit de sjieké buurt Dat is stom en ik kan me daar reu.-e kwaad om maken. Ze ontvluchten gewoon de realiteit en proberen die te ontkennen. Dat maakt alles alleen maar erger, We hebben eigenlijk een beetje medelij den met die jongens en meisjes, ze willen misschien niet, maar ze worden door hun ouders gedwoneen". Hij gaat verder: „Ja, het ligt vooral aan de ouders. Prestige, exclusief zijn. Dat is gelukkig niet mijn ip vatting" Wel die van zijn vader? Ja, hij 's lid van de Little Rock County Club". Alles koek en ei dus nu op die beruchte, school? Nee, beslist niet. Maar niemand kijkt kwaad op als Ezekiel Vaughan, de, spreekvaardige negerjongen ineens een agressieve kritiek laat horen: „Je krijgt op deze school beslist niet voldoende te leren over de geschiedenis van de negerbevolking. Ja, in de Engelse les behandel ie schrijvers, waardoor Je er veel over te weten komt. Maar niet bij geschiedenis. Vorige maand, toen hebben we een „black-historvw gehad, een „week «van de Zwarte Geschiedenis". Waarom in godsnaam een week „black history"? We hebben en week „black history"? We hebben „white-historyweek", de „blanke ge schiedenis" gedurend- het hele 'aar!" En daar zag je toen plotseling al die blanke en zwarte Jongens en meisjes een beetje verlegen over nadenken. Dat maakte Little Rock van een vloek tot een naam vol hoop.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1975 | | pagina 17