Hans Christian
Andersen:
Negatieve
kritiek
op zwem
sport
schijnt
mode
te zijn
De eenzaamheid van een
sprookjesschrijver
ZATERDAG 29 MAART 1975
PAGINA 17
Door
Riico Bulthuis
Op de vierde augustus van 1975 zal het honderd jaar geleden
zijn dat de Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen
overleed, en op de tweede april vah dit jaar herdenkt Dene
marken de dag dat hun onsterfelijk geworden landgenoot 170
jaar tevoren als een straatarme schoenmakerszoon in het stadje
Odense ter wereld kwam. Niet alleen Denemarken, maar vrij
wel de gehele wereld heeft aandacht voor de schrijver die tot
de grootsten ter wereld wordt gerekend. Zijn sprookjes zijn in
meer dan vijftig talen verkrijgbaar, en juist dit jaar verschijnen
er weer nieuwe uitgaven van. Op de tweede april wordt in het
stadhuis te Deventer een H. C. Andersen-tentoonstelling ge
opend, die later in een aantal andere steden te zien zal zijn. Het
Rijksmuseum Meermanno Westreenianum in Den Haag zal op
30 april een geheel eigen expositie openstellen, getiteld: „An
dersen Verbeeld"
Andersen bleet als mens tamelijk
lang onbekend. Dat kwam voorna
melijk door zijn autobiografie die
hij op vijftigjarige leeftijd als "Mit
Livs Eventyr" publiceerde. Daarin
vertelt hij dat in een armelijk
huisje in Odense een jonggehuwd
echtpaar dat oneindig veel van
elkaar hield, een zoontje kreeg dat
Hans Christian werd genoemd.
De vader was 22 jaar oud en de
moeder enkele Jaren ouder. De
vader had een dichterlijke natuur
en de moeder een liefdevol hart,
onweten over alles wat het leven
betrof. En zo gaat het door: over de
lieve grootmoeder en de arme
grootvader die helaas niet helemaal
goed bij het verstand was. Familie
kwam verder niet ter sprake.
Boze literaire snuffelaars hebben
later wel wat anders gevonden. Over
de armoede waren ze het wel eens,
evenals met de openhartige woorden
van de schrijver, die in een brief
aan een vriend liet weten, een
"moerasplant" te zijn.
De vader mag dan dichterlijk zijn
geweest, hij was ook somber en kon
het zout in de pap niet verdienen
voor zichzelf, zijn kind en zijn tien
Jaar oudere vrouw die lezen noch
schrijven kon, zwaar aan de drank
raakte en haar buitenechtelijk
dochtertje had uitbesteed toen ze,
zeven maanden zwanger van Hans
Christian, met de schoenmakers-
knecht Andersen trouwde.
Dat dochtertje heette Karin Marie,
was zes Jaar ouder dan haar broer
die haar zijn leven lang meed als de
pest. Hij ging later nooit op bezoek
bij mensen wier dienstbode Karin
heette, omdat die "dat kind van mijn
moeder" wel eens zou kunnen zijn.
De moeder, haar zuster en de
grootmoeder waren overigens ook
buitenechtelijk geboren, en een van
zijn tantes beheerde in Kopenhagen
een bordeel, waarin de twee nichtjes
van de schrijver hoertjes waren.
Dan was er nog een waanzinnige
grootvader aan de ene kant, en een
geestenbezwerende grootmoeder aan
de andere kant van de illustere
stamboom.
Een grootmoeder die prachtig kon
vertellen, van leugens aan elkaar
hing en 's avonds haar kousen in
kruisvorm voor haar bed legde om
onheil af te weren. Met alles een
zeer geschikte heksenkring, waarin
een kind over schone dingen kan
dromen die er niet zijn.
Eeuwig zonde
Hij werd verwaarloosd en verwend
tegelijk, ging naar een armenschool-
tje, maar liep weg omdat hij overal
verschrikkelijk werd geplaagd. Als
kind was hij lang en lelijk met zijn
te grote neus en peenhaar. Hij liep
met gesloten ogen over straat om
beter te kunnen zien wat hij dacht.
Toen hij door een medelijdende
burger aan de kroonprins werd
voorgesteld met het verzoek op
staatskosten een vak te mogen
leren, mocht hij kiezen tussen
kleermaker of schoenmaker. De
prins hapte naar adem toen de
bevende smekeling antwoordde: "Dat
zou wel eeuwig zonde zijn".
Hij wist zijn moeder ervan te
overtuigen dat Je in Kopenhagen
beroemd kon worden, en met nieuwe
laarzen, een hoed en veertien
rijksdaalders op zak liet ze hem
gaan. Op 6 september 1819 bereikte
hij de hoofdstad. Hij was veertien
Jaar oud en wist niets van de
wereld.
Zijn tante zei: "Jammer dat je geen
meisje bent", en zond hem weer weg.
Hij huurde een kamertje, kwam
later in een huis terecht waar veel
heren aanbelden die de daar
inwonende dames wildon "Spreken' en
bezocht een bekende danseres die
hij op een lied tracteerde terwijl hij
om haar heen sprong en daarbij
zijn hoed betokkelde als een
tamboerijn, zodat ze meende* dat hij
gek was.
Het lukte hem door te dringen tot
de theaterwereld, en daar werd hij
na veel mislukkingen onder de
hoede genomen van een vooraan
staande burger, Jonas Collin,
directeur van de schouwburg en
adviseur des konings.
Vanaf dat moment ontwikkelde hij
zich tot wat een venijnige criticus
eens heeft geformuleerd als: "een
dichterlijke klaploper".
Hij had maar een doel voor ogen:
beroemd worden, en daar moest de
wereld hem maar bij helpen. Hoewel
hij dikwijls platonisch verliefd was,
onder anderen op de befaamde
zangeres Jenny Lind, speelden
vrouwen eigenlijk geen rol in zijn
leven.
Christian, zoals hij werd genoemd,
mocht een tijdlang studeren. Het
werd een lijdensweg voor de
ongeletterde jongen, die, toen hij
eindelijk verzen, reisverhalen en
romans ging schrijven, door de
spotzieke Deense pers op een
verschrikkelijke manier werd afge
kraakt.
Dat was een van de redenen
waarom hij zo dikwijls in het
buitenland verbleef en rijke- of
bekende mensen bezocht en geen
spot had te verduren.
Sprookje
Dat hij aanleiding gaf tot spotternij
moet helaas worden bevestigd. Wie
sjouwde in zijn reiskoffer steevast
een lange touwladder mee om in
geval van brand de begane grond te
kunnen bereiken? Hans Christian
Andersen.
Wie zette een stuk karton naast zijn
bed waarop geschreven stond: "Ik
ben schijndood"? Andersen. Zijn
leven lang zat hij vol vreemde
angsten en was door zijn uiterlijk
en optreden een welkome prooi voor
karikatuurtekenaars. Hij wist het,
De koffers van de koning
leed er onder en kon slechts door
zijn gevoel voor humor worden ge
red.
Toen hij op hoge leeftijd bij de
rijke mevrouw Melchior logeerde,
maakte hij de familie op een nacht
wakker met de verschrikte medede
ling dat hij een stopnaald had
ingeslikt. De vrouw des huizes zei:
"Nu zien wij dus hoe een beroemde
dichter in een naaldenkoker kan
veranderen". Andersen hield zich aan
de muur vast van het lachen, ging
rustig slapen en schreef de volgende
dag een vertelling waarin een naald
voorkwam.
In het voorjaar van 1835 publiceerde
Andersen een boekje onder de titel:
"Sprookjes aan kinderen". Het waren
navertellingen van oude volksverha
len. De kritiek zweeg uit pure
minachting, maar geldgebrek noopte
de toen dertigjarige dichter om
meerdere van zulke bundeltjes te
schrijven, waarvan hij de inhoud
ook zelf bedacht.
Niemand wist dat zijn roem was
begonnen. Hij zelf allerminst.
Hij schrapte de ondertitel: "voor
kinderen", omdat het nooit zijn,
bedoeling was geweest voor de jeugd
te schrijven. Het Deense woord
Eventyr heeft dan ook een brede
betekenis dan alleen maar Sprookje.
Andersen zelf gaf de voorkeur aan
het woord: "Vertellingen".
Buiten Denemarken werd hij snel
bekend en zelfs beroemd, maar hij
bleef financieel afhankelijk van de
familie Collin en een toelage van de
koning. Veel later, toen hü in zijn
eigen land meer waardering kreeg
en eindelijk behoorlijk werd betaald
voor zijn werk, waande hij zich nog
altijd arm. Op zijn zestigste jaar
kocht hij voor de eerste maal in
zijn leven een eigen bed.
Knipsels
Alle eerbewijzen, titels, ridderorden
en huldigingen die hij deelachtig
werd, verhinderen niet dat hij zich
bedreigd en eenzaam bleef voelen.
Hij was "woordblind" leerde nooit
behoorlijk een vreemde taal spreken
en schaamde zich voor de vele
spelfouten waarvan zijn manuscrip
ten wemelen. Dat vele van zijn
tijdgenoten met "dat vat vol
tegenstellingen" geen raad wisten is
duidelijk. Hij was als schrijver
geniaal, als mens een kind. Hij had
altijd een schaartje bij zich
waarmee hij voor de kinderen van
zijn gastvrouwen silhouetten knipte
uit zwart papier. Toch was hij geen
echte kindervriend, maar voelde zich
in hun gezelschap veilig. En dat
voor een man die bü alle beroemde
Europese auteurs logeerde en
dikwijls door de Deense koning aan
tafel werd genodigd.
De "Eventyr og Historier"
"Vertellingen en geschiedenissen
zou men kunnen vertalen, zijn wat
stijl en vorm aangaan van een
ongekende schoonheid, maar dat is
niet alles. Het zijn verhalen met een
dubbele bodem wat het dagelijkse
leven van de schrijver zelf betreft.
De 156 sproken vormen met elkaar
de innerlijke verwerking van zijn
eigen ervaringen en gedachten.
Achter de toverachtige fantasie gaat
vaak een harde realiteit schuil,
waaraan scherpte en zelfs venijn
niet vreemd zijn. In dat opzicht was
de onevenwichtige, naïeve zwerver
een volwassen man en een
uitstekend mensenkenner, hoewel hij
daar in zijn dagelijkse leven weinig
gebruik van maakte. De ware
Andersen is alleen terug te vinden
in zijn werk.
Hij overleed op de vierde augustus
1875. Zijn uitvaart werd een natio
nale gebeurtenis.
Nieuwe uitgaven
Ter gelegenheid van dit Andersen-
jaar komen er vele herdrukken van
zijn sprookjes in de handel. Helaas
ook weer zogenaamde "bewerkingen
Voor zulk letterlievend geknoei",
moesten uitgevers zich schamen.
Binnenkort verschijnt er tot veler
genoegen een rijk geïllustreerde
biografie over Andersen, geschreven
door mevrouw drs. Helene van
Woelderen met als titel: "Wie anders
dan Andersen", uitgegeven door W.
van Hoeven te Baarn.
Bij de "Walburgpers" te Zutphen
wordt in de vertaling van Hans
Reeser alles gebundeld wat betrek
king heeft op de reizen van
Andersen door Nederland.
De tijd dat dit land over de grens gedachten opriep aan
klompen, molens en dameszwemmen, is geweest. Houten schoe
nen ziet de buitenlander bij zijn bezoek niet anders dan achter
de vitrines van de souvenir-shop en dan nog met een prijs
kaartje dat „Dfl. 20,-" vermeldt. De Stichting De Hollandse
Molen kampt in haar nostalgisch streven de wieken draaiend
te houden met een even chronisch geldtekort als de koninklijke
Nederlandse Zwembond. Grote dochteren bracht dit land voort
sinds Marie Baron in de twintiger jaren voor de snelste vrouw
ter wereld in het water doorging. Twee jaar voor de latere
film-Tarzan Weismüller in Amsterdam als Olympisch zwem
mer furore maakte, dook Marie plotseling op. Ze was de eerste
in een onafzienbare rij, maar sinds elders een veel gunstiger
zwemklimaat werd gecreëerd, wordt de lijst Braun, Masten
broek, Schumacher, Van Vliet, Wielema zo goed als niet
meer uitgebreid: Hollandpromotion via het dameszwemmen
lijkt alle inspanningen ten spijt een niet meer haalbare zaak.
vogelenpoep veroorzaakte migraine
hebben opgelopen. Maar sommigen
hielden het erop dat de ware oorzaak
van hun stoppen een ouderwetse en
achterhaalde trainingsmethode is ge
weest.
Sindsdien wordt er meer gesproken
over een wat gematigder aanpak.
Wat in de ogen van tegenstanders
zal resulteren in nog grotere
achterstand ten opzichte van de
grote zwemnaties. De tijden, zoals
die onlangs bij de in Deventer
gehouden winterkampioenschappen
uitvielen, leken wat dat betreft een
duidelijke vingerwijzing.
Teun Verboon zo maar een
zwemtrainer. In Vlaardingen heeft
hij met Theo Romeyn en Jacques
Bot de technische leiding in handen
van een club met ruim 1200 leden.
Wat opvalt, is dat Verboon het
zelfde zegt als bonds-coördinator
Bert Sitters. Het komt er op neer
dat Verboon met klem de publicaties
tegenspreekt als zou er over de
breedte genomen een terugslag zijn
geconstateerd, vergeleken met vorig
jaar.
Verboon"Ik heb me daaraan
geergerd. Vergeleken met vorig jaar
gaan we nu anders te werk. Waar
we toen naar twee pieken toewerk
Door
Ger Stalk
De strijd met landen als de DDR en
de Verenigde Staten is een
oneerlijke geworden. De weten
schappelijke aanpak, zoals Oost-
Europa, die kent en de voordelen
die anderzijds de Amerikaanse
college-girls hebben, dreigen de
kloof steeds breder te maken. In een
klimaat, waarin het recreatieve
zwemmen met alle voor de
zwembad-directies financiële voorde
len vandien, het wedstrij dzwemmen
meer en meer verdringt, moet Je Je
afvragen of het mogelijk is hen, die
dagelijks hun kilometers maken
blijvend te motiveren. Iets anders is
dat professor Diepenhorst dienaan
gaande vorig Jaar in de Tweede
Kamer aan de orde meende te
moeten stellen dat het een en ander
niet verantwoord zou zijn.
Sinds Hansje Bunschoten en Anne-
marie Groen geveld werden door het
zogenaamde „virus van Naarden"
kreeg Diepenhorst wat medestan
ders. De pupillen van de immer op
geiteharen wollen sokken aanwezige
Ma Bunschoten zouden een door
Instructies van trainer Teun Verboon. Het is kwart over zes in de morgen
ten, hebben we nu met een ding
rekening te houden. Wat dit jaar
telt, is Cali, waar de wereldkam
pioenschappen worden gehouden.
Logisch dat er dit keer van meer
geleidelijkheid sprake is. Wat me
pijn doet is al die ongenuanceerde
kritiek op de zwemsport.
Volwassenen maar ook de kinderen
op school doen daaraan mee.
Wanneer een kind op een verjaar
dag, van zijn moeder te horen krijgt
dat-ie vroeg naar bed moet, zijn die
reacties er al. Anderzijds zeggen de
schoolkinderen tegen de leerling die
's morgens vroeg traint: Je lijkt wel
gek om zo vroeg uit Je bed te
komen. Negatieve kritiek leveren op
de zwemsport schijnt mode te zijn.
Maar geloof me, er is er niet een bij
VZCdie het niet graag doet. Zodra
dat wel zo is, mogen ze zelf
beslissen of ze door willen gaan of
niet".
Verboon spreekt vervolgens als zijn
mening uit dat het voor een land
als Nederland een prestatie blijft
om ver achter bevoorrechte zwem
naties als de DDR en de Verenigde
Staten in de wereld door te gaan als
derde. Hij: „Het begint al bij het
onderwijs. Ik ben vijftig maar de
kinderen op school zwemmen nog
altijd dezelfde 25 en 50 meter die ik
destij d moest afleggen.
In Amerika wordt ieder talentje
opgesprokkeld en onmiddellijk op
een college geplaatst. Karin Ressang
plukt daar nu de vruchten van.
Wanneer je de prestaties, die hier
worden verricht afweegt tegen de
tijden, zoals die in de DDR worden
gerealiseerd dan wordt er hier goed
gewerkt. Alle medische kennis in de
DDR ten spijt, is het natuurlijk wel
zo dat ze toevallig een stel
naruurtalenten in een generatie
hebben zitten. Ik vraag me eveneens
af hoe het komt dat de heren niet
veel harder gaan in Oost-Duitsland.
Onder Sitters is een sfeer gescha
pen, die beter is dan ooit. We
hebben een centrale training in
Amersfoort, die rendement oplevert,
daarvan ben ik overtuigd. Ik geloof
bovendien dat we momenteel veel
talent in huis hebben. Die jongens
van Woutering, Fred Eefting, Henk
Elzerman en onze eigen Rob de Gier
zijn allen in staat om straks
wereldtijden te maken."
Verboon komt met een dossier
aandragen. „De nieuwe aanpak is
binnen enkele jaren merkbaar. Ik
heb hier de tijden van Eline Herfst.
Een piepjong ding. Heeft 1.03.4
gezwommen. Hier Ineke Ran.
Maakte al 1.01.5. Mariktszka van der
Linden, een Rotterdamse: 1.19.8 op
de school.
We krijgen gegarandeerd een stel
toppws. Je moet Je ook niet
spiegelen aan Enith Brigitha. Er
zijn er drie of vier op de wereld, die
aan 57 seconden kunnen denken. De
KNZB is zo verstandig om zoveel
mogelijk jeugd internationale erva
ring te laten opdoen. Dat is een
enorm winstpunt. Wat dat betreft is
het te hopen dat Sitters aanblijft.
Enorm wat die man doet.
Lezingen houden, trainers opwerken,
motiveren. Het gaat niet van de ene
op de andere dag. Je moet het de
tijd gunnen. Bovendien hebben we
ook dat wetenschappelijk onderzoek
in Wageningen. Geloof me, het staat
er niet slecht voor met het zwemmen
in Nederland".
Vraag aan Teun Verboon: is
zwemtraining afstompend? Hij: „Die
zaak met Ma Bunschoten heeft de
zwemsport geen goed gedaan.
Goddank zijn we geen zwemfabriek,
want dan zou ik stoppen. We houden
hier rustig een feestavondje, daar
gooi ik een training voor opzij. Het
moet leuk blijven. Ik heb een
moeder van 25 jaar op de club. Ze
heeft een zoontje, maar ze kan het
niet missen, dat zwemmen.
Iedere dag is ze er. Neem Diane
Edelij n. HAVO-scholiere. Als -ze
geen zin heeft om te komen, blijft
ze weg. Haar zaak. Maar in Parijs
maakte ze met haar 14 jaar wel
spelenderwijs 1.06.69 op de 100 rug.
Dat betekent dat ze de twaalfde is
op de wereldranglijst. Onder de
omstandigheden zoals die in Neder
land mogelijk zijn, wordt er
fenomenaal gewerkt."
Verboon tot slot: „Je moet het niet
overdrijven, dan blijft het plezierig.
Met Ada Pors is het altijd in
stijgende lijn gegaan. Ik zeg, meisje,
Je moet er niet gek van opkijken als
het een keer minder gaat.
Op een gegeven moment komt zo'n
kind tegen de minuut te zitten. Dan
gaat het om honderdsten van een
seconde. Ik vind dat zo'n meisje
daarop moet worden voorbereid.
Laatst keek ze een beetje sip, toen
het ietsje tegen viel. Ik zeg meisje,
dat is toch niet erg. Morgen beter."